De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 14 juli pagina 7

14 juli 1917 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

14 Juli '17. - No. 2090 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND NEDERL. HUWT BOLLAND'S BUSTE CENTS S1GAAB IIIIIIIIII1IIIIIHIIIIMUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIH Herodias-Opvoering in het Stadion De heer Koopman, directeur der Necïerl. Opera, heeft, naar wij hopen, ten deele onbe wust, eene daad van artistiek vandalisme gepleegd, eene daad, die niet goed te praten is door het feit, dat een staf van geroutineerde technici in het operabedrijf dezelve met een uiterlijk schitterende mantel der liefde" heeft trachten weg te doezelen. Wat heeft de meest welwillende kunstcriticus te zeggen van deze groc" van Massenet, sterk ver waterd met Verdi- en Wagnerreminiscenzen ? Hij heeft eerder den muzikalen kwakzalver te tuchtigen, die deze bewerking in elkaar heeft geprutst. We willen nu maar niet denken aan een nomen est omen". Daarvoor heeft de heer Koopman ons reeds te veel goeds geschonken. Maar wie is wel de kunstzinnige raadgever in dezen geweest ? Merkwaardig is het zeker, dat bij de uiteenzetting in het tekstboek, die deze grootsch opgezette opvoering moest rechtvaardigen, reeds bij voorbaat eene soort amende honorable" gemaakt wordt voor de wijze waarop Jules Massenet op het Procrustesbed werd gelegd en pasklaar gemaakt. Voor zulk eene behandeling staat de toondichter van eene Manon" en Herodiade" toch te hoog! Misschien zijn er verzachtende omstandig heden aan te voeren; in 't belang der jonge instelling mochten wij onze bemerkingen allerminst verzwijgen. > Men heeft gemeend het publiek in massa door een waarlijk zeer geslaagd stuk ensc neerlngskunst te bewijzen, dat ook in Neder land met uitsluitend Nederlandsche krachten op dit gebied iets te leveren is, dat kan concurreeren met ondernemingen in het buitenland. Daarin is men schitterend gegeslaagd in de eveneens op buitenlandsche leest geschoeide omgeving van het stadion, hetwelk helaas in letterlijken zin nog maar langs nen'weg te bereiken is, die niet op buitenlandschen maar integendeel op echt knus-oud-Hollandschen geest geschoeid is! In dit geval een praktisch nadeel, dat levens gevaar niet geheel denkbeeldig doet zijn. Gaarne zouden we daarom de betrokken gemeentebesturen zooveel durf toewenschen als onzen opera-directeur, die in het afgeloopen seizoen op muzikaal-dramatisch ge bied werkelijk bewijzen te over heeft ge geven, de rechte man op de rechte plaats te zijn, niet het minst in de keuze en samen stelling van zijne artistieke krachten. In' het heengaan van Richard Heuckeroth heeft men een gevoelig verlies geleden. Toch meenen we, gegeven een debuut onder zoo veeleischende omstandigheden, reeds nu te kunnen voorspellen, dat men in den nieuwen dirigent Willem Harmans eene goede keuze heeft gedaan. Als deze verwachting bewaarheid .mocht worden, dan mogen we van zulk een per soon verwachten, dat hij zijn invloed zal aanwenden den weg der Nederlandsche opera vrij te houden van een streven in de richting van het sensationeele, dat voor deze enkele keer misschien te excuseeren valt, omdat menig Hollandsen oor nog OostIndisch doof is, wanneer het de eigen taal moet aanhooren. Op den duur raden we den heer Koopman, van de groote trom een zeer spaarzaam gebruik te maken. Dit instrument kan op een gebied, dat mér beoogt dan terrein van publieke vermakelijkheid, gevaar, lijk worden. Mr. H. M. VAN LEEUWEN Cor Ruys' twaalf en een half-jarig Jubileum The Quality of Mercy is not strain'd; It droppeth, as the gentle rain from heaven... SHAKESPAERE'S The Merchant of Venice IV, I. Op de Londensche Board Schools, de openbare stads lagere scholen, dresseert men de kinderen volgens Prui sisch systeem, en dwingt men ze gedichten uit het hoofd te leeren. Elke kleuter van 9 jaar in de Londensche achter buurten zegt voor een penny Longfellow's Village Blacksmith en passages uit Shakespeare voor u op. Natuurlijk speelt Portia's beroemde speech over The Quality of Mercy daarbij een hoofdrol. Ik geloof niet, dat ik in be wondering voor die woorden van den grooten dichter ooit ben te kort geschoten, ook al behoort The Merchant tot die van Shakespeare's blijspelen, welke ik 't minst waar deeren kan, maar ik heb me nooit kunnen ontwennen het te betreuren, dat andere dichters niet andere eigenschappen hebben bezongen, die ook als een milde regen uit den hemel vallen." Evenzeer als de genade en de grootmoedigheid, leven er andere deug den in de menschelijke ziel, welke van hemelschen oorsprong zijn, en onder deze is de humor niet de geringste. Ik heb hieraan moeten denken, bij een voorstelling in het Centraal-Theater deze we/»k, toen Cor Ruys er zijn prachtige imitaties ons schonk. Het is in dit land zözeldzaam, dat de hemelsche eigenschap van den humor als een zachte en malsche regen op onze dorstige harten neerdaalt, dat een uitbundige vreugde over de ondervonden verkwikking alleszins geoorloofd lijkt. Achter mij zat een jonge dame, die zóó heeft zitten lachen om Ruys als Royaards, dat de tranen over haar wangen biggelden. En waarlijk, het was innig IlsT lEÜET S T .A. 3DIO HST Teekenlngen voor De Amsterdammer" van Is. van Mens l *_V«N M£ N* . HEROUIR5." H . i\uBBlNJCfl' grappig, wat deze veelbelovende jonge tooneelspeler deed. Het geheim van Ruys' imitatie-talent schuilt in zijn muzikaliteit, want 't zijn de intonaties van z'n slachtoffers, welke hij 't dichtst benadert. Hij sleept meer nog mee door de buiging van z'n stem dan door de lenigheid van z'n gebaar, ook al schiet hij in plastiek in geenen deele te kort. Het is fantastisch, wat hij doet, doch 't blijft immer sober en beschaafd. Van Rooyaards krijgen wij, behalve dan de uitlaaiende, flak kerende stem met de dwaze toontjes en de vreemdsoortige accenten, het ondeugdverwezen, glunderend-toegeknepen gezicht. Van Louis de Vries de quasi-ingehouden teemende stem met de droge, insinueerende intonatie, waar zich de zoetige gelaatstrekken, de half-geloken pogen en 't slappe handje zoo wonderwel bij aansluiten. Jan C. de Vos zien wij voor ons staan met. zijn glibberig buikje, juist tot rust gekomen na zijn dribbel gangetje. Wij hooren zijn goedmoedig-leuterend zanik-stemmetje lijzen, en begrijpen eigenlijk slechts half, dat er zooveel van wat hij beweert nog tot z'n recht komt, terwijl wij innerlijk beteuterd staan over de koele, satirjeke ontgoocheling, die in dezen typischen Hollander bestorven ligt, Dan ver schijnt de groote Louis. En ook thans trof me sterk, wat me een jaar geleden trof, toen ik Ruys Bouwmeester hoorde namaken. Toen was 't in De Pruimenboom, en in het klets-versje van Van Alphen liet Ruys Bouwmeester een breed-menschelijke ont roering leggen, waardoor je tranen in je oogen kreeg. Ruys wordt zulk een zuivergestemd medium als hij imiteert, dat de zielen zijner sujetten bezit van hem nemen, en ge ze met hun goede zoowel als met hun kwade eigenschappen vertoond ziet. Zijn vereerende liefde voor Louis Bouwmeester is zóó intens, dat Bouwmeester's grootste hoedanigheid: het gevoelige, meewarige, deernis-bezittende algemeen-menschelijke in zijn spel, in de imitatie volledig doorstraalt en ontroeren doet. We ontvangen den groot sten Nederlandschen acteur niet alleen in het uiterlijke van z'n gekromde vingers, z'n korrelig, tragisch geluid, doch we voelen ook het innerlijk van dezen gemelijk-verwenden, teleurgestelden, bitteren oude. Ten slotte verschijnt dan de zoo sympathiekspraakgebrekige Guus Kiehl, die me altijd aan Dicken's Micawber denken doet, in z'n ouderdom, zijn schalkschheid en z'n onver woestbaar en levenswijs-blijmoedig opti misme, en ook hier is Ruys goedig en waardig. Nu is er een bizondere omstandigheid hem gunstig geweest. Men heeft namelijk een uitstekend stel parodieën geschreven voor deze zijn nieuwe imitatie-poging. Op den duur werd De Pruimenboom wat dor en zag onze namaker naar nieuwe voorwendsels uit. Pratend met een oprecht vereerder, iemand die den humbug van vele jubilea heeft mede gemaakt, ried deze hem aan: Imiteer de speeches bij het jubelfeest van een gevierd actrice, meneer." (De oprechte vereerder in quaestie zegt namelijk, als-ie 'n goede bui heeft, achter eiken zin meneer".) Top", zei Cor Ruys, ik ben 'r. Toevaliig ben ik nét twaalf en een half jaar aan 't tooneel. Maak u nou een stuk of vijf goede toe spraken voor me, en klaar is Kees." De oprechte vereerder, die zoo dikwijls meneer" zegt achter z'n volzinnen, tenminste als-ie'n goede bui heeft, hield woord, maar hij bedong n voorwaarde: dat zijn naam als schrijver der parodieën niet genoemd zou worden. Als de heeren critici weten, dat ik de auteur ben, laten ze 'r geen stuk van heel," oor deelde de meneer"-meneer, buitengewoonwijs. De pers, die den naam van hem, die Ruys aan z'n oer-komieken tekst hielp, niet kende, heeft de vertooning eenparig en (naar verdienste) hemelhoog geprezen, en dus vind ik het erg pikant hier te kunnen mededeelen, wie op zulk 'n rake en geestige wijze de karakteristieken geschreven heeft voor de vermakelijke caricaturen, die Ruys thans eiken avond in het Centraal-Theater plastisch verbeeldt. Trouwens, er zullen wel eenige schrandere bollen onder 't publiek geweest zijn, die gevoeld hebben uit wiens pen de leuke, parodistische charges op Louis de Vries' Soesoehoenari van Soembawawa en op de rijm-manie der gebroeders van Lier, ge vloeid zijn. Welnu, dames en heeren, de auteur in quaestie... is niet Herman Heyermans, niet Koos Speenhoff, niet Nappie de la Mar, niet Frederik van Eeden, niet Charivarius, zelfs niet Bernard Canter! Ge hebt 't reeds geraden, niet waar? Hij heet Barbarossa, bijgenaamd J. C. Schröder, meneer! SIMON B. STOKVIS L

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl