De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 28 juli pagina 1

28 juli 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 2093 Zaterdag 88 Juli A* 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON j Prijs per No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loopen per jaar | P UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM | | Advertentiën ^malag O.35 p. regel^binnenpag. f 0.40 p. regel | UITGESCHREVEN DOOR De Amsterdammer" Weekblad voor Nederland Door de Kedactie en de Uitgevers van De Amsterdammer" Weekblad voor Nederland, wordt een Prijsvraag uitgeschreven voor een als de beste uit te kiezen Novelle of Schets, bestemd om te worden opgenomen als feuilleton in De Amsterdammer": VOORWAARDEN Omvang: Manuscript: Inzending: De omvang moet niet minder zijn dan 2000 woorden en niet meer dan 4000 woorden. De copy moet met machineschrift geschreven zijn op papier aan n zijde. De inzending dient plaats te hebben vóór 15 Augustus 1917 aan het adres der Uitgevers van Holkema .en Warendorf, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het manuscript moet een opschrift, spreuk of pseudoniem dragen, welk opschrift enz. herhaald worden op een bijgevoegde enveloppe, waarin vermeld wordt het volledige adres van den afzender voor eventueele terugzending. BEKRONINGEN Uitgeloofd worden 15 prijzen, ter waarde van f550.?en wel: Een Ie prijs van f 125.?, een 2e prijs van f75.?en 3e prijs van f50.?en vervolgens 12 prijzen van 25-. JURY De ingezonden bijdragen zullen beoordeeld worden door een Jury bestaand uit: CYRIEL BUYSSE Dr. FREDERIK VAN EEDEN TOP VAN RHIJN?NAEFF AUTEURSRECHT De bekroonde bijdragen worden opgenomen als feuilleton in De Amsterdammer" Weekblad voor Nederland. Dadelijk na de opname in De Amsterdammer" herkrijgt de auteur het volle auteursrecht over zijn bijdrage. limMMllHlliiiimmin , INHOUD ; Bladz. l: Economische Ketenen, door ' v. H. Bnitenl. Overzicht, door G. W. Ksrnkamp. 2: De toestand in Rnsland, teekening van Jordaau. Onze bedreigde Bosschèn, door L. J. van Balen. Drie jaren mobilisatie, doorFlavius. Krekelzacg, door J. H. Speenhoff. Beschouw njfen, door dr. F. van Eeden. 3: Thorbeoke en Cort yan der Linden, door E. van Baal 18. Staatsinmenging. Correspondentie. 5: Voor Vronwen, door Elis. M. Bogge. Uit de Natunr, door Jae. P. Thflsse. 7: Tentoonstellingen, door Plasschaert. Rust (vers) door H. Salomonson. Waaozin's tempel, teekening yan George yan Baemdonok. Muziek: Nederlandsche Componiste», door mr. H. M. yan Leeuwen. 8: Het Geboortejaar yan Dodonaens, door dr. Honger. Juist nu (roeiwedstrjjden te Rijswijk) door Friso. Technische Knbriek: Het fotografeeren yan kogels in hun vaart, door dr. J. F. yan Oss. 9: Financiën en Economie, door jhr. mr. H. Smissaeit. 10: Boekbesprekingen, door A> B. van Tienhoven en Dirk Breebaart. Uit het Kladschrift yan Jantje. Feuilleton: De Bruiloft, bewerkt door Arn. Saalborn.?De Anarchie in Bnsland, teekening yan Joh. Braakensiek. Schaakrnbriek, red. dr. A. G. Olland. Damrnbriek, red. K. C.'de Jonge. Bijvoegsel: Nederlands's Neutraliteit geschonden. teekening yan Joh. Braakensiek. ECONOMISCHE KETENEN j De oorlog gaat zijn vierde jaar in. Was, voor wie goed toezag, deze lange duur reeds spoedig na den aanvang waar schijnlijk, zoo kan men nu ook zeggen, dat nog op ettelijke jaren meer te reke nen valt. Eene verwachting, welke trou wens in de voornaamste oorlogvoerende landen bevestiging vindt. Overziet men bij 't ingaan van dezen nieuwen jaarkring de positie van ons land, dan staat zij wel in het teeken van den toenemenden economischen knel. Niet politieke overheersching dreigt thans in de eerste plaats. Evenmin militaire overmeestering. Maar: economische afhankelijkheid. Het wordt thans recht algemeen ge voeld. En wij staan eerst aan het begin. Tevens wordt daarbij nog iets anders duidelijk: dat deze economische afhan kelijkheid óók tot een vorm van staat kundige verzwakking leiden kan. Op een zeker punt is de scheidings lijn niet meer nauw te trekken. Worden de economische banden dik en sterk genoeg, zoo kan daarmee van' buiten lands een bijna even groote heerschappij worden uitgeoefend, alsof het om directe politieke inmenging ging. Het is juist in den loop der eeuwen steeds een van de steunpunten voor het kleine Nederland geweest, dat krachtige binnenlandsche welvaart en zelfgenoeg zame binnenlandsche productie, ons in staat stelden 't hoofd te bieden aan eco nomische overmachten, waaraan bijvoor beeld een land als Portugal reeds spoe dig is vastgelegd geworden. Zelfs hebben wij door onze kapitaalkracht soms groo tere mogendheden tijdelijk naar ónze bedoelingen weten te dwingen. Tóch zijn de gevolgen van economische gebondenheid reeds vroeger ook voor onze staatkundige positie een ernstig gevaar geweest. Men behoeft b.v. slechts te herinneren, dat na den grooten wereldoorlog in 't begin van de 18e eeuw, de Nederland sche handel zóó ontzaglijke geldvorde ringen op Engeland verkregen had, dat de rijkdom van dit schuldeischerschap zelf, onze verdere politiek langen tijd veel meer dan lief was aan die van Groot-Brittanniëgebonden heeft ge houden. En wanneer ons groote publiek juist in de laatste dagen, bij de besprekingen over de Export-Centrale, heeft kunnen vernemen voor hoevele millioenen onze uitvoerhandel gaandeweg aan Duitschland crediet heeft verstrekt, is het dui delijk, dat deze Schatzscheine" ook de draden bevatten, waarlangs andere dan zuivere finantieele invloed uitgeoefend worden kan. Het is ten slotte de kunst van een handig schuldenaar, te zorgen er zóó diep in te steken, dat hij zijnen schuldeischer aan 't lijntje heeft. In zooverre kan het Duitsche streven, om naar Nederland zooveel mogelijk met crediet te betalen, niet alleen een commercieele, maar voor de toekomst ook een politieke beteekenis hebben. Het excedent aan uitvoer naar het Oosten, 't surplus dus boven de invoeren welke wij van dien kant noodig hebben, moge voor den man van zaken en den producent, met name land- en tuinbouw, ja, voor de economische theorie, als een heugelijk verschijnsel van nationale ver rijking te begroeten zijn. Het kan niet temin dergelijke afmetingen aannemen, en het dreigt zelfs zulks te doen, dat eene overmatige afhankelijkheid van den schuldeischer tegenover den schul denaar er uit voortvloeit. Men staat nu eenmaal vaak vrijer tegenover iemand, van wien men minder te vorderen heeft. Voorzoover dan ook de Export-Centrale er op is aangelegd om te bevorderen, dat in de eerste plaats meer waren tegen waren worden uitgeleverd en in 't al gemeen minder lange credieten ten laste van het buitenland blijven bestaan, in zooverre moet men haar begroeten, niet alleen als een middel tot regeling van de handelsbalans, maar niet minder als een middel tot verdediging onzer politieke, evengoed als van de economi sche onafhankelijkheid. En zal deze Centrale er wellicht, in verband met de verandering in de wijze van credietverleening, toe leiden dat de uitvoer in omvang afneemt, dan kan dit wegens voor de hand liggende econo mische belangen een nadeel worden ge acht. Maar dan is er voor de zelfstandige politieke positie van ons land zelfs een voordeelige kant aan. In vredestijd en in tijden van zorge loosheid zijn levendige productie en uit voer onverdeeld begeerlijke zaken. In tijden van wereldoorlog evenwel, als welke wij thans beleven, kan 't oogenblikkelijk voordeel duurzame gevaren in de hand werken. Het evangelie van het internationale verkeer wordt nu eenmaal onder 't ge bulder der kanonnen en het geritsel der groote staatkundige oogmerken tot zwij gen gebracht. * * * Kan op deze wijze de macht van 't crediet verkeerd worden,?duidelijker nog ziet een ieder de beteekenis der afhan kelijkheid, op het gebied van de goederenvoorziening. Hier behoeft niet veel meer op ge wezen. Blokkade ter zee. Rantsoeneering uit het westen. Zoo houden de geallieer den de teugels van den graantoevoer, het veevoeder, de petroleum, het zaad, enz. in de hand. Duitschland riddert door steenkolen, door zout. Ook hier huist, waarom 't te verbloe men, in de economische afhankelijkheid een onwelkome kiem voor verder rei kende overmacht. De toevoeren bieden een middel, om een land, dat zich zelf niet redden kan, naar de hand te zetten. Dit middel werkt evenmin voor den duur des oprlogs alleen. De uitvoer- en tarievenpolitiek van daarna, kunnen eveneens tot afhankelijkheid leiden. Ook in dit opzicht strekt zich de economische macht veel verder dan 't gebied van het commercieele en van 't stoffelijke leven uit. Ook hier loopt de geheele nationale zelfstandigheid gevaar,. Ook hier moet daarom een volk als het onze, wil het blijven voortbestaan naar zijn eigen wil, zich zooveel mogelijk rekenschap geven en teweer stellen. Ook hier is 't daarom zaak, econo mische grondstellingen te herzien, en de eigen zelfgenoegzaamheid te vergrooten. Wij spreken nu niet voor na den oorlog. De handels- en bedrijfspolitiek van dan komen wel nader aan de orde. De zorgen van het oogenblik wijzen naar wat voor de hand ligt: naar het tijdvak van oorlog, van toenemenden oorlog, dat nog te wachten staat. Hiervoor geldt niet minder de leus, dat zoo groot mogelijke economische onafhankelijkheid jegens het buitenland ook hare groote internationaal-politieke waarde heeft. Wij kunnen den tijd nog zien aanbre ken, dat het Nederlandsche volk er zijn kracht en redding in zal vinden, evenals eene belegerde stad, een tijdlang geheel afgesloten te kunnen leven. * * * Daarom moeten, de toestand aldus bezien, ook hier verschillende economi sche beginselen tijdelijk worden verlaten, almede wegens de staat ""slangen, die er tegenover staan. Het is dan geen afdoende argument, dat sommige uitvoerproducten hier ren dabeler kunnen worden voortgebracht dan andere, voorbinnenlandsch gebruik. De hoofdrol, die de uitvoer blijft spelen, mag alleen nog zijn de bevordering van noodzakelijken import aan grondstoffen en levensbehoeften. ' Ook wat de binnenlandsche productie betreft, moeten beginselen gewijzigd. Met name de vraag van productie- en exploi tatiekosten vermindert geheel in gewicht. Het komt er niet meer op aan, of 't noodige op eene redelijk voordeelige wijze kan worden voortgebracht, maar alleen: of 't voortgebracht worden kan. 't Overige wordt bijzaak. Natuurlijk blijft 't verstandig, invoeren van buitenaf zoover 't op behoorlijke wijze kan, te lokken. Maar daarnevens moet aan de econo mische zelfgenoegzaamheid gewerkt. In 't bijzonder aan de industrie en aan de vindingrijkheid zijn hier geheel nieuwe eischen te stellen. Moet niet, bijvoorbeeld, nu de steenkool en de beweegkracht zooveel moeilijker zijn te erlangen, op nieuwe wijze de aandacht worden gewijd aan de proble men van onze natuurlijke beweegkrachten als: de stroom onzer groote rivieren, de golfslag der zee, en ebbe en vloed? In normale tijden ter zijde gesteld, als niet in economischen vorm te be reiken, staat men voor zulke vraag stukken nu geheel anders, omdat de kosten er minder op aankomen. Wan neer de bronnen van electridteit, van warmte, van mechanische kracht, bij gebrek aan iets anders, maar kunnen worden verkregen! Met lof moet worden gesproken van de nieuwe vindingen, om afval tot be hoorlijk veevoeder te verwerken. Waarschijnlijk zal ook met de con~ serveer-techniek, bv. voor vleesch, voor melk, nog meer kunnen worden gepraesteerd, dan thans reeds geschiedt. Blijkens de onlangs behandelde en helaas gestrande plannen, kan een levens behoefte als zout op eigen bodem worden gewonnen. Nu hangen wij geheel van den invoer af. Is 't niet een allerernstigst belang, dat het plan tot binnenlandsche productie weer wordt aan de orde ge steld, zoodat wij ons tenminste voor dit onderdeel bevrijden van den dwang, die door den buitenlandschen zoutaanvoer op ons uitgeoefend worden kan, en op ons uitgeoefend geworden is ? Dit zijn eenige voorbeelden. Wat wij voorop wenschen te stellen, is, dat, desnoods op abnormale wijze, aan onze economische onafhankelijkheid moet worden gewerkt. Men zij zich toch van den algeheelen ommekeer, die uit den oorlog ook voor ons land voortvloeit, .bewust! De oorlog heeft ook ons nog verschil lende tijdvakken doen doormaken. Het eerste jaar was een tijd van schrik. Het tweede, van opleving. Het derde, van zorg. Het vierde en wat daar nog na komen mag, zullen zijn van nood! Zoo moeten wij ook economisch langs nieuwe mijlpalen heen. Wij naderen, van den tijd waarin beurtelings oorlogswinst productie, en distributie een rol hebben gespeeld, de periode van de binnenland sche productie tot eiken prijs. V. H. De oplossing van de crisis in Duitschland Veertien dagen geleden scheen het, dat er groote dingen op til waren in Duitschland. Zoowel in de binnen- als in de buitenlandsche politiek zou de Rijksdag zich doen gelden. Hij zou het oorlogsdoel aanwijzen en doorzetten, dat tot verantwoordelijke raadslieden der Kroon alleen mannen wer den benoemd, die het vertrouwen der volks vertegenwoordiging genoten. Op heelemaal niets is het niet uitgeloopen. Er is een motie aangenomen; er is zelfs een rijkskanselier ten val gebracht. Maar indien geen van beide gebeurd ware, zou de meerderheid van den Rijksdag niet veel minder bereikt hebben dan thans. Want het aftreden van Bethmann Hollweg beteekent niet, dat voortaan een nieuwe koers zal worden gevolgd. Hij is niet ge vallen, omdat hij de nieuwe beginselen afkeurde, volgens welke voortaan de regee ring van het Duitsche Rijk en van Pruisen zal worden gevoerd, want van zulke nieuwe beginselen is in de redevoering, waarmede Michaelis zijn ambt aanvaard heeft, niets gebleken. De eenige concessie, die de re geering deed: de belofte, dat het later in te dienen wetsontwerp ter regeling van de verkiezing der Pruisische volksvertegen woordiging niet de invoering van een meer voudig kiesrecht zou voorstellen, is nog door Bethmann Hollweg gecontrasigneerd. Wat zijn opvolger zet over de wenschelijkheid, dat er nauwer voeling zou komen tusschen regeering en parlement, dat er op de aanzienlijke posten mannen zouden worden geplaatst, die het volle vertrouwen genoten van de groote partijen in de volks vertegenwoordiging, had ook door hem gezegd kunnen worden, zonder dat het uit zijn mond vreemd had geklonken. In geen geval geven de bedoelde woorden het recht, een groote verandering van koers in de binnenlandsche politiek te verwachten. De nieuwe kanselier heeft een paar stevige slagen om den arm gehouden. Hij verklaarde zich bereid, een betere samenwerking van regeering en parlement te bevorderen, voor zoover dit mogelijk is zonder het bondstaatskarakter en de grondwettelijke grond slagen van het rijk te schaden"; aan de wenschelijkheid, dat de voornaamste regeeringsposten zouden worden bekleed door hen, die het vertrouwen der groote politieke partyen genoten, voegde hij het voorbehoud toe, dat het grondwettelijke recht van de rijksregeering om de politiek te leiden, niet mag worden bekort; ik ben niet van zins, mij de leiding uit handen te laten nemen." De Duitsche democratie is wel met weinig tevreden, indien zij met zulke halve toe zeggingen genoegen neemt! Genoegen neemt zij er ook eigenlijk niet mee maar in welke tamme bewoordingen gaven sociaaldemo craten en vrijzinnigen blijk van hunne on voldaanheid! Indien men naar een verklaring zoekt van het feit, waarom de Duitsche regeeiing nog altijd weerstand kan blijven bieden aan de pogingen tot democratiseering van het bestuur, dan vindt men die voor een deel in de onderworpenheid, waarmede sociaaldemocraten en vrijzinnigen zich laten welgevallen, dat zij met een kluitje in het riet worden gestuurd. Voor een ander deel vindt men die ver klaring in de houding van het Centrum. Een paar weken geleden scheen Erzberger, die niet de officieele leider van het Centrum is, de groote meerderheid zijner partij achter zich te hebben, toen hij in de hoofdcom missie van den Rijksdag den feilen aanval op het binnen- en buitenlandsch beleid der regeering deed. Maar op de politiek van het Centrum zijn nog altijd de woorden van toepassing, die men, met een kleine variatie van Luther's woorden op den Rijksdag te Worms, aan Windthorst, den eersten grooten leider dezer partij, in den mond heeft gelegd: Hier steh' ich, Qott helfe mir ich kann auch anders!" Het Centrum kan altijd ook anders; het kan een democratische politiek voorstaan maar het kan die ook weer in den steek laten. Zooals het nu gedaan heeft, op het laatste oogenblik; om welke redenen, laat zich nog niet nasporen. Als het Centrum standvastig was gebleven, zou de Regeering werkelijke concessies hebben moeten doen; nu kon zij volstaan met con cessies in schijn. Maar de democratiseering van het bestuur werd juist daarom gewenscht, omdat de Rijksdag invloed wilde uitoefenen op de leiding der buitenlandsche politiek, met name op de vaststelling van het oorlogsdoel. Heeft dan de meerderheid van den Rijksdag mis schien hare eischen van een parlementaire regeering voorloopig van het programma geschrapt, omdat zij het eigenlijk doel, een wijziging van de buitenlandsche politiek, heeft bereikt? Het lijkt er niet veel op. Indien men de zoogenaamde meerderheids-resolutie naast de rede van den nieuwen kanselier legt, dan blijft het volmaakt onzeker, of de laatste klopt op de eerste. De Nederlandsche AntiOorlog-Raad heeft er al een enquête naar ingesteld, maar is door de antwoorden ver moedelijk niet veel wijzer geworden. De hoofdmoot van de meerderheidsresolutie is: De Rijksdag streeft naar een vrede door overleg, waaruit een blijvende ver zoening der volken zal volgen. Met zulk een vrede zijn gebiedsverwerring door dwang en politieke, economische of financieele onderdrukking onvereenlgbaar." Michaelis heeft niets gezegd, dat tegen de strekking dezer woorden ingaat, maar ook niets, waaruit de gezindheid blijkt, om voor Duitschland genoegen te nemen met den status quo eri te trachten, zoo spoedig mogelijk op dezen grondslag vrede te sluiten. Zoo goed als zijn voorganger verstaat hij de kunst om over de vredesvoorwaarden zóó te spreken, dat zijne woorden verschil lende uitlegging toelaten. Evenals de meerderheid van den Rijksdag sprak Michaelis van den vrede bij over eenkomst en vergelflk" maar is een an dere vrede voor Duitschland nog waarschijn lijk ? De Duitsche keizer sprak eenige maanden geleden nog van een vrede, die door zijne overwinnende legers aan de vij anden zou worden opgelegd", maar een rijkskanselier, hetzij hij Bethmann Hollweg of Michaelis heet, zal daar een anderen kijk op hebben; zonder overeenkomst of ver gelijk zal hij een vrede wel niet mogelijk achten. Het komt er maar op aan, met welke voorwaarden de Duitsche regeering bij zulk een vrede door overeenkomst genoegen zal nemen. De vrede moet eervol zijn; hömoet de levensvoorwaarden van het Duitsche Rijk op het vasteland en overzee waarborgen; hij moet een grondslag vormen voor een duurzame verzoening der volken; hij moet een economischen boycot voorkomen in dit alles gaat de meerderheid van den Rijksdag met Michaelis^ accoord. Maar, zoo zei Michaelis ook, wanneer wij vrede sluiten, moeten wij in de eerste plaats bereiken, dat de grenzen van het Duitsche Rijk eens en voor altijd beveiligd worden. Hier houdt de zekerheid van de overeen stemming tusschen kanseliersrede en meerderheidsresolutie op- Beveiliging der gren zen voor eens en altijd": beteekent dit, dat tusschen Duitschland en Rusland een ko ninkrijk Polen moet blijven liggen, dat door militaire banden aan Duitschland verbonden blijft ? dat de westgrens van het Duitsche Rijk gedekt moet worden, doordat Duitsch land het recht krijgt om bezetting te leggen in Belgische vestingen ? Deze of dergelijke waarborgen kunnen bedoeld worden, wan neer men van beveiliging der grenzen" spreekt; zouden zulke waarborgen niet veel gelijken op een der vormen van onderdruk king, die de meerderheidsresolutie onvereenigbaar" noemt met den vrede, waarnaar de Rijksdag streeft? De rede van den nieuwen kanselier is er een a doubléusage, zoowel in de binnenals in de buitenlandsche politiek. Voorzichtig is zij; van kracht, van het besef van kracht getuigt zij niet. En toch is Bethmann Hollweg heen moeten gaan, omdat hij niet krachtig" genoeg was; omdat de conservatieven hem te slap vonden in het bestrijden van de democratie en hem afkeerig wisten van het gewaagde spel, waartoe zij hem in dezen oorlog toch meer en meer nebben gedreven; omdat de vrij zinnigen en sociaal-democraten alleen zijn goeden wil konden prijzen, maar niet zijne sterke daden. Hij is gevallen, omdat niemand hem meer steunde; ten slotte ook de Keizer niet, die toch lang in hem heeft geloofd. Waardoor Bethman Hollweg zich de on genade van den Keizer op den hals heeft gehaald, ligt nog in het duister. Maar ver korven heeft hij het bij hem. Wanneer Keizer Wilhelm in deze tijden voor den brief, waarin hij zijn Kanselier ontslag verleent, geen andere woorden vindt dan deze: dat hij zijne ambten met prijzenswaarde trouw" heeft vervuld; dat hij zijne uitnemende krachten en persoonlijkheid met succes" in dienst van keizer, rijk, koning en vader land heeft gesteld; dat hij hem in deze laatste, allergewichtigste jaren met raad en daad onvermoeid heeft ter zijde gestaan" en dat het hem een behoefte des harten" is om den heengaanden kanselier zijn innigsten dank" te betuigen voor de bewezen trouwe diensten" wanneer de Keizer zoo verre blijft beneden het peil van de welsprekend heid, die wij van hem gewoon zijn, dan moet de schuld daarvan bij Bethmann Hollweg liggen. De gewezen kanselier zal in de wijsbe geerte ook troost hiervoor vinden, dat hem niet ten deel viel, wat Bismarck, toen die heen moest gaan, cynisch noemde: ein Begrabnis erster Klasse." Een Bismarck was hij niet. Zelfs geen geboren staatsman. Een eigenschap daarvoor ontbrak hem althans. Een staatsman moet altijd den schijn wek ken, dat hij zelf heilig overtuigd is van het goed recht der zaak, die hij verdedigt. Door Bethmann Hollweg's redevoeringen heen, vooral bij de pathetische plaatsen, hoorde men dikwijls, dat hij zelf niet, of maar half, geloofde wat hij zei. De weelde van dit ongeloof is een staatsman vergund; maar hij mag er niet van doen blijken. 25 Juli 1917. G. W. KERNKAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl