Historisch Archief 1877-1940
I Sept. '17. No. 2097
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ET Houdt den'goeden koers
Wat .wordt er veel gepraat. i'^_
Nooit is mij dat zóó opgevallen als in
deze dagen, nooit ook wellicht is de ge
legenheid daarvoor zóó dienstig geweest
als thans. Want wie zal 't ontkennen, dat
de tijden ernstig zijn en dat vooral de huis
vrouw menigmaal de handen in den schoot
legt en niet weel hoe het huishoudscheepje
het best te koersen.
De arme huisvrouw. Nu moet huishouden
wel haar roeping zijn.
Onze overgroot- en grootouders, waardige
matronen, de ziel van haar gezin, van huis
en hof, van keuken en kelder, vrouwen die
huiselijke gezelligheid ten top wisten te
voeren, die wisten te woekeren met tijd en
geld, zooals weinigen onder ons, ze werden
door het nageslacht bekrompen, kortzichtig
genoemd, wijl haar arbeid zich bepaalde
tot het getrouw betrachten harer
hulshoudplichten binnen de vier wanden van haar
woning.
De toestand veranderde. De vrouw ging zich
bewegen op maatschappelijk gebied. Sociale
arbeid werd ook haar toebedeeld. Waarom
ook niet? Zij gevoelde zich in het groote
gemeenschapsleven tehuis. V
rouwen-medezeggingsschap, vrouwelijk denken en voelen
was immers in het belang van het algemeen
dringend noodig. Naast den man strijden,
naast den man arbeiden, te zamen streven
naar verbetering van sociale en
oeconomische toestanden, was dit geen hoog ideaal,
dat als vanzelf geluk in zich sloot?
En de vrouw beijverde zich, in de samen
leving te doen wat haar hand vond om te
doen, op de haar aangeboren nauwgezette
wijze, en zij bevond zich er wel bij.
Zij bevonden er zich wel bij, de vrouwen,
die alleen aangewezen op eigen haard, geen
gezin hadden te verzorgen, die volkomen
vrijheid van handelen hadden, en haar be
staan konden dienstbaar maken, aan andere
belangen.
Maar de huisvrouwen ? Zij weifelden.
Doch het huishouden was immers zooveel
eenvoudiger dan vroeger, wat waren de
zoo noodzakelijke bezigheden ingekrompen.
Concentratie van arbeidskrachten, inrichtin
gen van de meest uiteenloopenden aard
hadden nagenoeg al de huishoudelijke be
moeiingen tot zich getrokken. Wat bleef
er weinig te doen over. Waar zou de vrije
tijd beter voor gebruikt kunnen worden dan
voor 't maatschappelijk welzijn ?
En toch... Het huishouden laat geen
enkele vrouw los. Het is een der meest
beteekenisvolle weefseldraden in haar levens
weefsel, het komt geheel overeen met haar
aanleg. Geen meisje, geen
ongetrouwdegeen getrouwde vrouw of zij heeft hart voor
die praktisch-oeconomische zijde van het
leven, zij voelt zich aangetrokken zij 't in
meerdere of mindere mate tot de bezig
heden en de zorgen, die men met de naam
huishoudelijke" bestempelt. Hoe weinig
ook, zij doet toch minstens de kleine, doch
even tijdroovende, bezigheden op haarterrein.
Die twee zaken, huishouden en
maatschappelijken arbeid te combineeren, viel
vaak niet gemakkelijk. Er kwam overspan
ning, er moest veel gerust worden, totdat....
Totdat de groote oorlog thans kentering
brengt en de vrouw weder op de schouders
legt, haar oude plichten, maar zwaarder,
ernstiger, moeilijker te dragen nu zij weder
van den aanvang af moet leeren, de lessen
van spaarzaamheid, overleg, beleid en zuinig
heid, die onze overgrootmoeders op haar
duimpje kenden.
En er valt heel wat te overleggen en te
leeren, nu en in de dagen die aanstaande
zijn. De huisvrouw over gansch Europa
heeft mede met den man strijd te voeren,
een strijd die den welstand van haar gezin
bedreigt.
Of acht gij die rantsoeneering op elk ge
bied gering? Meent ge dat het gemis van
petroleum, die gasbesparlng, die kolennood
heel eenvoudig zijn op te lossen door
andere gasbranders, of een andere
lichtaanleg, door andere stookplaatsen, door het
koken in hooikist en kranten, door het
verschikken der kamers in de woning en
het betrekken van een klein vertrek als
huiskamer, door het dienstmeisje geregeld
's avonds te laten uitgaan en tal van wijzi
gingen in het huishoudbestier meer?
Meent ge dit werkelijk?
Ons Dinkelland
De Ober" van «Het Zwaantje" aan de
Lutte verkoopt u heel bescheiden en zonder
opdringerigheid een mooi boekje; dat heet
Ons Dinkelland" en is geschreven door
J. B. Bernink, een profeet, die in zijn eigen
land, en terecht, wordt geëerd. Er schuilt
veel kracht in dat ons". Bernink had ook
kunnen schrijven mijn Dinkelland", maar
het is juist het kenmerk van den waren
wandelaar en natuurvriend, dat hij al het
moois dat hij vindt, mildelijk meedeelt aan zijn
makkers. Uitgezonderd de buitengewone en
unieke zeldzaamheden, die het slachtoffer
zouden kunnen worden van de teugellooze
hebzucht van onberedeneerde verzamelaars.
Intusschen is Bernink in dit opzicht ook
alweer veel coulanter, dan de meesten
onzer en hij opent zijn schatkamers voor u
met een waarlijk vorstelijke vrijgevigheid.
Inderdaad behoort dat Dinkelland echter
aan een partijtje boeren en enkele groot
grondbezitters, maar daar merk je weinig
of niets van. Voor de leus staat op een
heel enkel plekje een bordje met verboden
toegang". Onbekommerd kunt ge rond
dwalen door een waarlijk verrassend netwerk
van wegen en paden. Het aardige van het
geval is, dat de kaarten van die streek
onvolledig zijn of niet deugen, zoodat ge u
maar moet zien te redden. Tienmaal op een
dag en vooral tegen den avond zegt ge:
ziezoo, nu ben ik voorgoed verdwaald, maar
een paar minuten doorloopend belandt ge
Zie dan eens nauwkeuriger rond in eigen
omgeving en vraag u af of dat alles zóó
eenvoudig is als ge dacht. Ik verzeker u
dat er hél wat takt en kennis van zaken
noodig is om tot aller bevrediging te zeilen
in den goeden koers.
Als de zeekapitein staat op de brug van
zijn schip, en de spanning in de natuurele
menten zoo groot is dat het behoud van
zijn zeekasteel alleen van zijn beleid afhangt,
dan duldt hij geen personen in zijn omgeving,
die invloed willen oefenen op zijn gezag,
dan wikt, weegt en handelt hij naar zijn
persoonlijk, wel overwogen inzicht en neemt
den koers, die hem den waren toeschijnt.
Zóó handele de huisvrouw; in onze da
gen. Het huishoudscheepje is gekenterd, het
zeilt met volle zeilen terug naar het ver
leden. Maar de huisvrouw kent de haven,
waarin het ankeren zal. Zij ziet daar voor haar
geest beelden van rustige, huiselijke be
drijvigheid, van eenvoud, van zuinig
weioverdacht keuken en kelderbeheer, van ge
zelligheid, niet buiten- maar binnenshuis.
Die beelden doen haar moedig koers hou
den. Het verleden kan haar leeren wat haar
thans te stade komt.
Met vaste hand en opgewekten zin houde
zij de wacht, waakzaam voor al wat in de
toekomst dreigt. Doch in haar omgeving
late zij zich slechts door enkelen raden,
die de ware wijsheid bezitten en zij
verbanne de praatsters die de wijsheid in pacht
meenen te hebben. Want dan wordt het
hoofd zoo moede, het oog dof, de geest
beneveld en de goede koers is uit de vele
vaarwegen niet meer te onderkennen.
EL is. M. Rogge
Van Vrouwelijk Doen en Denken
XIX
Onlangs heb ik in een wetenschappelijk
tijdschrift iets gelezen dat een diepen indruk
op me heeft gemaakt.
Een medicus heeft op een onderzoek van
twee duizend oogenschijnlijk gezonde per
sonen bevonden, dat er slechts 63 werkelijk
volkomen gezond waren. Bij de kleinste
helft van al die abnormale menschen waren
organische gebreken te constateeren, bij de
meesten echter liet de aigemeene gezond
heidstoestand te wenschen over, en heel
vele, vooral jongere personen lijkt 't geen
paradox leden aan landziekten.
Nu weten wij gelukkig allen wel ten
minste zij, die een weinig nagaan welke
wegen de sterk vooruitgaande medische
wetenschap volgt dat tandziekten de kie
men in zich bergen van vele andere
ongesteldheden, dat vele afwijkingen van de
normale gezondheid nestelen in.., een slecht,
en vooral een slecht verzorgd gebit. En
we kunnen het bij eiken tandarts te hooren
krijgen, hoe weinig in 't algemeen de
ouders nog zorgen voor het gebit van hunne
kinderen, om van hun eigen tanden maar
niet te spreken. Men gaat naar den tandarts,
wanneer men pijn heeft, eerder niet, van
onderzoek op geregelde tijden is heelemaal
geen sprake. Men behoeft de volksmond,"
ditmaal in letterlijken zin, maar aan te zien,
om zich te overtuigen, dat het volk zijn
mond eenvoudig niét verzorgt, ofschoon in de
meeste steden toch kostelooze klinieken zijn.
Welke moeder denkt er aan om haar kind,
als zij denkt dat 't volkomen gezond is, op
geregelde tijden heelemaal te laten onder
zoeken ? En wat is daar tegen ? Wie zijn
kind bijv. viermaal per jaar geregeld laat
onderzoeken zal vele ziekten kunnen voor
komen. Zoodra de arts een of andere af
wijking constateert kan daartegen iets wor
den gedaan, en in drie maanden tijd heeft,
bij een oogenschijnlijk gezond kind, een
kwaal geen tijd om het gestel te ondermij
nen, zoo' daar geen uiterlijke teekenen van
merkbaar zijn. Eerst wanneer een kind
ziektesymptotnen vertoont, gaat men van zelf
een geneesheer consulteeren, en hoe vaak
is 't dan niet reeds te laat ? In het museum
voor ouders en opvoeder is veel te zien ter
bevordering van de gezondheid van 't kind,
en de vereeniging, van wie deze nuttige
instelling uitgaat, dringt er sterk op aan,
dat a.s. moeders voor haar taak zullen worden
opgevoed. Men noemt daartoe o.a. de school
van maatschappelijk werk te Amsterdam.
Maar dit is, dunkt me, niet voldoende.
Hoevele vrouwen in den lande zijn immers
niet in staat daaraan deel te nemen? En
de arbeidersvrouwen hebben deugdelijke
voorlichting immers het meeste noodig.
Waarom kunnen niet in alle steden van
ons land gratis cursussen georganiseerd
worden, toegankelijk voor alle moeders en
a.s. moeders? Op deze cursussen
moetworweer bij een bekend punt. Want ons Din
kelland is niet groot en de hoofdwegen
Oldenzaal-Denekamp, Oldenzaal-Bentheim
met het riviertje de Dinkel geven een
veilige omlijsting. Alleen oostwaarts van
het riviertje moet je oppassen voor de
Duitsche grens. Was würde geschenen,
wenn ich mich zufallig in Deutschland
hiniiber verirre", vroeg ik aan een grens
wachter. Dann werden Sie zufallig einge
sperrt", brulde de vent. Ik had nog nooit
zoo goed de beteekenis van anschnauzen"
begrepen, 't Was een groote kerel met een
Wilheim-snor en een heeie rist
patroontasschen. Dus opgepast.
De groote bekoorlijkheid van deze streek
wordt gevormd door het contract tusschen
het vlugge Dinkeltje dat in het Lutterzand
onophoudelijk zijn oevers beknabbelt, zijn
bedding verlegt en de hooge heuvels in het
Westen, bezet met statig geboomte. Maar
die heuvels hebben het in vroeger tijden
even onrustig gehad, als het zand, dat thans
in den Dinkel dwarrelt, daarvan getuigen
de zwerfblokken en rolsteenen en de fossiele
schelpen en haaientanden, die ge met geduld
en geluk kunt bemachtigen in de
leemgroeven der steenbakkerijen van Oldenzaal
en Ootmarsum. Of, zoo ge opziet tegen een
paar uur grabbelens in de taaie kluiten, ge
kunt ze gaan zien in het Museum Natura
Docet in Denekamp.
Ons Dinkelland heeft namelijk ook zijn
museum, dat door Bernink is gesticht en
dat binnenkort vernieuwd en vergroot zal
worden, voor een groot deel door de hulp
van de gelukkige bezitters dezer wouden
en heuvelen, die aldus toonen het verband
te beseffen tusschen natuurschoon, natuur
wetenschap en de hoogere levensopvatting.
Als alle boschbezitters waren als deze, dan
had het nood-boschwetje gerust achterwege
kunnen blijven.
Toilet van goudbruine tricotine.
Knoopsluiting met oud-gouden knoopjes.
Kralen rozetten van voren ver
bonden door een kralen
slinger fel groen en bruin.
IMHHlMIIIIIIIIIIIIIIIttlll
den les gegeven in: de verzorging van kleine
en groote kinderen, voedingsleer, hygiëne,
onderhoud van het huis, gemakkelijke be
reiding van voedzame en goedkoope spijzen,
beginselen van zedeleer en opvoedkunde,
veideeling van arbeidsvermogen, boekhou
ding, alles in populaire, zeer elementaire
vorm, opdat ook de arbeidersvrouw het
zal kunnen begrijpen. Het is dus niet noodig,
dat overal gediplomeerde leeraressen het
onderwijs in handen hebben. Vrouwen, die
zich berekend voelen om deze onder wij staak
op zich te nemen, kunnen van haar meer
dere kennis aan de minderbedeelden mee
geven. Ze zouden daarmee zeker een zeer
goed werk doen, en aan de maatschappij
een goede dienst bewijzen. Maar de ver
schillende gemeentebesturen zullen moeten
meewerken, en zich misschien eenige kosten
getroosten, met het afstaan van lokalen of het
verstrekken van eenige leermiddelen. Zij
zullen dat gaarne doen, waar deze cursussen
zeer zeker het noodige zullen bijdragen om
de aigemeene gezondheidstoestand in de
gemeente te verhoogen en het sterftecijfer
te doen dalen. Het is van een zeer groot
belang voor de kracht en de energie van
een volk, dat het ook lichamelijk sterk is.
We zijn de tijden voorbij, dat we geen
acht sloegen op ons lichaam. De cultus
van het lichaam leeft weer op, gelukkig.
Men heeft leeren inzien, dat de opvoeding
van het lichaam even noodig is, als die van
den geest, en wij vrouwen, die de draagsters
zijn der geslachten, wij kunnen hier een
prachtig werk verrichten met de moeders
en a.s. moeders te onderwijzen en voor te
lichten, opdat zij hare taak als moeder het
allerbest kunnen vervullen. Wie slaat het
allereerst de hand aan den ploeg, om hier
een veld te bebouwen dat stellig een over
vloedige oogst zal af werpen? Wie wil stich
ten een vereeniging tot het geven van gratis
onderwijs in den lande aan ouders en op
voeders ten behoeve van het kind?
E G B. C. V. D. M.
Babbeltjes
Nog is de zomermode er, en gelijk een
mooie vrouw voor den spiegel, geniet ze
haar eigen aanblik. Maar de herfst nadert.
Niet getreurd. Geen mode, die met meer
gratie gedragen wordt, dan die van het na
jaar, wanneer de gezichtjes de parasols
ten spijt, gebruind" zijn, en opnieuw
jong lijken door de herkregen energie aan
den .boezem der natuur."
Er wordt hier wel gekapt en ontgonnen,
maar doorgaans met mate en overleg. En
om het mooiste uitzicht te genieten behoeft
ge niet de krakerige trappen te beklimmen
van het Belvédère, dat midden in de dennen
staat, maar ge vindt het op het hoogste
knobbelije van een voetpad door de bouw
landen bovenop de heuvelrug bij de villa
Kuyper. Ga daar Bentheim en Gildehaus
zien in de avondzon. Rechtuitgaand komt
ge dan op een boerenerf, te midden van
eeuwenoud geboomte en voortwandelend,
weer langs de akkers en een boschrand van
kleurige lijsterbessen, kamperfoelie, bramen
en sporkenhout komt ge jbij een akkertje,
bezet met een van de allernieuwste cultures
van dezen tijd een prachtig stuk met hooge
doornappels. Zoo is de werkzaamheid van
onze Vereeniging voor Geneeskruidtuinen
dan doorgedrongen tot den verren Oostgrens
van ons vaderland. Ze stonden er goed bij
die Zigeunerplanten, en het was een lust te
zien, hoe in den vooravond de groote witte
bloemkelken zich uit hun merkwaardigen
Een nieuwe cultuurplant in ons Dinkel
land: de Doornappel
De herfstmode zelf, de officieele, houdt
zich nog schuil in de fantasieën der groote
Parijsche en Amerikaansche kostuum-ont
werpers, maar er zijn reeds verschijnselen,
die gevolgtrekkingen veroorloven.
De tonneaurok zal waarschijnlijk niet,
zooals in het voorjaar dreigde, nog meer in
omvang toenemen. Het blijft bij een slank-,
kort rokmodel, waarvan, even ter hoogte
van de heup, door een uitstaand
basquemotief, een zak-mqiief-garneerlng, of een
tweetal hoekige envelop"-plooien (met een
knoop gesloten), de slanke lijn verbroken
wordt.
De geliefkoosde jumper-blouse met schootje
is verrijkt met een tweeden volant aan dat
schootje. Dit terwille van het tonnetjes-effect,
dat van ons silhouet in dit najaar geeischt
wordt.
Deze ons trouw blijvende blouse heeft
als concurrente een buis-vormig blouse
model gekregen, dat niet aan de taille sluit,
maar recht toe, recht aan, bijkans plooj-loos,
gelijk de jongenskiel", die den heeren der
jongste generatie om de schouders glijdt,
tot aan de heupen daalt. De eenige
garneering van deze, bij voorkeur uit crêpe de
Chine of jersey gemaakte blouse, is een blanke
batist-kraag, en links en rechts, onderaan,
twee afhangende kwasten in de tint der
blouse. U bemerkt het al, een soort van
gymnastisch" model voor zeer slanke, jonge
figuurtjes.
Stevige zussen zien er te gauw mee uit
als beroeps-wortelaarsters.
De cache-nez- en de shawl-coupe wordt
de coupe voor het bont, dezen herfst. De
cachenez-kraag, met zijn lange, soepele ein
den wordt van achteren of van voren om
den hals gekruist, en dan van voren tusschen
het ceintuur (de mantels met ceintuurs
blijven!) gestopt, of stevig gehecht aan
mouw of mantel-kraag-revers. De drie smalle
vellen breede shawl-bont-kraag is speciaal
voor statige figuren. Juno's in wandeltoilet.
Avondjaponnen van git, of liever voile-toi
letten, geheel bezet met zwarte pailletten en
git zijn te Parijs en Londen een rage. Niets
flatteuzer, dan een zwarte avond japon," hoorde
ik eens een schilderes zeggen, want zwart
kleedt en kleurt de schoonheid van een
vrouw, die eiken dag een andere nuance
heeft, ook eiken dag met andere liefde!"
De modieuze visite en ontvangtoiletten
munten uit door uitersten eenvoud van snit.
Op nieuw nieuw," is de Watteau-plooi
in zijn phase 1917. Een breede plooi, daalt
bij de zijde-kostuums, van af de schouders,
recht naar beneden, langs den rug, terwijl
zich aan weerszijden, van de Watteau, luchtig
en bouffant, strookjes," uit den hoofd
stroom los maken.
De helder witte linnenkast, de glorie der
huisvrouw, schijnt ook al door de mode
belaagd te worden: een aantal van de nieuwste
lingerie-modellen is gemaakt van zwarte
pongenette, zwarte zijde of zwarte kant, de
eerste zeer degelijk." de laatste zoo trans
parant, dat het doorgeregen lintje, het eenige
kleeding-stuk is aan deez' luchtigheid, waar
van zes exemplaartjes gemakkelijk door n
ringetje gehaald worden. Ook grijs mous
seline met ruches van licht roze mousseline
wordt veel gezien, ho, wat schrijf ik?...
corrigeons vite: deviné."
Ten slotte een hoedennieuwtje. Chanel te
Parijs bedacht herfsthoeden uit laken. Hunne
gestalten" doen denken aan klokmodellen,
met links even opgeslagen rand, aan
koetsiershoeden met rechten rand, of aan kaper
achtige capelines, (die kleine, fijne gezichtjes
zoo bij uitstek flatteeren). Rondom den vier
kanten bol is de eenige garneering een shawl,
of een rand vlakke bloemen.
Als het allernieuwste meldt zich aan, de
kinband van dun leer, of fluweel of zijde,
die, gelijk een kinderelastiekje, den hoed
op het hoofd van mevrouwtje vasthoudt.
Geen hoedepennen meer; ons ergste wapen
(na ons tongetje, zou de fransche dichteres
zeggen), is afgelegd. O, we kunnen zoo
beminnelijk zijn. Zóó beminnelijk.
Als de mode het wil!...
Y VO N N E DE T E S S A N
VAN ALLES WAT
Servetband
Deze servetband is van groote langwer
pige grijze, en kleine ronde paarse houten
kralen aaneengeregen. Het is zeer gemak
kelijk uit te vinden hoe het rijgwerk wordt
uitgevoerd.
Een bijpassend vingerdoekringetje rijgt
men ter helft van de hoogte.
VRAAG EN ANTWOORD
J. W. te A. Gaarne vernam ik op welke
wijze men, behalve door ze te steriliseeren,
tomaten kan goed houden
Steriliseeren" is de meest afdoende
methode, hetzij men de tomaten hél of als
puree bewaren wil. Maar steriliseeren brengt
niet de noodzakelijkheid mee van een Weck's
(of ander) steriiiseertoestel, tenminste als
men voor de tomaten den puréevotm kiest.
Men kan dan eenvoudig de gezeefde en
daarna zoo dik mogelijk ingekookte puree
in fleschjes doen medicijnfleschjes,
roomof melkflesschen of wat men maar wil, mits
de halsopening nauw is en goed gesloten
kan worden, hetzij met een gave, goed pas
sende kurk, hetzij met een beugelsluiting
waarvan het caoutchouc-ringetje volkomen
schoon en goed gaaf is. Men zet de niet al
te volle flesschen (gesloten met de niet ver
ingedrukte kurk of met het los opgelegde
beugelfleschgedeelte) in lauw water op,
brengt ze tot aan 't kookpunt, laat ze daarop
Yi uur blijven en neemt ze voorzi'chtig
en niet op een tochtige plaats uit de pan.
Men sluit de beugels onmiddellijk, maar
laat de gekurkte flesschen even wat afkoelen,
drukt er dan de kurken zoo ver mogelijk
in, snijd ze gelijk met den rand der fiesch
af en dompelt ze twee maal na elkaar in
gesmolten flesschenlak. Als waarschuwing
moet nog dienen, dat op den bodem der
kookpan een gevouwen krant, een laagje
hooi of een treefje wordt gelegd om onge
lijkmatige verwarming en daardoor
springen" van de flesschen te voorkomen.
MARTINE WITTOP KONING
Scheiding
Ai luistert, daar fluistert de wind
Weemoedige liedjes van scheiden.
Ach boomen, in droomen wie zal nu voortaan
Uw lieflijke bloesems verbeiden?
In nachten, wie wachten de zucht en de kreet,
Dat wonder geheim van het duister?
Den geurigen, kleurigen hof aanschouwen
In zonnigen zomerdags luister?
En 't oude, 't vertrouwde, ons huis,
Wie zal het beveiligend dekken?
Zal jeugd er en vreugd er, als thans,
Des morgens een ouderpaar wekken?
Bij knett'renden, spett'renden haard
Wie zal er de sprookjes vertellen?
Zal welf'lend en twijf'lend een kind
Er zijn eerste woordekens spellen?
Daar twinken de vinken en fluit
Een merel zijn juichende zangen!
Dat tjuiten en fluiten, ach, zal
Een ander zóó blij het ontvangen?
Ai luistert, daar fluistert de wind
Al droevige liedjes van scheiden.
Het groeien en bloeien in huis en in hof
Ach, anderen zal het verblijden.
ANNA H o N Di u s
Mevrouw f
Hebt U reeds een proef genomen met
TER WEE'S THEE?
Zoo niet, vraagt het Uw leverancier of
winkelier.
knopstand ontrolden. Ze waren hier nog
vreemd, de insecten hadden ze nog niet
ontdekt. Bij ons in Bloemendaal komen de
honigbijen opdagen, prompt op het uur, dat
de doornappels hun bloemen openen, maar
hier aan de Lutte bleven ze uit. Misschien
ook wordt in deze streek weinig aan
bijenteelt gedaan, want ook de heide kreeg
weinig bezoek, veel minder dan ik verleden
jaar waarnam onderTubbergen en Bruinehaar.
De hei is hier op de heuvelen in kleine
plekjes door de bosschen verstrooid, juist
zooals de bouwlanden en de weiden, en het
bosch zelf is weer loofbosch of naaldbosch
of gemengd, zoodat het landschap een aller
aangenaamste verscheidenheid biedt. Het
aardigste heiplekje vond ik boven op een
rug ten zuiden van den Hakenberg. Daar
had vroeger klaarblijkelijk een dennenbosch
gestaan, maar dat is al jaren geleden gekapt
en men heeft toen de goede gedachte gehad
de berken te sparen, die nu in al hun lichte
sierlijkheid uit de donkere heide verrijzen.
De grond is hier overal vochtig, er groeit
dan ook evenveel dophei als struikhei en
daartusschen de prachtige blauwe klokjes
gentianen. En daar blijft het niet bij; er
openbaart zich hier een zeer sterke neiging
tot veenvorming. Overal vertoonen zich
kleine kussentjes van heldergroen of geel
achtig veenmos, hier en daar afgewisseld
met haarmos. Elders blinken de heldere
droppeltjes van smalbladige zonnedauw en ook
het sieraad van de aloude heidevenen, de
mooie Arnica, verheft hier zijn stralende
gele bloemen, als kleine zonnebloemen. Een
'lang geullje is nog natter, daar groeit de
gele wederik, de paarse kattestaart en zelfs
de waterweegbree van onze polderslootjes.
Ook staan er een paar jeneverbessen, die
het oude bosch hebben overleefd en nu een
nieuwe toekomst tegemoet gaan.
Maar om de jeneverbessen in al hun
glorie te zien, moeten we afdalen naar den
Dinkel zelf en naar het Luiter zand of we
nemen alleen maar het stukje tusschen de
Kampbrug en Meulemansbrug, een van de
mooiste brokjes van den Wandelweg, waar
van we de blauwe driehoekjes hier trou
wens ieder oogenblik ontmoeten. Er is een
soort van pad, maar dat kunnen we best
missen, want de hooge oever is overal be
gaanbaar. We loopen hier over gras en mos
en overal bloeien de roode heldere
steenanjertjes, omzwermd door allerlei vlinders.
Hoogerop groeit thym en daar staan ook al
onze jeneverbessen. Langs den waterkant
worstelen peppels en elzen om staande te
blijven. Een den heeft het al moeten op
geven en ligt met zijn kop in 't water. Daar
is nu allerlei plantenrommel tegen aange
dreven, waardoor de stroom een andere
richting heeft gekregen en nu wordt de
tegenover liggende oever ondermijnd. In
rustiger bochten bloeit het pijlkruid, maar
midden in den stroom slingeren lange slier
ten van egelskop en fonteinkruid, die moe
ten zich getroosten dat hun bloemen de
helft van den tijd ondergedompeld blijven.
Zwartblauwe waterjuffers fladderen heen en
weer en ieder oogenblik verwacht ik den
ijsvogel voorbij te zien schieten, maar hij
blijft uit. Daarentegen schatert de groene
specht in het hout aan de overzijde. Ook
onze oever wordt houtrijk, altijd komen er
nog meer jeneverbessen en dan weer groep
jes van eiken, een enkele berk, een pruik
van bramen, alles min of meer parkachtig
maar veel mooier. En eindelijk, eer we de
verandering goed en wel beseft hebben, zijn
we weer in de koele stilte van
hoogopgaand bosch, van honderdjarige dennen,
eiken en beuken en daar ligt Meulemans
brug in de koele schemering.
JAC. P. T H i] S S E
J