De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 1 september pagina 1

1 september 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 2097 Zaterdag l September A* 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERÏK VAN EEDEN en H. SALOMONSON Prijs oer No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loopenperjaAr l | UITGEVERS; VAN HOLKEMA ft WARENDORF, AMSTERDAM | | Adverientiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel Aan onze Medewerkers De redactie acht het gewenscht, haren medewerkers en inzenders nadrukkelijk te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo veel mogelijk rekening te houden met den voor het Weekblad meestgeschikten ^om vang. Te lange artikelen leveren ver schillende bezwaren op, zijn ook voor de lezers veel minder aantrekkelijk. De normale afmeting van artikelen moet op ten hoogste 1500 woorden, en, die van Feuilletons op ten hoogste 2000 woorden worden gesteld. Van met potlood geschreven bijdragen kan de redactie geen kennis nemen; evenmin van die bijdragen waarvan het papier aan beide zijden is beschreven. Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge typte copie in te zenden. Alle inzendingen moeten geadresseerd worden: Aan het Secretariaat der Redactie van De Amsterdammer', Week blad voor Nederland, Keizers gracht 3 33, Amsterdam, zonder vermelding van persoonsnamen. Eventueele vragen over drukproeven, overdrukken, tijdstip van plaatsing e. d. eveneens en uitsluitend te richten tot het Secretariaat". INHOUD: Bladz. 1: De Zending naar de Vereenigde Staten. Staat van Beleg en Militair Gezag. Niet met zijn minderen," door v. H. Buitenl. Over zicht, door G. W. Kernkamp.?Confetti. 2: De Rede, die Michaëlis niet gehouden heeft.door Edw. Stilgebauer.?Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Spreekzaal: Over het Vraagstuk der Tuberculose-bestrijding, door H. W. Blote. 3: Uit den Napoleontischeh tijd, door C. F. Gijsberti Hodenpijl. Feuilleton: Uit een neutraal Dagboek, door W. J. van Polen. 5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse. 7: Matthijs Maris, door Plasschaert. Leekenspiegel. 9: Boekbesprekingen, door prof. dr. H. Brugmans, W. van der Wijk en dr. C. Breen. Bommen voor Neutralen, teekening vanjordaan. De Vijfkamp.door Friso. 10: Op den Economischen Uitkijk,door jhr, mr. H. Smissaert.11 : Achter de Schermen, door Joan. Een Vleugje Haagsche Wind, door Ari. 12 : Van Vlaanderen : Vlaamsche Oorlogsboeken, door Andréde Ridder. Uit het Kladschrift van Jantje. Plech tigheid, door Bendix, met teekeningen van Is. van Mens. 13: Mr. Troelstra te Stockholm, teekening van Joh. Braakensiek. Schaakrubriek, red. dr. A. G. Olland.?Damrubriek, red. K. C. de Jonge. Bijvoegsel: De water- en vuurnering in eere hersteld, teekening van Joh. Braakensiek. De Zending naar de Vereenigde Staten De Zending naar Amerika is nu ver trokken, en zij heeft onze beste wenschen mee voor het welslagen van haar doel. Wij hebben van den aanvang af be hoord tot hen, die in de macht van Amerika een groot mogelijk gevaar voor de toestanden ten onzent zien, een gevaar, van welks omvang het gindsche reuzenland zich zelf waarschijnlijk niet eens geheel bewust is. Wat wij sindsdien vandaar vernamen, heeft omtrent de te verwachten toe schietelijkheid allerminst reden toteenig optimisme gebracht! Het is neepjesmutsenmooipraterij, deze ernstige zorgen tot zwartgalligheid te verklaren. De vraag is nu maar: zal de Missie ginds voldoenden indruk maken, om voor Holland duurzame tegemoetkomendheid te wekken? Hare samenstelling heeft veel doelmatigs. Een der leden, de heer Van Eelde, schijnt persoonlijk met Wilson gelieerd. Een ander, de heer Van Vollenhoven, kent de eigenaardigheden van onzen inen uitvoerhandel sinds den oorlog op een prik en is zeker ook een man, om met succes Holland bij de Amerikanen te vertegenwoordigen. De heer Van Houven van Oordt kan eveneens de bijzondere qualiteiten aan den dag leggen, die hem mede hebben doen afvaardigen. Te hopen is nu, dat déZending vol doende ruime instructies heeft. Het lijkt te beperkt, dat zij enkel is uitgezonden als commissie tot regeling van het handelsverkeer tusschen de Ver eenigde Staten en Nederland," en dat zij slechts komt met een aanstelling van den minister Posthuma. Kennen wij de Amerikanen genoeg en begrijpen wij hun stemming van dit oogenblik, dan behooren zij in deze delegatie te kunnen zien eene zending van de Nederlandsche Regeering, of beter nog: eene zending van Nederland. Zij komt om misverstanden en ver keerde opvattingen uit den weg te ruimen, om eenen indruk te geven van de be hoeften van het Nederlandsche volk en om de loyale tegemoetkomendheid van de Amerikanen te erlangen. Dit zal niet te bereiken zijn door enkel af te stappen voor eene conferentie over eenige punten van business. Voor handige fcüsznessmenschen zien de Ameri kanen ons toch reeds zeer sterk, waar schijnlijk al te sterk, aan. Wanneer ook Nederland, gelijk ver schillende andere staten reeds deden, een afgezantschap over den Atlantischen Oceaan zendt, dan is dit om algeheele belangstelling en sympathie te wekken, om onze nationale levens belangen te doen verstaan, en om eenigermate een indruk te maken op de imaginatie van de groote democratie daarginds en hare leiders. Het is niet enkel te doen om hun tarwe en hun maïs en hun consenten, maar ook om hun vriendschap en ver trouwen. Er is een staatkundige achtergrond aan dit alles, dien wij ten tijde van de vredesbesprekingen en na den vrede in ruime mate noodig kunnen hebben. Mocht het de bedoeling zijn geweest, de zaak juist een minder beduidend voorkomen te geven, zoo is dit een fout, aangezien dan niet genoeg zal worden bereikt en de gewenschte ver houding met de Vereenigde Staten, niet tot stand gebracht. En zoekt men zich wellicht tot dezen vorm te beperken uit angstvalligheid om anders aan den anderen kant wat ontstemming te wekken, dan zou dit de gewone fout zijn, dat de voorzichtigheid de wijsheid bedriegt en wij onze ge wichtigste belangen niet durven waar te nemen daar, waar wij ze moeten vinden, uit overdreven schroom naar eene zijde, waar zij nu eenmaal niet gelegen zijn! Indien wij ons hiervan niet vrij weten te maken, raken wij eenmaal van de wal in den sloot. De verwachtingen, welke de Missie vergezellen, gaan dus verder'. Haar optreden moet staatkundige waarde hebben voor de belangen van ons land. En velen willen er juist die waarde ook aan zien gehecht. Staat van Beleg en Militair Oezag Wij spraken een vorig maal over de wenschelijkheid om de uitoefening van het militair gezag onder den staat van beleg, tot 't strikt noodzakelijke te beperken. Naar aanleiding hiervan wijst men ons op den eigenaardigen toestand, die zich voor een gemeente als Bodegraven voordoet. Deze gemeente verblijft in staat van beleg, zonder dat eenige bepaalde noodzaak er voor aanwezig is. Zij wordt onder militair gezag gelaten, zonder dat er op 't oogenblik eenige militaire reden toe bestaat. In Januari 1915 is voor dit gebied de staat varj beleg afgekondigd, omdat het in die gemeente gelegen fort Wierickerschans ingericht werd tot interneeringsdepöt. Voor de bewaking der geïnterneerden werd toen militair gezag ook in de om geving noodig geoordeeld, hetgeen zich begrijpen laat. v Sindsdien echter is de interneering geëindigd. Begin Mei 1.1. vertrok de laatste Duitscher vandaar. Den 15 Mei de commandeerende officier zelf. Het is begrijpelijk, dat nu de Bodegraafsche burgerij ook gaarne den uit zonderingstoestand zag opgeheven en den staat van beleg beëindigd. Men kan zeggen: waar de aanleiding vervallen is, moet ook 't uitvloeisel ophouden, Te lukken blijkt dit echter tot dus verre niet. Naar vanwege het Departe ment van Oorlog werd medegedeeld, is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat de Wierickerschans ter eeniger tijd weer eens in gebruik zal worden genomen. En daarom laat men den staat van beleg dus maar voor alle zekerheid bestaan ! Het gezag wordt thans uitgeoefend door den territorialen bevelhebber te Rotterdam, die uitteraard met Bodegraven al bitter weinig te maken heeft. Dat een dergelijke toestand echter voor de burgerij nog wel tot onwelkome verrassingen leiden kan, blijkt o.a. uit de jongste verordening van den militairen bevelhebber te Zwolle, die plotseling in 't geheel onder hem hoorende gebied voor elke vergadering of onschuldige bijeenkomst de vergunning van de mili taire autoriteit vereischt heeft verklaard en aldus de burgemeesters en burgerlijke autoriteiten uitgeschakeld. In elk geval komt ons de voor Bodegraven gevolgde gedragslijn onjuist voor. De abnormale toestand van den staat van beleg behoort geen dag langer de burgers te beheerschen en het burgerlijk bestuur te doorkruisen, dan direct noodig is. Ook de bedoeling van de wet is nimmer geweest, 't militaire gezag maar eens in afwachting in te stellen of in afwachting te laten voortduren. Dit kan tot allerlei ongewenschte toe standen aanleiding geven en het spruit reeds uit eene ongewenschte opvatting voort. Volkomen terecht schijnt de gemeente raad van Bodegraven zich dan ook in Juni 1.1. tot de Kroon te hebben gewend, met een verzoek om opheffing van den staat van beleg. Bleef dittot dusverre zonderbescheid, van den tegenwoordigen Minister van Oorlog, die in het Eindhovensche geval zulk een juiste opvatting aan den dag gelegd heeft, valt te verwachten dat aan deze behoefte tot terugkeer van den normalen rechtstoestand spoedig recht wedervaren zal. Ook het boven terloops genoemde be sluit van den Overijsselschen bevelhebber, verdient nog wel eens verdere toelich ting of explicatie van hoogerhand! Niet met zijn minderen" Een vriend, wiens nauwkeurigheid van waarnemen wij evengoed kennen als zijne betrouwbaarheid van mededeelen, deed ons, geërgerd, het volgende relaas: Ik zat in een rste-klasse coupé, die niet bezet was dan door een zeer jeugdig uitziend luitenant der infanterie, blijkbaar een verlofsofficier. Toen de trein gereed was van het Centraal-Station te vertrekken, kwamen nog eenige miliciens aangeloopen, die van verlof weer naar dienst terug moesten. De hoofdconducteur liet hen in onze coupé, en de jonf-'is kwamen zeer netjes binnen, salueerden den officier ge heel in den vorm, waren beleefd genoeg om te vragen, of er plaats was en gedroe gen zich ook overigens volkomen rustig en beschaafd. Er werden niet meer plaatsen dan de beschikbare ingenomen. Terwijl de trein nog even wachtte, stak toen de officier het hoofd buiten 't venster, riep luide: hoofdconducteur, hoofdconducteur", en verder, op de vraag, wat er was: hebt ge voor deze lui geen plaats in een andere coupé? Want ik begeer niet met mijne minderen te zitten". De hoofdconducteur zeide alleen, dat hij hem niet kon helpen, en de luitenant moest toch de reis met zijne mindeien" (en met een rood hoofd beginnen! Wij achten een geval als dit van genoegzame beteekenis om er de aan dacht op te vestigen en er iets van te zeggen. Het is even verbazend als bedroevend, dat nog steeds in ons leger zulke hou dingen van een officier ten aanzien van soldaten kunnen bestaan, en dat nog wel een verlofsofticier zulke hoogheidsopvattingen aan den dag legt, als hier werden waargenomen. Laat het zijn, dat men hier met eene ongelukkige uitzondering te doen heeft. Dan nog kan er niet scherp genoeg kritiek over uitgeoefend worden. Zulk eene hooghartige houding van den offi cier is zeker het omgekeerde van den geest, dien het Nederlandsche volk mag wenschen, dat in zijn leger jegens zijne zonen heersene. En zij is zeker ook een voortreffelijk middel, om den soldaten stof tot ontevreden stemming te geven. De velen onzer officieren, die tegen over de mannen welke met hen de lasten der mobilisatie dragen, vertrouwen wekkender houding aan den dag weten te leggen, zullen aan kameraden als bovengenoemde 't voorbeeld nog duide lijker moeten geven. Want het is dringend noodig, dat zulke jeugdige aanvoerders doordrongen zijn van meer natuurlijke gevoelens tegen over de minderen", met wie zij gezamenlijk nog heel wat anders te doen kunnen krijgen, dan in n ge makkelijke coupéte reizen; de minderen", met wie zij in n loopgraaf zullen hebhen te waken, in een aanval te zwoegen, en misschien zelfs in n kuil te worden hegraven. VERDUN Een menukaart voor een ,lunch in een der kazematten van de citadel van Verdun, op 5 Augustus 1916. Een oorlogsmenu, met brochet de la Meuse" als voornaamste schotel, maar toch minder Spartaansch dan op andere dagen, want aan den maaltijd zitten gasten uit Engeland en Amerika, die een reis hebben gedaan iangs het Fransche front en vandaag op bezoek zijn in Verdun. De teekening, die het menu omlijst, stelt een poort van een vesting voor; in den boog het opschrift Place de Verdun". Links een kanteel van een ouden burcht muur; een Gallische haan er bovenop, die uitdagend staat te kraaien. Maar vandaag tart hij het leger van den kroonprins niet. Hij roept een specialen welkomstgroet aan de Amerikaansch gasten: This cockshouts our french sentiments of friendship for the great american Republic", heeft generaal Dubois, die toen het bevel voerde in Verdun er bij gekrabbeld. Maar de commandant van de citadel, Farot, heeft aan de gasten toch ook den dagelijkschen roep van den Gallischen haan willen laten hooren. Boven zijne handteekening schreef hij: lis ne passeront pas. On les aura". Het is geen wonder, dat de gasten deze menukaart als een kostbare herinnering aan hun reis langs het Fransche front hebben bewaard. Een reproductie ervan verzame laars van oorlogscuriosa (zoo zijn er!) zullen alleen daarom het boekje koopen staat tegenover het titelblad van To Verdun from the Somme (London and New-York, John Lane), een reisverhaal, opgesteld door Mr. Harry E. Brittain, een Engelschman uit het gezelschap ; zijn reismakker Mr. James M. Beek een Amerikaansch advocaat, wiens boek over de voorgeschiedenis van den oorlog (The evidente in the case) wel niet de minste aanbeveling zal zijn geweest voor de reizigers om verlof te krijgen langs het Fransche front te gaan schreef er een inleiding voor. Een kostbare herinnering voor wie zelf het voorrecht hadden in de kazematten van Verdun aan te zitten met de verdedigers van de vesting, maar ook een wekker van gedachten voor wie in later dagen het onderhoudend en humoristisch, zonder eenige pretentie geschreven verhaal ter hand neemt en er zijne gedachten door terug laat voeren naar de dagen van Verdun. lis ne passeront pas" dat werd ge schreven in de eerste week van Aug. 1916, toen de Franschen op den rechter Maas oever het dorp Fleury en de werken van Thiaumont heroverden. Maar in diezelfde maand deden de Duitschers verwoede pogingen om de Franschen weer terug te dringen; zij bleven ten slotte in het bezit van de werken van Thiaumont; Fleury ging van de eene hand in de andere, maar de Franschen behielden het. lis ne passeront pas": de vrienden van Frankrijk hoopten het innig, maar zij durf den het nog niet luid uitspreken. Zij waren nog onder den indruk van den geweldigen storm, die in het laatst van Februari was komen opzetten, toen over de Maasheuvels het geweldige bombardement rolde van al het zware geschut, dat de Duitschers en Oostenrijkers bijeen hadden kunnen krijgen: een roffelvuur, een lawine van metaal, zoo als er nog nooit een was geweest, in ver gelijking waarbij de kanonnades van vroegere veldslagen slechts het geknal van voetzoekers werden genoemd; sedert is ook deze praestatie al weer overtroffen. Zij dachten nog met schrik aan de dagen, toen de Duitschers aan weersijden van de Maas opdrongen, toen het fort Douaumont, een der hoeksteenen van de hoofdlinie der permanente verdedigingswerken vanVerdun," werd ingenomen, toen mijne dappere Mecklenburgers ' of waren het Brandenburgers of Silezicrs? het fort Vaux stormender hand veroverden, toen ook op den linker Maasoever de Duitschers voet kregen op heuvel 304 en den Morthomme, toen de ijzeren greep om Verdun zich langzaam scheen te zullen sluiten. lis ne passeront pas": zelfs in die dagen was dat het vaste vertrouwen van alle Franschen. Maar niet minder vast rekenden de Duitschers erop, dat Verdun zou vallen. Toen in Maart 1916 een vriend van mij maar op zijn pas stond dat niet vermeld bij een bezoek aan Antwerpen in een kring van Duitsche officieren verkeerde en het gesprek op Verdun kwam, kreeg hij te hooren: Verdun? das haben wir im Mai". De Meimaand is verstreken en toen het op den laatsten dag ervan middernacht sloeg, heb ik even gedacht aan die Duitsche officieren in Antwerpen ; vermoedelijk zeiden zij toen tegen elkaar: Mai war doch zu früh; also im Juni". Maar de zomer verliep en nog hadden we" Verdun niet; in den herfst kregen de Duitschers te hooren, dat zij het ook niet zouden krijgen. Want op den 24sten October kon men in de Duitsche couranten het eerste stuk lezen van een uitvoerige geschiedenis van Die Schlacht vor Verdun", met het merk erop: aus dem groszen Hauptquartier wird uns geschrieben"; aan de waarheid ervan viel dus niet te twijfelen. Verdun was voortaan een afgesloten rekening; eerst als iemand dood is, wordt gewoonlijk zijne levensge schiedenis geschreven. Uit het verhaal bleek, dat Verdun een volkomen succes voor de Duitschers was; het strategisch doel van de onderneming was immers niet geweest om zich meester te maken van de stad, maar om de vesting Verdun, als uitvalspoort voor de Hranschen. naar den kant van Metz en Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: .Confetti". Een oproerige krabbel" in het Volk van 28 Augustus j. 1. bevat de volgende zinsnede: En tweemaal mijn kop deraf, dat de cijfers gunstiger waren geworden, als meneer de sorteerder op de manier van God-zegent-de greep 994 uit die 500 had genomen..." Het spijt ons, maar wij kunnen zelfs voor deze verlokkende premie, die zelfs Salomé, die in dit opzicht nog al verwend was, zou doen watertanden, aan het verzoek van den schrijver niet voldoen. De schrijver van de oproerige krabbels is een te goed rekenaar om niet te weten, dat men uit 5OO man onmogelijk 994 kan uitzoeken. het Lotharingsche industriegebied, te sluiten en haar naar den kant van Frankrijk in te rammelen. Dat was gebeurd; Verdun werd aan drie kanten door de Duitschers inge sloten en een groot deel der vestingwerken was ingerammeid". Op dienzelfden 24sten October toonden de Franschen, dat voor hen de rekening nog niet was afgesloten. In n forschen aanval veroverden zij de steengroeve van Haudromont, de werken van Thiaumont en het dorp van dien naam, het dorp en het fort Donaumpnt, het Caillette-, het Chapitre-, het Fumin- en het Chenois-bosch en de batterij van Damloup. Aan den rechter Maasoever had Verdun toen lucht gekregen. Van dat oogenblik af kon ook iemand, die de goden niet wil verzoeken, hardop zeggen: lis ne passeront pas''. In November volgde de herovering van het fort Vaux en de dorpen Vaux en Damloup; in December die van de dorpen Vacherauville, Louvemont en Bezonvaux. Aan den rechter Maasoever waren de Duitschers toen teruggedrongen tot de stellingen, die zij in de allereerste dagen van hun offensief, in Februari, hadden ingenomen ; aan den linkeroever stonden zij nog altijd op den Morthomme en heuvel 304. Sedert verdween Verdun uit de geschie denis van den oorlog; af en toe werd er op dit front wel gestreden, maar het had geen afzonderlijk hoofd meer in de tele grammen; als er, naast de gevechten bij Atrecht, of aan den Chemin des Dames, ook een bericht stond over een aanval of een tegenaanval in het bosch van Caurières, herinnerde men zich tenauwernood, waar dit lag. Eerst op den 20sten Augustus 1.1. heeft menigeen uit zijne verzameling van oorlogs kaartjes weer dat van Verdun voor den dag gehaald. De Franschen deden toen een aanval over een breeder front dan waarop ooit voor Verdun is gestreden, over'een front van bijna 20 K.M., aan weerskanten van de Maas, van het bosch van Avocourt tot benoorden Bezonvaux, en behaalden reeds in den eersten aanloop groote suc cessen, die op volgende dagen nog werden uitgebreid. De geheele S-vormige bocht van de Maas ten N. van Verdun, en alle stellingen aan weerszijden daarvan, aan den linkeroever o. a. de Morthomme en heuvel 304, zijn thans in hun bezit; de Duitschers zijn terug moeten gaan naar de stellingen, die zij innamen voordat zij in Febrnari 191i> hun offensief tegen Verdun begonnen. lis ne passeront pas. On les aura." Zoo de Franschen een jaar geleden het zelfde hadden gedaan als thans, zou de wereld in rep en roer zijn geweest. Nu neemt men er even kennis van en leest dan verder de commentaren in de pers op het besluit van de Engelsche arbeiders om naar Stock holm te gaan of den nijdigen uitval van Mr. Troelstra wegens het besluit van de geallieerden om geen passen voor Stockholm ie geven. Men is de oorlogsberichten moe geworden, omdat niemand meer gelooft, dat de wapenen de beslissing zullen brengen. lis ne passeront pas" zeker; maar ook durch kommen sie nicht"; bij Verdun niet: als uitvalspoort naar Metz heeft Verdun nog niet gediend; ook in Vlaanderen niet, waar de Duitschers dank zij de revolutie in Rusland een geweldigen tegenstand kun nen bieden; ook aan den Isonzo niet of nog niet? maar zoo al, zoo het Cadorna eindelijk gelukte, den weg naar Triest te vinden, zou de stand van zaken er aanmer kelijk door veranderen? Van de Engelsche blokkade en den Duitschen duikbootoorlog, maar nog meer van de gezondheid der volken om den oorlog voort te zetten zal het afhangen, wanneer er vrede zal komen. Die gezindheid wordt door materieele dingen misschien nog meer beheerscht dan doorideëele motieven; maar toch ook door ideëele. Daarom is ook de rustdag der krijgsverrtchtingen geen onverschillige factor voor de houding van een volk tegenover het vredesvraagstuk. Vooral niet bij een volk als het Fransche. Indien Verdun gevallen ware, zou de oorlog er ook niet door beslist zijn geworden; achter de Maaslinit zouden de Franschen een nieuwe verdedigingslinie hebben kunnen improviseeren, zooals dat ook op andere gedeelten van het werke'ijke front is geschied. Maar de val van Verdun zou de stemming gedrukt en den wil urn vol te houden verlamd hebben. Zooals thans het voor de Franschen gloriende einde van de operaties voor Verdun hun een pluim op den hoed en een hart onder den riem steekt. 29 Aug. 1917 G. W. KERNKAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl