Historisch Archief 1877-1940
25 Aug. '17. No. 2096
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ITentoonstelHngsnotitiesS
(WALCHEREN, DEN HAAG)
De Veere. Ik zeide u in een vorig
artikel, dat met Toorop Vaes' bloemen het
belangrijkste waren van deze tentoonstelling.
Ze zijn dit zeker, want ze zijn krachtig,
zeer krachtig soms, en zeer vast; ze hebben
uitbundigheid en zijn toch bedwongen in
den vorm. De R o u v i l He, spontaan maar
soms ongewis, altijd beschaafd van kleur,
altijd romantisch en soms met te weinig
bezinning, islhier in drie werken getypeerd.
Hij is van zijn lichtendgrijs in 't dichtend
paar" maar niet op zijn diepst; hij is sonoor
in de scène van het Restaurant de Prome
nade; hij is het gedegenst, het rustigst in
het schilderij met de oude vrouw voor 't
raam, ofschoon het uitzicht aan Israëls' uit
zichten uit zijn ramen herinnert. Wolter
gaat vooruit. De kleur krijgt innigheid, en
soms is een werk in n ongereptheid van
kleur volgehouden. Het Stadsgezicht uit
Tholen is in zijn witheid niet het beste
werk. Beter is de dampvolle morgen aan
den waterkant van Amsterdam; een vlotte
schets is het scheepje op de deining, in
tiemer is een vaart met een huisje er bij,
en met een bootje er in. Toch zijn de twee
schilderijen op Pukhri belangrijker. Dirk
N ij l a n d' s houtsneden vertoonen de niet
scherpkeurende oprechtheid van dezen realist,
soms naturalist.
Ze zijn beide krachtig en ze toonen in
den maker een die 't vloeden en stroomen
der rivieren verstaat, en onbeschroomd
noteert. Verfijnder is M a u k e s. Maukes is
een verfijnde en een nauwkeurige. Toch
heeft hij niet de eenvoudige allure van den
realist-naturalist", er is in zijn werk altijd
een transpositie van gewone werkelijkheid
naar een stiller streek. Het Interieur typeert
iiimiiimiiiiiiiniiiiHiiiiiiiiiiuiii
Oucf-Hoffancfsche
SCHILDERDEN.
73,,Kalverstraat,
DE CEL
Ds. Af. C. van W ij hèdie, omdat hij
het bekende dienstweigeringsmanifest had
onderteekend, tot drie maanden vrijheids
straf was veroordeeld, beschrijft voor de
Amsterdammer" zijn ervaringen in de cel.
Het is een bekend woord van Ferri, dat
de celstraf een der afdwalingen is geweest
van onzen tijd," waarmee bedoeld werd,
dat, al waren het wellicht afgedwaalden",
ie in de cel terecht kwamen, degenen, die
meenden hen op het rechte spoor terug te
kunnen brengen door middel van de cel,
zelven dwaalden n in de keuze van het
middel n in hun beschouwing dergenen,
die zij wilden verbeteren.
Wij zetten ons bij het schrijven van dit
artikel niet tot een bestrijding van het cel
wezen als zoodanig. Wel is de lust groot
om aan de werkelijkheid eens te toetsen
hoezeer het cel-stysteem de hoog-geroemde
deugd der individualiseering vervult.
Individualiseering in het snitlooze, slobberige
boevenpak! Individualiseering in dit uni
form der schande en minderwaardigheid!
Individualiseering in de uniformiteit der
cel: vier naakte wanden, steen onder, ste_en
boven, steen rechts, steen links, steen vóór
en steen achter! Individualiseering in het
uniforme, gemeenschappelijke niet-zien van
licht en zon en boom en bloem. Individua
liseering in de week-in, week-uit eentonige
herhaling van het kazerne-eten uit de
blikken teil met de houten lepel, dat eten,
dat in zijn regelmatige volgorde van ge
rechten het brave kalendertje van den
Volksbond overbodig maakt, want de zetter
kan een zetfout maken, zelfs in een kalender,
maar de gevangenis-kok maakt geen
kookfout door het Maandag-?menu" op Dinsdag
klaar te maken. Individualiseering in de cel!
Wat wij hieronder schrijven is eigen
ervaring aangevuld door wat wij hoorden
van onze collega's en doo.r meer, wat ons
verteld werd door andere lotgenooten. En
van alle kanten hoorden wij steeds het zelfde
wat wij zelf ook voelden: onder het mom
van individualiseering en van
gelijkheid-vanbehandeling wordt het meest-individueele
geweld aangedaan en duurzaam vermoord
en wordt de meest tergende ongelijkheid
betracht.
Wij hebben het genoegen gehad eenige
keeren te mogen spreken, ja herhaaldelijk
gedurende eenigen tijd omgang te mogen
hebben met personen, die het gestichts-wezen
uit hun levenservaring kenden, en telkens
en telkens werd het duidelijker dat bij het
oordeelen over cel", gevangenisstraf' enz.
alles afhangt van het oordeel over de
misdaad". En alle theorieën van criminalisten
en psychologen, alle statistieken over mis
dadigheid en over de uitwerking van dit
systeem en van dat systeem troffen mij
minder dan dit ne woord van den ver
grijsden directeur, maar wiens belangstelling
voor zijn volkje" steeds frisch en krachtig
was: Wat onze menschen noodig hebben,
mijnheer? Een behandeling en een toewij
ding en een verpleging van zulk een aard,
dat morgen aan den dag de halve maat
schappij zich aanmeldde. En dat zou van
die maatschappij de beste helft zijn, want
zij zouden in die aanmelding uitspreken, hoe
zij zich daarbuiten slechter voelden worden
ondanks zich-zelf."
Dat alles heb ik begrepen toen ik zelf
in de cel zat".
O! wij, predikanten, die daar moesten
zitten" voor een week of wat, die door
gaans onze boeken hadden om te studeeren,
onze boeken om te lezen, ons papier om
deze bewering niet, wel de Visschen. En
eveneens de houtsneden. De laatste daarvan
is het Nestkuiken. Het is een houtsnee, die
een teedere vastheid bezit, en een zekere
neiging tot het décoratieve-vullen van het
blad. De vormen staan in het wit op den
zwarten grond zooals in de oude, ver
trouwde meetkunde-boeken. In tegenstelling
tot deze praeciese beschouwing, soms
praecieus, staat het zwierig leniggetrokken werk
van Derkzen van Angeren, den
Delvenaar, die nu in Rotterdam eigen interieur en
den Stroom met zijn beweging etst. Hij is een
ras-echte teekenaar, zoo lang als ik hem
ken. Hij is een etser, die zich het zuiverst
in lijnen uitdrukt; spelen en spoelen doet
zijn water. Ik houd in deze meer van zijn
snelle notities, dan van waaraan hij langer
zit, en zwoegt; in het snelgenoteerde is
meer gegeven, meer leven en meer werkelijk
heid dan in het zoo geheeten doorwerkte
gedoe.
En ik kan niet ontkennen, omdat ik
eenigszins van Angeren's aard meen te weten,
dat ik nieuwsgierig ben naar wat hij, een
eigentlijk s c h e r p-bewogene, binnenkort
zal doen. Hij liet het etsen wat varen voor
de werien in gebrand glas maar hij her
vat zijn ouden, en altijd nieuwen, harts
tocht weer; graphisch werk te doen is hem
hem ten uiterste natuurlijk. Een ander dan
een realist" is Degouve deNuncques.
In Veere vindt ge hem niet op zijn innigst,
en meest weemoedig. Hij iseen samenvatter
van aspecten, een synthetiseerend land
schapsschilder. De tooneelen uit Brabant
(Belgisch-Brabant) maken dat zeker. Hij
heeft daarvoor het noodige geduld en de
noodige lange, voortdurend-vergarende vol
harding. Hij weet, wat eenzaamheid is en
toch, dat er volte is in die eenzaamheid. Ik
herinner mij daarvan een voorbeeld in het
karretje met het blauwe vat, dat op den
onze gedachten op uit te leven; wij, die
daar zaten met de zekerheid: straks is alles
weer als zoo-even en gaat alles weer zijn
gewonen (of buitengewonen") gang. Wij
zouden onze eigen schande publiceeren als
wij over ons-zelf in klaagliederen vervielen.
Maar dat neemt niet weg, dat wij na een
vijftal weken cel-verblijf nog iets anders
kunnen zeggen en schrijven dan wat wij er
persoonlijk hebben ondervonden. Het is van
zoo goed als geen belang, hoe wij het inde
gevangenis hebben gevonden". Het is van
oneindig grooter belang, dat menschen van
eenig intellect, van eenige bekwaamheid
tot oordeelen en beschrijven en van eenige
belangstelling in het Sociale leven, op grond
van persoonlijke ervaring naast hun nadenken
en hun algemeene beschouwing van mensch
en maatschappij hun indrukken over de cel
weergeven.
Wat dan, om met een meer algemeene
zaak te beginnen, mij vaak heeft bezigge
houden is de vraag: Weten de heeren
rechters wel wat zij t! o e n, wanneer
zij iemand veroordeelen tot
gevangenissstraf?" ').
Weten zij dat?
Is het niet curieus, dat een onzer, alvorens
zijn straf te ondergaan, zich begaf naar een
zeer hoogen titularis van onze rechterlijke
macht met de vraag: ,ik heb hier wat boe
ken bij mij, zou ik die in mijn cel mogen
mee-nemen en gebruiken," en dat hij daarop
tot antwoord moest hooren: Ja, dat weet
ik niet! U begrijpt, dat al die bepalingen
daaromtrent en al die maatregeien aangaande
het cel-leven mij niet bekend zijn, maar u
moet dat maar eens informeeren."
Mij trof dit geval bijzonder. Deze man
had medegewerkt aan de veroordeeling tot
een vrij zware vrijheidsberooving en wist
niet de feitelijke inhoud van de straf! Deze
rechtspraak deed mij denken aan een soort
van straf-thermometer: iedere graad
beteekende n maand en nu werd bij de
schaal van het delicten-kwik maar automa
tisch afgelezen: zooveel maanden déze,
zooveel maanden dié."
Waarschijnlijk toch een sterk en over
tuigd voorstander der individualiseering" ?!
Wij beseffen zeer goed, dat het ambt van
rechter behoort, juist voor de gewetens
trouwe en psychologisch ontwikkelden, tot
de betrekkingen, die buitensporig hooge
eischen stellen. Maar wij vermoeden, dat
het deze omstandigheid toch niet alleen is,
die een der onzen aanleiding gaf te zeggen :
twee dingen hoop ik, dat mijn zoon niet
zal worden, noch de man mijner dochter
zal zijn, n.L: officier en rechter!
Weten zij wat het is, dag-in, dag-uit in
de eenzaamheid te moeten zitten, niets,
niets van de wereld wetende; niets, niets
van de natuur ziende, geen vogel, geen
bloem, geen drijvende wolk in zijn zetlenden
gang ? Weten zij, welke gevoelens er op
komen in het hart van wie dat alles onder
gaat ?
Want inderdaad de geheele inrichting van
het cel-leven is een grievende vernedering,
vanaf het fouilleeren tot het gelucht"
worden in de kooi-achtige binnenplaats toe.
,,De straf moet een leed blijven,"zegt ook
het jongste rapport van de Commissie van
onderzoek, uitgebracht aan het hoofdbestuur
van het Genootschap tot zedelijke verbetering
van gevangenen.
Een leed! Wij zullen er niet over twisten.
De vraag is maar, wat dat woord leed"
beteekent.
Beteekent het iemand op alle mogelijke
manieren te laten voelen, dat men hem min
acht ? dat hij toch eigenlijk een inferieur
schepsel is? dat hij 't nu eens materieel
door en door ellendig moet hebben ? dat
besneeuwden weg stond; er was inderdaad
iets van een Breughel in...
Dit zijn de figuren, die ik van deze ten
toonstelling te noteeren heb. Verder doet
Adamse er een ethisch-gezinde voorstelling
zien; Schiitz had er geweerd moeten zijn,
zooals nog een paar anderen, die verzwak
ken in plaats van versterken.
II. Pulchri Studio, den Haag.
Pulchri's tentoonstelling is beter dan mees
tentijds, ofschoon er geen enkel werkelijk
voortreffelijk schilderij is. Dat zij beter is,
komt tioor een verscheidenheid in de
gammata; het matte, mono-tone is ietwat over
wonnen. Twee portretten zijn te noemen:
de vrouw in het blauw", vanJanSluyters,
en het sobere werkje (uit 1901) van
Haverman. De figuur is op deze tentoonstelling
toch belangrijker dan het landschap; iets
eigenaardigs voor den Haag, en eigentlijk
een teeken van den nieuwen tijd. Het stil
leven, het bloemstuk is er in frischheid te
vinden. Jonkvrouwe M. de Jonge, Mejuffr.
Vlielander Hein en Anna Abrahanns zijn
daarvan de te waardeeren voorbeelden. Ze
zijn met hun vrouwelijke-drieën behaaglijker
dan Van der Weele, door El. Amtzenius, of
W. van Voorden door Luns. Luyt heeft een
illustratief schilderij, krachtiger dan meesten
tijds; evenzoo is Mension sterker, maarniet
zekerder dan in zijn genre-stukken, in zijn
Pelikanen. Ter Meuten geeft nu vele keeren
opnieuw niet-nieuwe schapen; de Zwart is
als altijd spontaan in een forsch, niet
fijnkleurig werk. Bron gaat vooruit in wat hij
zoekt aan den luministischen kant; Van de
Wetering de Rooy is kleurig in een Hoog
Water te Gorkum". Wtyns is te wit; Lam
is eigenaardig; deRouville
typisch-vertegenwoordigd; Vreedenburgh is vlot, Piet Kramer
sober in zijn Doodshoofden"; Dysselhoff
van de eigen soort, en Jules Brouwers ruim
en ongewoon. Daar naast zijn de gewone
krachten, waarvan Suze Robertsen er een
is, en de ongewone nog, en hiervan is Wolter
er een, levendig in zijn Havenhoofd, en ver
fijnd (in de rooden) voor zijn doen in de
roode schuiten voor de pakhuizen te
Enkhu yzen.
P L A S S C H A E RT.
STEMMING
Stil zit ik in 't donkere duin te zingen van
(haar.
De duisternis maakt mij dedingen zoo klaar.
Stil ligt de zee aan mijn voeten en zingt
[een lied,
Maar het zoete gezang in mijn hoofd
ver(dringt ze niet.
Stil lig ik met mijn oogen dicht in 't zand,
Stil troost mij mijn moede gezicht een hand.
Gi'i:s MOUSSAULT
hij zoo laag gezonken is, dat zelfs de zon
en de zomer te goed voor hem zijn 't Be
doelt men dit?en volgens de prak
tijk wordt dit inderdaad onder
leed" verstaan dan kan men, ook
a! laat men het cel-systeem als zoodanig
theoretisch rusten, niet anders dan de heele
cel-inrichting een barbaarsche misdaad
noemen tegen den mensch.
Dr. Van der Hoeven, geneesheer aan het
gesticht Coudewater" omschreef de cel
destijds aldus : Het schaftgat", het
etensblik", de houten lepel, de gebrekkige reini
ging (eenmaal 's maands een voetbad, om
de twee maanden een reinigings-bad), de
onsmakelijke, onvoldoende voeding, het op
zettelijk beletten van het uitzicht op den
halven vierkanten meter lucht (twee
meter boven de celvloer), de afschuwelijke
lucht-plaats, de akelige, benauwde graf
stilte achter de sombere deuren wie die
ooit van dit alles kennis nam (en 't is nog
niet alles") kreeg een anderen indruk dan
dien van afgrijzen, zag niet verbijsteid, op
wat wijze daar het dierlijke en den mensch
bestreden wordt. De cel is een
allergevoeligst, aüerhevigst, ik voor mij zou willen
zeggen, onmenschelijk leed. Dat daaruit zoo
heel veel goeds zou groeien, men moet een
vervaarlijk idealist zijn om 't te gelooven.
Maar die zijn er nu eenmaal. En het
menscheüjk weerstandsvermogen is groot."
Met opzet halen wij een dergelijk ge
tuigenis aan, omdat onze eigen woorden
van overdrijving enz. zouden worden be
schuldigd.
Als wij eenige ooncreie voorbeelden op
noemen :
Waarom moet de gevangene de eerste twee
dagen leven op water en druo^ brood '.-1 Stel
u voor: ge zijt in uw cd gebracht. Na vijf
minuten kunt ge uw heele verblijf uit uw
hoofd uil-teekenen.
Ge zit daar, en als het etenstijd is hoort
ge een sleutel gerammel, waarbij ge u klein
en machteloos voelt; uw schaftgat" in de
ijzeren deur wordt naar buiten opengeklept
en er komt een homp bruin droog brood
door. (je neemt het aan, de ijzeren klep
gaat dicht, de sleutel draait rammelend rond
en ge zijt weer alleen... mei uw maaltijd".
Op n enkele manier kan het barbaarscher:
het zon naar binnen kunnen worden ge
gooid. Hoe denkt men, dat deze wijze en
verheffende paedagogiek werkt ? In een hoek
staat een kruik met water. Water om te
wasschen, om te dweilen, om te drinken,
enz. In de kast of op het plankje staat een
tinnen beker. Wat wilt ge nu nog meer V
(Ik had zelfs een geëmailleerd bord!: Nu hebt
ge alles: water, een beker, brood en een
bord. (je kunt gaan eten, 'tzij ontbijten,'tzij
dineeren, 'tzij lunch, tzij souper: ge hebt
alles, letterlijk alles. Alles voor uw maag:
droog brood en water, alles voor uw lichaam:
wat zetmeel, wat ze melen, een beet j e chemisch
aantoonbaar eiwit en in uw water 2 deelen
waterstof en een dee! zuurstof Ge hebt
ook alies voor uw ziel: eenzaamheid, ge
legenheid tot wijze inkeer en tot veroot
moediging en tot het besef van uw ver
dorvenheid, veigeleken bij al die braafheden
en in deugd en eerlijkheid en burgerzin
uitmuntenden, buiten c!ie ijzeren deur en
steenen muren.
Ge denkt aan een anderen disch? Aan
een fatsoenlijke" tafel ? Aan wat gezellig
heid ? Aan althans een smeurtje boter en
een mes om dien broodhomp te snijden?
Het is zeer snood om daar aan te denken,
want toen ge al deze dingen hadt zijt ge
slecht" geworden en nu moet de ontbering
van dit alles u weer goed" maken.
Dat water-en-brood systeem is een
vervlotkt hatelijk en sarrend en treiterend
De Regeering waarschuwt
Teekening voor De Amsterdammer" van Jordaan r
Wachie: Bewaar'je brood an turrefie wel... de klok heit acht!"
welkom' aan den pas binnen-getredene.
De eenigste deugd er van is, dat het mist
de onoprechtheid van menig aangenaam
kennis te maken" met bijbehoorenden glim
lach uit de burgelijkes amenlevine. Even
naakt als de cel zelf is, precies zóó naakt
toont het systeem" vanaf den eersten dag,
hoe ge er beschouwd wordt.
En de voeding blijft onvoldoende.
Het brood blijït droog! Het blijft, ook na
die eerste paar dagen, dezelfde bruine homp.
Geen sneden, neen een homp, ter grootte
van een flinke mans vuist.
Het drinken is nog slechter. Wanneer men
ingewijd'' is, wordt men den derden dag
verheugd met warm drinken (inhoud i/2
Liter). Water en melk, d.w.z,: 9 deelen
water en ccn deel melk. Het is werkelijk
waar, al zal het den lezer moeite kosten
dit te gelooven.
Het is een der onzen overkomen, dat hij
bszoek kreeg van een regent en dat hij
klaagde over dit ontbijt", dat van droog
brood ??- koud water was gepromoveerd tot
droog brood + warm water i ', ??L. melk,
waarop de regent verwonderd vroeg krijgt
u de melk aangelengd." Het beleefde ant
woord van den boef" was: ja mijnheer
de regent, wij krijgen melk aangelengd met...
00 pCt. water."
De middagmaaltijd heeft eenige ver
scheidenheid. Mijn menu's waren gedurende
een week (en die van de anderen waren
vrijwel van gelijke samenstelling) : twee
maal (inderdaad goede) erwtensoep, twee
maal stamppot, tweemaal gort of rijst en
eenmaal bruine boonen.
De kwantiteit is voor een normaal mensch
voldoende: ± l Va Liter. Maar alle doktoren
bij elkaar maken ons niet wijs, dat daarom
de voeding in zijn geheel aan normale
eischen voldoet. Vermoedelijk is het
boonenmaal nog het beste, al is ook de
vethoeveelheid, in den vorm van een scheutje
gesmolten vet en een schijfje spek, alleen
weegbaarop eenbrievenweger, tegering.Maar
een dag waarop men krijgt: twee ranlsoenen
droog brood + Vs L. genoemde wateren melk
-j- V» L. koffie (te samen morgen- en avond
boterham) \1A L. in water gekookte rijst
met een of twee lepels vet er over en een
stukje vleesch in vorm en grootte gelijk
aan het heft van een tafelmes als middag
maal is beslist onvoldoende. En het blijft
onvoldoende als de rijst-in-water massa
vervangen wordt door de gestampte aar
dappelen met een klein beetje van de een
of andere groentensoort. Vooral aan eiwit
en vet is er een tekort.
Er is mij destijds verteld, dat deskundigen
de samenstelling voldoende hadden gekeurd.
Ik ben er van overtuigd, dat deze deskun
digen n wat de samenstelling n wat de
geheele habitus" van den maaltijd betreft,
het voor zichzelf zeer onvoldoende zouden
achten.
Oneindigergerlijker is het gevangenis-raam.
Dat is een duivelsche uitvinding.
Stel u voor: een... vertrek met afmetin
gen: vier bij twee; alles steen, ruwe steen,
en aan een der smalle kanten, twee meter
van den grond het raam":
onderste helft matglas, bovenste helft door
zichtig glas, maar daar achter aan den bui
tenkant schuin op-staand en boven het raam
uitstekend : matglas ! Een beetje licht
en schuin naar boven, over het mat-glas
van den buitenkant een staaltje van den
hemel! Ziedaar Uw blik" op de buiten
wereld, tot het verkeer waarin gij moet
worden opgevoed.
Inderdaad geraffineerd!
Ik kan me den gevangene volkomen be
grijpen, die, wanneer 't eindelijk voorjaar
wordt, zijn kroes of zijn geëmailleerd bord
of het deksel van zijn ton" grijpt en er de
heele mat-glazen rommel mee aan scherven
smijt en als ze dan op dat gerucht komen
aanloopen, zegt: Sluit me nu maar in jullie
cachot op, ik heb tenminste de vootjaarszon
in mijn cel gehad l"
Hebben nu al die heeren, die op den
eersten den besten zonnigen voorjaarsdag
op hun fietsen een ritje doen en 's zomers
in Gelderland of aan zee hun geest
verfrisscheB, nooit gedacht dat ook een
boevennatuur wellicht vatbaar is voor een goede
inwerking van voorjaars-zon en
zomerweelde ?
En is daarom niet, evengoed als zulk een
raam1' ook de lucht"-plaats een
barbaarschheid ? Ze zijn niet overal gelijk. De
mijne bestond uit een kooi, met een opper
vlakte van ! 20 M', driehoekig van vorm.
aan de kanten muren van 2X ,;i 3 M. hoog,
de vloer van steen, en het geheel over
dekt met ijzeren tralies gaas ! In dien
tuin" mag men iederen dag : 20 minuten
vrije beweging" nemen, onder het oog van
een bewaker. Vaak hangt er een onfrissche
lucht in die kleine kool-hokken. Men kan
het treffen, dat in de verte een boom-top
zichtbaar is en soms is een vogel zoo
vriendelijk om juist tjilpend over de kooi heen
te vliegen als de boef gelucht" wordt.
Vogelen des hemels" is inderdaad
een goede uitdrukking. Maar ze vliegen
vlug weg, want deze kinderen der ruimte
weten wat een kool is, 'tzij voor vogels,
't zij voor menschen.
O ! Alles zal wel zijn reden hebben ! En
dat gaas boven 't hoofd zal wel zijn, opd.it
de eene snoodaard geen staatsgevaarlijke
brieven over den muur werpt naar den
ander! Alles zal wel een verheven Doel
hebben, getrouwe copie van de Voorzienig
heid ! ! Maar met dat al kan iedereen op
zijn vingers narekenen dat de gekweekte
gevoelens zijn: afstomping en grimmige
verbittering of hooghartige minachting.
Geen bloem, geen plant, geen boom
niets! En als de lucht-tijd om is, wandelt
men door de klinkende gevangenisgang
terug; in zijn rug bekeken door een be
waarder, van voren in 't vizier van een
anderen bewaker, in de verte bij de cel-deur
opgewacht door een derden bewaker. De
cel-deur valt dicht en de heele
eod-ganschelijke dag ligt weer vóór je. Zóó wordt...
geïndividualiseerd !
Ziet hier de Hof, waarin gekweekt wordt
de oneindige zorg behoevende plant van
het Berouw!
M. C. VAN W n il i;
*) Ik denk b.v. aan den dienstweigeraar
de Wit, wiens verdedigingsrede, opgenomen
in Opwaarts", liet orgaan der
ChristenSocialisten, iederen lezer ontroert. Hij is
veroordeeld tot drie jaren
gevangenisStraf! Beleefd verzoek ik den lezer bij
het verdere kennis-nemen van dit artikel
ook aan een geval als 't zijne te denken.
Den politiek-meeleverden lezer herinner ik
aan het debat bij de begrooting van Justitie
tusschen de heeren wijlen prof. van Hamel,
mr. Mendels en den minister over de poli
tieke vervolgingen van dezen tijd. Een debat,
gevolgd door een dergelijk vonnis!! Wij
zijn benieuwd of de Tweede Kamer ook
dit verdragen zal.