De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 28 juli pagina 2

28 juli 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 28 Juli '17. No. .2092 GEVAARLIJKE ROES Teekening voor De Amsterdammer" van Jordaan Iwan! I wan! waak op!" Onze bedreigde Bosschen De bosschen van ons land, waarop wij terecht zoo trotsch zijn, worden met den ondergang bedreigd; overal wordt gehakt en gekapt, honderden arbeiders zijn, met zaag en bijl gewapend, bezig ons land van zijn natuurschoon te berooven, en dat op een wijze en in een mate, die het ergste doet vreezen voor de naaste toekomst. Het gebrek aan brandstof heeft deze hout woede veroorzaakt, de regeering heeft met haar vroegtijdige waarschuwing, dat de komende winter er een zou zijn, waarin kou geleden zou worden, niet anders bereikt dan dat een verwoede speculatie ontstaan is in alles, wat brandbaar is en niet onder de rantsoeneering valt; heel Nederland heeft zich geworpen op den handel in hout, heele bosschen worden verhandeld en gekapt, elke zagerij heeft druk werk om prachtige zware boomstammen tot brandhout-blokjes te reduceeren... en de eigenaars van het hout maken oorlogswinst l Niet ieder is in de gelegenheid, zich per soonlijk te overtuigen van de gevolgen dezer rage, niet ieder ziet de kale velden met duizenden boomstompen, de ontboschte land goederen, de van hun schilderachtige berken en slanke peppels ontdane lanen, de in woestenijen herschapen oprijlaan met zwaar, statig geboomte", waarvan «oo menige wandelgids thans ten onrechte nog spreekt. Zij, die deze verwoesting niet met eigen oogen aanschouwd hebben, kunnen zich toch een denkbeeld vormen van wat er met onze bosschen gebeurt, als zij de advertenties in onze groote bladen maar eens nauwkeurig lezen. Zij moeten maar eens optellen, wat er eiken dag per advertentie aangeboden wordt; talloos zijn de kleine annoncen, waarin brandhout wordt geadverteerd per 100,000 K.G., per waggon of per schip; BESCHOUWINGEN Oover doen en laten Het eerste Contact. Aangezien men een zeekere bepaaldheid verlangt in mijn weezen en uitingen, en die niet altijd oovereen gebracht kan wor den met mijn eigen bedoeling, zoo zal ik mijn beschouwingen wat anders indeelen, en niet langer spreeken van literair" of politiek" of wijsgeerig" maar ze onder scheiden in beschouwingen oover beelden en zingen" '~^- (kunst) oover denken en zeggen" (filosofie) en oover doen en laten" (politiek, economie enz.). Op die wijze blijft het duidelijker dat al die dingen kunnen gebracht worden in n gezichtsveld, en beschouwd worden van uit n gezichtspunt. Ze kunnen niet van elkander geheel gescheiden worden, als in waterdigte compartimenten, en het zijn dingen van algemeen belang, die ieder com pleet mensch min of meer moeten ter harte gaan. Ik heb altijd geprotesteerd teegen die neiging om mij in een of ander hokje te duuwen, als literator" of letterkundige" of filosoof". Al het menschelijke interes seert me en kan mij aanleiding geeven tot uiting. Ik beweer dat zulk een uiting recht van bestaan kan hebben, ook zonder dat ik in een deezer dingen een bizondere be voegdheid of een algemeene erkenning heb bereikt. Het schijnt soms wel of het bestaan als gaaf en compleet mensch geen waarde meer heeft, maar ieder tot specialiteit moet mismaakt worden. Hierteegen kom ik op, en ik zal mijn recht handhaven om mijn meening oover al de boovengenoemde dingen uit te spreeken ook al word ik, bij elk daarvan, in detailkennis door deskundigen oovertroffen. Ik zal .er oover spreeken als gewoon mensch, niet als expert, in zoover als elk gewoon mensch bij deze dingen gemeenschappelijk stoffelijke en geestelijke belangen heeft. Wat toch zou natuurweetenschap, poëzie, schilderkunst, wijsbegeerte, economie, politiek, hetzij filosofisch histo risch, hetzij praktisch en actueel, voor waarde en beteekenis hebben wanneer die zaken \iuui: 111,. HOL.LAND'8 £» BESTE W NT CENTS SU* AAR soms ook luiden ze kort en bondig tot iedere hoeveelheid", aldus vermoedens wek kend, dat in deze enkele woorden de onder gang van vele hectaren bosch besloten ligt. En een andere aanbieding luidt weer zoo kort mogelijk: te koop 400 H.A. dennen en eiken". Zoo worden heele landstreken ontboschtl Naast deze kleine annoncen treft men vele grootere aan, de openbare verkooping aan kondigend van groote uitgestrektheden bosch; een optelling dezer advertenties in een onzer groote dagbladen bracht me tot een totaal van 1700 H.A. bosch alleen in de maand Juni! Dit cijfer moge misschien laag schijnen als men het vergelijkt met de hoeveelheid van vele honderde vierkante K.M. bosch. die ons land blijkens de statistieken bezit; maar men moet niet vergeten, dat het mis schien maar een heel laag percentage is van wat er gekapt wordt, dat sommigen zonder meer dennenboschen" te koop aan bieden, dat er veel verhandeld wordt, dat niet behoeft geadverteerd te worden, omdat de koopers erop azen als vliegen op de honing, en dat de dennen, berken, wilgen, eiken, beuken en peppels niet alleen per H.A. worden geadverteerd, maar anderen weer deze boomen als brandhout aanbieden per tien- en honderdduizend; zelfs eenmillioen boomen werd kort geleden in den Achterhoek geveild! En onder deze millioenen boomen, dui zenden H.A. bosch en honderden scheeps ladingen zijn dan niet alleen de bosschen van Brabant of de Veluwe, waar betrekkelijk weinig aan verloren gaat, omdat er toch nog zooveel is, er zijn ook andere stukjes natuurschoon onder, die werkelijk verloren zijn voor ons land. Men kapt de peppels langs de wegen, de wilgen langs onze slootjes; men biedt heerlijkheden" en ridderhofsteden" van vele honderden H.A. niet tot gemeengoed kunnen worden zoo niet in hun diepste bizonderheeden, dan toch in hun strekking en algemeene uit komsten ? Zoo behoort de medische weetenschap zeeker in handen van specialiteiten te blijven, maar ieder gezond en normaal mensch behoort ook de hoofdzaken dier weetenschap, met name de hygiëne, eeven goed te kennen als hij de uitkomsten kent van astronomie, van mathematica en physica. En zeeker behoort de politiek die toch heel wat minder aanspraak kan maken op den naam speciale weetenschap" tot de dingen waarvan ieder volwassen mensch ik zal er zelfs niet aan toevoegen: ieder beschaafd mensch behoorlijke notie moet hebben. Het bestaan van experts en specia liteiten is noodzakelijk in natuur weeten schap en techniek, van-zelf-sprekend in kunst en wijsbegeerte, maar eer schadelijk dan gewenscht in alles wat men politiek noemt, niet te verwarren met organiseerend staats bestuur. Van uit dat cne gezichtspunt gezien, in dat gemeenschappelijk gezichtsveld, wordt ook het verband dier dingen duidelijker. Dan büjkt hoe datgene wat poëzie heet, of wijsbegeerte, onmiddelijk samenhangt met practische, actueele politiek. Niets is in deezen oorlog merkwaardiger dan de wijze waarop de menschen van doen en laten", de practische" menschen van de actueele" daad, zichzelven moeten binden aan formulen en theorieën, die reikep tot in het aller diepste van het menschelijk weezen. Ze moeten schermen met woorden als vrij heid", cultuur", menschenrecht", natio nalisme", bestaansrecht van kleine volken", en zoo voort, zonder dat ze ook maareenigzins de volle diepte deezer begrippen kunnen peilen. En het gebruik dier woorden staat hen niet vrij, naar eigen inzicht en wille keur, ze moeten ze aanwenden op bepaalde wijze, met bepaalde kracht, daartoe gedwon gen door het gemeenschappelijk inzicht der massa, die anders niet in beweeging te krijgen is, en wier beweeging toch onont beerlijk is voor hun eigen plannen en be doeling. Gelukkig de staatsman die voelt dat de massale inzichten vrij wel strooken met de zijne, rampzalig de heerscher die zich steeds in rhetorische bochten moet wringen om zijn eigen daadkracht met het golven en dringen der massa te doen samengaan. In deeze beschouwingen" wordt dus geen aan met de bijvoeging, dat zij zeer veel zwaar kapbaar bosch" bevatten, aldus ten duidelijkste, toonend, dat hier nog wat anders dan een gewoon dennenbosch" ver loren gaat. Telkens weer hoort men van hen, die zich ervoor interesseeren, over nieuwe landgoederen die met ontbossching bedreigd worden; en !de hout woede gaat zoover, dat men overgaat tot het kappen van de luttele boomen rond de boerderijen, dat het kreupelhout op de z g. houtwallen, de boschjes tusschen de akkers en weilanden en de berken langs de heidewegen het ont gelden moeten en heele landstreken zoo kaal worden als een veenlandschap. Dezer dagen werd in een advertentie van een hulpbrandstoffenhandel" (nieuwe oor logsindustrie!) de benaming slachten van bosschen" gebruikt; inderdaad, slachten is het wanneer men leest dat n Rotterdamsche firma 300 man personeel in dienst heeft en met 13 zaagtnachines werkt, om 79 verschillende bosschen in exploitatie te brengen"! Dagelijks wordt door deze onder neming 130 ton geslacht". De vraag rijst dan ook, of de regeering hier niet dient in te grijpen. Dezer dagen heeft minister Posthuma uiteengezet, waar om hij niet tot rantsoeneering van brand hout wenscht over te gaan; z.i. zal aan vulling der brandstoffenvoorraden met brandhout in den komenden winter zeer zeker nopdig blijken en is het dus zeer begrijpelijk, dat de meergegoeden zich van brandhout voorzien. Natuurlijk zal zich geen stem tegen die aanmaak van brandhout ten koste onzer bosschen verheffen, wanneer wij zonder dat brandhout in de koude zou den moeten zttten; maar de vraag is, of dan toch geen regeeringsmaatregelen ge wenscht zijn om het kappen van hout eenigszins te regelen en te beperken. Een regeling zal noodig zijn om te voorkomen, dat heele streken ontboscht worden; een controle op het kappen, een bepaling dat de boomen in de bosschen alleen om den anderen" gekapt mogen worden, een verplicht stellen van het aanvragen van vergunning tot het kappen van boomen, maximum-prijzen of iets dergelijks zou zijn uitwerking niet missen. En wat de beperking betreft: dat onze fraaie bosschen alleen gekapt mogen worden, wanneer ze voor een nuttig doel gebruikt worden, dat bijv. geen huizen met een dozijn kamers, waarin niemand woont, ver warmd mogen worden ten koste van Gelderland's mooiste sieraad, zal zeker ieders meening zijn. Natuurlijk zou een dergelijke controle een groote beperking van het beschikkingsrecht over particulier eigendom beteekenen, maar ons volk is in dezen crisistijd aan dergelijke beperkende bepa lingen (van de huurcommissie- en de schepenuitvoerwet o.a.) reeds lang gewend. Het is niet alleen ter wille van de natuur lief hebbers, dat een ingrijpen van regeeringswege gevraagd wordt; er zijn grootere belangen mee gemoeid. Sanatoria en streken, bekend als herstel lingsoorden, worden bedreigd met ontbos sching, wat wegneming der gezondheidbrengende factoren beteekent; dorpen, be kend en bezocht om hun natuurschoon, zullen door de zomergasten geschuwd worden wanneer de bosschen in den omtrek geslacht" zijn. Dezer dagen nog vermeldden de bladen, dat een bekend Veluwsch dorp dit lot bedreigde; het grootste deel der veel bezochte wandelplaatsen in de buurt was onder den bijl van den houthakker gevallen, en het overschietende werd met eenzelfde roemloos einde bedreigd. Dit is een geval, waaraan ruchtbaarheid gegeven werd; men mag aannemen, dat er tien tallen zijn, waarvan het publiek niets te weten komt, vóór op vandalenmanier het vernielingswerk volbracht is. Het is een algemeen Nederlandsen belang, dat hieraan paal en perk gesteld wordt; het vreemdelingenverkeer neemt een te belangrijke plaats in ons land in om de bedreiging der meest bezochte vacantieoorden van ons land op deze onverant woordelijke wijze te laten voortduren. Ongetwijfeld is wel een weg te vinden die deze, steeds te betreuren, ontbossching deel der menschelijke werkzaamheid buiten het gezichtsveld gelaten, ook niet de zoo genaamd practische actueele politiek, die niet anders is dan een moment-opname van het groote gebeuren. Maar wel wordt er onderscheid gemaakt tusschen politiek in den zin van organiseerend staatsbestuur hetgeen natuurlijk aan begaafde deskundigen moet worden oovergelaten en politiek in den zin van beoordeelend meedoen aan het staatsburgerlijke leeven, dat toch voor ons allen het bestaan van ons zelven en ons gezin onmiddelijk raakt. Dat is het doen en laten" waaroover ik mijzelven het recht toeken te oordeelen en mee te spreeken. Er is onlangs in ons land een gebeurtenis voorgevallen, waaraan betrekkelijk zeerweinig aandacht is geschonken en die toch een groote beteekenis heeft. De couranten hebben er even melding van gemaakt en er geen commentaren bij gegeeven. Alleen door prof. van Hamel is er in dit weekblad een kort stukje aan gewijd dat die moogelijke betee kenis deed uitkoomen : Ik bedoel de samen komst van Engelsche en Duitsche gedele geerden In den Haag, onder de auspicieën van onzen Minister van Buitenlandsche Zaken en onder voorzitterschap van een N'ederlandsch diplomaat, Jhr. Vredenburgh. Feitelijk is dit geweest, na drie jaren oorlog en drie jaren ook van stijgende ver bittering en haat, Het eerste contact tusschen de heide voornaamste teegenstanders. Het was de eerste maal dat officieele persoenen van beide naties, met mandaat en verant woordelijkheid, direct met elkander ooverleg hebben gepleegd. ieder die in de oorlog voerende landen in deezen oorlogstijd beeft vertoefd en in aanraking is geweest met machth&bbende persoonen, moet zijn getroffen door de on waarschijnlijkheid, bijna de ondenkbaarheid van een vreede-lievend overleg tusschen ge machtigden van beide zijden. Men is zoo mijlenver van elkander verwijderd geraakt en men heeft zichzelven zoo vastgewerkt in eenzijdige voorstellingen en min of meer leugenachtige formulen die elkaar glad teegenspreeken en dus aan n zijde leugen achtig moeten zijn dat eerlijke menschen, met eenig eergevoel, en beladen met zulk een gewigt van hatelijke en krenkende mee ningen, onmoogelijk met elkaar om kunnen tot het hoog noodige beperkt; het is te hopen, dat de noodzakelijkheid van zulk een maatregel van hoogerhand, ingezien wordt... voor het te laat is! H. J. v. BALEF Een ontwerp Boschwet" is zoo juist in behandeling genomen. NiiNiiiitiiiiiniiimimtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiniiiiiiiii Minimin Drie jaren mobilisatie.' / Augustus 1914-1 Augustus 1917 Niet ons recht op een o»afhaakelijk volks bestaan is onze beschutting, maar die beschut ting is hierin gelegsn, dat wij bereid zijn om dat recht ook met daden te verdedigen. CoBT VAN DEI! LlNDEN Op den .Sisten Juli a.s. zal het 3 jaar jaar geleden zijn, dat in alle gemeenten des lands de groene en witte aankondigingen verschenen, waarbij de mannen behoorende tot Landweer en Militie tot den werkelijken dienst werden opgeroepen. En sinds dien Isten Augustus 1914 staat gedurende 3 jaren onafgebroken het Nederlandsche leger gereed ter vervulling van zijn taak. Het is voor het minst wel gepast na 3 jaren die plichts vervulling van onze troepen met dankbaar heid te gedenken. Het is bekend genoeg de Leger- en en Vlootfilm heeft het tot in de massa van het volk doen doordringen dat gedurende die 3 jaren onze weermacht belangrijk in kracht en aanzien is toegenomen. Binnen kort zal verreweg het grootste deel van de mannen, die op den Isten Augustus 1914 onder de wapenen kwamen, zijn afgelost door aanvankelijk vrijgestelde landstormplichtigen en jongere mllltieplichtigen. Aangezien het geregeld naar huis zenden verschillende malen is onderbroken, terwijl het oproepen van nieuwe troepen ter aflossing geregeld voortgang heeft gevonden, kan men veilig aannemen,. dat binnenkort het leger van den l en Augustus 1914 in getalsterkte meer dan verdubbeld zal zijn. Welk een praestatie de uitrusting en africhting van een leger van deze sterkte vertegenwoordigt, blijke uit dit voorbeeld, dat in de laatste 3 jaren de productie van geweren welhaast even groot geweest moet zijn, als het aantal, dat in de 20 jaren, die daaraan voorafgingen werd Ingevoerd en aan gemaakt. Zoo is, door het voortzetten van de aflossing der onder de wapenen zijnde manschappen, zelfs door mannen van oude ren leeftijd, in deze betrekkelijk korte spanne tijds voor de mannen beneden 30 jaar feitelijk algemeene dienstplicht ingevoerd en op die wijze is ons leger, zonder dat daarover algemeene beschouwingen gevoerd zijn, metterdaad tot een volksleger gewor den: een leger, waarin het geheele volk, voorzoover geschikt, een plaats vindt. De voorzichtige en verstandige Nederlan der is geneigd onmiddellijk te vragen, op wat voor prijs al dit fraais hem te staan is gekomen. Het antwoord luidt: op de ronde som van een half millioen guldens daags. Dat beteekent, dat deze 3 jaren voortgezette mobilisatie per saldo per hoofd der bevolking 90 gulden gekost heeft. Neemt men ter vergelijking het bedrag, dat de directe oorlogskosten aangeeft der centrale mogend heden, 80 milliard, althans volgens de berekening van de economen dier mogend heden de kosten zijn volgens de schrij vers der andere partij heel wat hooger omgeslagen per hoofd hunner bevolking, dan komt men tot een bedrag van ?700. Hierbij dient in het oog gehouden te wor den, dat onze troepen na 3 jaren ten slotte nog ongedeerd gereed staan en dat de in directe gevolgen van den oorlog hier te lande ontzaglijk veel geringer zijn, dan in de oorlogvoerende landen, al moet men het minister Treub toegeven: ook voor ons land beteekent deze oorlog economisch een ge weldig verlies. Terwijl vóór den oorlog onze minister van oorlog per jaar de beschikking had over een bedrag van even in de 30 millioen, ver deeld over nauwkeurig aangegeven posten, daar hebben de omstandigheden der laatste jaren dezen benijdenswaardigen bewindsman bovendien per jaar de beschikking gegeven over een blanco crediet, dat wel 6 maal zoo groot is. Zelfs al ware onze militaire gaan op de hoffelijke wijze, die noodig is voor gemeenschappelijk ooverleg. In vroegere oorloogen konden de teegenstanders elkan ders elkander een zeekere achting toedragen en hoffelijkheid en ridderlijkheid in acht neemen. In deezen oorlog is alle welleevendheid en ridderlijkheid ooverboord ge worpen, men spreekt oover elkaar als oover buiten de wet staande misdadigers of als oover beesten. Hoe kunnen dan officieele verteegenwoordigers vanaldusgezinde naties met elkander verkeeren, elkander toespreeken, ja, in n vertrek vertoeven laat staan tot eenheid van inzicht koomen ? En toch is zulk een contact noodzakelijk om tot vreede te geraken. Het confereeren der socialisten in Stockholm is uitstekend, om de massale gezindheid te peilen en te beïnvloeden. Maar zonder dat de verant woordelijke regeeringen hun verteegen woordigers uitzenden, en zelf hun voelhoorens uitsteeken, komt het niet'tot een beslissende daad, en zelfs niet tot gedachte wisseling. Op dit moment zijn de Entente en de Centrale regeeringen nagenoeg totaal van elkaar geïsoleerd. Dikwijls moeten ze uit neutrale bladen verneemen wat hun teegenpartij wil of vóór heeft. Informaties omtrent hetgeen in regeeringskringen om gaat krijgen ze eeven moeielijk, of moeijelijker dan particulieren. Vermoedens op pacifistische gezindheid beletten reeds elke toenadering van de tegenpartij. Hooghartige trots staat het doen van den eersten stap, die waarlijk oprecht gemeend is en volle vreede wil, hoopeloos in den weg. Daarom is het feit van zooveel belang, dat Engelschen en Duitschers hebben ge confereerd, voor de eerste maal, onder aus picieën van een neutrale regeering. Dat onze minister Loudon daartoe werd uitgenoodigd zal niemand verwonderen, die weet hoe hij de algemeene waardeering en achting in buiten- en binnenland heeft weeten te verwerven. Geen beeter man kon deeze uiterst delicate taak vervullen. Het moet hem en Jhr. Vredenburgh tot groote vol doening strekken dat de zaak zoo uitsteekend is geslaagd. Natuurlijk moest de grootste stiptheid worden in acht genoomen in vorm en etiquette. Waar een zoo geweldig gespannen toestand heerscht en de gemoederen zoo verhit zijn door haat en tweedracht, daar past vormelijkheid tot in 't uiterste en kinderachtige. De gedelegeerden stonden Jan Dome in verzet Juli 1917 Hij deelt mede: Niet zoo somber en geweldig Stoere Heeren aan den Rijn. Laat ons net als vroeger jaren Goedgezinde buren zijn! Al die dikke dreigementen Trekken we ons toch niet aan; Als er viel te protesteeren Hebben we dat zelf gedaan. Houdt maar op met redeneeren Over noodlot en zoo voort; Aan die hinderlijke praatjes Hebben we ons nooit gestoord! Js dat nu 'n houding nemen Voor zoo'n groote, sterke broer? Is dat dankbaar, is dat aardig Voor uw trouwe groenteboer? Zijn we daarvoor altijd doende Voor uw peen en postelein ? Eet ge daarvoor onze peultjes, Booze Heeren aan den Rijn? Met de allergrootste moeite Houden wij ons hier neutraal Komt ons dus niet koejeneeren Met verwaande krantentaai i Zet die barre inktpot-helden Met 'n standje in den hoek! Geef ze om ons te plezieren Net als bengels op hun broek l Laat ze niet de boel bederven, Wacht met straffen niet te lang Voor hun kinderlijk geleuter Is in Holland niemand bang! Niet zoo somber en*geweldig Stoere Heeren aan den Rijn, Laat ons net als vroeger jaren Goedgezinde buren zijn. Heusch, we zijn niet zoo verkikkerd En zoo dol op U alleen, Want we hebben als we kijken Heel wat vrinden om ons heen. Als ons uurtje heeft geslagen Wat nog best gebeuren kan Houden we niet meer van Michel Dan van Jan de Engelschman. ]. H. SPEENHOFF IlllllinilllllllllllllllllllllllimilllEIIIBIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIII H. VAN GOOREN & Cie. DEN HAAG AMSTERDAM UTRECHT Dames Hoeden en Bontwerken administratie vlugger en overzichtelijker, dan zij nu eenmaal is, het ware in deze omstandigheden toch noodig geweest het bedrag ter beschikking te stellen, vóórdat men eenigszins nauwkeurig de bestemming aan kon geven. Of het nu inderdaad onze gemobiliseerde troepen geweest zijn, die ons buiten den oorlog gehouden hebben of wel het eigen belang der aan ons grenzende, oorlogvoe rende mogendheden van dit gelukkig resultaat de diepere oorzaak is, dit zijn vragen, waarover zeer verschillend gedacht zal worden. Hoe het zij, er zal wel geen staatsman gevonden kunnen worden, ge schikt en bereid de verantwoordelijkheid voor 's lands zaken te dragen, die het zou hebben gewaagd in de omstandigheden van de laatste 3 jaren onze troepen te demobiliseeren. Na 3 jaren zien wij op de mobili satie van ons leger aj zijn onze gevoelens ook gemengd met weemoed met voldoe ning terug. FLAVIUS elk achter een deur ter weerszij van de conferentie-zaal, en de beide deuren gingen precies op 't zelfde moment oopen. De voorstelling had plaats, door minister Lou don, natuurlijk zonder hand-reiking of toe nadering. De voorzitter fungeerde als tusschenpersoon bij alle bespreekingen. De duitsche gedelegeerden zaten ter rechterzijde van den voorzitter omdat in de meeste alfabets de D vóór de E komt". Maar de conferentie verliep zonder eenige stoornis. Als doel werd steeds geweezen oo het zuiver menschlievende oogmerk: ver lichting van het lot der ongelukkige krijgs gevangenen. En dat doel werd volkoomen bereikt. Deeze gelukkige afloop maakte het voor onzen minister tot een dankbare taak het slotwoord te spreeken. Vooreerst om het mooije aanbod onzer regeering tot huisvesting van een twintigduizend krijgs gevangenen, en dan om de verzeekering die de minister kon geeven dat van Nederland sche zijde steeds alle meedewerking kon gewacht worden, wanneer het een dergelijke conferentie betrof. En toen de heeren ten slotte opstonden en afscheid wilden neemen, toen was er een oogenblik van vreemde beklemming. Hier stonden teegenover elkander officieren van den hoogsten rang in beide leegers, mannen van opvoeding en goede manieren. Wel l nooit hadden deeze mannen met hun meedemenschen eenige dagen geconfereerd zonder bij 't afscheid elkander ten minste de hand te reiken. Ditmaal was dat onmoogelijk. Van daar de eigenaardige spanning en beklem ming. Dit ging teegen alle begrippen van welgemanierdheid waarin deeze mannen waren groot-gebracht. Toen sprak minister Loudon het verlos sende woord door te zeggen, dat de om standigheden de conferentie-leeden helaas verbooden elkander de hand te reiken, maar dat hij meende te kunnen zeggen dat die handreiking, zoo niet lichamelijk dan toch geestelijk (moralement) was geschied. Deeze tactvolle woorden brachten verligting en oplossing van de pijnlijke situatie. Het eerste contact heeft plaats gegreepen, de moogelijkheid van een vruchtbare ge dachtewisseling tusschen de teegenstanders is gebleeken. Moge het minister Loudon gegeeven zijn nogmaals de bemiddelaar te zijn bij een samenkomst van wijder strekking, die tot een lichamelijke handreiking kan voeren. FREDERIK VAN EEDEN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl