De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 15 september pagina 3

15 september 1917 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

15 Sept. '17. No. 2099 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VÜ.R NEDERLAND RV.D.HEIDE 's-Gravel.weg. Tel. 1150 ARTISTIEKE MEUBILEERING SPECIALE ONTWERPEN 'OXYDOL' (CHLOPAS KALICUS TANDPASTA) 45 cent p. Tube. tal, Venu, 8TA1 S Co. Chemische Fabriek ,,'s-Hage" 's-GRAVENHAGE. J.S. MEUWSEN Mmianciei Hoeden en Mode-Magazijnan. | AMSTERDAM. Leidscbestraat 4, B.passage h. D.rak, Damstraat h. Nes, Doelenstr. h Ach- | terburgwaJ. ROTTERDAM. Mosseltrap 3, Boymansstraat 8. HEEREN MODE-ARTIKELEN l jl - HEERENSTRAAT 12, GRONINGEN - l |j TELEFOON 1083 | aiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiil i' BLINDGEBORENEN doofstommen en idioten met aanbrengPREMIE van 100 gulden, geneest door CHRISTIAN SCIENCE tegen vaste voorwaarden. H. G. THIEME, HAAG, Denneweg 25a. VISCHCONSERVENFABRIEK Bergen op Zoom. Tel. 278. HOLLANDIA". fl. 1.60 fl. 2.50 Vraagt Uwen winkelier onze prima Nooreche gekruide ANCHOVIS in onze origineele vaatjes van ' fl. 3.5O enz. Wij staan uitsluitend in voor de Noorsche Anchovis in ONZE verpakking. N. V. Maas- en Waterweg Maatschappij tot bevordering: van de vestiging van Industrieën te "SCHIEDAM EN OMSTREKEN Lange Haveii 3 Tel. «3 Schiedam Verleent haar bemiddeling bij den Aan- en Verkoop van Panden en Industrieterreinen en het verschaffen van Bedrijfskapitaal. School voor Maatschappelijk Werk Pieter de Hoochstraat 78, Amsterdam. Aanvang van den nieuwen cursus Dinsdag 18 September. Voor toehoorders programma op aanvrage te verkrijgen. DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 1.90 per kwartaal HET ADRES VOOR HEERENKLEEDING H.J.LOOR, Utrecht iiiiiuuiniiiiiniiiiiiii een groot systeem als een nieuwe vondst aan publieke bespreking prijs te geven en zich daardoor van zelf in de geschiedenis van zijn land blijvend te brengen op het eerste plan, maar dit maakte zijn redevoe ringen tot monumenten van praktisch toe gepaste logica. Welk een meesterschap over de stof, wan neer hij sprak of schreef. Welk een scherp kritische geest wanneer hij systemen van anderen had te beoordeelen en te verbeteren! Hoevele ministers danken niet aan zijn, her haaldelijk onderhands, gegeven wenken een verbeterde uitgave van hun wetsvoordrachten. Drucker moge te voorzichtig geweest zijn vóór hij zich tot spreken aangordde het was dikwijls werkelijk een omgorden, want hij moest soms een onlusf'-gevoel overwinnen , die voorzichtigheid sproot voort uit zijn talent alle zijden van een WEEMOED DOOR C. SCHOUTEN Voor Nelly Buiten slaat de wind fel den regen klet terend tegen de ramen; maar ik zit veilig bij den open haard mij te koesteren en denk niet aan het Hollandsche weer daar buiten; want ik voel de weldadige warmte der vlammen, die opkronkelen rood, geel, blauw, en dan opgaan in niets zichtbaars; en ik verbeeld mij te zien tot in haar gloeiend hart, terwijl ze speelsch oplikken met kleu rige tongen naar boven. Eigenlijk verveel ik mij, nu mijn dagtaak van studie is afgeloopen; daarom geeuw ik en kijk maar eens rond, tot mijn oog valt op den smallen bovenrand van de hooge schouw, waareen portret staat, waarop mijn oogen nu blijven rusten Zacht en lief kijkt zij op mij neer, als altijd, met een gezichtje, dat koninklijk is. Om dat gezichtje hangen, het zwart om lijstend, krullen, gitten krullen, waarin het lint op zij verzwolgen wordt, die hangen losjes in lange kurketrekkers speelsch zich kronkelelend neer als een bos van levend, dia manten zij. In dat gezichtje rusten oogen, weemoedig, starend, aarzelend als in droom. Ze zien nu op mij neer als eens de hooge toppen van haar en van mijn vaderland, waardig maar melancholisch; haar blikken komen op mij af als de blanke branding, wanneer ik stond op het strand en smachtend tuurde naar de verbeelde godin der Zuidkust, die fonkelend uit de diepte rees voor mijn ontzette oogen; zij vernietigen de zelfbeheersching mijner ziel, zooals eens heel verre tonen van den gamelan, die speelt avondlaat, hartontroerend; zooals eens bet ruischen van palmen, wier bladerengefonkel doofde in weifelend avondpurper; zooals eens het zingen van een eentonig lied, dat aansloop uit de katnpong, weenend, als een knagende weemoed. Dat gezichtje is bruin, en ook de slanke hals er onder, want ik weet, dat ze bruin zijn. Dan volgt de hagelwitte jurk, die fel afsteekt bij het gitten haar, dat er over speelt Zoo is Nelly. Zoo is Neliy, mijn Indisch vriendinnetje, vraagstuk en alle gevolgen van een te onder nemen stap te overzien. Hij stond nooit voor verrassingen, omdat hij alles wat gebeuren kon, vooruit had ge wikt en ge wogen. Hij bleef zich zelf in den loop der jaren, want hij had zijn standpunt ten aanzien van ieder vraagstuk eerst bepaald, nadat hij letterlijk alles had verwerkt, wat er over geschreven en gesproken was. Wie zou ooit in D/ucker's redevoeringen van nu en van voorheen eenige tegenstrijdigheid kunnen aanwijzen? Wie zou o )it met hem durven strijden over datum of inhoud van vroegere voorstellen ? Hij had immers altijd gelijk, want hij onthield alles en bewaarde alles n in zijn geheugen en in zijn spreekwoordelijk ordelijk gerangschikte papieren. Hij was een meester in de legeslatieve kleinkunst" en onovertroffen in het snel redigeeren van een wetsformule in een voudig en duidelijk Nederlandsch. In dit opdie voor mij is als een symbool der pracht van haar en van mijn vaderland; als een symbool van de natuur van weelde, maar ook van den weemoed dier natuur, waarin zij leeft en waarin zij is opgegroeid, waarin wij beiden zijn opgegroeid, maar die nu verre van mij is en waarvan ik wreed mij moet onthouden als een eenzame, treurende balling. Is het wonder, dat ik terug denk aan dat mooie land bij den evenaar, dat jou en mij lief is als geen ander of iets anders ? Neen Nelly, maar evenmin is het wonder, dat ik nu tevens terugdenk aan jou, met wie ik samen opwies op den grond, die de waringins voedde, waaronder wij speelden, die de kampoengs deed gedijen, waarin wij dartelden, en die de vloer der tuinen was, waarin onze witte kleerljes wapperden bij het vangen van paarlemoeren vlinders: tot de zwarte dag der scheiding droevig kwam... Nelly, hoe hebben wij die dagen in zeer jonge jeugd lachend verstoeid en verspeeld! Ze waren ons, onbewust, dagen van blank geluk in gouden zonneland! Ik zie ze staan als een nev'lig-lange laan van hoornen, kleurig en allerlei; maar ze zijn slechts vaag en wekken een slapende, flauwe her innering. Alleen vooraan zie ik ze duidelijker, de boomen; daar zie ik met ontroering gracielijk-slanke tjemara's naast reuzenbouquetten van vlammend-roode flambovants, en ze wuiven mij toe als zijn ze ver heugd mij terug te zien: dat zijn de dagen van het wederzien, die ik duidelijk herken; want ze zijn nog zoo versch als pasgeplukte melati, waarmee een bruid zich tooit Ik weet nog mijn thuiskomst op Java, nu weer twee jaar geleden. In reeds ondragelijke hitte van den ochtend voer het mooie schip voort. Er wuifden klappers van kleine, heel kleine eilandjes rondom; een enkel zeil blankte aan over het water; maar van Java niets, alleen een verre streep. Wat dichterbij, nog een streep en niets anders. Neen, dat was Java niet, dat kon Java niet zijn, en toch moest het Java zijn. Ik had willen weenen, omdat ik niet mocht aanschouwen de ptoornende, machtige bergen, waarvan ik droomde in mijn ballingschap. Er hing een nevel, en er was slechts zichtbaar een streep van laag strand zonder branding; wel was de haven een stadje blankend op in lichte laaiïng, met witte gebouwen als kubussen van wit steen; wel goudde er de hitte op neer als op een stad van vlammend marmer; maar een desillusie bleek mijn droom ons land terug te zien in trots van vaag-geweten, onbegrepen heerlijkheid! Nelly's broer en zuster waren temidden zicht was het glanspunt van zijn parlementaire werkzaamheid de behandeling in 1906 van de wet op het Arbeidscontract, verdedigd door den Minister Van Raalte, maar slechts met weinig verandering overgenomen van het door Drucker (toen nog hoogleeraar) op uitnoodiging van den minister Smidt gemaakte ontwerp. Hier kon hij zich uitleven in zijn streven een sociale gestalte te geven aan een juridisch stuk werk. Drucker was democraat uit diepe over tuiging. Het was de democratie, die hem in 1894 als tegencandidaat van het aftredend lid Mr. van Houten in de Kamer bracht. Het was de democratie, die hem in 1901 den rug deed toekeeren aan de Liberale Unie, wier voorzitter hij tijdens de verkiezingen om Tak's kieswet was geweest. Het was de democratie, die hem in de stakingsdagen van 1903 zijn stern deed weigeren aan de stakingswetten. Zij was het eindelijk, die hem, den geestes aristocraat, warm aanhanger maakte van het algemeen kiesrecht en van diep in het economisch leven ingrijpende sociale maatregelen. Hij was haar overtuigde dienaar zonder haar hoveling te zijn. Zijn eigen zelfstandig oordeel, altijd eerst na diepe studie gerijpt, gaf hij, ook tegenover haar, niet prijs dan voor deugdelijke argu menten, niet voor hetgeen hij als een waan beschouwde. Drucker's zucht naar het concrete, ge voegd bij de eigenschap om nu eenmaal slechts dan te meenen, dat hij recht van meespreken over een onderwerp had, indien hij de geheele literatuur er van had doorpeild, waren oorzaak, dat hij in de Kamer, naast de Algemeene Beschouwingen" die hij jaarlijks namens zijn partij had te houden, zelden het woord anders voerde dan over juridische of sociale onderwerpen. Op het gebied der Finantiën, der Indische politiek, van Oorlog en Marine bleef hij zich als leek beschouwen, hoeveel kennis hij daaromtrent ook door zijn parlementaire ervaring mocht hebben gekregen. Daar stond tegenover, dal de Kamer over de onderwerpen, die hij bij voorkeur behandelde, in zijn redevoeringen in den regel het beste te hooren kreeg, wat er over te zeggen was. Man van veelomvattende kennis, van uit gebreide belezenheid, was Drucker ondanks der velen, die stonden op de kade in de blakeude zon, in het eerst nauwelijks te ontdekken. Maar reeds toen het schip nog eenige meters van den wal verwijderd was, werd het eerste gesprek sinds ettelijke jaren weer aangeknoopt. De begroeting was een vreugde voor hen en voor mij. Spoedig bracht ons de trein naar de hoofd stad, die mij gastvrij zou ontvangen. Een kwartiertje maar duurde de rif. Op het eerste gesprek was spoedig een stilte gevolgd. Het leek wel, of de lange scheiding den band, die altijd tusschen ons had bestaan, eenigszins had geschonden. Ik staarde naar buiten, door het open coupéraampje. Er waren niets dan lage boschjes, kreupelhout, hier en daar moerassen. Als eer. voortsnellend, bezeten monster gilde de trein er razend doorheen, Geen levend wezen bijna te bespeuren. Er was niets anders dan een schelle lichtgloed, die de ruimte oneindig vervulde en bijna ondragelijk was. Die gloed leek der natuur een obsessie, hij scheen haardoodsch en wanhopig te maken. Het rythme van het treingeluid klonk daar eentonig doorheen en werd niet eens meer opgemerkt: het was dor en stil om mij, het was stil en wee moedig in mij.... Nelly kwam, door haar moeder geroepen want ze scheen zich schuil te houden onhoorbaar uit haar kamer. Schuchter schuifelend liep ze, even glim lachend, naar me toe. Een blosje kleurde haar wangen, alsof ze net uit Holland was gekomen. Zij drukte mijn hand in de hare, die zacht was als fluweel. Een lange lok hing krullend neer voor over haar schouder als levend, gitten zij ; haar donkere oogen schitterden en keken mij aan, verrukt, maar toch weemoedig droomend, zoo onbegrijpelijk droef Toen wist ik weer, hoe Nelly was, en hoe ze was altijd. Toen wist ik ook weer, tóen reeds zoo dichtbij, lange ketenen van hooge bergen, met op- en neergaande kammen, die droef zich kartelen naar beneden en tragisch voortsleepende opwaarts gaan; nederige kampongs onder palmengewaaier; tonen van den gamalan, die wegsomberen over lege rende padivelden, tegen de bergen op. Toen wist ik mij weer te midden van die menschen, die mij lief zijn, al schuifelen zij mij voorbij als een schim, ondoorgrondelijk, onbegrepen. Want ik las weer in Nelly's oogen de weelde van haar en van mijn vaderland, maar ook den weemoed van die weelde; en ik wist, waarom een weemoed mij moest vervullen den eersten dag van wederzien.... de groote positie die hij innam, van een eenvoud, die zelden evenaard, nooit is over troffen. De eenvoud is immers het kenmerk van het ware. Voor dat ware streed hij: waarheid in wetgeving en bestuur, in recht spraak en volksopvoeding, waarheid in het innerlijke zoowel als in den vorm waarin het innerlijke zich naar buiten uit. Hij is thans van ons heengegaan, maar zoolang plichtsbesef, kennis en karakteradel ook in het Nederlandsche politieke leven zullen worden gewaardeerd, zoolang zal Drucker's naam onder ons blijven voortlever. 1) Drucker was Voorzitter van de Commissie van voorbereiding omtrent de woningwet. 2) Mr. Veegens werd bij de verkiezingen van 1901 niet herkozen. Bijdrage tot de geschiedenis van de Kookzak door A. DE WEDENRADE In 11)17 kwam er gebrek aan coaks, zoodat de koks, die niet konden kooken, omdat zij niet konden stooken, moesten staken. Ook1 de coakshandelaren deden geen zaken en hadden niets aan al hunne coakszakken. Toen kwam er een op het denkbeeld de coakszakken te laten wasschen, en ze te exploiteeren als kookzakken. Anderen volg den spoedig dit voorbeeld, en zij boden speciaal deze kookzakken aan bij de koks, ter vervanging der bussen, waarin anders het eten werd rondgebracht. Zij noemden deze gereinigde coakszakken kokskookzakken", en de koks, die ze in gebruik stelden noemden zich kookzakkoks. De kookzakkoksIk weet nog, Nelly, hoe wij kort vóór mijn vertrek een bezoek brachten aan de passar dicht bij je huis; hoe ik er van genoot weer te zien, achter haar kraampjes en op gestapelde voorraden, oude vrouwtjes met ingevallen wangen en tanige voorhoofden en knokige vingers; hoe zij ons aankeken, als begrepen zij goedig, dat wij ons in beeldden den tijd van zeer prille jeugd, toen wij ook zoo deden en katjang kochten, ieder voor een cent; hoe ik zag met welgevallen die bekende vruchten, waarvan jij mij ijv'rig weer de vergeten namen leerde; hoe ik schertste met den koopman, die onmeedoogend zijn kippen in de hoogte hield aan de saamgebonden pooten; hoe met graagte ik opsnoof de passararomen, die walmden ons overal tegemoet! Hoe toen de vreugde in mij bloeide, in ons beiden bloeide, als een wel riekende bloem, als een pas in ochtenddauw ontloken, sneeuwen katja-pirlngl Ik weet nog, Nelly, dat je mij vervolgens bracht onder de oude stadspoort, daarheen, vanwaar wij ver de zee zich zagen breiden, breed en blauw, met blanke zeilen. Toen zei ik bijna fluisterend: Nelly, zoo is de zee in Holland, vanaf de duinen". Maar ik wist, dat ik niet meende, wat ik zei, want de zee is vroolijk en het strand is vroolijk in Holland, maar daar was de weemoedigtragische zee van Java, en op het strand bespiedden ons schuchter bruine kinderen, die schuw wegdoken. En met dat ik dat zeide, werd jij stil, en werden wij beiden stil en droef, omdat in weinige weken ik weer zou zijn aan het vroolijk strand van Holland, maar dan eenzaam, zonder jou. En in ons beiden plots bloeide de kambodja, die weemoedig bloeit, die wij eens plukten op den doodenhof in de binnenlanden van ons Java.. .. Er was de dag van het afscheid. Er viel als goud uit den hemel: als een gouden luchtigheid viel het onhoorbaar neer op de bruine ruggen van koelies, die brons den. De gouden lucht viel op alles als een klatering van schijnsel; kleurige linten van tinteling spreidde de zon neer over zinken daken van gebouwen, over de wemelende menschen. De bruinen zwoegden, zij torsten zware lasten op den schouder hunner zweetende lijven; een enkele voorname stapte parmantig gesandaald, tusschen zijn slavende broeders door: een edelman of een getulbande Hadji. Schreeuwende bedienden maakten plaats voor dames, die angstig liepen, bang te laat te komen. Locomotieven gilden achter de hangars, hun gil sneed snerpend omhoog, de tinteling scheen er door aan flarden. Er was een brand van licht overal, die neerzeeg en de aarde bedekte. De haven was zaken bloeiden sterk, want iedereen had gebrek aan brandstoffen, en de kokskookzakzaken eveneens, want de kookzakkoks hadden steeds stijgende behoefte aan kokskookzakken. Toen de oorlog voorbij was, en er weer brandstof in overvloed kwam, hadden de coakshandelaren weer coakszakken noodig en kochten de kookzakken weer op van de kookzakkoks, die nu niet meer zoo groote behoefte hadden aan dit product, en zoo kwam alles weer bij het oude. De hof Des morgens, steeds ter zelfder tijd, Dan openen zich de deuren wijd En komen langzaam ten voor een JJe kinderen uit de school getreên. De juffrouw ook, die roept en klapt, Een eindlijk komen ze aangestapt; Ze gaan in lange, smalle rij En zingende mijn raam voorbij, En storen met hun levenslust Den zonneschijn en schaduwrust _ Der in zichzelf verzonken hof ' En bij hun joelen is het, of De schaduws leven op den grond, Het zonlicht meedanst in het rond, Eén glans dat alles even is, Een wemeling van leven is... Dan slaat de klok, en in 't misbaar Valt stilte, plotseling en zwaar Weer strekt de hof zich in geduld Van zachte schaduwen vervuld, Als een verlaten hart, waar wijd Herinnering haar schaduw spreidt. J. A. RISPEN Bsste 4 cents Sumatra in Kistjes a 100 stuks ? 4.- Franco ^ i *?* PeMOOO stuks ?37.50, franco door het geheele land KRUISWEG 23, Haarlem - Teler. Interc. 1506 n kleurig schouwspel van blinkende rom pen en masten, die flikkerend de laaiïng hoog doorboorden; vlaggen vleugelden wapperend wijd met schelle banen. Er lag een weelde over alles, n tapijt van flonkering en geschitter was het land schap. De lucht was een immens paleis van verdwijnende diepte en doorzichtigheid, waarbij de bergen in het niet zonken. Ver weg troonden ze, machtig-imponeerend, die giganteske kolossen, reuzen van ver schrikking sommige, de meeste goedig neerziend op rustelooze menschen. Zij keken ver uit, smachtend naar de zee, die hun voeten niet kon omspoelen en hen laven bij de brandende hitte. Plots daverde als uit het ingewand der aarde de fluit tot vertrek bulderend de stille luchten in. Wij liepen weg van de verschan sing, waarover wij hadden gestaard naar de wereld rondom. Er volgde het afscheid, kort en vluchtig. Nog weinige minuten, en de menschen werden nietig, onherkenbaar. Een laatste gewuif, en het was voorbij De haven zonk meer en meer weg op den achtergrond; een breedere strook land werd zichtbaar. Ver weg lichtten hoog de toppen, maje stueus verguld in laatsten gouden gloed. Vaag blankten bleeke zinken daken nog flauwtjes op. De kampoengs lagen vreedzaam aan het strand ; traag rekte zich een blauwe rookzuil hier en daar omhoog. Rank verhieven zich rijen van klappers, die melancholisch waaierden; de reeds neigende zon deed er haar luister op neervloeien. Blanke branding spoelde spelend tegen lage stranden aan. De zee zong er tot de sombere, grootsche natuur haar droeven zang van eeuwigen weemoed Ik zocht mijn hut op, en opende het pakje, dat op het laatste oogenblik Nelly mij be hendig in de handen had geduwd. Het was zooals ik geraden had: zacht en lief keek ze naar me, als altijd, met een gezichtje, dat koninklijk was. Om dat gezichtje hingen neer, het zwart omlijstend, krullen, gitten krullen, waarin het lint op zij verzwolgen werd, die hingen losjes in lange kurketrekkers speelsch over haar schouders neer. In dat gezichtje rustten oogen, starend, melancholisch.... Ik wist: de weemoed van haar oogen, de weemoed van haar en van mijn vaderland, zou mij blijven vergezellen in mijn balling schap Ver weg waren somber nog de verdwij nende silhouetten van weemoedige bergen...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl