De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 8 september pagina 10

8 september 1917 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 8 Sept. '17. No. 2098 AMSTERDAM ARNHEM V&BAYENHA6E ROTTEBDAM UTRECHT MIIIIIIIIMIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Den Haag vanuit een Eendekker v Cabaret %. Wie 's zomers zijn vacantie in den Haag of Scheveningen doorbrengt, gaat natuurlijk ook naar de cabaret"; want een bezoek aan Scheveningen zonder deze vermake lijkheid te fréquenteeren" het is ton" om veel en vloeiend fransch te praten op onze badplaats zou 't zelfde zijn als waarvan sprake is in dat bekende gezegde van Rome en den Paus. Scheveningen tracht zijn fransche allures te laten bewonderen in de cabaretartistique", de fransche naam moet 't reeds doen. Maar... fransche kunst? Oeh-la-)a! Qa, c'est autre chose. Aan de bekleeding van 't zaallje is alle zorg besteed en het is dan ook heelemaal geen cabaret" interieur geworden. Je ziet er geen humor aan de wanden, geen jeugd en schoonheid straalt van 't plafond, je vindt er geen gezellige tafeltjes, waarom de stoelen kringen, noodend tot een vroolijk onder ons je, je wordt niet in de stemming gebracht door een tsiganestrijkje, dat weeke, senti' menteele walsen kweelt, of je met een wilde czardon in de stemming brengt, van te willen hooren 't leed en de lust der liefde, of de satyre en de bitterheid van kleine armoede op grootdoende, grove rijkdom. Het zaaltje is... in Biedermayer stijl, en doet deftig aan. De stoelen staan er gerijd als in een kerk. De wanden zijn in medaillons afgedeeld, van bonte, gestyleerde bloemen omkranst, schablonen-massig geschilderd. In ieder medaillon de silhouet van een ontkleede juffrouw, een kuische zwarte silhouet, en de al te duidelijke omtrekken nog kuischelijker omwaasd door een gesilhouetteerde sluier, 't Kon niet deftiger. Ik durf er m'n dochters gerust heenbrengen en m'n vrouw behoeft niet eens tegen ze te zeggen: Suus en Mien, kijkt vóór je." Waarlijk, degenen, die dit deftige zaaltje tot cabaret hebben trachten te vervormen, kunnen in de leer gaan, bijv. in 't Belgische interneeringskamp te Harderwijk. Daar zijn maar soldatenjongens aan 't werk geweest. Edoch, er is mér kunst in hun decoratief werk, dan hier. Wat we te zien brengen? Ach, ge kunt in de courant zelf de programma's lezen. Speenhoff en Cor Ruys waren misschien de eenigen, die cabaret-kunst waardig zijn, de anderen... zijn tooneelspelers, die zich aan deze kunst durven wagen. Cabaretkunst is een apart vak. Dat waait je zoo maar niet aan, dat moet in je bloed zitten. Een acteur en/'een carbaret-artist hebben alleen dit gemeen, dat ze belden voor 't publiek optreden, voila tout. Zet Xavier Privas of Aristide Bruant op een tooneel van 't Odéon en ze voelen zich als katers in een vreemd pakhuis,en Régane of Sarah Bernhardt zouden figuren als modder geslagen hebben, indien ze liedjes hadden moeten voordragen, zooals Yvette Quibert. Alles wat je te hooren en te zien krijgt in deze cht Hollandsche, maar quasi fransche cabaret-artistique is in z'n genre lang geen kunst genoeg, omdat het veel te veel kunst is. Alles is zwaar, zwaar, als een donder wolk, die boven zee drijft. Geen sprankelende geest, die moet spatten als 't vuurwerk, dat we in deze oorlogsjaren gelukkig in Sche veningen missen; zelfs Pisuisse, je durft haast niet aan hem raken, zoo wordt hij verafgood, dikt zijn aromatische zangen te veel aan; maar hij is verstandig en handig. Zoo hij ze geheel op z'n fransch, met een enkel accent, en heel sober van actie voordroeg, zouden ze bij een Hollandsch publiek niet iniiiiimiiitiimmmiiMiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiMMiiiiiiiiii MIIMHIIMIIIIII HOLLANU'S BESTE CENTS MlttAAR HET GELUK Naar het Fransch van Quy de Maupassant DOOR D. VAN VLIET Vijf jaar geleden maakte ik een reisje door Corsica. Dit woeste eiland is ons meer on bekend en ligt verder van ons af dan Amerika, hoewel men het soms, zooals op dit oogenblik, van af de Eransche kusten ziet liggen. Stel u een wereld voor, waar nog wanorde heerscht, waar woeste bergen gescheiden worden door steile ravijnen, waardoor de bergstroom bruist; geen vlakte, maar gol vend terrein met onmetelijke stukken graniet en reusachtige bergen, bedekt met dicht struikgewas of machtige wouden van kastanje en pijnboomen. Het is een maagdelijke grond, onbebouwd en woest, hoewel men soms een dorp opmerkt, dat gelijkt op een hoop rotsen op den top van een berg. Geen cultuur, geen nijverheid, geen kunst. Nooit ziet men een stuk bosch met gebaande wegen, een stuk gebeeldhouwde steen, nooit de herinnering aan de kinderlijke of verfijnde smaak der voorouders voor sierlijke en mooie dingen. Dat is het wat het meest treft in dit prachtige en onherbergzame land: de erfelijke onver schilligheid in het zoeken naar bekoorlijke vormen, naar kunst. Italië, waar ieder paleis, vol van meester stukken, een meesterstuk op zich zelf is, waar het marmer, het hout, het brons, het ijzer, de metalen en de steenen getuigen van het genie van den mensch, waar de kleinste antieke voorwerpen, die in de oude huizen zijn blijven staan, de goddelijke zorg van de gratie openbaren, is voor ons allen het gewijde vaderland dat men liefheeft omdat het ons aantoont en bewijst de in spanning, de grootheid, de macht en de triomf van het scheppend verstand. TJIT lEIIET ^t^^ II1IIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIMMII IIMIlMUMIIIIMIIMIIIMMMIIlmlMIIMIHIIIIII slaan. Hollandsche menschen hebben dikke huiden, ze voelen nauwelijks, wat bij een f ranschman dadelijk door z'n bloed tintelt. Ze hebben niet l'esprit vif", die met een half woord verstaat en begrijpt. Ik herinner me, dat verleden jaar Lola Cornera ons voorzon g, das Weib" van Heine. Ik heb haast gehuild van teleurstelling en verontwaardiging, dat een cabaret-zangeres zich aan dat prachtstuk vergreep, en hoe l ... Maar 't publiek sloeg z'n handen stuk van verrukking. Pisuisse noemt z'n avonden in Centraal-theater te Amsterdam: intieme kunstavonden." Goed! In de wijze, waarop hij ze bij 't publiek inleidt, Is werkelijk iets intiems. Dat missen we hier. Het knusse, gezellige, intieme is er niet, ook niet 't luchtige, vluchtige, of pittige, piquante, zelfs niet 't geestig-satyrische of 't lief-sentimenteele. Wij Hollanders zijn geen menschen voor cabaret-kunst, daar zijn we veel te burgerlijkdeftig en te schijnheilig fatsoenlijk voor. Als we een schuine mop hooren, gniffelen we heel geniepig en kijken stiekem rond of iemand ons wel ziet lachen, en van een luchtige geestigheid snappen we de beteekenis niet en vinden haar flauw. We slikken zwaar op de handsche een akters, die in de comedie thuis hooren, en zeer voldaan verbeelden we ons in een cabaret" te zijn geweest, die heelemaal geen cabaret" is. Zelfs 't Ueberbrettl komt al deze tamme kost niet nabij. HAAQSCHE VLIEGENIER llltimillllllIlillllllllllllllllllllllllllllllll VRAOENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden H. M. N. te H. Op welke wijze kan men een studiebeurs verkrijgen aan een onzer hoogescholen ? En, daar tegenover, is het woeste Corsica gebleven zooals het in zijn vroegste tijden was. De mensch leeft er in zijn ruw huis, onverschillig voor alles wat zijn eigen leven of zijn familietwisten niet raakt. En hij heeft behouden de gebreken en eigenschappen der onbeschaafde rassen; hij is onstuimig,haat dragend, bloedgierig, maar ook gastvrij, edel moedig, opofferend, naïf, zijn deur open stellend 'voor de voorbijgangers en zijn trouwe vriendschap gevende in ruil voor het minste blijk van sympathie. Ik dwaalde dus sinds een maand over dit prachtige eiland met het gevoel dat ik aan het eind van de wereld was. Geen herber gen, geen hotels, geen wegen. Gaande langs het muilezelpad, bereikt men de hutten, han gende tegen de hellingderbergen,die bochtige afgronden beheerschen.waaruit men 'savonds het aanhoudend gedruisch, de zware en diepe stem van den bergstroom hoort opstijgen. Men klopt aan de deuren der huizen. Men vraagt een schuilplaats voor den nacht en leeftocht tot den volgenden morgen. En men zet zich neer aan de eenvoudige tafel en men slaapt onder het nederige dak; en 's morgens schudt men de toegestoken hand van den gastheer die u tot het einde van het dorp begeleid heeft. Op zekeren avond nu, nadat ik tien uren geloopen had, bereikte ik een kleine woning, die geheel alleen lag, diep in een nauwe vallei, die een mijl verder op zee uitkwam. De twee steile berghellingen, bedekt met dicht struikgewas, ingestorte rotsen en groote boomen, omsloten als twee sombere muren dit jammerlijk droeve ravijn. Rond de hut een paar wijnstokken, een kleine tuin en verderop eenige groote kastanjeboomen, en eindelijk levensmiddelen, een fortuin voor dit arme land. De vrouw, die me ontving, was oud, ernstig en zindelijk, wat wel een uitzondering is. De man, die op een rieten stoel zat, stond op om me te begroeten en ging toen weer zitten zonder een woord te zeggen. Zijn vrouw zei tegen me: Excuseer hem; hij is nu doof. Hij is twee en tachtig jaar oud." Zij sprak het Fransch, zooals men het in Frankrijk spreekt. Ik was verbaasd er over. Ik vroeg haar: U komt niet van Corsica?" Er kunnen aan elke Rijksuniversiteit zes beurzen van rijkswege worden verleend, ieder van f800. Zij worden telkens voor n jaar (l Sept.?31 Aug.) verleend, doch kunnen aan den begiftigde opnieuw toege kend worden. Zij, die voor een rijksbeurs in aanmerking wenschen te komen, moeten daarvan doen blijken door een gezegeld request aan den Minister van Binnenlandsche Zaken dat vóór l Juni bij den secretaris van curatoren der betrokken universiteit moet worden ingezonden. Aan ten hoogste tien onvermogende stu denten van buitengewonen aanleg kan bij elke bijzondere universiteit een beurs van ? 500 uit 'sRijks kas worden verleend. Behalve deze rijksbeurzen bestaan nog een aantal bijzondere beurzen, studiefondsen en familiebeurzen. De beide eerstgenoemde zijn vermeld in den Universiteitsgids uitge geven door P. H. van Reedt Dortland, terwijl ook in de verschillende studenten-almanakken sommige beurzen zijn opgegeven. J. R. te M. Na 't verschijnen van Jaurès Histoire socialiste" is over dit werk een art. geschreven door prof. Kcrnkamp. In welk tijdschrift en in welken jaargang? Bedoeld artikel komt voor in Vragen des Tijds 1904 deel 2. «nillllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIMIlllltUIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Opgedragen aan den WelEd. Geb. Heer VORSTIUS, Voorzitter van de Sophla-Vereeniglng voor bescherming van Dieren" te Amsterdam. De Trekhond Letst zag ik zoo op de grintweg, Een keurtien met n'hond er veur. Een kerel zat r'op te hangen, Ea sloeg stevig moar zoo deur. 't Arme dier was op van hitte, d'Tonge hink hem uut de bek. 't Dier dat haggen van banauwdheid, Moar zien wachwoord, dat was trek"! Op eens doar kan 't dier niet varder, En viel veur het keurtien neer. Noa wat slagen en wat trappen, Probeerde 't arme dier het weer. iiiliiliimmiiii Zij antwoordde: Neen, wij komen van het vasteland. Maar wij wonen hier al vijftig jaar." Een gevoel van benauwdheid en vrees greep me aan bij de gedachte aan deze vijftig jaar, doorgebracht in dit sombere gat, zoo ver van de steden, waar de menschen wonen. Een oude herder trad binnen en men begon te eten van het eenige gerecht: een dikke soep, gekookt van aardappelen, spek en kool. Toen de korte maaltijd geëindigd was, ging ik voor de deur zitten, gedrukt door de droefgeestigheid van het doodsche land schap, aangegrepen door den angst, die soms de reizigers op zekere droeve avonden in verlaten streken overvalt. Dan schijnt het alsof alles, het leven en het heelal, zijn einde nabij is. Plotseling dringt men door in de afgrijselijke ellende van het leven, de af zondering van allen, het nietige van alles en de groote eenzaamheid van het hart, dat zich, tot aan zijn dood, door droomen in slaap wiegt en bedriegt. De oude vrouw kwam bij me en, gekweld door de nieuwsgierigheid die altijd leeft in de diepte van de meest onderworpen zielen: Gij komt dus uit Frankrijk?" zei ze. Ja, ik reis voor mijn plezier." Komt ge soms uit Parijs?" Neen, uit Nancy." Het scheen me toe dat een diepe ontroe ring haar overweldigde. Hoe ik dat gezien of liever: gevoeld heb, weet ik niet. Zij,herhaalde met trage stem: .Komt gij van Nancy ?" De man kwam in de deur staan, onge voelig, zooals doove menschen zijn. Zij hernam: Dat doet er niet toe. Hij hoort niets". Toen, na eenige seconden : Gij kent dus menschen in Nancy?" Wel ja, bijna iedereen". De familie Sainte-Allaize?" Ja, heel goed; dat waren vrienden van mijn vader". Hoe heet gij ?" Ik zeg mijn naam. Zij keek me strak aan, en zei toen met een, door de herinnering diepe stem: Ja, ja, dat herinner ik me wel. En de Brisemare's, wat is daarvan geworden ? Allen zijn dood". Maar n'gpeie tien tree varder, Doar ha'j 't zelfde liedtien weer. Ik riep: kiek zoo'n valsche kerel, En ik liep er heilig heer. Maar zoo'n vet jenever varken, Wal mien reden niet verstoan. Want hie kreeg mien in de krage, En wal mien er ook op slaan. Maar toen riep ik: hier zoo zaepert"! Kiek moar noar de arme hond! En ik sloeg hem van de beenen, O, man, hie kuulden op de grond. Moar op eens doar deu de trekhond, Graunend, brommend, n'vlug op mien. 'k Kwamp zien boas te dich an 't vessien, Dat kon 't trouwe dier niet zien. Toen 'k er later, weer veurbie gonk 'k Mos noar 't land met n'koare mes", Was hie noas zien boas goan liggen, Die te snorken lag in 't gres. 'k Dachge toen zoo bie mien eigen: Die vent lig al drie kwartier, Wie van beijen is noe 't mensche, En wie van oeijen is 't dier? Veur da'k zwiege, wi'k toch zeggen, . Dat er menschen hier in 't rond, Nog een veurbeeld kunt goan nemmen, An n'vertrapte arme hond. Heerde. JAN VAN RIEMSDIJK Avond In d'avond drijft een tulen waas Van mist over de aarde. Daar boven glanst de hemel als Een lichte sterrengaarde. In d'avond van ons leven ligt 'n Sluier aan onzen voet Maar boven onze hoofden glanst Een lichte wijsheidsgloed. Guus MOUSSAULT Zoo! En de Sirmont's, kent ge die ?" Ja, de laatste is generaal." Toen zei ze, trillend van ontroering, van angst, van ik weet niet welk verward, machtig en gewijd gevoel, van ik weet niet welke behoefte om zich te uiten, om alles te zeggen, om te spreken over die dingen, die zij tot nu toe in het diepst van haar hart besloten gehouden had, en over de menschen, wier naam haar ziel in ontroering bracht: Ja, Henri de Sirmont. Ik weet het wel. Hij is mijn broer". En ik sloeg mijn pogen tot haar op, vol verbazing. En plotseling kwam de herinne ring bij me op. Dat had vroeger een groot schandaal verwekt in het edele Lorraine. Een jong, mooi en rijk meisje, Suzanne de Sirmont, was geschaakt door een onderofficier bij de huzaren, van het regiment dat onder bevel van haar vader stond. Hij was een knappe jongen, een boeren zoon, maar wien het huzarenbuis heel goed stond deze soldaat die de dochter van zijn kolonel betooverd had Zij had hem bepaald gezien, opgemerkt, lief gekregen, terwijl zij de escadrons zag voorbijtrekken. Maar hoe had zij hem gesproken, hoe hadden zij elkander kunnen ontmoeten, begrijpen ? Hoe had zij hem durven te kennen geven dat zij hem lief had ? Dat heeft men nooit geweten. Men had niets geraden, niets zien aan komen. Op zekeren avond, toen de dienst van den soldaat geëindigd was, verdween hij met haar. Men zocht hen, men vond hen niet. Nooit kreeg men bericht en men be schouwde haar als dood. En ik vond haar zóó, in deze akelige vallei terug. Toen hernam ik op mijn beurt: Ja, dat herinner ik mij. U bent Juffrouw Suzanna". Zij knikte ja" met het hoofd. Tranen welden in haar oogen op. Toen, terwijl ze met haar oogen naar den grijsaard wees, die onbeweeglijk op den drempel van zijn bouwvallig huis stond, zei ze tegen me: Hij is het". En ik begreep dat ze hem nog altijd lief Inhoud van de September Tijdschriften: 11 rn<,t-Nederland: Faust, l Ie deel (vert. Nico van Suchteleo;, Alb. Besaard, Acht Sonnetten. Kritia Lelyvett, Een huwelijk. Karel van den Oever, ge dichten. 1). A.^Zoethout, De boer op. Heudr. C. Ditïeree, Herrinneringen van wijlen prof. H. P. <jt. (juack. Joseph Dronig, De verzameling Bredius. Ur. Kischer en K. C., Literatuur. Jan van Nijlen en H. K. Ureve, Bnitenlandsche Literatuur. GreshoB. Dramatisch Overzicht. Bijlage: Socrates, drama in drie actes van Voitaire (vertelii.g van dr. J. de .long). Nedt'rlantt: A. Jurriaan Zoetmulder, Jules Uitgang. Bernarda, De gouden schakels. Joh. W, Broedelet, uMondsehein-Sonate." A. de Braconier, Herinnerin gen. Nelly H. \Yitvliet, Hoog Bezoek. I'auline Ie Koux, Herfst. J. W. van Cittert, Keerlenzang. Kroniek, door v. L. Elserii-r Ir. ,1. G. Rubbers, J. W. Hanratli. Dr. J1'. B. de Josselin de Jong, Uud-Peruaansch Aardewerk. Dr. G. J. Ho gewerd, Umbrische schilders der XVe eeuw. P. Otten, Lente K] /.ernike, De kleine stad. Marie de Huvanno, Spel. Kroniek. Boekbespre king. Wiltein C. Brouwer, Willeni van der Nat. K. \V". l', jr., Prijsvraag van het U. A. Thieme-fonds. Buitentekstplaat: Voorgevel van het landhuis »Ta!lgarden" te Hilversum, door J. W. Hanrath gebouwd. Ui' Vrouw in dn XXsIe ei'nir: Onze Kni|Uote. K. M. Noti> Soeroto, l-'luisteringen van den avondwind. ,\l. (.'ohen Tervaert-Israels, l'it de Hollandsche bewe ging. H. van Biena-Hijmans, Uit alle landen. Letteren en Kunst. Dagboek vaa een nuttelo»ze, uit het russisch door Turgenjell'. U? Ynnt/i.' en /iaiir tinis : C. de Lorm, Ldelsmedlkunst vaa mevrouw L. de Kremery-Gull. C. S. Groot, De Nederlandscüe vereeniging van huisvruuwen. J. van der Knus, Medische wenken. Klis. .M. Hogge en Al. van Usselstein, Werkstukken van kloskunt. G. te Winkel, Volksbibliotheek. Wetens waardigheden van den dag: Gasbesparing bij de var lichting. Bereiding van gerechten in hooikisten en kranten. Kenvoudige menus. Kinderkleeding. liert'stkleeding. Marie Heineu, Vrouwenarbeid hier en elders. Kick wat wils. He G'ic/x : Herman Teirlinck en Karel v. d. Woestijne, Do leemen torens. J. C. Bloem, gedichten. Jo van Ammers-KiiÜer, Ken voldoening. Dr. (Ju. M. van Deventer, Snull'elaars zwerftochten door stoffige avon turen, waarbij de duivel meer dan eens optreedt. l,'. I'. J. Tutein Noithenius, Ken bezoek aan Coppet, de Vader. Krits Hopman, Ken herfstdroom. Buitenlandsch Overzicht. l.fft'n t'n W'T/vvn Wilhelm Schaefer, De levensdag van een menschenvnend. Hendrik van der Wal, Ons Tooneel. P. Otten, Het aarde licht. Jo de Wit, Jan sluiter's kinderportretten. .loha Snellen, Schoonheid in unze letteren. S Gruys Kniseman, Leven en Wer ken. Willem de Merodo, Gedichten. Anna Polak. Vakscholen voor Verkoopster-, .1. li. Hernink, Neerlari'is l'lantentoni. Annie Salnmons, Binnen en Ltuiten. -- Bijlage: Klisabeth Tncher, Hi'hilderij van Albri'cht Durer. "f 4-4had, dat ze hem nog met zijn betooverende oogen voor zich zag. Ik vroeg: Zijt gij tenminste gelukkig geweest?" Zij antwoordde met een stern, die uit het hart kwam: O ja l heel gelukkig. Hij heeft mij heel gelukkig gemaakt. Ik heb nooit berouw gehad." Ik sloeg haar aandachtig gade, droef, ver baasd, ten hoogste verwonderd over de macht van de liefde! Dit rijke meisje had dien man, dien boer gevolgd. Zelve was ze een boerin geworden. Zij had zich gewend aan haar leven zonder bekoring, zonder weelde, zon der eenige verfijning ; zij had zich naar zijn eenvoudige gewoonten geschikt. En zij had hem nog altijd lief. Zij was een een voudige vrouw geworden met een muts op en een linnen japon aan Zij at uit een aarden schotel op een houten tafel, zittende op een rieten stoel, een soep van aardap pelen, kool en spek. Zij sliep op een strogmatras naast hem. Zij had nooit aan iets anders gedacht, dan aan hem. Zij had niet getreurd noch over sieraden, over fijne stoffen, over elegantie noch over de zachtheid der zetels, noch over parfum-zwangere, met prachtig behang bekleede kamers, noch over de donzen bedden, waarin het lichaam weg zinkt om te rusten. Zij had nooit iets anders noodig gehad dan hem; als hij er maar was, ver langde ze niet meer. Zij had haar jong leven en de wereld en hen, die haar hadden opgevoed en liefgehad. verlaten. Zij was, alleen met hem, in dit woeste ravijn aangekomen. En hij was voor haar geweest: alles wat men verlangt, alles wat men droomt, alles wat men onophou delijk verwacht, alles wat men eindeloos hoopt. Hij had haar leven van geluk vervuld. Zij had niet gelukkiger kunnen zijn. En den heelen nacht, terwijl ik de zware ademhaling hoorde van den ouden soldaat, die daar uitgestrekt lag op zijn armzalige matras naast haar, die hem zoover gevolgd was, dacht ik aan dit vreemde en eenvoudige avontuur, aan dit volmaakte geluk, dat uit zoo weinig bestond. En ik vertrok bij het opgaan van de zon, nadat ik der beide oudjes de hand gedrukt had.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl