Historisch Archief 1877-1940
4 Aug. '17. No. 2093
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
DE MOTIE SCHAPER IN DE TWEEDE KAMER
Teekening voor ,de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek
De Tijd als Engelands bondgenoot (Simplicissimus)
Hij maakt te groote stappen, Tommy wij kunnen niet mee!"
De Knuppel in bet Hoenderhok
imiiiuiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiitmiiiitimiiiiumumiiiiiuitiiiiimiuimiiiiiitiitiit iiiiiiiitiintiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Een paar historische mededeeUngen
over de Engelsche blokkade tijdens
de Pransche overheersching
In verband met de uitwerking der Engelsche
blokkade kan het mogelijk dezen of genen
belang inboezemen een en ander te ver
nemen over het optreden der Engelsche
blokkadevloot uit de dagen va» de Napo
leontische heerschappij. De berichten hier
over in de dagbladen van dien tijd waren
schaarsch en konden dezen bovendien niet
zoo snel bereiken. Zoo bevat de Fransche
Monitear van 3 November 1811 een artikel
overgenomen uit het Engelsche blad The
Sun betreffende de komst van een Engelsen
eskader den 7den October op de reede van
Gothenburg in Zweden. Vermoedelijk hield
die komst verband met de uitoefening der
blokkade op de Pruisische kust evenals
thans voor het Skagerak zich een
kruiseskader ophoud. Het eskader bestond uit
zes linieschepen, een fregat en vier brikken.
Deeskader-commandant, admiraal Saumarez,
bevond zich aan boord van de Victory"
«en linieschip van 100 stukken geschut; een
andere bodem van 98 stukken voerde de
thans zoo fameuse naam van Dreadnought".
Schepen met zulk een groot aantal stukken
bewapend werden toenmaals linieschepen
geheeten, welke benaming nu door
slagschepen is vervangen. In het algemeen zijn
slagschepen de grootste pantserschepen welke
in de plaats traden van de oude liniesche
pen met ter weerszode drie rijen kanonnen
(batterijen) boven elkaar. In den Monitear
van 20 November is ontleend aan The Alfred
van 11 November 1811 de staat van de
Engelsche vloot voor Vlissingen, Texel, de
monden van de Maas, de Elbe en de Wezer.
Het was een geduchte scheepsmacht die
toenmaals de blokkade voor onze kust uit
oefende. Zij bestond uit 22 linieschepen van
80?74 stukken geschut, 4 fregatten, 13 kor
vetten, 7 brikken benevens 10 kotters en
schoeners. Onder de linieschepen bevond
zich de Bellerpphon", waar Napoleon zich
den loden Juli 1815 aan boord begaf ten
einde zich onder bescherming der Engelsche
wet te stellen en toen weinig vermoedende
dat St. Helena zijn voorland zou wezen. 1)
Ter reede van Texel lag toen onze vloot
ter bescherming der Heldersche positie
onder bevel van den vice-admiraal De
Winter. Bij Napoleon's bezoek aan Den
Helder in October 1811, bestond dit eskader
uit: 7 linieschepen, 3 van 80 stukken, een
van 76 st. en 3 van 68 st. benevens een
3 tal brikken respectievelijk bewapend met
20-16-13 stukken. Als de gelegenheid gunstig
was liet De Winter het eskader
manoeuvreeren, doch iets van beteekenis ter zee
kon niet worden ondernomen. Eerst in het
volgend jaar nadat inmiddels het bevel aan
den vice-admiraal VerHuëll, wegens het
overlijden van De Winter was overgedragen,
kon het eskader geacht worden strijdvaardig
te wezen. In de sterkte waren toen 2 fre
gatten opgenomen. Het Engelsche
krulseskader verontrustte slechts nu en dan onze
kustwachten door den schijn aan te nemen
?met hier of daar een landing te beproeven,
terwijl in Holland elk vijandelijk schip dat
in het gezicht kwam, door onze optische
kusttelegraaf werd gerapporteerd.
1) Hij bleef op dezen bodem tot den
7en Augustus, op welken datum hij op de
Northumberland" overging. l
Met betrekking op bovenstaande laten we
een couplet volgen van een gedicht op
Napoleon's alwijs bestuur"* door een
82jarigen predikant, ter gelegenheid van 's kei
zers bezoek aan ons land, vervaardigd. Het
luidt:
Bedenk u, Engeland, tot nog toe krijgsgezind,
Sluit ras een vredebond daar Frankrijk
vree bemind,
Dan stroomt der menschenbloed niet
langer langs de landen;
Dan zag men door den krijg geen land
noch stad verbranden,
De zeeman zou gerust den diepen Oceaan
Bevaren, en met winst de koopmanschap
bestaan
Och, sparde 't oorlogsdier nooit op haar
wijde kaken
Dan zou het waereldrond niets aange
namer smaken.
Ook in die dagen werd er niet weinig
gesmokkeld. Hiervoor was het eiland
Helgoland, dat Engeland bij het
Duitsch-Engelsch verdrag van 1890 aan Duitschland
gaf, en zich door zijn ligging zoo gunstig
voor den smokkelhandel leende, den
Franschen een doorn in het oog. Dit had ten
gevolge dat in Maart 1812, maarschalk
Davoust, die toen het opperbevel over de
Fransche troepen in Pruisen voerde, een
verordening uitvaardigde waarin gewezen
werd dat alle gemeenschap met de
Engelschen op dat eiland als landverraad en
spionnage zou worden beschouwd 1). M. a. w.
dat die overtreding met den kogel zou wor
den gestraft. Het lag in Napoleon's bedoe
ling, daar hij een groot deel van Europa
aan zich onderworpen had, Engeland ten
onder te brengen door diens koophandel
alle mogelijke afbreuk te doen en daarom
alle havens van het vasteland voor de En
gelsche schepen gesloten te houden. Van
daar een leger van fransche douanen om
onze kasten te bewaken, vandaar dat onze
kolonialen en transito-handel stil lag, van
daar dat het visschersbedrijf door de be
lemmerende voorschriften opgelegd in dat
zelfde lot deelde. Echter de hooge graan
prijzen deden den landbouwer goede zaken
maken, maar de stadsbevolking, voorname
lijk de minder bedeelden, moesten daar
natuurlijk onder lijden. Maar thans wordt
onze geheele bevolking nagenoeg op rant
soen gesteld en dit kan erger worden naar
mate de oorlog langer duurt. Ongetwijfeld
is het mogelijk dat voor het Nederlandsche
volk nog gedrukter dagen aanbreken, doch
laten we ons er niet door ontmoedigen.
Immers we kunnen ons toch geen juist beeld
ervan vormen wat voor tijden er zullen aan
breken, evenmin als wij ons een duidelijke
voorstelling van de oorlogsredenen, den
strijd op zich zelf en zijn gevolgen kunnen
maken.
C. F. GlJSBERTI HODENPIJL
1) Correspondentie van Baron d'Alphonse,
Rijksarchief.
444
Redacteur: Dr. A. G. OLLAND
A. R. Falckstraat 5, Utrecht
Alle berichten,deze rubriek betreff ende.gelieve
men te adresseeren aan bovenstaand adres.
4 Augustus 1917
PROBLEEM No. 74
VAN W. HARING TE SCHIPLUIDEN
(Eerste publicatie)
ZWART
ede
WIT
f g
Wit: Kd2, Da3, Ph2, Le3, Lg8.
Zwart: Ke4, Pb4, pionnen d5, e5, e6 en f6.
Wit geeft mat in twee zetten.
Oplossing over 14 dagen.
OPLOSSING PROBLEEM No. 73
VAN MEVROUW JOWES" TE ZEIST
1. La3?c5, b6Xe5, 2. Kgl?f2, c5-c4, 3.
Tg8-g4f (of 3. Tf8f).
l Kf4-f3, 2. Lc5-f2, Kf3-f4, 3.
Tg8-f8f.
De eerste zet is verrassend. Jammer dat
hij een vluchtveld aan den zwarten koning
ontneemt. Ook de dubbele matzet na 2...
c5?c4 is eon klein vlekje. We hopen spoe
dig weer eens een probleem of eindspelstudie
van de begaafde componiste te kunnen
publiceeren.
Goede oplossingen ontvingen we van:
J. Schoonbeek te Weiwerd, M. van de Wint
te Amsterdam, M. Dolman te Zeist, J.
Rietman te Dieren, C. J. Rietman te Nunspeet,
J. J. van Weering te Rotterdam, J. Torn te
Waalwijk en G. Buisman te Rotterdam.
Van probleem No. 71 werd de nevenop
lossing (Pc7f en Pf4f) nog vermeld door
C. J. Rietman te Nunspeet en J. Torn te
Waalwijk.
DE RIGA-VARIANT
De verbazing over de ontdekking van den
heer Neale, (zie de rubriek van 23 Juni) is
van korten duur geweest. In de
Juii-aflevering van The British Chess Magazine toont
W. H. Gunston te Cambridge aan, dat Neale
zwart niet de beste voortzetting liet spelen.
Na 1. e4, e5, 2. Pf3, Pc6, 3. Lb5, a6, 4. La4,
PI6, 5. 0?0, Pe4: 6. d4. ed4: 7. Tel, d5,
8. Pd4: Ld6, 9. Pc6: Lh2:f 10. Khl, Dh4,
11. Lg5, Dg5: 12. Dd5: Dd5: 13. Pb4: Kd8,
14 Pd5: (tot zoover, als door Neale aan
gegeven) behoeft zwart niet 14., Pf2:f te
spelen, zooals Neale aangeeft, maar kan hij
14., Pc5 laten volgen, waardoor zwart een
pion voorblijft, zonder dat wit hiervoor vol
doende compensatie heeft in positie. De
Riga-Variant is dus in eere hersteld. Ook
D. V/ochenschach herinnert er aan, naar aan
leiding van ons stukje Een merkwaardige
ontdekking" dat reeds in 1908, C. S. Howell
in Laskers Ch. Mag. een analyse aan den
zet 11. Lg5 gewijd heeft. Ook hij kwam
tot de conclusie, dat zwart door 14., Pc5
met een pion meer in het voordeel is.
DE OPPOSITIE DER KONINGEN IN HET
PIONNEN-EINDSPEL
(Vervolg)
We moeten er nog eens den nadruk op
leggen, dat wit in diagram III (zie de vorige
rubriek) daarom niet kan winnen, omdat de
pion hem belet door Kf5?e5 de oppositie
te winnen. Stond de pion nog op e4
(inplaats van op e5) dan zou wit wel Kf5?e5
kunnen spelen, daardoor de oppositie win
nen en hierdoor het spel, zooals uit het
vorenstaande duidelijk zal zijn. We stellen
derhalve dezen regel vast: De koning moet
vóór den pion staan om te winnen door
middel van de oppositie. Staat de koning
naast of achter den pion dan is het spel
steeds remise, onverschillig of de vijande
lijke koning al of niet de oppositie heeft.
Wit heeft er dus naar te streven zijn koning
te brengen vóór den pion en in de oppositie.
Is aan deze beide voorwaarden voldaan,
dan zal als regel het spel door wit ge
wonnen moeten worden. Een uitzondering
bestaat echter, wanneer de witte pion een
z.g. randpion is, dus staat op de a- of h-lijn.
Staat bijv. de witte koning op h6, de witte
pion op h5 en de zwarte koning op h8, dan
is het spel remise, daar na 1., Kh8?g8 wit
geen voordeel kan trekken uit het feit, dat
zwart de oppositie moet opgeven, immers
de rand van het bord belet zulks.
Zwart moet er steeds naar streven den
witten koning, zoo mogelijk achter of naast
den pion te houden. Gelukt dit niet, komt
ZWART
I
de
WIT
de witte koning toch vóór den pion, dan is
zwart's eenige hoop de oppositie te winnen.
in welk geval ook dan nog het spel remise is.
Een voorbeeld hiervan is nu diagram I:
Zwart kan niet beletten, dat de witte ko
ning na I., Ke2, Ke7, 2. Kf3 vóór den pion
komt. Zwart moet dus zorg dragen de op
positie te winnen en hij kan zulks door 2.,
Ke7?f7 te spelen. De zwarte koning is nu
in een ander soort oppositie dan boven door
ons gedefinieerd. Niet n maar drie velden
liggen in rechte lijn tusschen beide koningen,
maar zoodra de witte koning n veld naar
boven gaat bijv. naar e4, f4 of g4, kan de
zwarte koning onmiddellijk in de gewone
(normaal-) oppositie komen. Liggen drie
velden tusschen beide koningen dan hebben
we te doen met de verwijderde oppositie
(Fern-Opposition). Liggen vijf velden tus
schen beide koningen dan zijn deze in maxi
male oppositie, een ander soort van verwij
derde oppositie. De Duitschers spreken van
dreifelder- en fünffelder-Opposition. In dia
gram IV ziet men twee koningen in maxi
malen verticale oppositie. De verwijderde
oppositie kan natuurlijk behalve verticaal
ook zijn horizontaal en diagonaal. Staat de
witte koning op g2 en de zwarte op a2,
resp. op a8, dan heeft men voorbeelden van
maximale horizontale resp. maximale diago
nale oppositie.
ZWART
IV
ede
WIT
f g
Wat wij in diagram II aantoonden van
de normale oppostie nl. dat de witte koning
niet door den zwarten koning van de achtste
rij kan afgehouden worden, geldt ook voor
diagram iV dus van de verwijderde oppositie.
Ook hier kan zwart niet beletten, dat de
witte koning de achtste rij bereikt nl. wan
neer zwart aan de zet is.
(Wordt vervolgd)
444
H. BERSSET1BRUGGE,
POKTBETFOTO0BAAF
ZEESTRAAT 65, uut Paionffl
DEff HAAÖ. - Tel. 1588.