De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 25 augustus pagina 7

25 augustus 1917 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

25 Aug. '17. No. 2096 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ITentoonstelHngsnotitiesS (WALCHEREN, DEN HAAG) De Veere. Ik zeide u in een vorig artikel, dat met Toorop Vaes' bloemen het belangrijkste waren van deze tentoonstelling. Ze zijn dit zeker, want ze zijn krachtig, zeer krachtig soms, en zeer vast; ze hebben uitbundigheid en zijn toch bedwongen in den vorm. De R o u v i l He, spontaan maar soms ongewis, altijd beschaafd van kleur, altijd romantisch en soms met te weinig bezinning, islhier in drie werken getypeerd. Hij is van zijn lichtendgrijs in 't dichtend paar" maar niet op zijn diepst; hij is sonoor in de scène van het Restaurant de Prome nade; hij is het gedegenst, het rustigst in het schilderij met de oude vrouw voor 't raam, ofschoon het uitzicht aan Israëls' uit zichten uit zijn ramen herinnert. Wolter gaat vooruit. De kleur krijgt innigheid, en soms is een werk in n ongereptheid van kleur volgehouden. Het Stadsgezicht uit Tholen is in zijn witheid niet het beste werk. Beter is de dampvolle morgen aan den waterkant van Amsterdam; een vlotte schets is het scheepje op de deining, in tiemer is een vaart met een huisje er bij, en met een bootje er in. Toch zijn de twee schilderijen op Pukhri belangrijker. Dirk N ij l a n d' s houtsneden vertoonen de niet scherpkeurende oprechtheid van dezen realist, soms naturalist. Ze zijn beide krachtig en ze toonen in den maker een die 't vloeden en stroomen der rivieren verstaat, en onbeschroomd noteert. Verfijnder is M a u k e s. Maukes is een verfijnde en een nauwkeurige. Toch heeft hij niet de eenvoudige allure van den realist-naturalist", er is in zijn werk altijd een transpositie van gewone werkelijkheid naar een stiller streek. Het Interieur typeert iiimiiimiiiiiiiniiiiHiiiiiiiiiiuiii Oucf-Hoffancfsche SCHILDERDEN. 73,,Kalverstraat, DE CEL Ds. Af. C. van W ij hèdie, omdat hij het bekende dienstweigeringsmanifest had onderteekend, tot drie maanden vrijheids straf was veroordeeld, beschrijft voor de Amsterdammer" zijn ervaringen in de cel. Het is een bekend woord van Ferri, dat de celstraf een der afdwalingen is geweest van onzen tijd," waarmee bedoeld werd, dat, al waren het wellicht afgedwaalden", ie in de cel terecht kwamen, degenen, die meenden hen op het rechte spoor terug te kunnen brengen door middel van de cel, zelven dwaalden n in de keuze van het middel n in hun beschouwing dergenen, die zij wilden verbeteren. Wij zetten ons bij het schrijven van dit artikel niet tot een bestrijding van het cel wezen als zoodanig. Wel is de lust groot om aan de werkelijkheid eens te toetsen hoezeer het cel-stysteem de hoog-geroemde deugd der individualiseering vervult. Individualiseering in het snitlooze, slobberige boevenpak! Individualiseering in dit uni form der schande en minderwaardigheid! Individualiseering in de uniformiteit der cel: vier naakte wanden, steen onder, ste_en boven, steen rechts, steen links, steen vóór en steen achter! Individualiseering in het uniforme, gemeenschappelijke niet-zien van licht en zon en boom en bloem. Individua liseering in de week-in, week-uit eentonige herhaling van het kazerne-eten uit de blikken teil met de houten lepel, dat eten, dat in zijn regelmatige volgorde van ge rechten het brave kalendertje van den Volksbond overbodig maakt, want de zetter kan een zetfout maken, zelfs in een kalender, maar de gevangenis-kok maakt geen kookfout door het Maandag-?menu" op Dinsdag klaar te maken. Individualiseering in de cel! Wat wij hieronder schrijven is eigen ervaring aangevuld door wat wij hoorden van onze collega's en doo.r meer, wat ons verteld werd door andere lotgenooten. En van alle kanten hoorden wij steeds het zelfde wat wij zelf ook voelden: onder het mom van individualiseering en van gelijkheid-vanbehandeling wordt het meest-individueele geweld aangedaan en duurzaam vermoord en wordt de meest tergende ongelijkheid betracht. Wij hebben het genoegen gehad eenige keeren te mogen spreken, ja herhaaldelijk gedurende eenigen tijd omgang te mogen hebben met personen, die het gestichts-wezen uit hun levenservaring kenden, en telkens en telkens werd het duidelijker dat bij het oordeelen over cel", gevangenisstraf' enz. alles afhangt van het oordeel over de misdaad". En alle theorieën van criminalisten en psychologen, alle statistieken over mis dadigheid en over de uitwerking van dit systeem en van dat systeem troffen mij minder dan dit ne woord van den ver grijsden directeur, maar wiens belangstelling voor zijn volkje" steeds frisch en krachtig was: Wat onze menschen noodig hebben, mijnheer? Een behandeling en een toewij ding en een verpleging van zulk een aard, dat morgen aan den dag de halve maat schappij zich aanmeldde. En dat zou van die maatschappij de beste helft zijn, want zij zouden in die aanmelding uitspreken, hoe zij zich daarbuiten slechter voelden worden ondanks zich-zelf." Dat alles heb ik begrepen toen ik zelf in de cel zat". O! wij, predikanten, die daar moesten zitten" voor een week of wat, die door gaans onze boeken hadden om te studeeren, onze boeken om te lezen, ons papier om deze bewering niet, wel de Visschen. En eveneens de houtsneden. De laatste daarvan is het Nestkuiken. Het is een houtsnee, die een teedere vastheid bezit, en een zekere neiging tot het décoratieve-vullen van het blad. De vormen staan in het wit op den zwarten grond zooals in de oude, ver trouwde meetkunde-boeken. In tegenstelling tot deze praeciese beschouwing, soms praecieus, staat het zwierig leniggetrokken werk van Derkzen van Angeren, den Delvenaar, die nu in Rotterdam eigen interieur en den Stroom met zijn beweging etst. Hij is een ras-echte teekenaar, zoo lang als ik hem ken. Hij is een etser, die zich het zuiverst in lijnen uitdrukt; spelen en spoelen doet zijn water. Ik houd in deze meer van zijn snelle notities, dan van waaraan hij langer zit, en zwoegt; in het snelgenoteerde is meer gegeven, meer leven en meer werkelijk heid dan in het zoo geheeten doorwerkte gedoe. En ik kan niet ontkennen, omdat ik eenigszins van Angeren's aard meen te weten, dat ik nieuwsgierig ben naar wat hij, een eigentlijk s c h e r p-bewogene, binnenkort zal doen. Hij liet het etsen wat varen voor de werien in gebrand glas maar hij her vat zijn ouden, en altijd nieuwen, harts tocht weer; graphisch werk te doen is hem hem ten uiterste natuurlijk. Een ander dan een realist" is Degouve deNuncques. In Veere vindt ge hem niet op zijn innigst, en meest weemoedig. Hij iseen samenvatter van aspecten, een synthetiseerend land schapsschilder. De tooneelen uit Brabant (Belgisch-Brabant) maken dat zeker. Hij heeft daarvoor het noodige geduld en de noodige lange, voortdurend-vergarende vol harding. Hij weet, wat eenzaamheid is en toch, dat er volte is in die eenzaamheid. Ik herinner mij daarvan een voorbeeld in het karretje met het blauwe vat, dat op den onze gedachten op uit te leven; wij, die daar zaten met de zekerheid: straks is alles weer als zoo-even en gaat alles weer zijn gewonen (of buitengewonen") gang. Wij zouden onze eigen schande publiceeren als wij over ons-zelf in klaagliederen vervielen. Maar dat neemt niet weg, dat wij na een vijftal weken cel-verblijf nog iets anders kunnen zeggen en schrijven dan wat wij er persoonlijk hebben ondervonden. Het is van zoo goed als geen belang, hoe wij het inde gevangenis hebben gevonden". Het is van oneindig grooter belang, dat menschen van eenig intellect, van eenige bekwaamheid tot oordeelen en beschrijven en van eenige belangstelling in het Sociale leven, op grond van persoonlijke ervaring naast hun nadenken en hun algemeene beschouwing van mensch en maatschappij hun indrukken over de cel weergeven. Wat dan, om met een meer algemeene zaak te beginnen, mij vaak heeft bezigge houden is de vraag: Weten de heeren rechters wel wat zij t! o e n, wanneer zij iemand veroordeelen tot gevangenissstraf?" '). Weten zij dat? Is het niet curieus, dat een onzer, alvorens zijn straf te ondergaan, zich begaf naar een zeer hoogen titularis van onze rechterlijke macht met de vraag: ,ik heb hier wat boe ken bij mij, zou ik die in mijn cel mogen mee-nemen en gebruiken," en dat hij daarop tot antwoord moest hooren: Ja, dat weet ik niet! U begrijpt, dat al die bepalingen daaromtrent en al die maatregeien aangaande het cel-leven mij niet bekend zijn, maar u moet dat maar eens informeeren." Mij trof dit geval bijzonder. Deze man had medegewerkt aan de veroordeeling tot een vrij zware vrijheidsberooving en wist niet de feitelijke inhoud van de straf! Deze rechtspraak deed mij denken aan een soort van straf-thermometer: iedere graad beteekende n maand en nu werd bij de schaal van het delicten-kwik maar automa tisch afgelezen: zooveel maanden déze, zooveel maanden dié." Waarschijnlijk toch een sterk en over tuigd voorstander der individualiseering" ?! Wij beseffen zeer goed, dat het ambt van rechter behoort, juist voor de gewetens trouwe en psychologisch ontwikkelden, tot de betrekkingen, die buitensporig hooge eischen stellen. Maar wij vermoeden, dat het deze omstandigheid toch niet alleen is, die een der onzen aanleiding gaf te zeggen : twee dingen hoop ik, dat mijn zoon niet zal worden, noch de man mijner dochter zal zijn, n.L: officier en rechter! Weten zij wat het is, dag-in, dag-uit in de eenzaamheid te moeten zitten, niets, niets van de wereld wetende; niets, niets van de natuur ziende, geen vogel, geen bloem, geen drijvende wolk in zijn zetlenden gang ? Weten zij, welke gevoelens er op komen in het hart van wie dat alles onder gaat ? Want inderdaad de geheele inrichting van het cel-leven is een grievende vernedering, vanaf het fouilleeren tot het gelucht" worden in de kooi-achtige binnenplaats toe. ,,De straf moet een leed blijven,"zegt ook het jongste rapport van de Commissie van onderzoek, uitgebracht aan het hoofdbestuur van het Genootschap tot zedelijke verbetering van gevangenen. Een leed! Wij zullen er niet over twisten. De vraag is maar, wat dat woord leed" beteekent. Beteekent het iemand op alle mogelijke manieren te laten voelen, dat men hem min acht ? dat hij toch eigenlijk een inferieur schepsel is? dat hij 't nu eens materieel door en door ellendig moet hebben ? dat besneeuwden weg stond; er was inderdaad iets van een Breughel in... Dit zijn de figuren, die ik van deze ten toonstelling te noteeren heb. Verder doet Adamse er een ethisch-gezinde voorstelling zien; Schiitz had er geweerd moeten zijn, zooals nog een paar anderen, die verzwak ken in plaats van versterken. II. Pulchri Studio, den Haag. Pulchri's tentoonstelling is beter dan mees tentijds, ofschoon er geen enkel werkelijk voortreffelijk schilderij is. Dat zij beter is, komt tioor een verscheidenheid in de gammata; het matte, mono-tone is ietwat over wonnen. Twee portretten zijn te noemen: de vrouw in het blauw", vanJanSluyters, en het sobere werkje (uit 1901) van Haverman. De figuur is op deze tentoonstelling toch belangrijker dan het landschap; iets eigenaardigs voor den Haag, en eigentlijk een teeken van den nieuwen tijd. Het stil leven, het bloemstuk is er in frischheid te vinden. Jonkvrouwe M. de Jonge, Mejuffr. Vlielander Hein en Anna Abrahanns zijn daarvan de te waardeeren voorbeelden. Ze zijn met hun vrouwelijke-drieën behaaglijker dan Van der Weele, door El. Amtzenius, of W. van Voorden door Luns. Luyt heeft een illustratief schilderij, krachtiger dan meesten tijds; evenzoo is Mension sterker, maarniet zekerder dan in zijn genre-stukken, in zijn Pelikanen. Ter Meuten geeft nu vele keeren opnieuw niet-nieuwe schapen; de Zwart is als altijd spontaan in een forsch, niet fijnkleurig werk. Bron gaat vooruit in wat hij zoekt aan den luministischen kant; Van de Wetering de Rooy is kleurig in een Hoog Water te Gorkum". Wtyns is te wit; Lam is eigenaardig; deRouville typisch-vertegenwoordigd; Vreedenburgh is vlot, Piet Kramer sober in zijn Doodshoofden"; Dysselhoff van de eigen soort, en Jules Brouwers ruim en ongewoon. Daar naast zijn de gewone krachten, waarvan Suze Robertsen er een is, en de ongewone nog, en hiervan is Wolter er een, levendig in zijn Havenhoofd, en ver fijnd (in de rooden) voor zijn doen in de roode schuiten voor de pakhuizen te Enkhu yzen. P L A S S C H A E RT. STEMMING Stil zit ik in 't donkere duin te zingen van (haar. De duisternis maakt mij dedingen zoo klaar. Stil ligt de zee aan mijn voeten en zingt [een lied, Maar het zoete gezang in mijn hoofd ver(dringt ze niet. Stil lig ik met mijn oogen dicht in 't zand, Stil troost mij mijn moede gezicht een hand. Gi'i:s MOUSSAULT hij zoo laag gezonken is, dat zelfs de zon en de zomer te goed voor hem zijn 't Be doelt men dit?en volgens de prak tijk wordt dit inderdaad onder leed" verstaan dan kan men, ook a! laat men het cel-systeem als zoodanig theoretisch rusten, niet anders dan de heele cel-inrichting een barbaarsche misdaad noemen tegen den mensch. Dr. Van der Hoeven, geneesheer aan het gesticht Coudewater" omschreef de cel destijds aldus : Het schaftgat", het etensblik", de houten lepel, de gebrekkige reini ging (eenmaal 's maands een voetbad, om de twee maanden een reinigings-bad), de onsmakelijke, onvoldoende voeding, het op zettelijk beletten van het uitzicht op den halven vierkanten meter lucht (twee meter boven de celvloer), de afschuwelijke lucht-plaats, de akelige, benauwde graf stilte achter de sombere deuren wie die ooit van dit alles kennis nam (en 't is nog niet alles") kreeg een anderen indruk dan dien van afgrijzen, zag niet verbijsteid, op wat wijze daar het dierlijke en den mensch bestreden wordt. De cel is een allergevoeligst, aüerhevigst, ik voor mij zou willen zeggen, onmenschelijk leed. Dat daaruit zoo heel veel goeds zou groeien, men moet een vervaarlijk idealist zijn om 't te gelooven. Maar die zijn er nu eenmaal. En het menscheüjk weerstandsvermogen is groot." Met opzet halen wij een dergelijk ge tuigenis aan, omdat onze eigen woorden van overdrijving enz. zouden worden be schuldigd. Als wij eenige ooncreie voorbeelden op noemen : Waarom moet de gevangene de eerste twee dagen leven op water en druo^ brood '.-1 Stel u voor: ge zijt in uw cd gebracht. Na vijf minuten kunt ge uw heele verblijf uit uw hoofd uil-teekenen. Ge zit daar, en als het etenstijd is hoort ge een sleutel gerammel, waarbij ge u klein en machteloos voelt; uw schaftgat" in de ijzeren deur wordt naar buiten opengeklept en er komt een homp bruin droog brood door. (je neemt het aan, de ijzeren klep gaat dicht, de sleutel draait rammelend rond en ge zijt weer alleen... mei uw maaltijd". Op n enkele manier kan het barbaarscher: het zon naar binnen kunnen worden ge gooid. Hoe denkt men, dat deze wijze en verheffende paedagogiek werkt ? In een hoek staat een kruik met water. Water om te wasschen, om te dweilen, om te drinken, enz. In de kast of op het plankje staat een tinnen beker. Wat wilt ge nu nog meer V (Ik had zelfs een geëmailleerd bord!: Nu hebt ge alles: water, een beker, brood en een bord. (je kunt gaan eten, 'tzij ontbijten,'tzij dineeren, 'tzij lunch, tzij souper: ge hebt alles, letterlijk alles. Alles voor uw maag: droog brood en water, alles voor uw lichaam: wat zetmeel, wat ze melen, een beet j e chemisch aantoonbaar eiwit en in uw water 2 deelen waterstof en een dee! zuurstof Ge hebt ook alies voor uw ziel: eenzaamheid, ge legenheid tot wijze inkeer en tot veroot moediging en tot het besef van uw ver dorvenheid, veigeleken bij al die braafheden en in deugd en eerlijkheid en burgerzin uitmuntenden, buiten c!ie ijzeren deur en steenen muren. Ge denkt aan een anderen disch? Aan een fatsoenlijke" tafel ? Aan wat gezellig heid ? Aan althans een smeurtje boter en een mes om dien broodhomp te snijden? Het is zeer snood om daar aan te denken, want toen ge al deze dingen hadt zijt ge slecht" geworden en nu moet de ontbering van dit alles u weer goed" maken. Dat water-en-brood systeem is een vervlotkt hatelijk en sarrend en treiterend De Regeering waarschuwt Teekening voor De Amsterdammer" van Jordaan r Wachie: Bewaar'je brood an turrefie wel... de klok heit acht!" welkom' aan den pas binnen-getredene. De eenigste deugd er van is, dat het mist de onoprechtheid van menig aangenaam kennis te maken" met bijbehoorenden glim lach uit de burgelijkes amenlevine. Even naakt als de cel zelf is, precies zóó naakt toont het systeem" vanaf den eersten dag, hoe ge er beschouwd wordt. En de voeding blijft onvoldoende. Het brood blijït droog! Het blijft, ook na die eerste paar dagen, dezelfde bruine homp. Geen sneden, neen een homp, ter grootte van een flinke mans vuist. Het drinken is nog slechter. Wanneer men ingewijd'' is, wordt men den derden dag verheugd met warm drinken (inhoud i/2 Liter). Water en melk, d.w.z,: 9 deelen water en ccn deel melk. Het is werkelijk waar, al zal het den lezer moeite kosten dit te gelooven. Het is een der onzen overkomen, dat hij bszoek kreeg van een regent en dat hij klaagde over dit ontbijt", dat van droog brood ??- koud water was gepromoveerd tot droog brood + warm water i ', ??L. melk, waarop de regent verwonderd vroeg krijgt u de melk aangelengd." Het beleefde ant woord van den boef" was: ja mijnheer de regent, wij krijgen melk aangelengd met... 00 pCt. water." De middagmaaltijd heeft eenige ver scheidenheid. Mijn menu's waren gedurende een week (en die van de anderen waren vrijwel van gelijke samenstelling) : twee maal (inderdaad goede) erwtensoep, twee maal stamppot, tweemaal gort of rijst en eenmaal bruine boonen. De kwantiteit is voor een normaal mensch voldoende: ± l Va Liter. Maar alle doktoren bij elkaar maken ons niet wijs, dat daarom de voeding in zijn geheel aan normale eischen voldoet. Vermoedelijk is het boonenmaal nog het beste, al is ook de vethoeveelheid, in den vorm van een scheutje gesmolten vet en een schijfje spek, alleen weegbaarop eenbrievenweger, tegering.Maar een dag waarop men krijgt: twee ranlsoenen droog brood + Vs L. genoemde wateren melk -j- V» L. koffie (te samen morgen- en avond boterham) \1A L. in water gekookte rijst met een of twee lepels vet er over en een stukje vleesch in vorm en grootte gelijk aan het heft van een tafelmes als middag maal is beslist onvoldoende. En het blijft onvoldoende als de rijst-in-water massa vervangen wordt door de gestampte aar dappelen met een klein beetje van de een of andere groentensoort. Vooral aan eiwit en vet is er een tekort. Er is mij destijds verteld, dat deskundigen de samenstelling voldoende hadden gekeurd. Ik ben er van overtuigd, dat deze deskun digen n wat de samenstelling n wat de geheele habitus" van den maaltijd betreft, het voor zichzelf zeer onvoldoende zouden achten. Oneindigergerlijker is het gevangenis-raam. Dat is een duivelsche uitvinding. Stel u voor: een... vertrek met afmetin gen: vier bij twee; alles steen, ruwe steen, en aan een der smalle kanten, twee meter van den grond het raam": onderste helft matglas, bovenste helft door zichtig glas, maar daar achter aan den bui tenkant schuin op-staand en boven het raam uitstekend : matglas ! Een beetje licht en schuin naar boven, over het mat-glas van den buitenkant een staaltje van den hemel! Ziedaar Uw blik" op de buiten wereld, tot het verkeer waarin gij moet worden opgevoed. Inderdaad geraffineerd! Ik kan me den gevangene volkomen be grijpen, die, wanneer 't eindelijk voorjaar wordt, zijn kroes of zijn geëmailleerd bord of het deksel van zijn ton" grijpt en er de heele mat-glazen rommel mee aan scherven smijt en als ze dan op dat gerucht komen aanloopen, zegt: Sluit me nu maar in jullie cachot op, ik heb tenminste de vootjaarszon in mijn cel gehad l" Hebben nu al die heeren, die op den eersten den besten zonnigen voorjaarsdag op hun fietsen een ritje doen en 's zomers in Gelderland of aan zee hun geest verfrisscheB, nooit gedacht dat ook een boevennatuur wellicht vatbaar is voor een goede inwerking van voorjaars-zon en zomerweelde ? En is daarom niet, evengoed als zulk een raam1' ook de lucht"-plaats een barbaarschheid ? Ze zijn niet overal gelijk. De mijne bestond uit een kooi, met een opper vlakte van ! 20 M', driehoekig van vorm. aan de kanten muren van 2X ,;i 3 M. hoog, de vloer van steen, en het geheel over dekt met ijzeren tralies gaas ! In dien tuin" mag men iederen dag : 20 minuten vrije beweging" nemen, onder het oog van een bewaker. Vaak hangt er een onfrissche lucht in die kleine kool-hokken. Men kan het treffen, dat in de verte een boom-top zichtbaar is en soms is een vogel zoo vriendelijk om juist tjilpend over de kooi heen te vliegen als de boef gelucht" wordt. Vogelen des hemels" is inderdaad een goede uitdrukking. Maar ze vliegen vlug weg, want deze kinderen der ruimte weten wat een kool is, 'tzij voor vogels, 't zij voor menschen. O ! Alles zal wel zijn reden hebben ! En dat gaas boven 't hoofd zal wel zijn, opd.it de eene snoodaard geen staatsgevaarlijke brieven over den muur werpt naar den ander! Alles zal wel een verheven Doel hebben, getrouwe copie van de Voorzienig heid ! ! Maar met dat al kan iedereen op zijn vingers narekenen dat de gekweekte gevoelens zijn: afstomping en grimmige verbittering of hooghartige minachting. Geen bloem, geen plant, geen boom niets! En als de lucht-tijd om is, wandelt men door de klinkende gevangenisgang terug; in zijn rug bekeken door een be waarder, van voren in 't vizier van een anderen bewaker, in de verte bij de cel-deur opgewacht door een derden bewaker. De cel-deur valt dicht en de heele eod-ganschelijke dag ligt weer vóór je. Zóó wordt... geïndividualiseerd ! Ziet hier de Hof, waarin gekweekt wordt de oneindige zorg behoevende plant van het Berouw! M. C. VAN W n il i; *) Ik denk b.v. aan den dienstweigeraar de Wit, wiens verdedigingsrede, opgenomen in Opwaarts", liet orgaan der ChristenSocialisten, iederen lezer ontroert. Hij is veroordeeld tot drie jaren gevangenisStraf! Beleefd verzoek ik den lezer bij het verdere kennis-nemen van dit artikel ook aan een geval als 't zijne te denken. Den politiek-meeleverden lezer herinner ik aan het debat bij de begrooting van Justitie tusschen de heeren wijlen prof. van Hamel, mr. Mendels en den minister over de poli tieke vervolgingen van dezen tijd. Een debat, gevolgd door een dergelijk vonnis!! Wij zijn benieuwd of de Tweede Kamer ook dit verdragen zal.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl