Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11 Aug. '17. No. 2094
HET LAATSTE PROJECTIEL
Teekening voor De Amsterdammer" van K. van Riemsdijk
Het eindejvan een|Sprookje *>
door Prof. J. VAN LEEUWEN Jr.
Het sprookje is
twee en een halve
eeuw oud. Het be
gint onder de re
geering van den
Zonnekoning.
Er was eens een
vernuftige abbé,
een vriend der
letteren, inzon
derheid van de
tooneelkunst. Hij
schreef er over,
hield er voor
drachten over, en
terwijl hij den
oorsprong der tra
gedie zocht in het
Delschrijver van dit artikel
jrieksche helden
dicht, kwam hij er
van zelf toe het
klassieke drama van zijn tijd te vergelijken
met de Ilias en Odyssee het einde van
de ontwikkelingsreeks met het begin en
*) Un mensonge de la Science allemande
(Les Prolëgomènes de FR. AUG. WOLF), par
VICTOR BÉRARD. Hachette et Cie, Paris,
fr.i3.50 *)
BESCHOUWINGEN
oover Denken en Zeggen
Henri Borel; De geest van China (W.B.)
Ik noemde dit werkje reeds als een van
de vier of vijf allerbelangrijkste boeken die
in ons land in deeze eeuw verscheenen zijn.
Het is een merkteeken op den langen weg
van geestelijke ontwikkeling. Het duidt aan
de innerlijke vervorming en voltooying die
het westelijk, zoogenaamd Christelijk deel
der menschheid moet ondergaan. Het is
tegelijk aanvullend en wijzigend. Het geeft,
in zijn beknopten en rijk-geladen vorm, voor
eiken beschaafde verstaanbaar, te kennen
wat ons Westerlingen ontbreekt en wat
China op ons vóór heeft. In een tijd als de
onze, nu allerlei groepen hun geestelijke
opvattingen en leeringen trachten dóór te
drijven, en zelfs van den staat eisenen
in ons land met al te veel succes dat
hun bizondere" rigting door de gemeen
schap stoffelijk zal worden gesteund, nu
zou men ook kunnen verlangen dat de staat
de verspreiding van dergelijke boeken als
de geest van China" door subsidiën of
belooning bevorderde. Want waarlijk, er is
meer verruimende en opvoedende kracht in
n dergelijk werkje dan in veele colleges
oover wijsbegeerte of theologie.
Zoolang een volk als het onze oover de
Chlneezen en andere Aziaten denkt als
oover halve barbaren, waarvan wij weinig
of niets, maar die nog alles van ons te
leeren hebben zoolang toonen wij zelf
op een lagen trap van beschaving te staan.
Onze regeering heeft zich nu bereid ver
klaard, namens het Nederlandsche volk,
Katholieke, Calvinistische.Joodsche schooien
geldelijk te steunen. Zij zal, als consequentie,
niet de vordering kunnen ontwijken van
subsidie aan Mohamedaansche, Boeddhis
tische en Hindoe-schooien, aanmerkend de
veele onderdanen des Nederlandschen Rijks,
<lie dergelijk bizonder" onderwijs met recht
en reeden kunnen verlangen.
Zoolang nu het Nederlandsche volk deeze
eischen absurd vindt, omdat het volstrekt
niet de waarde en belangrijkheid erkent van
de wijsgeerige en religieuze stelsels, die de
groote Aziatische volken hebben vereenigd
en geleid zoolang ook toont het daarmee
in achterlijke ontwikkeling en in
onweetendheid te verkeeren. Een onweetendheid niet
minder erg dan die der Aziaten ten opzichte
van het Christendom. Boekjes als de geest
JÜTEDERL. m \T
HOtLAND'S g» CENTS
BUSTE S16AAK
Homerus te toetsen aan de kunst van Corneille
en Racine. Hij had allerlei bezwaren tegen
stijl en samenstelling dier oude helden
dichten en bestreed de eenheid er van. Op
rijpen leeftijd zond hij een tot een boek
uitgedijde verhandeling over dat onderwerp,
die hij aanvankelijk voor een voordracht
had bestemd, aan een uitgever. Deze was
er niet mee ingenomen, hield den schrijver
aan de praat en liet het handschrift liggen,
jaren lang, tot de ziekelijk en neerslachtig
geworden auteur zich er niet meer om be
kommerde. In 1676 stierf deze; in 1702stierf
ook degeen aan wien hij zijn werk had
gezonden, en in diens boedel werden een
menigte brieven en schrifturen gevonden.
Op een goeden dag zat een neef, die in den
wijnkelder van den gestorvene meer be
lang stelde dan in zijn paperassen, zich met
een vriend te goed te doen aan zijn
kostelijken bourgogne; zij kwamen toen op een
schitterenden inval. Wat, schiften al die
brieven van doode beroemdheden, al die
vergeelde verhandelingen ? Malligheid!
opruimen, grondig en vlug. Een vuurtje er
van gestookt, dan komt er ten slotte nog
*) Bladz. 154, 15 simple lees ample, en
bladz. 223 noot 2 leze men Publication
photofypique de (Sijthoff avec préf ace de)
Dom. Comparetti. Er zijn nog al zetfouten,
maar slechts deze zijn storend.
van China" zijn daarom voor ons volk noodig
als brood wil het tusschen de andere
volken zijn waardige plaats behouden, als
een drager der beschaving, als een Rijk van
meer dan veertig millioen inwooners.
Het Christendom gaat een groote omkeer
te gemoet, ja, het is er a! midden in. De
schok van het rationalisme is het nagenoeg
te booven. Met natuur-wetenschappelijk
materialisme bestaat nog, het heeft zijn
kritische werking uitgeoefend, maar kan het
religieuze leeven noch beheerschen, noch
vervangen. De katholieke kerk tracht met
alle macht haren ouden luister te herwinnen,
de protestantsche orthodoxie ziet het goed
recht der mystiek onaangetast, vindt een
onverwachten steun bij de meest vrijzinnigen,
en toenadering bij de snel-groeyende theo
sofie.
Nu is het de tijd om eerlijk te zoeken wat
er als kern van 't Christendom standvastig
blijft, en zijn superioriteit oover alle andere
religieuze stelsels en stroomingen bewijst.
Wil men die kern het kortst formuleeren
dan zou men kunnen zeggen dat het Christen
dom is de Leer van het Vaderschap van
God en de broederschap der menschen".
Ik meen dat Jezus zelf vreede zou hebben
met deeze woorden als de bondigste uit
drukking van zijn bedoeling.
En zie! nu vinden we deeze zelfde for
mule in Borels boek, als eer, samenvatting
van de leer van Confueius, in de termen
van de Chinees Chen Huan Chang het
Vaderschap van God en de broederschap
der menschen".
De wonderbare taal en schrijfwijze der
Chineezen, zoo ontzachlijk verschillend van
de onze, doet ons beeter dan eenige andere
begrijpen hoezeer wij Westerlingen zijn
vastgeraakt in een verkeerd taai-begrip,
hoezeer wij begoocheld zijn en als 't ware
gebiologeerd door woorden. Wanneer wij
verneemen wat het woord, vooral het
geschreeven woord, beteekent voorden Chinees,
dan begint het ons te dagen hoe onze
spreeken schrijftaal langzaam aan verdord en ver
stard is, en daardoor vaak onzen geestelijke
groei belet in plaats van bevordert. We zien
hoe de taal waarmee we tot nog toe ge
dacht hebben een onweezenlijk product is,
niet een leevende realiteit, en hoe we ook
met geheel andere woorden, die geheel
verschillende, in onze taal onuitdrukbare
begrippen dekken, zouden kunnen denken.
Wij begrijpen dat het uiterst gezond en
voordeelig voor onzen geest zou zijn, als
we eens gedwongen werden een tijd lang
ons uitsluitend van de Chineesche taal te
bedienen zonder daarbij de onze te
vergeeten. Daardoor zouden al die vastgeroeste,
min of meer conventioneele woorden, die
wat gloed in die drooge geleerdheid. Bij
handen vol werden de oude papierin op
den haard geworpen door de twee
drinkebroers. Daar gaat weer een hoopje ver
nuft!" riep de een, juist terwijl er een
bezoeker binnenkwam. Die wist hen met
een zoet lijntje over te halen eens wat te
pauzeeren en inmiddels nog een fleschje
van oom's lekkeren wijn te verschalken.
Toen die flesch leeg was, lagen beiden in
zoete rust en kon de bezoeker redden wat
nog te redden viel. Het werd hem den
volgenden dag voor een schuifje afgestaan.
In dien rommel scheurpapier bevond zich
onder anderen het werk van den overleden
abt, de in 1664 geschreven Confectures
académiques ou Dissertation sur l'Iliade,
dat nu eindelijk aan het licht zou komen.
In 1715 werd het uitgegeven, anoniem wel
is waar, maar de naam van den schrijver,
Francois Hédelin, abbéd'Aubignac, werd
toch al spoedig bekend. Af en toe verneemt
men er een echo van in de werken van
verschillende geleerden, onder anderen in
een korte uitlating van Bentley. Maar over
het algemeen deed men er het stilzwijgen toe.
Lodewijk de XIVc was lang begraven,
de luister van zijn geslacht was getaand,
de revolutie had in Frankrijk gewoed, en
niemand bekommerde zich meer om de
stoutigheden van d'Aubignac.
Inmiddels was in Duitschland Friedrich
August Wolf opgetreden, kundig en scherp
zinnig, een leerkracht van den eersten rang,
een professor, geen schrijver", gelijk hij
placht te zeggen, maar ijdel en zelfzuchtig;
een echte Streber", deemoedig tegenover
degenen die hij noodig had, maar zonder ont
zag voor wie hij aandurfde, en steeds gereed
met zijn elbogen te werken om zich plaats
te maken. In 1795 verscheen van zijn hand
een boek, dat insloeg als een vonk in een
kruitmijn, de Prolegomena ad Homerum
vol. I, waarop nooit het tweede deel zou
volgen.
Heil den man, wiens moed ons van den
naam Homerus verlost heeft" juichte niemand
minder dan Ooethe den schrijver toe. Later
had Goethe trouwens berouw van die uit
lating en wilde het geheel der overgeleverde
gedichten toch maar liever als geheel ge
nieten dan er een verzameling van niet
bijeen behoorende fragmenten in te zien;
maar de steen, door Wolf aan het rollen
gebracht, was niet weer tot staan te brengen
en veroorzaakte een lawine, die zich over
de Duitsche straks ook over een groot
deel der buitenlandsche geleerden wereld
heeft uitgestort.
Gedurende heel de 19e eeuw bleef de in
vloed dier Prolegomena overwegend. De
door Wolf's Prolegomena opgejaagde stof
wolk is vervlogen" schreef von Wilamowitz
in 1884, maar ging zelf voort te arbeiden
op het steenveld, dat de lawine had achter
gelaten.
Er is in Wolf's Prolegomena geen enkele
oorspronkelijke gedachte" schreef de Bernsche
geleerde Georg Finsier in 1912, en ongeveer
eyenzoo reeds in 1905, maar volgde in
zijn aan de kunst van Homerus gewijde
werk niettemin de helling waarlangs de
lawine zich had voortgewenteld. Er zouden
hier meer welbekende namen kunnen wor
den genoemd.
Van den rijken feiten-schat, door Finsier
in zijn Homer in der Neuzeit met zeldzame
vlijt en buitengewone belezenheid bijeen
gebracht, heeft de roemvoi bekende geleerde
VictorBérard.universiteits-professor te Parijs,
in bovengenoemd boek dankbaar gebruik
gemaakt. Wat Finsier slechts kortelijk had
aangegeven, heeft Bérard uitgewerkt, met
franschen geest en fransche helderheid en
ik haast mij er bij te voegen met de
meest mogelijke nauwgezetheid, in een stijl
zóó bezadigd en gematigd als men slechts
wenschen kan. In zijn onderhoudend en
vlijmscherp betoog bewijst hij
onwederlegbaar dat Wolf die befaamde Prolegomena
geijkte, duizend malen onnadenkend geuitte
klanken, als 't ware los en liquide worden
en beeter in hun eigenlijke waarde of on
waarde gekend. Voor de verjonging van de
dood-gepraatte metafysica, voor de opleeving
van de nieuwe weetenschap der Significa
schijnt mij een studie der Chineesche taal
en wijsheid onmisbaar.
De Heemel iShang Ti> gaf ons bij onze
geboorte de Si/ig, en is dus onze Sader.
Onze meedcmenschen die dezelfde Sing heb
ben, zijn dus on^,e Broeders'' (pag. 38).
Sing" is hier, volgens Borel, de goddelijke
Eenheid die alles bindt. Maar uit het gebruik
van het woord zou men somtijds afleiden,
dat ook het begrip ziel" zooals de
Christenen het kennen met Sing' wordt
gedekt. En het Chineesche woord Shoe"
door Confueius genoemd als het woord dat
de gedragsreegei kan zijn voor het leeven
beteekent wat gij niet wilt van anderen
gedaan zijn, doe dat ook aan anderen niet".
Aldus omschreef de Wijze het zelf.
Men meent wel dat het begrip van het
Vaderschap Gods uitsluitend door Jezus aan
de waereld is gegeeven. Daar toch zelfs
Boeddha het niet met deezen machtigen
nadruk heeft verkondigt. Maar het gebruik
van het woord Shang Ti (Heemel) door de
Chineezen toont toch wel dat zij daaraan
hetzelfde begrip van Vaderschap verbonden.
En het heeft mij getroffen, in het boekje
van Oetsjimoera, den Japanner, dat de Heilige
van Omi, Nakae Tojoe, de Japansche volger
van Kong-1 oe-Tsz, die als toonbeeld geldt
van neederige vlijt en dienende liefde, ook
door zijn vereerinp van zijn oude moeder,
dat deeze het woord Heemel in denzelfden zin
gebruikt. Hij zegt toch, als zijn moeder hem
raadt een tweede vrouw te neemen, dat hij
haar in alles wil gehoorzamen behalve daar,
waar haar wensen in strijd is met den wil
des Heemels. De Heemel de Vader
schreef hem voor, dat de man maar eene
vrouw zal hebben.
Zoo spreeken hier uit het Oosten stemmen
die de eenheid der menschen en der mensche
lijke religie toonen, ook daar waar het
Christendom niet doordrong.
En dan worden door die Oostersche wijzen
dingen gezegd, die ons nieuw schijnen en
die zij al eeuwen geleeden uitspraken, met
verrassende eenvoud en onmiddelijkheid. Zij
begrijpen het koningschap, de Staat, het
Recht op een zoo zuivere wijze, dat de
Westerlingen door hun verward leeven en
verdraaide begrippen er nog niet rijp
voor zijn. Ik weet dat de meeste menschen
van ons land er nog niets van zullen vatten,
en zich daardoor vér ten achter toonen in
zaken die voor veele eeuwen a! gemeen
goed waren in Azië.
in vliegende haast, met den zetter achter
zich, op het papier heeft geworpen, als lang
beloofde voorrede voor een tekstafdruk van
de Ilias, die gereed lag om te verschijnen,
en daarbij het boek van d'Aubignac, dien
dwaas, wiens onnoozele praatjes niet waard
zijn dat men er kennis van neemt",... een
voudig heeft uitgeschreven. Waar het ietwat
luchthartige betoog van den abt tekort schoot
In bewijskracht, heeft Wolf het aangevuld
uit een zakelijk en helder vertoog van den
fransch-zwitser Merian over den ouderdom
van het letterschrift; voorts heeft hij allerlei
feiten en namen overgenomen uit de pas
verschenen nieuwe bewerking der Bibliotheca
Graeca van Fabricius door Harles. Ook
Wood, Essay on the original Genius of
Homer, en Villoisons Prolegomena voor
diens Homerus-uitgave heeft hij geplunderd,
met allerlei listigheidjes zijn bronnen ver
duisterende, en vaak allesbehalve eerlijk
overschrijvende; en zijn ouden leermeester
Heyne heeft hij schandelijk behandeld. Eigen
werk van Wolf is er in de Prolegomena
niemendal; hij had daar geen tijd voor bij zijn
veelvuldige bemoeiingen voor het onderwijs.
Van hem zelf is alleen de eigenaardig schit
terende, onrustig flikkerende stijl, waarin
de gedachten vaak meer te raden worden
gegeven dan geuit en waarin allerlei achter
deurtjes voor een terugtocht worden open
gelaten : Wolf was bang van letterkundige
ketterij te worden beschuldigd en had diep
ontzag voor het Kammergericht te Berlijn.
Après cela, il n'y a qu'a tirer l'échelle.
Dat Wolf geen mooi karakter had, wist men
allang, maar zóó...
Het Wolfianisme is nu toch wel zeker
heelemaal dood. Eigenlijk was het dat sinds
jaren. Men was reeds teruggekeerd tot het
inzicht dat zoowel de Ilias als de Odyssee
een oorspronkelijk geheel vormt en elk door
n dichter is gemaakt. Maar nu blijkt boven
dien dat er eigenlijk nooit een Wolfianisme
heef t bestaan. Men zou liever van Hedelinisme
moeten spreken, die ziekte der geleerden
derhalve benoemend niet naar dengeen
die zich gaarne als den eersten duitschen
philoloog" hoorde betitelen, maar naar den
franschen geestelijke dien Wolf een
onnoozelen hals heeft gescholden.
Het waren merkwaardige argumenten,
waarin Wolf zijn kracht zocht. Bijv. deze
boutade van Rousseau: j'ose avancer que
(indien de schrijfkunst bekend was) toute
l'Odyssée n'est qu'un tissu de bêtises et
d'inepties qu'une lettre ou deux eussent
réduites en fumée, au lieu qu'on rend ce
poème raisonnable et même assez bien
conduit en supposant que ses hëros aient
ignoréI'écriture." Een domheid klinkt
extra-dom in het latijn", beweert de door
examenvreesgekwelde student bij Hildebrand,
maar het komt óók wel voor dat een in
sierlijk latijn gedoste onbenulligheid voor
een fijne opmerking doorgaat, en dit
ingeniosum commentum Roussavii klinkt in
Wolfs latijn misschien wel aardig. Maar
wat in 's hemelsnaam wil het toch eigenlijk
zeggen dat de Odyssee onzin wordt als men
aanneemt dat Penelope of Odysseus een
brief had kunnen schrijven ? Wie moest die
epistels dan aan hun adres bezorgen ?
Wel, ze konden immers een vertrouwden
bode zenden!" O zoo, mijnheer: nu, dan
konden zij door dien bode ook wel een
mondelinge boodschap doen overbrengen.
Maar voorloopig zullen wfj den dichter maar
liever op zijn woord gelooven, dat het
Wonderland der Phaeaken en het eiland der
toovergodinCalypso onbereikbaar waren voor
gewone stervelingen, en dus zeker ook voor
een postbode, ook ai was er op Ithaca een
welingericht postkantoor en al hing er in
Troas aan eiken tienden boom een brieven
bus voor de veldpost.
Men kan over dergelijke zotheden immers
niet ernstig débatteeren! Wat er misschien...
heel misschien !... door kan als een
onbekookten inval van Jeanjacques, is ondragelijk
iiiiiiiiiMiimmiiiiMiiiiiiiiiiiMiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiMiitiiiii
Meng Tsz. (Mencius) zeide:
Erzijnmcnschen die zeggen: Ik kan goed troepen
drillen, ik kan goed veldslagen leeveren, maar
dat zijn groote misdadigers".
En later nogmaals: Groote veldheeren
zijn groote misdadigers. J>e harten der men
schen onderwerpen zich niet aan kracht, maar
aan Deugd".
Deeze woorden zullen nu beeter begreepen
worden dan voor tien jaren. Toch zijn de
menschen hier'er nauwelijks aan toe. Wor
den hier niet als erfelijke koningen be
schouwd, tot nu toe, militairen uit een ge
slacht van min of meer gelukkige veldheeren?
Terwijl volgens de Chineesche opvatting,
de Keizer was de eedelste en wijste mensch,
die de zonden van zijn volk uit liefde droeg.
Het is mij moeyelijk mij te beperken in
de bespreeking van dit uiterst nuttige boek.
Vooral oover de vraag hoe het komt dat
China toch in verval geraakt is, ondanks
de voorlichting van zulke groote en eedele
wijzen, zou men uitvoerig moeten spreeken.
Er moet hier in't spel zijn een verzwakking
van de taal, die eeven als in andere Boed
dhistische en in onze Christelijke landen,
haar scheppende kracht verloor en werd
tot doode klank, in vaste conventie en ritueel
verstard. Het merkwaardigst daarbij is de
ontaarding van het reinheids-beginsel. Alle
religies schrijven reinheid voor, in den vorm
van doop en wassching. Maar ook nagenoeg
in allen is deeze reinheid tot een ijdele
vorm geworden. Ook de arme Chinees is
vuil. Alleen de Japanners zijn rein, tot de
armsten toe. Zonder twijfel hangt dit samen
met hun geweldige vitaliteit. Ditzelfde vindt
?men ook in 't Westen waar het sterkste
volk ook 't meest om reinheid geeft, hoewel
voor hun arme meedeburgers het rein
blijven onmoogelijk is. Het verval der vol
ken hangt af van het verdorren der
leevende taal en het tot een doode vorm
worden der voorschriften, waarvan vooral
het Joodsche volk, in zijn eigenaardige
letterknechterij, een kenmerkend voorbeeld is.
Eerst door onderlinge wrijving, door uit
wisseling van gedachten en gevoelens, door
verkeer en handel, door begrijpen van el
kanders diepe drijf meeren, door waardeering
van elkanders kunst en wijsheid, door
verfrisschen en opleeven van denken en zeggen,
komt het herstel.
Ik acht de bedoeling van Borel, bij 't
schrijven van zijn boek, bereikt, en zijn werk
geslaagd. Dit soort werk is het beste wat
hij ons geeven kan. Slechts op zeer enkele
plaatsen hindert ons de eigenaardig-weeke
of kinderlijk-aanmatigende of al te harts
tochtelijke stijl, die aantoont dat hij de wijs
heid wel kent, maar nog niet geheel in zich
opnam. Uit zijn zwakten blijkt ook dat de
PEACE
If I were the King of England"
I shoald teil" mijn Parlement
Let us change" de vechtmanieren
And the war" loopt op zijn end.
If I had something" te zeggen
I should do a brilliant thing"
And the peace" was zoo gesloten
If I were the British King."
Germany" zal nooit sarrendef'
They are mach" te bij-de-hand
Thinking that they dy" van honger
Is the faalt" van Engeland
Op 'n houtje zitten bijten
Zijn ze al 'n tijd gewend
They are eating" soep van steenen
Voor hun mighty Fatherland."
If I were the King of England"
l should write" mijn oome Sam.
Hè, ik wou je not with soldiers"
But with" piepers overkwam
Send in stead of" vliegmachines
Something" eetbaars oompjelief
You might send us" schepen koorn
En wat bussen corned beaf".
Let as fight those damned Germans"
Not with canon balls and guns"
Let us send" wat karbonaden
To the hungry, good-old Huns"
Let them" maar eens lekker smullen
TUI,they have their" buikje vol
And the war of sub-marines"
WW be ended, that is all I"
If they had" genoeg te eten
In their" boos Barbarland
They should pray" den grijzen Keizer
Let us shake" de vriendenhand.
If at home" hun vrouw en kinders
Vrij zijn van die marteling
They w il l thank the King of England"
They will bless the British King"
]. H. SPEENHOFP
Recht van opvoering voorbehouden.
mifiiiiiiiiiKi
H. VAN GOOREN & Cie.
DEN MME AMSTERDAM UTRECHT
Dames Hoeden en Bontwerken
als ernstig bedoeld argument in een profes
soraal betoog. Wat alles niet wegneemt, dat
het rukken en trekken aan Ilias en Odyssee,
het verknippen en verplakken van de over
geleverde gedichten, bij Wolf's boek zijn
aanvang heeft genomen en eerst in onze
dagen tot een einde komt; ik wilde wel
dat ik kon zeggen: geheel ten einde is
gekomen.
Wij zijn aan het slot van het sprookje,
waarnaar vele generaties van geleerden ge
luisterd hebben als naar een evangelie. Als
voortaan wordt gevraagd: op wiens gezag
hebben wij arme' philologen en wie ons
voorgingen ons zoo lang moeten plagen
met de vraag naar de verschillende handen,
die in de Ilias en de Odyssee aan het werk
zouden zijn geweest, dan moet het antwoord
Ghineesche wijsheid iets mist, dat toch
noodig is om zoowel het individu als het
volk voor verval te behoeden. En dat wat
gemist wordt is wel aanweezig in het toch
overigens niet superieure Japansche ras.
Daar vindt men de strenge zelfcultuur,
waaroover ik reeds in mijn artikel oover
Kanso sprak. Bij den Japaners vergeleeken
is de Chinees voor zich zelf te
toegeevend, te week, en voor de niet-Chineesche
waereld te hooghartig geringschattend.
In sexueel opzicht zijn beide volken, Japan
ners zoowel als Chineezen, veel te indulgent.
Maar de Japanner is leergraag en leenig, en
geneigd het goede van andere volken oover
te neemen. De Chinees is zelf genoegsaam,
en niet spoedig bewoogen tot het inzien
van eigen gebreeken.
En in alles kan men zien hoe het individu,
ook al komt het als gebooren Westerling
tusschen Aziaten, toch doordrongen wordt
door den geest van het volk waarin het
belangstelt en leeft. De ras-fouten van het
Chineesche volk zijn individueele fouten van
Borel geworden. Voor de streng-Spartaansche
asketische zelftucht der Japansche Samoerai
voelt hij blijkbaar zeer weinig. Toch is die
naar mijn meening onmisbaar tot bereiking
van het hoogste Goed. Vroeg of laat moet
de volkoomen meesterschap oover de stof
en het lichaam worden bereikt.
Men meene nu niet dat een zinnelijke
indulgentie kenmerkend is voor de verheeven
leeringen van Boeddha, Lao Tsr of
KhongFoe-Tsz. In teegendeel. Maar men zou kun
nen zeggen vooral van de beide eersten,
dat ze al te hoog stonden booven de
menschelijke waereld om hun volle aandacht
aan de menschelijke zwakten te wijden. Bij
Confueius vind men meer van de Christelijke
neiging om den menschen onmiddelijk bij te
staan, en hun den kortsten, direct
begaanbaren weg naar het Heil te wijzen. Volgens
hem is, eeven ais volgens Jezus, ook de
geringste tot dadelijke weedergeboorte in
staat.
Hoewel nu Borel natuurlijk het volle licht
laat vallen op het schoone wat hij in 't
Oosten vond, en er geen bizondere zorg
voor draagt ook de schoonheeden van Jezus'
zuivere leer kaarteegen oover te doen
uitkoomen zoo is er toch niets in het
geheele boekje dat den oprechten aanhanger
van Jezus behoeft te kwetsen of te ergeren.
De zwakheeden van het boek zijn weinige
sommige bladzijden zijn werkelijk fraai
als Hollandsen proza, het boek is ooverrijk
aan belangrijke gedachten en feiten, en ner
gens taai of verveelend. Het verdient een
groote verspreiding.
F R E D E R l K VAN E E D E N