Historisch Archief 1877-1940
11 Aug. '17. No. 2094
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Wand en meubeldamasten van
Chris Lebeau
Om het goede begrip, voor nu en later zij
hier het volgende opgemerkt:
In de weinige jaren die achter ons liggen,
gedurende welke ernstige kunstenaars zich
bezig hielden met de aesthetische verzorging
der ons omringende voorwerpen en onze
interieurs, tegelijk natuurlijk met een her
leving der bouwkunst, zien wij daarbij
twee richtingen, twee stroomingen zich ont
wikkelen.
Eenerzijds het zuivere ambacht, waarvan
de beoefening en zuivere bearbeiding dreigde
ten onder te gaan, wordt door heel enkelen
ter dege aangepakt, opgevoerd en met kunst
zin en goeden smaak vereenigd. Meermalen
zien we voorwerpen ontstaan, en volgens
mij dikwijls de beste, die hunne schoonheid
danken aan de zuiver ambachtelijke kwali
teiten zonder meer. Om maar eens iets te
noemen denk ik hierbij aan een eenvoudig
gedreven bakje van Zwollo, zooals er voor
treffelijke bestaan, of aan eenige sobere, bijna
eenkleurige aardewerken van Chris Lanooy.
Deze en soortgelijke ambachtskunstenaars
arbeiden min of meer als de vrije kunste
naars, de schilders en beeldhouwers b.v.,
aan het zelfstandige voorwerp, aan het ding
om het ding. Zij zijn de ontwerpers of be
denkers tevens en, maar dan ook vooral, de
makers er van; en juist de bearbeiding voor
den goeden vakman geeft het voorwejp de
begeerde charme.
Maar daarnaast zien we een tweede cate
gorie zich ontwikkelen, een groep, van
moog'lijk meer sociale beteekenls,
ontegenzeg'lijk van zeer hedendaagsche opvatting.
Ik bedoel hier de Nijverheidskunstenaars, de
ontwerpers die zullen trachten het massa
product, het voorwerp dat door
verveelvuldiging wordt verkregen, te verzorgen en
verbeteren. Want was vroeger de leuze:
met het handwerk tegen de machine, lang
zaam aan komt daartegen over: met de
machine tegen het leelijke.
Het onloochenbare feit dat de machine niet
te verdringen is, dat de machine een over
weldigende producent is heeft het betere
begrip doen ontstaan dat dan ook die
machinale reproductie dient geleid en in
betere banen dient gevoerd.
Daargelaten, dat ik bij vermenigvuldiging
van een voorwerp niet altijd bedoel: het
door de machine verkregene. Dikwijls kan
het zijn een of meer voorwerpen waarvan
de ontwerper niet tevens de uitvoerder is,
zooals b.v., bij meubels, tapijten en sommige
handgeweven stoffen.
Dat op deze wijze ook voortreffelijk werk
tot stand kan komen zal nu wel haast niemand
meer ontkennen. Tot góéd begrip wil ik hier
wijzen of de weefsels van Nieuwenhuis,
meubels en tapijten van de Bazel en Berlage,
de metaalwerken van Jan Eisenloeffel en
vooral, in verband met hetgeen waar ik nu
op wil wijzen,op den arbeid van Chris Lebeau:
zijne damastpatronen door de firma van Dissel
in Eindhoven uitgevoerd.
In den ontwikkelingsgang der moderne
Nederlandsche kunstnijverheid hebben de
limlIIIIIIIIIIMIUII
H. BERSSEKBRUGGE,
PORTRETFOTOSKAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mesiai
DEN HAAG. - T«l. 1538.
1IIIIMIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIllimilllllIIIIMIIMIIlMIIIIIIIMIIMMIlllH
De symbolische beteekenis van
Die Versunkene Glocke,
van G. HAUPTMANN
Bij de première der Versunkene Glocke
door het gezelschap Heijermans?Musch
bleek, dat hoewel de opvoering zeer
gunstig beoordeeld werd, de
tooneelrecensenten het werk of niet of slechts ten deele
begrepen. Ik begin met de verklaring, dat
dit den menschen niet kwalijk te nemen is,
als men nagaat, dat er in Duitschland al
een heele bibliotheek met brochures over
geschreven is en dat men een studie moet
gemaakt hebben van Dante's Commedia,
Goethe's Faust, Wagners Lohengrin en
Parcjfal en in de theosofie geen vreemde moet
zijn om het werk te begrijpen. Ik meen dan
ook genoemd tooneelgezelschap, den critici
en het publiek een dienst te bewijzen door
een uitlegging, die in hoofdzaak kan worden
vervat in n zinnetje :
Heinrlch, de Klokkengieter, is de Mensch
en tegelijk de Kunstenaar, die, bevangen in
de begrippen en gevoelens van een ouden
godsdienst, naar een nieuwen zoekt en daar
door óók naar een nieuwe kunst, maar die
te veel gebonden aan het Verleden, de Toe
komst niet bereiken kan en daardoor
bezwijken moet.
Zoo gezien is het werk een grootsch, op
gevat drama in den vorm alleen van een
sprookje. Alle groote godsdienst-stichters
zijn zonder uitzondering groote Ingewijden
geweest, menschen, die zér ver waren door
gedrongen in de occulte wetenschappen en
daardoor meer dan gewone stervelingen
heerschappij hadden over de natuurkrachten
ook de innerlijke, de pychiscne van hen
zelf en van anderen. En nu is Heinrich, een
der ongelukkigste menschen-typen, die er
bestaan, omdat hij als kunstenaar en occultist
te groot is om te leven in de bestaande
werkelijkheid voor hem: het Verleden; te
klein voor de hoogere werkelijkheid: de
Toekomst. De eerste- werkelijkheid blijft
hem altijd dreigen als een zwarte chimére,
de tweede blijft altijd voor hem wijken als
een gouden droom. Hij leert de occulte
krachten wel kennen, maar hij kan ze niet
voldoende beheerschen voor het doel, dat
hij zich stelde. Hij wil zich van zijn omge
ving losrukken, maar hij blijft er te veel aan
gebonden om daarin te kunnen slagen.
D»iom is zijn noodlot: ondergang.
Men lette maar op wat ik verder aanhaal
voor het bewijs. Eerst komt Bokszool, de
satyr, aan Nickelmann, den brongeest, en
aan Raulerdelein, de elf, vertellen, dat hij
een streek heeft uitgehaald. Hij zag een
wagen bespannen met acht paarden, waarop
een klok was geladen, die uit het dal (het
Verleden) werd veivoerd om in een kerk
ornamenten en de batiks van Lebeau een
belangrijke rol vervuld.
Als batikker heeft Lebeau het ambacht
gediend op voortreffelijke wijze. Met deze
periode heeft hij geëindigd en is voor het
reproduceerende deel gaan arbeiden. En nu,
nadat we de voortreffelijke tafeldamasten
hebben gezien, is hij voor den dag gekomen
met de damasten voor wandbespanning en
meubelbekleeding. Deze laatste stoffen door
van Dissel naar Lebeau's ontwerpen ver
vaardigd zag ik voor het eerst op de voor
treffelijk geslaagde afdeeling Nederlandsche
Nijverheidskunst op de Ideal Home
Exhibltion" in 1912 te Londen. Het was in de
kamer van den architect K. P. C. de Bazel
aan de wanden en over de stoelen gespannen.
De bekleedingén, daar gebruikt waren
slechts voorloopers van de eigenlijke
wanddamasten nu door Lebeau ontworpen. Deze
wandstoffen bedoelen n.m. te zijn met een
begin en een eindvorm, een afgesloten onder
en bovenkant.
Treffend is voor mij, dat dit werk in kleur
en teekening zoo echt modern is in de
goede beteekenis, zoo geheel van dezen tijd.
Dus niet, zooals wij soortgelijk werk kennen,
een tot op de spits gedreven traditie, met
herinneringen en invloeden van het oude,
maar buitengemeen frisch zonder
stemmingloos te zijn, nieuw en jong maar vooral
ook af.
En vooral is dit werk niet nieuw of
modern" in de geest van het werk uit
naburige landen, waar het meer gaat om
exentriciteiten dan om het schoone. En bij
aandachtige beschouwing zal men ook. be
merken dat hier een teekenaar aan het werk
is geweest die zichzelf strenge eischen
stelde betreffende het oplossen", het ver
loop der ornamenten; eene, die er op uit
was een gegeven motief als het ware uit te
buiten tot het verkrijgen van aardige vormen
door aardige vindingen. Een artiest, die in
de natuur die motieven zag welke andere
op het gebergte (de Toekomst) te worden
opgehangen. De satyr is hier niet alleen de
demon, die gedreven door heidensche
instinkten het op die klok heeft voorzien
omdat hij het kerkelijk gebimbam haat, maar
hij belichaamt hier ook de natuurwet, de
Evolutie, die dit belet. Hij rukt den wagen
een wiel af, de klok stort omlaag in een
meertje. Hginrich wou de klok tegenhouden,
maar slaat zelf langs de helling naar be
neden. Hevig bezeerd bereikt hij de hut van
Willichen, de heks en valt daarvoor in
zwijm. Hier is de overgang al uit de
gegewone wereld in die der occulte krachten.
Willichen, de Occulte Wetenschap, die meer
tot de geestensferen dan die der menschen
behoort, heeft liever niet met hem te maken.
Als hij uit zijn bezwijming ontwaakt, ziet
hij Rauhendelein en voelt zich dan herboren
na in figuurliiken zin a j gestorven te zijn.
Dit is de inwijding, maar als hij daarna de
beproeving moet doorstaan, valt hij. Zij be
lichaamt voor hem als elf de moderne Vrouw
als symbool van de Levensvreugde tegen
over zijn echtgenoote uit het dorp in het
dal, de brave, christelijke, klein-burgerlijke
Magda, die hem van nu af in zijn geestelijke
vlucht niet meer volgen kan. Zij. door haar
magische macht zal hem een klok doen
gieten van een klank als nog nooit over de
wereld geklonken heeft, niet die van de
kerk omlaag, van het Verleden, maar van
den tempel omhoog, van de Toekomst, niet
meer uit de Aera beheerscht door de Maan,
de Doornenkrans en het Kruis, maar van
den nieuwen Cyclus, die tot symbolen zal
hebben : de Rijzende Zon, de Roos en den
Graal, ontdaan van het Bloed van Christus,
van de Gratie Gods.
Een dergelijk afsterven d.w.z. afstand doen
van alle lagere begeerten naar geld, roem
vrouwen enz. had symbolisch plaats bij de
priesters in Egypte (zie De Groote Pyramide
van Van Ginkel, Theos. Uitg.-Mij. 1908) die
bedwelmd werden en dan op eenTau-Kruis
in de Pyramide omhoog werden gedragen,
waar zij in de stralen van de zon ontwaakten.
Een dergelijke inwijding wordt aangeduid
in den Pardfal van Wagner, waar in het
Rijk van Montsalvago op Goeden Vrijdag,
als de gewone wereld rouwt om de Kruisi
ging, de vreugde heerscht van den
Chorfreitag-zaüber, omdat de Graal-Tempeliers niet
kunnen treuren, daar zij zelf de lagere be
geerten overwonnen hebben door het vrij
willig eigen offer als Jezus door zijn dood.
En het wordt wér aangeduid in de woorden
van Heinrich tot Rauhendelein:
Buig jij nu over me heen? Bevrijd me dan
Met liefdesarmen van den harden grond,
waaraan de tijd mijn lijf als aan een kruis
genageld hield.'
En iets verder:
ontgingen en deze zaken tot een1 schoon
geheel wist te vergaren. Want het is juist
het doorwerkte en verrassende hetgeen dit
werk interessant en boeiend maakt.
Uit den aard der zaak moet dit artikeltje
beknopt zijn en kan ik ook niet het werk
op dusdanige wijze doen reproduceeren,
welke de werkelijkheid weergeeft of dicht
nabij komt. Het opwekken van belang
stelling voor een klein deel onzer
nijverheidskunst is slechts mijn doel.
De reproducties geven b.v. niet weer de
eigenaardigheid van het weefsel. Zooals
de afbeeldingen doen zien zijn beide kanten
der stof bruikbaar, met dit verschil dat de
z.g. achterkant het ornament negatief weer
geeft. Eigenlijk is de achterzijde de mooiste
kant, omdat dt fond daar niet egaal is en
zulke fijne kleurtjes van het ornament mee
neemt. De z.g. achterzijde" is artistieker
in dien zin dat de fond minder egaal zuiver
is, dus eenige speling laat zien.
Het hierbij gevoegde motief water
roos" geleek mij het meest geschikt te re
produceeren. Het geeft duidelijk de be
doeling dezer wandbekleedingen, het van
onder en boven afsluiten van het ornament,
weer. Men ziet hierin ook de fijnheid van
het ornament, het doorwerkte der teekening,
al zullen andere ontwerpen misschien een
mooiere hoofdlijn geven.
Het is daarom zoo jammer dat ik-niet
een geheele wand kan doen reproduceeren
omdat ik zag hoe weloverwogen het daar
voor ontworpen is. Men diene zich dus de
herhaling der motieven in de breedterichting
voor te stellen en daarbij te denken dat de
fondkleur is fijn grijs-wit, de ornamentkleur
goudgeel of oranje, bruin, licht of donker
rood, verschillend groen, blauw, paars enz.,
kortom een groot aantal kleuren, echter
telkens n op de fond, dus iedere stof in
twee kleuren.
Over de vakkundige eigenschappen dezer
stoffen nog het volgende: De wandvakken
worden in vaste hoogte-maten, naar ik meen
van 2.50 M. geweven, een betimmering of
iets soortgelijks is dus noodig om het verdere
deel der wand te vullen.
Het weefsel is handwerk van een fijnen
lerschen draad vlas, waardoor een zachten
zijdeglans, dit materiaal eigen, wordt ver
kregen.
Behalve waschecht en kleurecht is het
weefsel ook krimpvrij.
Zooals ik reeds zeide is de teekening aan
beide'kanten te zien.
En ten slotte: waar Lebean zich neerzette
voor het ontwerpen van tafellinnen zette hij
een traditie voort, ging verbeteren hetgeen
slecht was gedaan, bracht voor het leelijke
het goede in de plaats.
Met de wand- en stoel damasten gaf hij
in vele opzichten iets nieuws, een andere
kijk op deze zaken, vooral door de manier
waarop hij het deed.
Door het gelukkige samentreffen van een
kunstenaar en een kunstzinnig fabrikant
zullen we zoo weer komen tot een goede
gebruikskunst. Aan de eene zijde dus een
man die veel te geven heeft, reeds eenige
jaren vooraanstaat in de rij der scheppende
kunstenaars. Anderzijds een fabrikant, een
uitvoerder die haar taak begrijpt, zich
afkeerend van het plagiaat, het copieeren en
verminken der oude vormen. Een firma die
een mooi, glanzend blank materiaal te ver
werken heeft en dat zoo goed moog'lijk
wenscht te doen in alle opzichten.
In gemoeden : Zou de wereld niet een eind
verder zijn als er meer zulke goed begrij
pende fabrikanten waren, hun eigen belang
zoowel als dat van ieder ander kennende ?
C O RN. VAN DER "
Doornentakkcn
vlocht men mij om het hoofd
Geen kroon! Geen kroon ! (n.l. van vreugd)
Dat beteekent: Hij was bevangen door de
begrippen en de gevoelens van dien Cyclus
van haast 26 Eeuwen, die met Boeddha
begonnen, volgens de astrologische bere
keningen van de Hindoes van eeuwen her,
eindigde op 25 Januari 1014 en die voorde
Boeddhisten, de Christenen en de
Mahomedanen (die ook het monniks-wezen kennen)
de periode was van het Ascetisme. Voor
de Hebreeën zijn dat de zeven tijden ge
weest der Goloës (de Ballingschap), omdat
zij na dien tijd staatkundig steeds werden
overheerscht door vreemdelingen n.l.: van
600 v. Chr., de Babylonische ballingschap
tot 1914: 7 .-. 360..: 2520 jaar, volgens de
profetiten van Daniël: Hoofdstuk XII vers
11, 12, 13. Voor de verklaring van dit soort
chronologie door de Joodsche profeten door
hen ontleend aan de Egyptenaren zie men
het hoogst merkwaardige boek van de
Engelsche secte der Adventisten Studies in the
Scriptures en speciaal voor 1914: Deel II,
p. 90-93, III, p. 77, 88,12t>, 127. Uitg.Watch
Tower Bibie and Tract Society, 24 Evers
holt S.t. London N.W.
De barbier, de schoolmeester en de pastoor
uit het dal gingen Heinrich zoeken en vin
den hem voor de kluis van de heks. De
barbier is de practicus van de officieele,
Westersche wetenschap tegenover Heinrich
als die van de occulte en een brave, klein
burgerlijke kwakzalver. De schoolmeester
is de theoreticus van de officieele Westersche
wetenschap tegenover Heinrich als die van
de occulte en dus een intellectueele, goeie
sukkel.
De pastoor is de combinatie van kwak
zalverij en dogmatisme te goeder trouw in
den officieelen, Westerschen godsdienst
tegenover den occulten van de Toekomst,
dien van het Derde Rome, van het Derde
Rijk uit Israël n Frankrijk, bij Dante het
Rijk van den Heiligen Geest na dat van
Vader en Zoon, het Rijk van den Graal. Dit
Rijk heeft exterisch bestaan in de Orde van
de Graal-Tempeliers en begint voor een
groot deel exterisch te worden na 1917.
Deze Orde is niet zoo legendair, zoo fan
tastisch als zij meenen, die daarvan alleen
hebben gehoord uit sagen, die echter een
historischen grond hebben, of die alleen
oordeelen naar geïdealiseerde figuren als
Lohengrin enz., waarachter reëele menschen
schuil gingen. Hiertoe verwijs ik opnieuw
als in mijn kritiek op het werk van dr.
Naber Meetkunde en Mystiek, destijds in De
Telegraaf, naar The hidden Church of the
Ho/y Grail van Waite o.a. verkrijgbaar in
de bibliotheek van de Theos. Vereeniging,
alhier.
De Ministerieele hervormingen in Duitschland
Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
Alles blijft zooals het was."
lunumuiiiitmmtumiuiimmumimiiuimiiHuiiiiiiimii
Nachtliedje
Ik sta stil te kijken
In den lichten nacht
De dingen lijken
Zoo wonderlijk zacht.
Ik sta in gedachten
De wereld ligt stil
En zwijgend te wachten
Alsof z' iets zeggen wil.
Ik sta stil te hooren,
Er komt geen geluid,
Maar boven de stilte
Spreekt de herinnering uit.
GUUS r.OUSSAtlLT
Nieuwe boeken van deze week:
Mr. S. v. HOUTEN. Ter voorbereiding dtr
verkiezingen van 1918. Prijs ?0.20. Haarlem,
H. D. Tjeenk Willink & Zoon.
JAC. VAN LOOY. Jaapje, 255 pag. Am
sterdam, S. L. Van Looy.
BAREAROSSA. Dagboek van een Amster
dammer, 143 pag. ? 0.95. Amsterdam, van
Holkema en Warendorf.
MELIS STOKE. Van aardappelmes tot
llllllnilllllMlillllMIlMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIilllllllmmlIlIIHIIIIIMlIllllllllllll
Wanneer Heinrich door den schoolmeester
en den barbier, vergezeld van den pastoor,
op een berrie naar hier wordt gedragen, is
dit wijze en vrome stel een ironie op de
inwijding. Hij vlucht echter weer de bergen
in, om, bijgestaan door Raulerdelein en de
kabouters, de aardgeesten, de nieuwe klok
te gieten. Maar Nickelmann, de brongeest,
begeert Raulerdelein voor zich en raakt
daarover met Heinrich in strijd, d. w. z. de
laatste blijft over de elementen van Lucht,
Vuur, Aarde en Water, de elven, de salaman
ders, de gromen en de nikkers, geen meester.
De pastoor, die de orthodoxie vertegenwoor
digt, komt hem in die nieuwe smidse op
zoeken, en als Heinrich van den nieuwen
tempel spreekt, die voor dezen zielenherder
er een is van Moloch of Belsebub, blijkt
deze in n opzicht door zijn behoudzucht
scherper te zien dan de pionier, want hij
voorspelt hem, dat de verzonken klok weer
luiden zal. En dat gebeurt. Want Magda,
door haar man verlaten, verdrinkt zich en
zij in het meer laat de oude klok weer
galmen. Dan vervloekt Heinrich Raulerde
lein en voelt hij zich verworpen door de
menschen uit het dal, verstooten door de
geesten op de bergen, verbannen uit het Rijk,
n van het Verleden n van de Toekomst.
Intüsschen heeft de bliksem (een vuurgeest)
de kerk op de bergen aangestoken als een
paaschvuurtje. Ook dit zinspeelt op Heinrich,
Paschen is het feest der Wederopstanding,
en bij zijn afsterven vieren de geesten van
Lucht, Aarde, Water en Vuur, d.i de Natuur
in tegenstelling met de metaphysische gods
diensten van de Middereeuwen Paschen,
hier de Wederopstanding van den Mensch
uit het kloosterleven in de Nieuwe Aera.
Er is geen sprake van eine
heidnischchristliche Zweieinigkeit von Geist und
Natur" in Heinrich gelijk Paul Schlenther
beweert, Heinrich heeft van het Heidendom
en het Christendom beide genoeg, maar om
het Derde Rijk, dat van het Messianisme
aan te duiden, gebruikt hij beelden aan het
veelgodendom der Germanen en de Chris
telijke Aera ontleend, meer niet. Voor hem
is de Christusgeest er niet meer een van
dulden en lijden, maar van zegevieren en
genieten. Als zoodanig sluit de geest van
het stuk aan bij Keizer en Galilecer van
Ibsen, waarin Julianus Apostata vergeefs
het Derde Rijk zoekt.
Het vijfde bedrijf speelt weer als het eerste
voor het huisje van Wittichen te midder
nacht. De bergsmidse is door Boksjool, den
satyr in brand gestoken en als Heinrich dat
ziet, wil hij langs den steilen bergrand naar
boven, maar dat lukt niet, d. w. z. hij kan
tegen de macht van den tijd, waarin hij
leeft niet op. Wittichen voegt hem dan toe,
dat zijn vleugels gebroken zijn en later:
officiersdegen, kantteekeningen van den
landstormplichtige met UI. van Is. van Mens en
Henri v. d. Velde. / 0.95. Amsterdam, van
Holkema en Warendorf.
F. DE SINCLAIR. De driedubbele vrouw.
Humoristische roman. 190 pag. ?0.95. Am
sterdam, van Holkema en Warendorf.
tuiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiliiiiiiiitniitniiiitttttittititfi
'k Zal zeggen: ja, je was een rechte boom
sterk, maar niet sterk genoeg. Je was ge
roepen,
maar uitverkoren, neen, dat was je niet.
Nu schenkt Wittichen hem drie bekers in
met witten, rooden en gelen wijn. Door den
eersten krijgt hij een oogenblik zijn oude
, kracht terug, door de tweeden krijgt hij het
vermogen Rautendelein nog eens weer te
zien, maar als hij die twee leeg gedronken
heeft, moet hij ook den derden drinken.
Rautendelein verschijnt uit de bron, maar
herkent hem niet, omdat hij niet meer tot
de geestenwereld behoort, zijn magische
macht is vernietigd. De dronk uit den derden
beker geeft haar de herinnering terug.
Eens was ik je liefje: in Mei
Maar dat is nu voorbij....
in ,\\ei.
En ze juicht: Nu komt de zon! 7.e om
armt Heinrich, die stervend uitroept:
Daarboven : zonne-klokkezang.
De zonne komt.,. Zij komt l... De nacht is
lang.
Die Versunkene Glocke van 1897, zoo gezien,
is als Cyrano de Bergerac uit hetzelfde jaar,
maar op andere wijze een overgang naar
de literatuur, die komen zal na 1917, na
jaar IV van de Nieuwe Aera l'Ere parisienne.
Wanneer de Wetenschap Godsdienst zal
worden en de Godsdienst Wetenschap en
de Kunst met beide n,
Wanneer de oude Internationale verder
vernietigd wordt en een nieuwe gegrondvest
uit Parijs,
Wanneer de groei van die nieuwe, maat
schappelijke Eenheid de basis zal vormen
voor een nieuwe, intellectueele van Weten
schap, Godsdienst en Kunst,
Wanneerals reflex van de nieuwe productie
wijze (eerst kapitalistisch, daarna socialis
tisch) met draadlooze telegrafie en telephonie
van wereld-deel tot wereld-deel de godsdienst
zal worden: organische marconigrafie van
wereld tot wereld, telepathie van en naar
stoffelijke, bovenmenschelijke wezens, die
de planeten bewonen en de zon,
Wanneer de nieuwe godsdienst waarschijn
lijk zal zijn, wat alle vroegere reeds waren,
een zonnedienst, d.w.z. niet meer de ver
eering van de zon zelf, maar vooral van
zonnewezens.
Daarboven: zonne-klokkezang,
De zonne komt... zij komt!...
Het daghet in den Oosten!
J. K. R E N S B U R O
Amst, I'An N. Nouvelle Era.