De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 15 september pagina 1

15 september 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°2099 Zaterdag 15 September A°1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON j Prijs per No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loopcn per jaar ] | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM | | Advcrlentiën omslag 10.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel KOLEN- EN VOEDSELNOOD Een benarde en zorgvolle Winter is aanstaande. Tekort aan warmte, licht en voedsel dreigt. En de nooden zullen nijpen, niet slechts gedurende den komenden winter, maar zoolang de oorlog duurt en ook daarna, althans de eerste jaren. Van zelf rijst de gedachte 't uiterste te beproeven en 't mogelijke te doen om de zorgen te verlichten en 't vaderland economisch onafhankelijk te maken, nu het steeds meer wordt gedwongen uit eigen middelen te bestaan. Ondergeteekenden hebben zich vereenigd tot eene poging om al wat er in den lande schuilt aan vruchtbare gedachten en aan vindingrijkheid op te wekken en zich te doen openbaren. Zij meenen dit doel te zullen bevorderen door: Twee Prijsvragen Ie. voor plannen en vindingen van technischen of organisatorischen aard, die tegemoetkomen aan de behoefte van ons land aan kracht en warmte, en die de economische voortbrenging of aanwending hiervan bevorderen. voor plannen en vindingen, die tegemoetkomen aan de behoefte van ons land aan levensmiddelen, en die de economische voortbrenging of verduurzaming hiervan of 't doelmatige verbruik van tot dusverre ongewone levensmiddelen bevorderen. He. Een Fonds is gevormd om dusdanige prijzen uit te loven, dat zij ernstigen arbeid en groote moeite loonen. Voor dit Fonds hebben verschillende lichamen en personen bijdragen gegeven, zoodat reeds een bedrag beschikbaar is van: ACHT DUIZEND GULDEN 't Mag verwacht worden, dat deze som nog aanmerkelijk zal stijgen. Het plan kon slechts aan enkelen worden voorgelegd, daar zoo spoedig mogelijk tot publiciteit moest worden overgegaan. Wij mogen dus ook aannemen, dat velen, die nog niet persoonlijk konden worden aangezocht, hunnen steun voor het plan zullen willen verleenen. Bijdragen zullen gaarne worden ontvangen aan het Bureau van het weekblad De Amsterdammer", (Keizers gracht 333) met opschrift: Prijsvragen Comitéen tevens worden andere bladen verzocht deze kennisgeving over te nemen en zich voor het ontvangen van bijdragen beschikbaar te stellen. 't Gaat toch om een belang van allen en iedereen. Het nut, de dringende behoefte aan gedachten en vindingen als bovenomschreven, behoeft wel niet betoogd. Ook na den oorlog zullen nog bijzondere economische vormen van productie of consumptie ten zeerste noodig wezen! Onder den druk der benarde tijdsomstandigheden zijn ook elders reeds, vooral in oorlogvoerende landen, tal van middelen gevonden om in velerlei tekort te voorzien. Menig nieuw denkbeeld zal van blijvende economische waarde blijken te zijn. De oplossing der gestelde vragen wordt vergemakkelijkt door de omstandigheid, dat de kosten niet meer eene overwegende rol spelen en dus vindingen bruikbaar kunnen zijn, welke in normale tijden niet voldoen aan den eisch van te zijn commercieel Iponend of concurrent. Voor de toekenning van prijzen zullen in de eerste plaats in aanmerking komen oplossingen, die reeds spoedig in de dreigende behoefte kunnen voorzien. Daarom moeten de antwoorden worden ingezonden voor \ NOVEMBER VAN DIT JAAR en genieten oplossingen den voorrang, -welke binnen twee maanden na dien, dus voor l Januari, toegepast kunnen worden met technisch bereikbare middelen, dus onafhankelijk van grondstoffen die niet te verkrijgen zijn. De antwoorden zullen geheel het eigendom der inzenders blijven, aan wie ook alle eventueele octrooirechten gelaten worden, terwijl het bovendien de bedoeling is, dat voor de uitvoering en exploitatie der bruikba«f gekeurde plannen van de zijde der jury's en der Ondergeteekenden nog zooveel mogelijk medewerking zal worden verleend. De door de beide jury's toe te kennen prijzen kunnen worden vastgesteld op bedragen van f 100.?tot f 2000.?, naar de waarde der inzendingen. Den jury's blijft de vrijheid voorbehouden, met inachtneming van de rechten en belangen der inzenders, van de resultaten der prijsvragen een verslag uit te brengen. Jury voor de Kracht- en Warmte-prijsvraag: J. G. BELLAAR SPRUYT, Voorz. der Ver. van Directeuren van Electriciteitswerken in Nederland. J. DE KUYSER, Voorzitter der Vereeniging Rookvrij stoken". Dr. W- LULOFS, Directeur der Gemeente-Electriciteitswerken te Amsterdam. J. MUYSKEN, Directeur der Werkspoor" te Amsterdam. J. YAN ROSSUM nu CHATTEL, Directeur der Gemeente-Gasfnbrieken te Amsterdam. Jury voor de Voedingsmiddelen-prijsvraag: A. CONTENT, Directeur van de Arbeiders-coöperatie de Dageraad'' te Amsterdam. A. H. DROS, lid van de firma TIELEMAN & DROS te Leiden. Prof DR. E. C. VAN LEERSL'M, hoogleeraar te Amsterdam. J. N. VOORSMIT, directeur van W. A. Scholten's Aardappelmeelfabrieken te Groningen. Nadere aanvulling dezer jury's wordt zoo noodig voorbehouden. Redactie of jury aanvaarden geen aansprakelijkheid voor verlies of beschadiging van ingezonden ontwerpen en modellen, doch zullen deze met de meest mogelijke zorg behandelen. J. G. BELLAAR SPRUYT Mr. C. H. GUÉPIN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL A. HELDRINQ J. DE KUIJSER Mr. Dr. E. VAN KETWICH VERSCHUUR J. A. LAAN Jr. Prof. Dr. E. C. VAN LEERSUM Dr. W. LULOFS, AMSTERDAM, 15 September 1917 ROB. MAY J. MUYSKEN, Mr. E. S. OROBIO DE CAS i HO Jr. J, VAN Rossu'M DI CHATTEL J. E. SCHOLTEN Dr. F. G. WAI.LER E. D. VAN WALREE H. A. VAN' JJSSELSTEY.N Mr. K. JANSMA, Secretaris, Keizersgracht 450 Inzendingen moeten duidelijk geformuleerd en leesbaar geschreven, zooveel mogelijk getypt, ongeteekend onder een motto worden ingezonden, vergezeld van een gesloten briefomslag met hetzelfde motto, waarin naam en adres van den inzender staan vermeld. Adres voor inzending: Bureau Weekblad De Amsterdammer", 333 Keizersgracht, Amsterdam, met buiten op den omslag het opschrift: Prijsvraag (Kracht en Warmte) of: Prijsvraag (Levensmiddelen). INHOUD: Bladz. l: Voedsel-en Kolennood. Oorlogsproblemen, door H. Brug mans. 2: Beschouwingen, door dr. F. van Eeden. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Mr. H. L. Drucker f, door mr. J. Limburg. 3: Feuilleton: Weemoed, door C. Schouten. De Geschiedenis van de Kookzak, door A. de Wedemade. 5: Voor Vrouwen, door E. M. Rogge. - Uit de Natuur,doorjac. P.Thijsse. 7: Ofh'cieele Kunst, door W. Martin.?Th. van Hoytena, door Alb. Plasschaert. Een en ander over Heraldiek, II, door C. W. H. Verster. 9: Tentoonstellingen, door Plas schaert. Boekbesprekingen, door R. ter Laan. - Th. M. K. en D. Breebaart. Het Amsterdamsche Tuchthuis, zooals een Hon gaar dat voor drie eeuwen zag, door J. A. van Hamel. De Zweedsche Historie, teekening van George van Raemdonck. 10: Spreekzaal: Tweeërlei wereldbeschou wing, door J. P. Lotsy. Openluchtscholen, door Betsy Valk. Dramatische Kroniek, door Top Naeff. 11: Op den Econ. uitkijk, door jhr. mr. H. Smissaert. 12: Uit het klad schrift van Jantje. Oude kleurendrukken, door J. W. Enschedé. Intieme kunst, door Melis Stoke. 13: Heemskerck onderzoekt de pluimveekwestie, teekening van Joh. Braakensiek. Schaakrubriek, red. dr. A. G. Olland. Damrubriek, red. K. C. de Jonge. Bijvoegsel: De Duitsche Gezant in Buenos Ayres, teekening van Joh. Braakensiek. OORLOGSPROBLEMEN Men zal moeilijk kunnen staande houden, dat de uitsche historiographie van dezen tijd hooger staat dan die van eenig ander land. Er wordt stellig in geen ander land zoo naarstig en zoo toewijdend in de bijzon derheden gevorscht, maar domineerende figu ren als Mommsen en Ranke heeft het moderne Duitschland niet; mannen als Lavisse en Pirenne, bij wie Kennis van de fijnste détails samengaat met de gave groote gebieden van historisch leven met genialen blik te overzien, wier fijne historische zin onmid dellijk het belangrijke weet te vinden en te wegen, die ten slotte het waargenomene .kunnen uitbeelden in hoogst aantrekkelijken vorm zulke geschiedschrijvers kan het moderne Duitschland niet aanwijzen. Maar stellig is er ook geen volk, dat zoo krachtig het heden historisch gevoelt en be schouwt, als het Duitsche. Frankrijk heeft eenige scherpe breuken in zijn geschiedenis, zoodat het verleden niet meer als een geheel spreekt tot den modernen Franschman; er zijn geheele perioden, die ver buiten zijn herinnering liggen. Engeland met zijn on gebroken geschiedenis, met zijn regelmatige evolutie, waar veelal de revolutie zelf een behoudend karakter droeg, gevoelt zeker veel sterker den band ook met het verre verleden; men wordt er trouwens dagelijks aan herinnerd. Toch kan men niet zeggen, dat in het Engelsche volk de geschiedenis anders leeft dan in den vorm van traditie, en vooral politieke traditie; men leeft er, zooals bij een vooruitstrevend en groeiend volk van zelf spreekt, meer in de toekomst dan in het verleden. In Duitschland is dat anders. Het Duitsche volk is waarlijk niet minder vooruitstrevend dan het Engelsche, maar het klemt zich veel hechter aan het verleden vast; het ziet de verwezenlijking van zijn toekomstidealen liefst in historische vormen. Historische levensidealen heeft bijna geen volk dan het Duitsche. Van hoeveel beteekenis het keizersideaal geweest is voor de grondvesting van het Duitsche rijk, ligt voor de hand. Ook tegenwoordig, nu men van wereldheerschappij droomt of althans droomde, kan ieder waarnemen, dat men zich daarbij beroept op het oude Roomsche rijk der Duitsche natie, dat ook de wereldheer schappij pretendeerde. Daarmede hangt samen, dat in geen land de geschiedstude zoo hoog in eere is als in Duitschland en dat nergens het woord der geschiedvorschers zooveel gewicht in de schaal legt als daar. Het is waar, Bismarck heeft eens gezegd, dat, als hij zeker wilde weten, hoe een zaak niet zou loopen, hij inlichtingen inwon bij den grooten Momm sen. Maar evenals zooveel andere is ook dit woord van Bismarck in Duitschland vergeten. In geen ander land ook hebben de historici met meer of minder geluk zich zoo druk gemaakt met politiek. Nergens ook zijn zoo veel historische beschouwingen over dezen oorlog verschenen als in Duitschland, waar mede natuurlijk niet is gezegd, dat daar de oorlog het meest en het best historisch is bewerkt. Integendeel een werk als The Times History of the war of als Hanotaux' Histoire de la guerre is in Duitschland nog niet verschenen. Onder die beschouwingen verdient de aan dacht een bundeltje van den bekenden ge schiedschrijver Friedrich Meinecke, die een zevental opstellen samenvatte onder den titel Probleme des Weltkrieges (Miinchen und Berlin, 1917). Deze titel is ontleend aan het derde van deze studiën; de andere houden zich bezig met de verhouding van geschiedenis en openbaar leven, met die van staatkunde en hartstochten, metBülow's boek over de Duitsche politiek, met de hervor ming van het Pruisische kiesrecht, eindelijk met wat Meinecke noemt den rhythmus van den wereldoorlog. Het voorlaatste artikel heeft zijn actuali teit wat verloren. Het is geschreven vóór de Paaschboodschap van den Keizer en de aanvulling, die daarop in Juli is gegeven. waardoor voor Pruisen het uitzicht is geopend op een meer modern kiesstelsel. Maar karak teristiek is toch dit opstel nog in menig opzicht. Meinecke behoort misschien niet officieel, maar toch feitelijk tot de conser vatieve partij. Wanneer zulk een man nog voordat de Keizer gesproken heeft, de nood zakelijkheid van een reform-bill voor Pruisen bepleit, dan is het oude Pruisen wel voor goed prijsgegeven. Meinecke's instemming gaat wel met allerlei reserves, maar zijn conclusie is toch hervorming. Leerzaam voor de kennis van de mentaliteit van de beste Pruisische conservatieven is Meinecke's opstel in hooge mate. Niet minder kenmerkend zijn Meinecke's andere opstellen. De studie, die den naam aan den geheelen bundel heeft gegeven, de Probleme des Weltkrieges", is geschreven naar aanleiding van een boek van den be kenden Zweedschen hoogleeraar Rudolf Kjellén met ongeveer denzelfden titel. De problemen, waarom het hier gaat, zijn tot vier groote groepen terug te brengen: geopolitieke, ethnopolitieke, sociopolitieke en staats- en kultuurpolitieke. Vooral de beide eerste worden door Kjellén en in navolging door Meinecke grondig behandeld. Hier is het vooral het in dezen tijd en in dezen oorlog zoo brandend geworden natio naliteiten-vraagstuk, dat in hooge mate de aandacht trekt. Terecht verwerpt Kjellén en met hem Meinecke de algemeene geldig heid van het nationaliteit-beginsel als grond slag van de vorming der staten. De ver houding van volk en staat spreekt namelijk niet zoo van zelf, om de eenvoudige op lossing te aanvaarden, die in onzen tijd door het irredentisme zoo gemakkelijk aan de hand wordt gedaan. De staten, die wij kennen, zijn minder gebaseerd op volkseenheden dan op historische formatiën, waartoe die volkseenheden hebben geleid en waar door zij omgekeerd weer werden beïnvloed. Dat wil zeggen: de volkseenheid is onge twijfeld een zeer gewichtige factor in de vorming der staatseenheid, maar zij is de eenige niet en zelfs niet altijd de beslissende. Het nationaliteiten-beginsel is dan ook nimmer iets anders geweest dan een politiek machtsmiddel, dat men gebruikt, als men zijn macht wil vergrooten, maar ter zijde laat, als het daartoe niet dienstig is. Terecht verwijt Meinecke de Entente, dat zij in haar leuze van de vrijheid der volken om zelf standig over hun lot te beschikken, onoprecht is; de eisch der bevrijding wordt ge steld aan Oostenrijk, maar niet aan Rusland en nog minder aan Engeland zelf; de leuze: vrijheid der nationaliteiten, roept wel Czechen, Roethenen, Slowakenenz. enz. op, maarniet Finnen, Oekrainers, Letten en ook niet leren, Egyptenaren en Indiërs.Maaraanden anderen kant treft datzelfde verwijt ook, wat Meinecke minder in het oog valt, Duitschland zelf. Duitschland is een in hoofdzaak nationale staat. Maar het telt eenige millioenen Poolsche onderdanen en denkt er niet aan deze aan den door hem zelf gestichten Poolschen staat af te staan. Terecht. Maar wanneer het Elzas?Lotharingen geldt, dat evenzeer historisch Duitscn bezit is op dit oogenblik, dan beroept men zich op het Duitsche karakter van deze landen om daarop het recht te vestigen ze te behouden. Een ieder weet, dat de Elzas en vooial Lotharingen nooit zuiver-Duitsche landen zijn geweest; maar zelfs als dat zoo ware, dan nog zou Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adressoeran aan het Kedactiebureau, met op den omslag het motto: tConfetti". Te Hilversum te koop, eenvoud, sol ied Heerenhuis, 10 min. van 't station, be neden 2 kamers met serre, keuken enz., boven 5 kamers, groote moestuin, bene vens vruchtboomen. Adv. Zaait en plant; ook in uw slaapkamers! Na in bewusteloozen toestand in een nabijzijndewoningtezijrlbinnengebracht, verleende dr. Faber hulp. Nieuwe Courant Is er geen bepaling in de Nederlandsche wetgeving, die verhindert, dat geneesheeren, die in bewusteloozen toestand verkeeren, hun ambt uitoefenen? het argument van het nationale volkskarakter hier niet door de Duitschers moeten worden gebruikt. Dat argument is er een van de Entente, niet van Duitschland. De zaak is natuurlijk, dat Duitschland Elzas?Lotha ringen ook zou willen behouden, zoo deze landen zuiver Fransch waren gebleven; zij zijn veroverd en behouden om zuiver strategi sche redenen. Het gewichtigste oorlogsprobleem is stellig dat van den vrede. Hoe denkt Meinecke daarover? Bij alle fijne uiteenzetting der feitelijke verhoudingen en bij alle scherp inzicht in de tegen elkaar werkende krach ten, kan hij zich toch geen anderen vrede voorstellen, dan dien men tegenwoordig den Duitschen vrede pleegt te noemen. Hij staat geheel op het standpunt van de rede van den door hem hoog vereerden BethmannHollweg van 5 April van het vorige jaar. Maar er straalt nog iets geheel anders in door. Meinecke ziet zeer scherp de fouten der Duitsche diplomatie; terecht beschouwt hij een regeerkunst, die het klaar heeft weten te spelen tegelijk met Rusland en Engeland in oorlog te komen, als hopeloos. Zoo iets mag niet meer gebeuren en be hoeft ook niet meer te gebeuren, wanneer Duitschland maar handig genoeg het zeer reëele conflict tusschen Rusland en Enge land weet te verscherpen en levendig te houden. Kiezend tusschen deze beide, is voor Meinecke Rusland de groote vijand, die als continentale macht voor Duitschland veel gevaarlijker is dan Engeland. De toe komst der Duitsche politiek zal dus moeten zijn gericht op herstel van Polen en daar mede terugdringen van Rusland naar het Oosten, en dat alles in voortdurende goede verstandhouding met Engeland, waarmede men het in koloniale aangelegenheden wel eens zal kunnen worden. Dat is iets anders dan het Gott strafe'England" gebed van den gewonen Dultscher. Maar wat zou Meinecke nu zeggen, nu de Duitsche regeering de ongeloofelijke onhan digheid heeft begaan om ook nog Amerika aan de zijde der Entente te drijven? L M H. BRUG MANS Boerenbedrog Waarachtig, daar is het weer! Sinds een paar dagen mocht men hopen, dat het uit was. Het was nu ook mooi ge noeg geweest. Er was van gemaakt, wat ervan gemaakt kon worden. Alle brave menschen waren er nu vast van overtuigd, dat er geen oorlog zou zijn gekomen, wan neer twee hooge Russische militairen met onuitsprekelijke namen niet lak hadden ge had aan een bevel van den Tsaar. Maar Wolff kan er nog niet genoeg van krijgen, en de Nieuwe Rott. Courant schijnt er ook nog niet beu van te zijn. In het avondblad der N. R. C. van heden, ^Sep tember, staat onder de telegrammen alweer n, met het opschrift: Het Soechomlinofproces". Het begint zoo: ,Sofia, 12 Septem ber. (Wolft.) De Narrodni Brasva schrijft over het Soechomlinof-proces: Het is nu vastgesteld, dat de schuld aan den wereld oorlog ligt bij de camarilla in de omgeving van den Tsaar". En in dien trant gaat het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl