Historisch Archief 1877-1940
N°. 2097
Zaterdag l September
A* 1917
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERÏK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
Prijs oer No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loopenperjaAr l | UITGEVERS; VAN HOLKEMA ft WARENDORF, AMSTERDAM | | Adverientiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel
Aan onze Medewerkers
De redactie acht het gewenscht, haren
medewerkers en inzenders nadrukkelijk
te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo
veel mogelijk rekening te houden met den
voor het Weekblad meestgeschikten ^om
vang. Te lange artikelen leveren ver
schillende bezwaren op, zijn ook voor
de lezers veel minder aantrekkelijk. De
normale afmeting van artikelen moet
op ten hoogste 1500 woorden, en, die
van Feuilletons op ten hoogste 2000
woorden worden gesteld.
Van met potlood geschreven bijdragen
kan de redactie geen kennis nemen;
evenmin van die bijdragen waarvan het
papier aan beide zijden is beschreven.
Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge
typte copie in te zenden.
Alle inzendingen moeten
geadresseerd worden: Aan
het Secretariaat der Redactie
van De Amsterdammer', Week
blad voor Nederland, Keizers
gracht 3 33, Amsterdam, zonder
vermelding van persoonsnamen.
Eventueele vragen over drukproeven,
overdrukken, tijdstip van plaatsing e. d.
eveneens en uitsluitend te richten tot het
Secretariaat".
INHOUD: Bladz. 1: De Zending naar
de Vereenigde Staten. Staat van Beleg
en Militair Gezag. Niet met zijn
minderen," door v. H. Buitenl. Over
zicht, door G. W. Kernkamp.?Confetti.
2: De Rede, die Michaëlis niet gehouden
heeft.door Edw. Stilgebauer.?Krekelzang,
door J. H. Speenhoff. Spreekzaal:
Over het Vraagstuk der
Tuberculose-bestrijding, door H. W. Blote. 3: Uit den
Napoleontischeh tijd, door C. F. Gijsberti
Hodenpijl. Feuilleton: Uit een neutraal
Dagboek, door W. J. van Polen. 5:
Voor Vrouwen, door Elis. M. Rogge.
Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse.
7: Matthijs Maris, door Plasschaert.
Leekenspiegel. 9: Boekbesprekingen,
door prof. dr. H. Brugmans, W. van der
Wijk en dr. C. Breen. Bommen voor
Neutralen, teekening vanjordaan. De
Vijfkamp.door Friso. 10: Op den
Economischen Uitkijk,door jhr, mr. H.
Smissaert.11 : Achter de Schermen, door Joan.
Een Vleugje Haagsche Wind, door Ari.
12 : Van Vlaanderen : Vlaamsche
Oorlogsboeken, door Andréde Ridder.
Uit het Kladschrift van Jantje. Plech
tigheid, door Bendix, met teekeningen
van Is. van Mens. 13: Mr. Troelstra
te Stockholm, teekening van Joh.
Braakensiek. Schaakrubriek, red. dr. A. G.
Olland.?Damrubriek, red. K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: De water- en vuurnering
in eere hersteld, teekening van Joh.
Braakensiek.
De Zending naar de
Vereenigde Staten
De Zending naar Amerika is nu ver
trokken, en zij heeft onze beste wenschen
mee voor het welslagen van haar doel.
Wij hebben van den aanvang af be
hoord tot hen, die in de macht van
Amerika een groot mogelijk gevaar voor
de toestanden ten onzent zien, een gevaar,
van welks omvang het gindsche reuzenland
zich zelf waarschijnlijk niet eens geheel
bewust is.
Wat wij sindsdien vandaar vernamen,
heeft omtrent de te verwachten toe
schietelijkheid allerminst reden toteenig
optimisme gebracht! Het is
neepjesmutsenmooipraterij, deze ernstige zorgen tot
zwartgalligheid te verklaren.
De vraag is nu maar: zal de Missie
ginds voldoenden indruk maken, om voor
Holland duurzame tegemoetkomendheid
te wekken?
Hare samenstelling heeft veel
doelmatigs. Een der leden, de heer Van Eelde,
schijnt persoonlijk met Wilson gelieerd.
Een ander, de heer Van Vollenhoven,
kent de eigenaardigheden van onzen
inen uitvoerhandel sinds den oorlog op
een prik en is zeker ook een man, om
met succes Holland bij de Amerikanen
te vertegenwoordigen. De heer Van
Houven van Oordt kan eveneens de
bijzondere qualiteiten aan den dag leggen,
die hem mede hebben doen afvaardigen.
Te hopen is nu, dat déZending vol
doende ruime instructies heeft.
Het lijkt te beperkt, dat zij enkel is
uitgezonden als commissie tot regeling
van het handelsverkeer tusschen de Ver
eenigde Staten en Nederland," en dat
zij slechts komt met een aanstelling van
den minister Posthuma.
Kennen wij de Amerikanen genoeg
en begrijpen wij hun stemming van dit
oogenblik, dan behooren zij in deze
delegatie te kunnen zien eene zending
van de Nederlandsche Regeering, of beter
nog: eene zending van Nederland.
Zij komt om misverstanden en ver
keerde opvattingen uit den weg te ruimen,
om eenen indruk te geven van de be
hoeften van het Nederlandsche volk en
om de loyale tegemoetkomendheid van
de Amerikanen te erlangen.
Dit zal niet te bereiken zijn door
enkel af te stappen voor eene conferentie
over eenige punten van business. Voor
handige fcüsznessmenschen zien de Ameri
kanen ons toch reeds zeer sterk, waar
schijnlijk al te sterk, aan.
Wanneer ook Nederland, gelijk ver
schillende andere staten reeds deden, een
afgezantschap over den Atlantischen
Oceaan zendt, dan is dit om
algeheele belangstelling en sympathie te
wekken, om onze nationale levens
belangen te doen verstaan, en om
eenigermate een indruk te maken op
de imaginatie van de groote democratie
daarginds en hare leiders.
Het is niet enkel te doen om hun
tarwe en hun maïs en hun consenten,
maar ook om hun vriendschap en ver
trouwen.
Er is een staatkundige achtergrond
aan dit alles, dien wij ten tijde van
de vredesbesprekingen en na den vrede in
ruime mate noodig kunnen hebben.
Mocht het de bedoeling zijn geweest,
de zaak juist een minder beduidend
voorkomen te geven, zoo is dit een
fout, aangezien dan niet genoeg zal
worden bereikt en de gewenschte ver
houding met de Vereenigde Staten, niet
tot stand gebracht.
En zoekt men zich wellicht tot dezen
vorm te beperken uit angstvalligheid
om anders aan den anderen kant wat
ontstemming te wekken, dan zou dit de
gewone fout zijn, dat de voorzichtigheid
de wijsheid bedriegt en wij onze ge
wichtigste belangen niet durven waar
te nemen daar, waar wij ze moeten
vinden, uit overdreven schroom naar
eene zijde, waar zij nu eenmaal niet
gelegen zijn!
Indien wij ons hiervan niet vrij weten
te maken, raken wij eenmaal van de
wal in den sloot.
De verwachtingen, welke de Missie
vergezellen, gaan dus verder'.
Haar optreden moet staatkundige
waarde hebben voor de belangen van
ons land. En velen willen er juist die
waarde ook aan zien gehecht.
Staat van Beleg en
Militair Oezag
Wij spraken een vorig maal over de
wenschelijkheid om de uitoefening van
het militair gezag onder den staat van
beleg, tot 't strikt noodzakelijke te
beperken.
Naar aanleiding hiervan wijst men
ons op den eigenaardigen toestand, die
zich voor een gemeente als Bodegraven
voordoet.
Deze gemeente verblijft in staat van
beleg, zonder dat eenige bepaalde
noodzaak er voor aanwezig is. Zij wordt
onder militair gezag gelaten, zonder dat
er op 't oogenblik eenige militaire reden
toe bestaat.
In Januari 1915 is voor dit gebied de staat
varj beleg afgekondigd, omdat het in die
gemeente gelegen fort Wierickerschans
ingericht werd tot interneeringsdepöt.
Voor de bewaking der geïnterneerden
werd toen militair gezag ook in de om
geving noodig geoordeeld, hetgeen zich
begrijpen laat.
v Sindsdien echter is de interneering
geëindigd. Begin Mei 1.1. vertrok de
laatste Duitscher vandaar. Den 15 Mei
de commandeerende officier zelf.
Het is begrijpelijk, dat nu de
Bodegraafsche burgerij ook gaarne den uit
zonderingstoestand zag opgeheven en
den staat van beleg beëindigd.
Men kan zeggen: waar de aanleiding
vervallen is, moet ook 't uitvloeisel
ophouden,
Te lukken blijkt dit echter tot dus
verre niet. Naar vanwege het Departe
ment van Oorlog werd medegedeeld, is
de mogelijkheid niet uitgesloten, dat de
Wierickerschans ter eeniger tijd weer
eens in gebruik zal worden genomen.
En daarom laat men den staat van beleg
dus maar voor alle zekerheid bestaan ! Het
gezag wordt thans uitgeoefend door den
territorialen bevelhebber te Rotterdam,
die uitteraard met Bodegraven al bitter
weinig te maken heeft.
Dat een dergelijke toestand echter
voor de burgerij nog wel tot onwelkome
verrassingen leiden kan, blijkt o.a. uit
de jongste verordening van den militairen
bevelhebber te Zwolle, die plotseling in
't geheel onder hem hoorende gebied
voor elke vergadering of onschuldige
bijeenkomst de vergunning van de mili
taire autoriteit vereischt heeft verklaard
en aldus de burgemeesters en burgerlijke
autoriteiten uitgeschakeld.
In elk geval komt ons de voor
Bodegraven gevolgde gedragslijn onjuist
voor.
De abnormale toestand van den staat
van beleg behoort geen dag langer de
burgers te beheerschen en het burgerlijk
bestuur te doorkruisen, dan direct
noodig is.
Ook de bedoeling van de wet is nimmer
geweest, 't militaire gezag maar eens in
afwachting in te stellen of in afwachting
te laten voortduren.
Dit kan tot allerlei ongewenschte toe
standen aanleiding geven en het spruit
reeds uit eene ongewenschte opvatting
voort.
Volkomen terecht schijnt de gemeente
raad van Bodegraven zich dan ook in
Juni 1.1. tot de Kroon te hebben gewend,
met een verzoek om opheffing van den
staat van beleg.
Bleef dittot dusverre zonderbescheid,
van den tegenwoordigen Minister van
Oorlog, die in het Eindhovensche geval zulk
een juiste opvatting aan den dag gelegd
heeft, valt te verwachten dat aan deze
behoefte tot terugkeer van den normalen
rechtstoestand spoedig recht wedervaren
zal.
Ook het boven terloops genoemde be
sluit van den Overijsselschen bevelhebber,
verdient nog wel eens verdere toelich
ting of explicatie van hoogerhand!
Niet met zijn
minderen"
Een vriend, wiens nauwkeurigheid van
waarnemen wij evengoed kennen als
zijne betrouwbaarheid van mededeelen,
deed ons, geërgerd, het volgende relaas:
Ik zat in een rste-klasse coupé, die
niet bezet was dan door een zeer jeugdig
uitziend luitenant der infanterie, blijkbaar
een verlofsofficier. Toen de trein gereed
was van het Centraal-Station te vertrekken,
kwamen nog eenige miliciens aangeloopen,
die van verlof weer naar dienst terug
moesten. De hoofdconducteur liet hen in
onze coupé, en de jonf-'is kwamen zeer
netjes binnen, salueerden den officier ge
heel in den vorm, waren beleefd genoeg
om te vragen, of er plaats was en gedroe
gen zich ook overigens volkomen rustig
en beschaafd. Er werden niet meer plaatsen
dan de beschikbare ingenomen.
Terwijl de trein nog even wachtte,
stak toen de officier het hoofd buiten 't
venster, riep luide: hoofdconducteur,
hoofdconducteur", en verder, op de
vraag, wat er was: hebt ge voor deze
lui geen plaats in een andere coupé?
Want ik begeer niet met mijne minderen
te zitten".
De hoofdconducteur zeide alleen, dat
hij hem niet kon helpen, en de luitenant
moest toch de reis met zijne mindeien"
(en met een rood hoofd beginnen!
Wij achten een geval als dit van
genoegzame beteekenis om er de aan
dacht op te vestigen en er iets van te
zeggen.
Het is even verbazend als bedroevend,
dat nog steeds in ons leger zulke hou
dingen van een officier ten aanzien van
soldaten kunnen bestaan, en dat nog
wel een verlofsofticier zulke
hoogheidsopvattingen aan den dag legt, als hier
werden waargenomen.
Laat het zijn, dat men hier met eene
ongelukkige uitzondering te doen heeft.
Dan nog kan er niet scherp genoeg
kritiek over uitgeoefend worden. Zulk
eene hooghartige houding van den offi
cier is zeker het omgekeerde van den
geest, dien het Nederlandsche volk mag
wenschen, dat in zijn leger jegens zijne
zonen heersene. En zij is zeker ook een
voortreffelijk middel, om den soldaten
stof tot ontevreden stemming te geven.
De velen onzer officieren, die tegen
over de mannen welke met hen de
lasten der mobilisatie dragen, vertrouwen
wekkender houding aan den dag weten
te leggen, zullen aan kameraden als
bovengenoemde 't voorbeeld nog duide
lijker moeten geven.
Want het is dringend noodig, dat zulke
jeugdige aanvoerders doordrongen zijn
van meer natuurlijke gevoelens tegen
over de minderen", met wie zij
gezamenlijk nog heel wat anders te
doen kunnen krijgen, dan in n ge
makkelijke coupéte reizen; de
minderen", met wie zij in n
loopgraaf zullen hebhen te waken, in een
aanval te zwoegen, en misschien zelfs
in n kuil te worden hegraven.
VERDUN
Een menukaart voor een ,lunch in een
der kazematten van de citadel van Verdun,
op 5 Augustus 1916. Een oorlogsmenu, met
brochet de la Meuse" als voornaamste
schotel, maar toch minder Spartaansch dan
op andere dagen, want aan den maaltijd
zitten gasten uit Engeland en Amerika, die
een reis hebben gedaan iangs het Fransche
front en vandaag op bezoek zijn in Verdun.
De teekening, die het menu omlijst, stelt
een poort van een vesting voor; in den
boog het opschrift Place de Verdun".
Links een kanteel van een ouden burcht
muur; een Gallische haan er bovenop, die
uitdagend staat te kraaien. Maar vandaag
tart hij het leger van den kroonprins niet.
Hij roept een specialen welkomstgroet aan
de Amerikaansch gasten: This cockshouts
our french sentiments of friendship for the
great american Republic", heeft generaal
Dubois, die toen het bevel voerde in Verdun
er bij gekrabbeld.
Maar de commandant van de citadel, Farot,
heeft aan de gasten toch ook den
dagelijkschen roep van den Gallischen haan willen
laten hooren. Boven zijne handteekening
schreef hij: lis ne passeront pas. On les
aura".
Het is geen wonder, dat de gasten deze
menukaart als een kostbare herinnering aan
hun reis langs het Fransche front hebben
bewaard. Een reproductie ervan verzame
laars van oorlogscuriosa (zoo zijn er!) zullen
alleen daarom het boekje koopen staat
tegenover het titelblad van To Verdun from
the Somme (London and New-York, John
Lane), een reisverhaal, opgesteld door Mr.
Harry E. Brittain, een Engelschman uit het
gezelschap ; zijn reismakker Mr. James M.
Beek een Amerikaansch advocaat, wiens
boek over de voorgeschiedenis van den
oorlog (The evidente in the case) wel niet
de minste aanbeveling zal zijn geweest voor
de reizigers om verlof te krijgen langs het
Fransche front te gaan schreef er een
inleiding voor.
Een kostbare herinnering voor wie zelf
het voorrecht hadden in de kazematten van
Verdun aan te zitten met de verdedigers
van de vesting, maar ook een wekker van
gedachten voor wie in later dagen het
onderhoudend en humoristisch, zonder eenige
pretentie geschreven verhaal ter hand neemt
en er zijne gedachten door terug laat voeren
naar de dagen van Verdun.
lis ne passeront pas" dat werd ge
schreven in de eerste week van Aug. 1916,
toen de Franschen op den rechter Maas
oever het dorp Fleury en de werken van
Thiaumont heroverden. Maar in diezelfde
maand deden de Duitschers verwoede
pogingen om de Franschen weer terug te
dringen; zij bleven ten slotte in het bezit
van de werken van Thiaumont; Fleury ging
van de eene hand in de andere, maar de
Franschen behielden het.
lis ne passeront pas": de vrienden van
Frankrijk hoopten het innig, maar zij durf
den het nog niet luid uitspreken. Zij waren
nog onder den indruk van den geweldigen
storm, die in het laatst van Februari was
komen opzetten, toen over de Maasheuvels
het geweldige bombardement rolde van al
het zware geschut, dat de Duitschers en
Oostenrijkers bijeen hadden kunnen krijgen:
een roffelvuur, een lawine van metaal, zoo
als er nog nooit een was geweest, in ver
gelijking waarbij de kanonnades van vroegere
veldslagen slechts het geknal van voetzoekers
werden genoemd; sedert is ook deze praestatie
al weer overtroffen.
Zij dachten nog met schrik aan de dagen,
toen de Duitschers aan weersijden van de
Maas opdrongen, toen het fort Douaumont,
een der hoeksteenen van de hoofdlinie der
permanente verdedigingswerken vanVerdun,"
werd ingenomen, toen mijne dappere
Mecklenburgers ' of waren het Brandenburgers
of Silezicrs? het fort Vaux stormender
hand veroverden, toen ook op den linker
Maasoever de Duitschers voet kregen op
heuvel 304 en den Morthomme, toen de
ijzeren greep om Verdun zich langzaam
scheen te zullen sluiten.
lis ne passeront pas": zelfs in die dagen
was dat het vaste vertrouwen van alle
Franschen. Maar niet minder vast rekenden
de Duitschers erop, dat Verdun zou vallen.
Toen in Maart 1916 een vriend van mij
maar op zijn pas stond dat niet vermeld
bij een bezoek aan Antwerpen in een kring
van Duitsche officieren verkeerde en het
gesprek op Verdun kwam, kreeg hij te
hooren: Verdun? das haben wir im Mai".
De Meimaand is verstreken en toen het
op den laatsten dag ervan middernacht
sloeg, heb ik even gedacht aan die Duitsche
officieren in Antwerpen ; vermoedelijk zeiden
zij toen tegen elkaar: Mai war doch zu
früh; also im Juni". Maar de zomer verliep
en nog hadden we" Verdun niet; in den
herfst kregen de Duitschers te hooren, dat
zij het ook niet zouden krijgen.
Want op den 24sten October kon men in
de Duitsche couranten het eerste stuk lezen
van een uitvoerige geschiedenis van Die
Schlacht vor Verdun", met het merk erop:
aus dem groszen Hauptquartier wird uns
geschrieben"; aan de waarheid ervan viel
dus niet te twijfelen. Verdun was voortaan
een afgesloten rekening; eerst als iemand
dood is, wordt gewoonlijk zijne levensge
schiedenis geschreven. Uit het verhaal bleek,
dat Verdun een volkomen succes voor de
Duitschers was; het strategisch doel van de
onderneming was immers niet geweest om
zich meester te maken van de stad, maar
om de vesting Verdun, als uitvalspoort voor
de Hranschen. naar den kant van Metz en
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confetti".
Een oproerige krabbel" in het Volk
van 28 Augustus j. 1. bevat de volgende
zinsnede:
En tweemaal mijn kop deraf, dat de
cijfers gunstiger waren geworden,
als meneer de sorteerder op de manier
van God-zegent-de greep 994 uit die
500 had genomen..."
Het spijt ons, maar wij kunnen zelfs voor
deze verlokkende premie, die zelfs Salomé,
die in dit opzicht nog al verwend was, zou
doen watertanden, aan het verzoek van den
schrijver niet voldoen. De schrijver van de
oproerige krabbels is een te goed rekenaar
om niet te weten, dat men uit 5OO man
onmogelijk 994 kan uitzoeken.
het Lotharingsche industriegebied, te sluiten
en haar naar den kant van Frankrijk in te
rammelen. Dat was gebeurd; Verdun werd
aan drie kanten door de Duitschers inge
sloten en een groot deel der vestingwerken
was ingerammeid".
Op dienzelfden 24sten October toonden
de Franschen, dat voor hen de rekening nog
niet was afgesloten. In n forschen aanval
veroverden zij de steengroeve van
Haudromont, de werken van Thiaumont en het dorp
van dien naam, het dorp en het fort
Donaumpnt, het Caillette-, het Chapitre-, het
Fumin- en het Chenois-bosch en de batterij
van Damloup. Aan den rechter Maasoever
had Verdun toen lucht gekregen.
Van dat oogenblik af kon ook iemand,
die de goden niet wil verzoeken, hardop
zeggen: lis ne passeront pas''. In November
volgde de herovering van het fort Vaux en
de dorpen Vaux en Damloup; in December
die van de dorpen Vacherauville, Louvemont
en Bezonvaux. Aan den rechter Maasoever
waren de Duitschers toen teruggedrongen
tot de stellingen, die zij in de allereerste
dagen van hun offensief, in Februari, hadden
ingenomen ; aan den linkeroever stonden zij
nog altijd op den Morthomme en heuvel 304.
Sedert verdween Verdun uit de geschie
denis van den oorlog; af en toe werd er
op dit front wel gestreden, maar het had
geen afzonderlijk hoofd meer in de tele
grammen; als er, naast de gevechten bij
Atrecht, of aan den Chemin des Dames, ook
een bericht stond over een aanval of een
tegenaanval in het bosch van Caurières,
herinnerde men zich tenauwernood, waar
dit lag.
Eerst op den 20sten Augustus 1.1. heeft
menigeen uit zijne verzameling van oorlogs
kaartjes weer dat van Verdun voor den
dag gehaald. De Franschen deden toen een
aanval over een breeder front dan waarop
ooit voor Verdun is gestreden, over'een
front van bijna 20 K.M., aan weerskanten
van de Maas, van het bosch van Avocourt
tot benoorden Bezonvaux, en behaalden
reeds in den eersten aanloop groote suc
cessen, die op volgende dagen nog werden
uitgebreid. De geheele S-vormige bocht
van de Maas ten N. van Verdun, en alle
stellingen aan weerszijden daarvan, aan den
linkeroever o. a. de Morthomme en heuvel
304, zijn thans in hun bezit; de Duitschers
zijn terug moeten gaan naar de stellingen,
die zij innamen voordat zij in Febrnari 191i>
hun offensief tegen Verdun begonnen. lis
ne passeront pas. On les aura."
Zoo de Franschen een jaar geleden het
zelfde hadden gedaan als thans, zou de
wereld in rep en roer zijn geweest. Nu neemt
men er even kennis van en leest dan verder
de commentaren in de pers op het besluit
van de Engelsche arbeiders om naar Stock
holm te gaan of den nijdigen uitval van
Mr. Troelstra wegens het besluit van de
geallieerden om geen passen voor Stockholm
ie geven. Men is de oorlogsberichten moe
geworden, omdat niemand meer gelooft, dat
de wapenen de beslissing zullen brengen.
lis ne passeront pas" zeker; maar ook
durch kommen sie nicht"; bij Verdun niet:
als uitvalspoort naar Metz heeft Verdun nog
niet gediend; ook in Vlaanderen niet, waar
de Duitschers dank zij de revolutie in
Rusland een geweldigen tegenstand kun
nen bieden; ook aan den Isonzo niet of
nog niet? maar zoo al, zoo het Cadorna
eindelijk gelukte, den weg naar Triest te
vinden, zou de stand van zaken er aanmer
kelijk door veranderen?
Van de Engelsche blokkade en den
Duitschen duikbootoorlog, maar nog meer van
de gezondheid der volken om den oorlog
voort te zetten zal het afhangen, wanneer er
vrede zal komen. Die gezindheid wordt door
materieele dingen misschien nog meer
beheerscht dan doorideëele motieven; maar toch
ook door ideëele. Daarom is ook de rustdag der
krijgsverrtchtingen geen onverschillige factor
voor de houding van een volk tegenover
het vredesvraagstuk. Vooral niet bij een volk
als het Fransche. Indien Verdun gevallen
ware, zou de oorlog er ook niet door beslist
zijn geworden; achter de Maaslinit zouden
de Franschen een nieuwe verdedigingslinie
hebben kunnen improviseeren, zooals dat
ook op andere gedeelten van het werke'ijke
front is geschied. Maar de val van Verdun
zou de stemming gedrukt en den wil urn
vol te houden verlamd hebben. Zooals thans
het voor de Franschen gloriende einde van
de operaties voor Verdun hun een pluim op
den hoed en een hart onder den riem steekt.
29 Aug. 1917 G. W. KERNKAMP