Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15 Sept. '17. No. 2099
De Zweedsche telegram-affaire
Teekening voor De Amsterdammer" van Jordaan
Donnerwetter! Ik kom decoraties te kort om al die flaters te bedekken !"
IIIIIIMIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIII1I
iiiiiiiiBHiiiiiiiiiiiiiiiiimm
dan verder; als iemand er nieuwsgierig naar
is, moet hij het maar opzoeken in de N. R. C.
Dat Wolff ons bericht heeft, wat er in
het proces van den gewezen Russischen
Minister van oorlog aan den dag kwam
over de voorgeschiedenis van de Russische
mobilisatie, spreekt van zelf. Evenzeer spreekt
het van zelf, dat alle groote bladen in ons
land die telegrammen opnamen.
Dat Wolff ons het oordeel" van den
Duitschen rijkskanselier en uittreksels uit
artikels van groote Duitsche en Oostenrij
ksche bladen over de onthullingen in het
Soechomlinof-proces" zou overseinen, was
ook te verwachten. Maar daarbij heeft hij
het niet gelaten. We kregen ook tehooren,
wat Boelgaarsche en Turkscbe bladen er over
geschreven, wat Zweedsche en Deensche
en Zwitsersche couranten er ever ten beste
gaven. De N.R.C, nam het frouw op. Wat
de Solothurner Zeitung en de Ostschweiz en
de Ferdjuman en de Erin over het geval
te vertellen hadden, we konden het eiken
dag lezen, dank zij Wolff en de N.R.C.
Het kwam allemaal wel op hetzelfde
neer; het was meer exclamatie dan argu
mentatie; maar dat deed er niet toe; als het
gros van de krantenlezers tien dagen achter
een in allerlei variaties hoort verkondigen
de schuldigen zijn aan de kaak gesteld;
Soechomlinof heeft bekend; een der groote
misdaden der geschiedenis ontrolt zich voor
onze oogen, een schandelijk leugen- en
intrigespel te St. Petersburg tot omstrikking
en verlamming van den Tsaar enz., dan
gelooven de meesten ten slotte, dat de questie
van de schuld aan den oorlog" nu uitge
maakt is en dat Duitschland en Oostenrijk
heelemaal schoongewasschen zijn, Heb ik
het je niet gezegd!" juichen de vrienden
van Duitschland, en de anderen houden hun
mond en zijn uit hun humeur.
Om die anderen" een beetje op te
vroo1 ij ken, zullen we eens precies nagaan, wat
er bij het Soechomlinof-proces nu eigelijk
aan den dag gekomen is altijd met dit
voorbehoud, dat ik van dit proces alleen
weet, wat Duitsche bladen (en die hadden
het weer uit een Russische courant) daar
over medegedeeld hebben; maar alle
buitenlindsche couranten, wier meening Wolff en
de N. R. Ct. ons voortdurend opdischten,
wisten er niet meer van.
Ten eerste is gebleken, dat Soechomlinof
iemand was, die niet deugde voor zijn ambt,
die zijn land bestal enz. kortom, dat hij
voortreffelijk paste in het Russische
regeeringsstelsel van vóór de revolutie. O ver deze
onthulling" zullen weinigen zich verwon
derd hebben.
Maar de volgende onthullingen hebben de
menschheid paf doen staan.
De chef van den Russischen generalen
staf, Janoesjkewitsj, heeft aan den Duitschen
militairen attachéop zijn eerewoord verze
kerd, dat de mobilisatie nog niet was afge
kondigd, terwijl hij het besluit daartoe reeds
in zijn zak had.
Welke mobilisatie? De algemeene mobi
lisatie, moet menigeen hebben opgemaakt
uit wat de couranten hierover schreven.
Maar dat is niet zoo. Op den 29sten Juli om
drie uur precies ik herinner mij dit
gewichtige oogenblik nog precies", zei
Janoesjkewitsz werd die verzekering ge
daan. Maar tot de algemeene mobilisatie is
eerst den 30sten Juli besloten, althans voor
de zesde maal besloten, zooals uit het proces
blijkt. Demobilisatie, waarvan Janoesjkewitsz
den 29sten Juli het besluit in zijn zak had,
kan dus alleen de gedeeltelijke mobilisatie
zijn geweest, die tegen Oostenrijk. En die
mobilisatie heeft den Europeeschen oorlog
niet verwekt, daarover zijn allen het eens.
Het merkwaardige van deze onthulling
ligt dus alleen in den Mennisten leugen".
Wat Janoesjkewitsz zei, was letterlijk waar:
afgekondigd" was de gedeeltelijke mobili
satie nog niet; maar het besluit daartoe had
hij in zijn zak. Er zijn heel wat grooter
mannen geweest dan Janoesjkewitsz, die
zich, zelfs onder aanroeping van Gods naam,
met zulk een sophistische onderscheiding
verdedigd hebben; er zijn een aantal groote
staatslieden te noemen, die niet alleen een
Mennisten", maareen doodgewonen leugen
hebben gebruikt, indien zij meenden, dat het
belang van hun land dit eischte. Wat
Janoesjkewitsz deed, was onder menschen
van het vak een geoorloofde kunstgreep".
Voor den loop der gebeurtenissen was zijn
Mennistenleugen bovendien onverschillig; de
BESCHOUWINGEN
over doen en laten
Upton Sinclair verlaat de
SociaalDemocratische Partij *)
Mijn vriend en meedewerker Upton Sin
clair is een eerlijk en eenvoudig man, die
maar n groote hartstocht in zijn leeven
kent en dat is het socialisme, en maar n
groot doel, en dat is de bevrijding van het
slaafsche menschdom. Een jaar of tien ge
leeden, toen hij nog nooit Amerika verlaten
had, en de toestanden in Europa alleen van
hooren zeggen kende, toen geloofde hij in
de macht en de toekomst van de sociaal- i
democratie in Europa, en wel vooral van de
Duitsche Sociaal-democratische partij. Een
echte Marxist was hij wel niet, daarvoor
was hij te sterk oorspronkelijk. De theorieën
van Marx, die zooveelen imponeerden, had- j
den geen vat op hem. Maar de persoon, de j
figuur van Marx wél, en de partij-discipline, j
de groote organisatie bewonderde hij zeer, |
en hij verwachtte van dien kant de verlos
sing, ook van Amerika's proletariaat. De
Duitsche partij zou de kern vormen waar
omheen zich alle socialistische groepen zou
den concentreeren. Een dergelijke illuzie
heerschte ook in ons land en verklaart den
groei en het succes van de S. D. A. P.
Ik was zelf nooit dupe van deezen schoonen
schijn, omdat ik de ondeugdelijkheid van
de wijsgeerige structuur van het Marxisme
had gevoeld. Upton, die geen wijsgeerige
natuur heeft, hoewel sommige zijner ge
schriften diepe intuïtie toonen had niet
de onmoogeltjkheid begreepen om op de
wrakke en vooze basis van het rationalisme
een sterk duurzaam gebouw op te trekken.
Hij geloofde in de Sociaal-democratie, en
bleef dat doen ook nadat ik hem, bij onze
*) Men zie Pearson's Magazine van Augus
tus en Pasadena Star-News yan 17 Juli.
kennismaking, getracht had te oovertuigen
van het hoopelooze zijner verwachting. Ik
kende de Duitschers meer van nabij en wist
hoe ze hem zouden teleurstellen.
Voor negen jaren heeft hij een manifest
teegen den oorlog in de waereld gestuurd.
Daarin stelde hij vóór, dat alle socialisten
van de waereld zich zouden verbinden om
onmiddellijk elke pooging tot het doen
uitbreeken van een oorlog te beantwoorden
door een algemeene staking.
Nog zoo gek niet, niet waar? Men zal
daar nu beeter voor te vinden zijn, nu
men weet hoe aangenaam de oorlog is.
Maar voor neegen jaren werd de noodzake
lijkheid van zulk een maatregel nog lang
niet algemeen begreepen Upton's manifest
werd echter toch bij honderd duizenden ver
spreid in Engeland, Frankrijk, Italiëen andere
landen. De meeste belangstelling vond het
bij de Fransche Syndicalisten.
In n land echter werd er in 't geheel
geen notitie van genoomen. Dat land was
Duitschland.
Upton, die in de Duitsche sociaal-demo
cratie de sterkste burcht van het socialisme
meende te zien, begreep daar niets van en
schreef aan de voornaamste leiders in
Duitschland, waarom zijn voorslag niet
meer belangstelling vond ?
Hij kreeg ten antwoord dat het verspreiden
van zijn manifest in Duitschland gelijk zou
staan met hoog-verraad. Daaruit bleek reeds
hoeveel men hechten kon aan het groote
woord Internationale".
Upton kwam toen zelf naar Europa om
zich op de hoogte te stellen, en vertoefde
geruimen tijd in Engeland, Frankrijk, Hol
land en Duitschland.
Met hem samen bezocht ik in Londen en
in Berlijn de kopstukken der socialistische
beweeging. Ik wilde hem zelf doen zien,
dat hij van den kant der Duitsche sociaal
democraten geen enkele revolutionaire daad
te wachten had. De Duitsche
sociaal-demoDuitsche militaire attachéwas er geen
oogenblik de dupe van, zoools uit de ver
klaring van Janoesjkewitsz voor het gerecht
blijkt: Ik gaf hem mijn eerewpord als chef
van den generalen staf... de majoor geloofde
mij niet. Ik bood hem aan, mijne verklaring
schriftelijk over te leggen, hij wees dit
hoffelijk van de hand".
Blfft over de andere onthulling: die over
de manier, waarop de algemeene mobilisatie
tot stand kwam; ik veronderstel, dat mijne
leztrs zich deze geschiedenis uit de
Wolfftelegrammen herinneren.
Wat blijkt daaruit?
Dat de Tsaar een besluiteloos mensen
was; dat hij eerst zijne toestemming gaf
tot de algemeene mobilisatie, en die later
weer introk; dat hij zich eindelijk toch weer
ertoe liet overhalen.
Een onthulling" kan men dit kwalijk
noemen; het past volkomen in het beeld
van den Tsaar, dat men zich had gevormd;
men had reeds lang aangenomen, dat hij
niet tot oorlog heeft gedreven.
Maar de misleiding dan van den Tsaar?
Het hem voorliegen, dat de mobilisatie be
perkt bleef tot de Z. W. districten, terwijl
zij reeds voortgang had? Het is een sterk
bewijs van de geringe autoriteit van den
Tsaar; er blijkt uit, hoe vast de minister
van oorlog en de generalen staf er op ver
trouwen, dat zij en andere raadslieden hem'
straks weer zouden ompraten; meer niet.
Overigens moet men zich vooral in Duitsch
land er niet verbaasd over toonen, dat er
zoo gesold wordt met een besluit tot alge
meene mobilisatie. Men is daar toch niet
vergeten, dat op den 30sten Juli nog voor
dat het besluit in Rusland gevallen was
de Lokal Anzeiger en de politiebladen een
mobilisatiebesluit hebben afgedrukt, dat later
weer Ingetrokken is?
Nog voordat het besluit in Rusland was
gevallen. Uit het proces blijkt, dat de Tsaar
op 30 Juli het besluit tot algemeene mobili
satie heeft onderteekend; vermoedelijk eerst
in den namiddag; dit moet men veronder
stellen uit het feit, dat hij 's avonds te elf
uur een poging deed, om de uitvoering ervan
op te schorten; zulk een poging kan alleen
gedaan zijn, als er nog zoo weinig tijd sinds
de onderteekening verloopen was, dat de
mobilisatie nog niet in werking kon zijn
getreden. Eerst den volgenden dag, 31 Juli,
gaf de Tsaar wederom zijne toestemming
tot de mobilisatie. In hoeverre deze toen reeds
voortgang had gehad, is nog onzeker;
Janoesjkewitsj zei op 30 Juli te elf uur
's avonds, dat er reeds 400.000 reservisten
waren opgeroepen; dit lijkt nog niet veel
op een algemeene mobilisatie.
Tot dusverre nam men aan, dat in den
nacht van 30 op 31 Juli de algemeene mo
bilisatie in Rusland is afgekondigd; de
onthulling" van het proces heeft dit niet
gelogenstraft. De vraag nu, waar alles op
aankomt, is deze: welke reden bestond er
voor Rusland om toen tot de algemeene
mobilisatie over te gaan ? Dat er een oor
logspartij" was in Rusland, dat sommige
raadslieden van den Tsaar niet alle moge
lijke pogingen hbbben aangewend om den
vrede te bewaren dit wisten wij reeds
vóór de onthullingen; maar hetzelfde geldt
voor Duitschland. Doch ook voor die raads
lieden van den Tsaar, die den oorlog niet
gewenscht hadden, bestonden er op 30 Juli
goede redenen goed" naar den maatstaf
van de in alle groote rijken heerschende
politieke denkbeelden om niet langer te
wachten met de algemeene mobilisatie.
Welke die redenen waren, is hier vroeger
uitvoerig uiteengezet (in de nummers van
11 en 17 Maart 1.1.). Aan het betoog van
Headlam, dat ik toen weer gaf, doen de
onthullingen van het Soechomlinof-proces
niets af, misschien aan enkele détails, maar
zeker niet aan de hoofdzaak. De Russische
mobilisatie moge de aanleiding tot den
Europeescheen oorlog zijn geworden, zij was
geprovoceerd door de houding van Duitsch
land en Oostenrijk in de voorafgaande dagen.
Wie van het Soechomlinof proces gebruik
maken om de schuld voor den oorlog te
werpen op een paar hooge Russische
militairen, plegen boerenbedrog.
12 Sept. 1917 G. W. KERN KAMP
Mr. H. L. DRUCKER f
door mr. J. LIMBURG
Lid van de Tweede Kamer
cratische partij achte ik eenvoudig een
oppositie partij, zonder waarlijk socialis
tische en internationale bedoelingen.
Hervé, dien hij te Parijs ontmoette, citeerde
hem een woord van Ledebour, dat de paci
fistische geest die in Engeland en Amerika
heerschte en waarvan o. a. Ramsay
Macdonald woordvoerder was, een bewijs was
van verval.
In Berlijn woonden wij eenige zittingen
van den Rijksdag bij en spraken met alle
hoofdmannen van de sociaal-demokratie.
Het idee van Upton, elke oorlogsverklaring
door een algemeene staking te beantwoor
den, werd als volstrekt onuitvoerbaar
afgeweezen, door allen zonder uitzondering.
Zij beweerden dat de partij machteloos was
teegenoover de regeering, om een oorlog
te verhinderen. Elke pooging in dien geest
zou niet anders ten gevolge hebben als dat
de partij binnen vierentwintig uur totaal
vernietigd zou zijn.
Hierop antwoordde Upton, dat dan heel
Europa wel verplicht was zich teegen
Duitschland te wapenen, l:.n dit werd door
hen erkend.
Het beste wat zij konden zeggen was
dit: dat na een oorlog hun tijd zou hoornen,
en wel vooral na een verlooren oorlog.
Mij dunkt dat deeze verzeekering op dit
oogenblik wel de aandacht verdient. Het
staat woordelijk zoo in een brief aan Upton
van Duitschlands Intellectueelen leider:
vooral na een verlooren oorlog".
Deeze woorden geeven thans Upton het
volste recht teegen de Duitsche partij-leiders
te zeggen dat zijn teegenwoordige
antipacifistische houding volkoomen
oovereenstemt met hun programma van den zoomer
van 1913.
Als de Duitsche regeering een wild dier
is, zegt Upton, en als de krachten van Recht
en Reedelijkheid in de macht zijn van dat
dier is het dan niet klaarblijkelijk de plicht
van de ooverige waereld om dat dier te
De juiste plaats te bepalen, die de nobele
mensen, de degelijke geleerde, de bedacht
zame staatsman, wiens verscheiden zoovelen
met diepe smart vernamen, innam in het
Nederlandsche staatkundige leven van de
laatste twintig jaar, is niet gemakkelijk.
Drucker bekleedde nooit het ministersambt,
maar in elk der ministerieele combinaties,
die de linkerzijde sinds 1897 op het schaak
bord had te groepeeren, had hij een plaats
kunnen vinden.
Hij schiep nimmer een
regeeringsprogratn, maar bij de voorbereiding van bijna
elk program, dat door de vrijzinnigheid
van Nederland werd bepaald, was zijn
raad ingewonnen. Hij kon in zijn bijna
twintigjangen loopbaan in het Lagerhuis
nimmer bogen op een triomf over den tegen
stander na een hartstochtelijke, de diepste
roerselen van een volk rakende discussie,
en toch bracht de bekoring, die uitging van
zijn voorlichting, bij menig onderwerp de
Kamer ongemerkt verder dan haar meerder
heid, goed beschouwd men denke aan
de Woningwet 1) wel had willen gaan.
Hij was, hoe keurig een spreker ook, geen
machtig orator en toch nam zijn scherpe
logica niet minder zijn gehoor mede, dan
dit bij het persoonlijk gesprek het geval
was met dengene, die hem bezocht, en die
de deur van zijn woning niet dichttrok dan
na weer op niauw getroffen te zijn door de
nuchtere logiek van zijn geest en gebracht
te zijn onder de charme van zijn persoon.
Drucker maakte den overgang mede, dien
ons Parlement doorliep van wat ik zou wil
len noemen de juridisch staatsrechtelijke tot
de sociaal-economische periode. Door aan
leg, opleiding en werkkring behoorde hij
meer tot de eerste dan tot de laatste, maar
zijn sterk sociale zin wie voelde meer
voor sociale wetgeving dan Drucker?
deed hem gemakkelijk zich aanpassen aan
de eischen van het nieuwe tijdvak.
Gelijk overal, zoo bepalen ook in de Kamer
naast de persoonlijke eigenschappen de om
standigheden iemands plaats. Drucker's ge
reserveerde geestes-aristocratie of zijn be
scheidenheid, misschien beide, zouden hem
nooit het leiderschap hebben doen veroveren
door een spontaan machtig woord, dat de
menigte meesleept of door groote impulsieve
daden, die op de volksverbeelding werken.
De omstandigheden wierpen hem het lei
derschap in den schoot Van zijn vroegere
geestverwanten was Borgesius trouw geble
ven aan het Unie-liberale vaandel, had
Kerdijk de Kamer vrijwillig, Veegens on
vrijwillig 2) verlaten.
Het was dus aangewezen, dat Drucker in
1910 optrad als de leider der jonge Vrij
zinnig-Democratische partij in de Kamer.
Hij heeft zich van die taak gekweten met
al zijn heerlijke gaven en met de groote
toewijding, die hij betoonde aan alles, het
groote zoowel als het kleine, waaraan hij
zich gaf; met die onkreukbare trouw en
eerlijkheid, die aan zijn optreden bijna iets
stichtelijks gaven en die den tegenstander
zoo de volle overtuiging opdrongen, dat bij
Drucker de zaak, niet de politiek, op den
oovermeesteren en te boeyen, en daarmee
de Duitsche socialisten te bevrijden tegelijk
met de rest van de menschheid ?
Wij hebben de neergeschreeven meening
van niemand minder dan August Bebel,
zegt Upton dat ter bevrijding van liet
Daitsche volk een Duitsche necderlaag nood
zakelijk is, om het prestige van de militaire
partij te breeken.
Men kan nu gemakkelijk de ergernis en
de verbazing verklaren van een man als
Upton Sinclair, eenvoudig' een consequent
als hij is nu hij bemerkt dat de socialisten
in Amerika, die voor negen jaren zijn paci
fistisch manifest verwierpen, op dit oogenblik
met een meerderheid van twaalf teegen n
besluiten om de meerderheids-resolutie" der
Duitsche sociaal-democraten te steunen.
Terwijl de Duitsche socialisten, in plaats
van te willen bevrijd worden uit de banden
waarin ze door de militaire partij naar 't
slagveld worden gesleept, en die ze zelf
vóór den oorlog als oovermachtig erkenden,
en alleen te breeken door een neederlaag
nu met groot misbaar beweeren dat Duitsch
land geen buitenlandsche inmenging in zijn
binnenlandsche politiek zal dulden.
Wanneer mijn buurman een mitrailleur
op zijn dak zet en daarmee mijn huis be
dreigt, zegt Upton, zou ik dan niet het
recht hebben mij met zijn huisselijke zaken
te bemoeijen ?
Als Duitschland in de geleegenheid wordt
gesteld deezen oorlog te winnen, ? en
daarmee bedoelt hij dat het uit deeze
moeijelijkheeden komt met zijn greep op
Oostenrijk, Bulgarije en Turkije
onverzwakt dan zullen wij in Amerika alle
andere werkzaamheid, voor twintig of dertig
jaren, moeten vervangen door een
verdeediging tot het uiterste van het democratische
beginsel.
IJaarom meent hij dat de oorlog moet
worden uitgevochten tot er een deegelijke
en duurzame democratiseering van
DuitschJAN FABRICIUS?
Jan Fabricius, waar zit je,
Kom je gauw naar Holland toe ?
Ben je hier, of in den vreemde,
Sag' e mal, wo bummelst-du ?"
Jan, wat moet er van je worden,
Jö, wat is er met je loos,
Schrijf je soms komediestukken,
In het plat serajewoosch ?
Speel je hier of daar je drama s,
Ben je reizend Directeur;
Werk je ginds aan een thêatre,
Als beëedigd translateur?
Dicht je droeve oorlogszangen,
In het Servisch of Bulgaarsch,
Wil je niets meer van ons weten,
Lap je Holland aan je laars ?
Had' je over ons te klagen,
Ben je nijdig op de krant ?
Jan, je kreeg' toch je tantièmes
Van je dankbaar Vaderland.
Royaards, wacht al ongeduldig
Op een Dolle Hans'' of zoo,
Laat 't eerst door Willem spelen,
Geef 't niet in Belgrado.
En ... wat doe je aan de Donau,
Maak je soms een leuke schmoes";
Heet je ginder, tegenwoordig:
Johann von Fabricioes?
Lang genoeg, ondeugend Jantje,
Heb je Holland genegeerd.
Toon ons nu, Fabriciusje,
Wat je hebt gefabriceerd.
Kom terug, een ieder wacht je
Met je zwarte krullebol.
Schrijf met vele mooie stukken
Heel ons speelseizoen maar vol.
Jonge en bejaarde dames,
Overdreven of gewoon,
Eischen jou weer te vergoden,
Wachten den verloren zoon.
Ach, hoe letterkunde lievend,
Drukten ze een zusterkus,
Op de lang gemiste slapen
Van hun vriend Fabricius.
Jantje, Jantje laat je lijmen,
Luister naar een goede raad,
Heusch, we kunnen je niet missen,
Kom weerom, je maakt ons kwaad!
J. H. S P E E N H o F F
H.VANDOOREN&Cie.
DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT
DAMES HOEDEH en BONTWERKEN
voorgrond stond. Deze man heeft nooit een
onwaarheid kunnen zeggen.
Geen wonder, dat Drucker in de Kamer
een der meest beminde persoonlijkheden
was. Wat hem in den weg stond om een
van die groote staatslieden te zijn, van wier
parlementaire tournooien de geschiedenis
nog lang na hnn dood gewaagt, verzekerde
hem juist die algemeene genegenheid. Hij
had voor de politiek te groote objectiviteit,
maar die eigenschap verhinderde hem den
tegenstander blindelings te veroordeelen. Hij
miste den wijsgeerigen ader, die noodig is
voor den sterk intuïtieven staatsman en hij
kon slechts warm worden voor een denk
beeld, dat hij in den denkbaarst concreten
vorm had uitgewerkt gezien, maar dit be
hoedde hem voor het verwijt onpraktische
idealen na te jagen. Hij had te weinig harts
tocht het temperament, dat hij ongetwij
feld bezat, stond onder onverbiddelijken
tucht om plots zich te storten in het debat
en dit laten oplaaien tot een groot moment
in de parlementaire geschiedenis; maar hier
door ontkwam hij aan den haat van den aldus
overwonnene. Hij was te voorzichtig of had
te weinig durf en te weinig eerzucht om
land en Oostenrijk heeft plaats gevonden,
en dat elke beweeging voor vreede, die
deezen eisch niet Insluit, een pro-duitsche
beweeging moet heeten.
Upton Sinclair heeft gepleit wat hij kon,
in de partij, maar hij werd zelfs niet aan
gehoord. De pacifistische bladen in de
partij weigerden zijn artikelen. Nu zijn die
bladen geschorst, eeven als, zooals Upton
zegt, de geheele partij ontbonden zal worden
als ze de actie teegen verplichte
dienstneeming willen dóór zetten.
Nog ns in de Geschiedenis van Amerika
was er massa-oppositie teegen verplichte
dienst, en dat was in den burgeroorlog,
onder Abraham Lincoln.
Dan herinnert Upton er aan dat hij zelf
van een zuidelijke familie stamt, en dus
zeeker niet partijdig oordeelt ten gunste van
de Noordelijke ooverwinnende partij.
Maar het is zijn vaste oovertuiging dat
als voor ruim vijftig jaren Lincoln geluisterd
had naar de stemmen der pacifisten, die toen
eeven luidruchtig optraden als thans dat
dan nu nog de slavernij zou bestaan niet
alleen, maar dat Amerika thans nog ver
deeld zou zijn in twee vijandelijke kampen
en dat vijf of zes millioen soldaten, in staande
leegers, elkander gedurende vijftig jaren aan
de grenzen tusschen Noord en Zuid zouden
hebben bedreigd.
Niemand kan dit beeter beoordeelen dan
Upton Sinclair, die in zijn meesterwerk
Manassas een beeld gaf van het ontstaan
van den burgeroorlog, dat door geen ge
schiedschrijver is oovertroffen.
En nu, terwijl hij zijn onverzwakte trouw
aan de socialistische beginselen plechtig
verklaart, treedt hij oopenjijk uit de partij,
omdat die partij, zooals hij het uitdrukt,
zich zelven impotent maakt: door het
aanneemen van de anarchistische houding die
alle regeeringen eeven slecht noemt en ze
allen zonder onderscheid wil bestrijden".
FREDERIK VAN E E DEN