De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 15 september pagina 5

15 september 1917 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

15 Sept. '17. No. 2099 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Laatste portret van Miss Jeannette Rankin Hoe een Amerikaansche er over denkt Jeannette Rankin, M.C. schrijft in het Au gustus Nr. van de Ladies' Home Journal een artikel over de plichten der vrouw in dezen oorlogstijd. What we women should do" is de titel. Vooruitzien zegt de schrijfster, niet achterwaarts blikken. In de oorlogvoerende landen heeft het hulsgezin, het .home" een ontzettende ver andering ondergaan. Er is gebrek gekomen zelfs aan het noodigste. De vrouw moet in haar huls zelf de hand aan de ploeg slaan, zij moet sparen wat te sparen is, aan graan waaruit zij brood bakt, aan brood, aan ander voedsel. Doch dan moet zij ook de zekerheid hebben dat al wat door haar wordt bezui nigd niet wordt omgezet in bier en spiritualiën. Er moet centrale volksvoeding komen onder gemeentelijk toezicht overal in alle landen, zooals zij in Frankrijk en Duitschland reeds langen tijd bestaat. Vrouwen moeten zich dus bekwamen voor al wat in verband staat met de oprichting van pu blieke voedingskeukens, vrije schoollunches en andere gemeenschappelijke voeding. Doch de vrouwen moeten meer doen, zij moeten de oogen geopend houden voor de sociale rampen die overal dreigen, zij moeten medehelpen om te stichten adviesbureaux, waar raad kan worden verschaft, voor haar die deze dringend behoeven. Er is vél, vél te doen in deze droeve tijden. Er is moederlijke hulp en bescherming noodig, in Amerika en in alle landen om de strijd voor het bestaan te helpen strijden en hét leven mogelijk te maken. Bovenal moeten er voorzorgen genomen wor den door ons vrouwen om het in de toekomst onmogelijk te maken, dat leven gegeven wordt, alleen om het weder te verwoesten. Aldus schrijft Miss Rankin. E, M. R. Oorlogsellende en Inmaak Indertijd, toen ik uit de vele schoonen mijn 9ga zocht, was naast de ideëele eischen, die ik stelde een der belangrijkste: kennis van de huishouding. Dat klinkt misschien erg antiek en meegroeiende met mijn tijd, moet ik bekennen, dat het een zeer ouderwetsche eisch was, maar, achteraf bezien ik ben er best bij gevaren en als ik ooit moge mijn vrouw nog lang gespaard blijven (vooral in deze zorgvolle winter) nog eens zou moeten kiezen, dan zou mijn eerste vraag zijn: hoe staat het met je kennis van de huishouding? Volgens het bekende gezegde, dat de weg naar het hart van den man via de maag gaat, is dus van dat huishouden het belang rijkste: het koken. Nu wil ik niet in vele details afdalen om 'de lof mijner vrouw te verkondigen, doch DE VOGELTREK Ieder jaar in de eerste week van Septem ber komt er een fitisje in den sparreboom voor mijn studeerkamer. Het kleine, groengele vogeltje hipt en fladdert den heelen dag van tak op tak en snapt er de muggen op, juist zooals drie weken geleden de laatste vliegenvangers deden. Soms breekt hij de jachtpartij af, om even zijn gevoelig liedje te zingen en telkens, den heelen dag door tot laat in den avond, roept hij helder zijn vragend oewiet", aldus voeling houdend met zijn soortgenoten, die in de buurt ook ieder zijn eigen standplaats hebben betrok ken. Thans zijn ze weer vertrokken en nu kan het wel een dag of zes duren, eer er weer fitisjes verschijnen. Intusschen heb ik ook alweer de heggemuschjes aangetroffen, die om denzelfden tijd in onze duinen ver schijnen. Ook zien wij nu iederen dag in de lage weilanden tusschen Haarlem en Amsterdam langs de spoorlijn niet alleen zwermen van kieviten, maar vluchten van allerlei kleine vogels. Op sommige morgens kunt ge overal, waar een reiger, een kraai of een kievit neerstrijkt meteeneen opdwarreliHg waarnemen van kleine vogeltjes. In mijn verbeelding zie ik dan onze stranden langs de Waddenzee en langs de Zeeuwsche stroomen of de uiterwaarden van onze rivie ren, want daar overal kan het nu krioelen van vogels. De groote trek is begonnen. Het trekken der vogels beeft sinds over oude tijden de menschheid verwonderd en geboeid. In den bijbel en de klassieke litte ratuur vindt men overvloedige toespelingen op dit inderdaad wonderbaarlijk verschijnsel. De eerste wetenschappelijke behandeling in deze moeilijke tijden, waarin ik al mijn vrienden aan de bittertafel zachtjes hoor mopperen over dure groenten, slechte aard appelen, moeilijk koken enz. kan ik toch niet nalaten de loftrompet over mijn geliefde te steken, daarbij tevens wijzende op'n ramp tengevolge van 1ègroote ijver, 'die vele man nen te wachten staat. Mijn vrouw, ze kende dat van haar moeder, die dat op haar beurt weer van baar moeder leerde enz. enz., moest bij haar huwelijk, ik zou haast zeggen in de allereerste plaats, hebben een paar Keulsche inmaakpotten. Ze hoorden bij het uitzet en maken nog steeds deel uit van de schatten van mijn huis. Omstreeks dezen tijd wordt er dan inge maakt, snijbcwnen, spersieboontjes en andij vie. Ov«r de herrie, die dat in huis geeft zal ik maar zwijgen. Afhalen, malen, afhalen, snijden ieder die 'n degelijke Hollandsche huisvrouw tot de zijne mag rekenen, kent die huiselijke genoegens. De inmaak wordt in 'n zak met zout ge stopt in de pot en 'n formidabele kei wordt er bovenop geplant, 't Was en is altijd mijn taak om de eerste steen" te mogen zetten op de nieuwe inmaak. Een vriendelijke attentie van mijn ega, gepaard gaande met een extra glaasje voor de meiden, 's Winters, wanneer groenten niet te krijgen is, komt de eigen inmaak op tafel, en iedere keer ver kondigt men dan om de aangename stem ming te verhoogen, dat de andijvie prachtig is, dat er niets boven eigen" inmaak gaat etc. Komen er 'n enkele keer gasten, dan verschijnt naast de eigen" ook 'n schaal uit de bus" b.v. doperwten of worteltjes of nog fijnere waar. Ofschoon ik en mijn vrouw voorstanders zijn van de vooruitgang met ap- en dependenties, is mijn vrouw gelukkig conservatief wat betreft de inmaak, al moet ik bekennen, dat er wel degelijk strijd is gevoerd of men bij het oude zou blijven of het nieuwe zou volgen, want de vriendinnen begonnen te wecken." Op de Jours" was 'n tijd lang hét onderwerp de nieuwe weckmethode. Daar kon men alles zelf mee doen, asperges, compóte en wat niet al makkelijker veel smakelijker, veel veel meer dit, veel meer dat. Na rijp beraad hield mijn vrouw echter vol. Zij bleef bij de oude steen en kocht van tijd tot tijd een bus of 'n flesch met wat fijns. Dat was dan in de fabriek gedaan, waar alles er toch beter op ingericht moet zijn dan thuis. Toen brak de oorlog uit en bracht 'n woede van conserveeren, opkoopen en voorraad maken over de huismoeders. In den be ginne was het het hevigst, toen zakte het wat, totdat het den laatsten tijd weer begon toe te nemen. De gas en kolenbesparlng doet den mensch het angstzweet uitbreken en met ware hartstocht wordt er van alles voorraad gemaakt. Wij 't is misschien erg dom doen daar niet aan mee, omdat wij het een onbil lijkheid vinden daar, waar reeds schaarschte heerscht, nog meer voorraad noodeloos aan de gemeenschap te onttrekken. We zagen er evenwel geen kwaad in om wat de in maak betreft onze gewoonte getrouw te blijven; er werden dus snijboonen, spersieboonen en andijvie ingeslagen en ik heb de eerste steen" weer gelegd. Wat is nu evenwel het merkwaardige, dat mij er toe dwong, zoo breedvoerig over huiselijke aangelegenheden uit te wijden? De inmaak-woede mijner kennissen. Ik hoor niets anders dan van misère. Vele vriendinnen mijner vrouw, die nooit inmaak ten je koopt het net zoo lekker" heette het altijd begonnen plotseling angstig te worden. Beelden van den hongerdood sterven kwamen hen voor den geest en ze begonnen in te maken. Maar niet op de oude manier, zich te vrede stellend met een eenvoudig maal van andijvie of snijboonen met worst, neen, terstond moest het fijnste het lekkerste op de nieuwste wijze worden ingemaakt. En thans komen dan de klachten aan de bittertafel. Manlief heeft sommen uit moeten geven aan weckflesschen en ap paraten, sommen aan inslag van fijne groenten en vruchten. Dat hebben we dan lekker van de winter niet meer te koopen," was de troost, die manlief kreeg en thans ver tellen ze met tranen in de oogen, hoe het een na het ander bedorven de vuilnisbak ingaat, Onlangs had de ega van n der rampzaligen een heele dag alle bruine boonen n voor n staan wasschen en afdrogen. Er was schimmel opgekomen, de stop was niet ervan gaf Aristoteles en dat is eigenlijk jammer genoeg, want in zijn waarnemings gebied, het oude Griekenland, is voor ver schillende vogelsoorten de grens tusschen overwinteraars en trekkers moeilijk te be palen. Wat hij vertelt van de kraanvogels en de ooievaars is natuurlijk puik in orde, maar hij komt tot de zonderlinge veronder stelling, dat roodstaartjes en roodborstjes seizoenvormen van een en dezelfde vogel soort zijn. Ook oppert hij de veronderstelling dat zwaluwen overwinteren in den modder, een meening die, wel voornamelijk op zijn gezag, is blijven voortbestaan tot in onzen tijd. Een vasteren grond kreeg de studie van het verschijnsel door de pogingen van den Zweedschen geleerde Palmen en den Rus Middendotf. De eerste bracht de trekwegen der vogels in kaart, de twjeede ontwierp lijnen van gelijke aankomst, de beroemde Isepiptesen. Ongelukkig hadden deze geniale geleerden niet te beschikken over een vol doende uitgebreid volkomen betrouwbaar waarnemingsmateriaal, zoodat hun werk in de verste verte niet dtfinitief kon wezen. Maar toch kan gezegd worden, dat zij den grondslag hebben gelegd voor de weten schappelijke bestudeering van de vogeltrek. De eerste, die vrij wel geheel op zichzelf een reusachtige hoeveelheid gegevens wist te verzamelen was Heinrich Gatke, Duitsch zeeschilder, die meer dan vijftig jaar op Helgoland woonde, toen het nog Engelsen was. Hem boeiden de vogels zoo, dat hij zijn penseelen verwisselde met de buks en werd wat men op onze Waddeneilanden thans nog wel noemt: wetenschappelijk jager. De resultaten van zijn onderzoek legde hij neer in een onsterfelijk werk: De Vogelwarte Helgoland", dat in 1890 verscheen. Hoedweepten wij destijds met dat boek en nu nog is het mij een oude, trouwe vriend, al heeft de tijd ook eenige feilen aan het licht gebracht. Jammer is het, dat a'ke, ik zou haast zeggen in den roes van zijn waarnemingen positie nam tegenover Palmen, zoodat hij diens verdienstelijk werk stuitte en tegelijk zichzelf blootgaf aan critiek, die hem vooral hermetisch gesloten en van de winter wordt de stumperd onthaald op de boontjes, die al geschimmeld hebben. Asperges bedorven, inmaak kersen, ik weet niet hoeveel flesschen beschimmeld enz. enz. lederen dag hoor ik voorbeelden en ledere dag verzuren de ge zichten aan de bittertafel met de inmaak. Tot mijn schande moet ik bekennen, dat ik triomfantelijk met de verhalen thuis kom, want wij, die niets buitengewoons deden, hebben geen last van bederf. Ik kwam echter met oud nieuws, want de groenboer, een der vertrouwden mijner vrouw had haar reeds verteld: Mevrouw als ik u vertelde wat er inge maakt wordt en bederft, dan zou u 't niet gelooven. Laatst 25 flesschen rhabarber bij mevr. P., 20 flesschen asperges bij mevr. v. R." en de man noemt iederen dag nieuwe voorbeelden. Daar wilde ik op wijzen, hoe schandelijk thans uit egoïsme en angst ondeskundig wordt ingemaakt en veel aan bederf prijs gegeven. Hulde aan mijn ouderwetsche ega, voor het eenvoudig maal door de week en 's Zon dags een busje met wat fijns van een eerste klassen conserven-fabriek, al zal dat mis schien dubbelduur zijn geworden, maar bij mijn weckende" kennissen ga ik niet eten Ik heb mijn leven te lief. MARITUS fnlIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllMIMIIIIIMIIIIIIIMIIIIIIIIIUIIMIIII Vrouwen en Bouwkunde Men zal zich wellicht herinneren dat eenige weken geleden door ons een noot werd ge plaatst bij het artikel Een vrouwelijk bouw kundige", waarin wij betwijfelden dat Grada Wolffensperger zou zün de eerste vrouwe lijke bouwkundige in Eu'Opa. In het Septembernummer van De Vrouw en haar Huis" geeft Marie Heinen, adj.-dir. van het Nat. Bureau voor Vrouwenarbeid een opsomming van vrouwelijke bouwkun digen in andere landen. Op het gebied van bouwmeesteressen," zoo schrijft mej. Heinen, heeft ons vader land nu eens niet de primeur, want mej. Wolffensperger werd pas dezen zomer be vorderd tot bouwkundig ingenieur, en reeds in 1906 lazen wij in een vrouwenblad over vrouwelijke architecten te Praag, die ont werpen hadden ingeleverd voor den bouw van een hospitaal. In 1907 werd mej. Platen, een Noorsche, verbonden aan een architecten firma te Hamburg: in 1908 vernamen wij, dat miss Ida Ryan, uit Waltham (Mass.) aan de bouwkundige afdeeling der Technische Hoogeschool van Massachusetts gegradueerd werd als master of science", en der Bund" berichtte in 1912, dat een Duitsche architecte, mej. Anna Winkelmann, de leiding had bij het bouwen van het groote Leistikowhaus" te Berlijn. Tegenwoordig heeft het Duitsche legerbestuur 4 bouwmeesteres sen in dienst. Jonkvrouwe von Knobelsdorff, die in Juli 1911 het diploma van bouwkundig ingenieur verwierf, kreeg eerst opdracht tot het ontwerpen van een in steen opgetrokken gebouw als verblijf voor offi cieren. Later herbouwde zij een afgebrande kerk op het excercitieterrein te Döberitz. De jonge prinses Victoria van Bentheim werkt met haar op dezelfde Militarbauverwaltung. Ir. Agnes Mickensen is verbonden aan het Militarbauamt Spandau I, en Ir. Margarete Wettke was reeds vóórdat zij haar diploma ontving te Spandau werkzaam, waar men haar den bouw eener kazerne opdroeg. Dat men aan deze 4 jonge vrouwen dezelfde salarissen toekent als aan haar mannelijke collega's is waarschijnlijk een bewijs dat men zeer tevreden is over haren arbeid, want de Duitsche overheid is niet gewend vrouwenwerk even hoog te beloonen als mannenwerk. Over Boeken en Tijdschriften. Op onzen boekentafel liggen twee prakti sche boekjes,die beide voor 't gebruik in dezen spaarzamen tijd kunnen worden aanbevolen. Het eene: Hooikist, Rookzak is saamgesteld door Mej. N, van Berkum Dir'ce der Dordtsche Industrie- en Huishoudschool (Uitg. C. Morks, Dordrecht. Prijs 30 cent). Het bevat aanwijzingen metteekeningen hoe hooikist en kookzak zelf te vervaardigen zin welk gebruik er van kan worden gemaakt en waar men bij het gebruik op te leitin heeft. Een drieentwintigtal recepten worden in het boekje gegeven, alle van gewone gewerd van de zijde van zijn eigen landgenooten. In Engeland is Gatke van het begin af altijd zeer gewaardeerd en daar heeft men ook het eerst zijn methode van werken overgenomen: systematisch en onop houdelijk langdurig waarnemen Nu moet erkend worden, dat Gatke ervan hield, om al het wonderlijke van den vogeltrek en wat hij ervan waarnam, in een schel licht te plaatsen, daarvoor was hij dan ook artiest. Zijn boek begint met een waarlijk epische schets van het verloop van den vogellrek op Helgoland gedurende een geheel jaar. Daarna volgen hoofdstukken over richting, hoogte en snelheid van den trek, over de weersgesteldheid, over het feit, dat meestal de jongen het eerst trekken, over bijzondere trekverschijnselen. Eindelijk besteedt hij twee hoofdstukken aan de vraag, hoe de vogels hun weg vinden en de oor zaak van den vogeltrek. Al deze hoofdstukken worden nader toegelicht in het tweede deel van het werk: een beredeneerde lijst van al de 398 vogelsoorten door Gatke op Helgo land waargenomen. Min ot meer los van het werk staat een opstel over de veran dering van kleur in het vogelkleed buiten den rui om. Het meest is Gatke aangevallen over zijn beweringen omtrent de hoogte en de snel heid van de trekbeweging. Hij beweert, dat de vogeltrek voor het grootste deel geschiedt hooger, dan voor het menschelijk oog waar neembaar is. De lucht is een diepe zee, wij leven op den bodem en kunnen alleen maar waarnemen, wat daar om en nabij voorvalt. Wij krijgen dus alleen onder bijzondere omstandigheden slechts enkele voorvallen te aanschouwen, maar het groote geheel ontgaat ons. Volgens Gatke trekken veel vogels op een hoogte van tienduizend meter en meer. Onmogelijk, zegt Von Lucanus, op die hoogte is de temperatuur zoo laag en de lucht zoo ijl, dat geen vogel er leven kan. En om zijn beweren kracht bij te zetten stopt hij verschillende vogels onder de klok van de luchtpomp en ziet ze na korten tijd bezwijmen, nog eer de verklikker den druk dagelijkschespijzen,met opgave vanbereldlng. Dat de hooikist vervangen kan worden door kranten en het koken in kranten met zooveel succes in praktijk is te brengen acht Mej. van Berkum zeker van algemeene be kendheid. Een enkel woord ook hierover ware echter in dit boekje niet misplaatst geweest. Het andere boekje is getiteld: Koken in Hooikist en Kranten in verband met gasbesparing door J. Houwing, leerares in koken en Voedingsleer (Uitg. C. N. Teulings 's-Hertogenbosch). Dit boekje zér beknopt van opzet geeft wenken hoe een zuinig gasof brandstof verbruik bij 't koken der spijzen te bevorderen, en waarop dient te worden gelet bij 't koken in hooikist en kranten. Daarbij sluiten zich aan wattabellen met opgave van hoeveelheid, vóórkooktijd, en tijd van verblijf in hooikist of kranten van de meest voorkomende gerechten. De lijsten zijn uiterst gemakkelijk overzichtelijk ingericht voor keukengebruik. Dit boekje dat slechts 10 ets. kost, kan o.i. niet genoeg worden verspreid. Ter Wee's Theehandel te Zaandam getft op de wijze der bekende Verkade-albums een boek getiteld: De Watersnood van 1916 1ste deel. Daarin worden ter illustreering van de tekst zeer verdienstelijk uitge voerde plaatjes geplakt, verzameld uit de theepakketten dier firma. Het boek is niet bedoeld een werk te zijn van geschiedkundige of literaire waarde zoo zegt de heer G. J. Honig in de inleiding. De gebeurtenissen van den grooten ramp van 1916 zijn populair medegedeeld aan het groote publiek, op de wijze van een dagboek zooals dit in vroeger jaren door menigeen werd bijgehouden. Het geheel is door de Grafische inrichting van S. Bakker Jz. te Koog-Zaandijk zoowel in druk als illustraties keurig verzorgd. De kleurplaatjes tusschen de tekst geplaatst, werken echter bij de lectuur onrustig. Zou het geen aanbeveling verdienen bij verdere uit gaven plaatjes en tekst gescheiden te houden ? In Morks Beroepsbibliotheek is als No. 30 van de hand van S. Hoeufft-Roukens ver schenen: De Tuberculose h uisbez o ek ster. (Uitg. C. Morks Dordrecht Prijs 50 cent). Deze bibliotheek, geschreven door ter zake kundigen, staat voor de beroepen die in 't bijzonder voor vrouwen zijn aangewezen onder redactie van Anna Polak. Het thans verschenen boekje geeft een duidelijk overzicht over het werk der tuberculose-huisbezoekster. Het spreekt over de organisatie der tuberculose bestrijding in Nederland, over de opleiding tot huisbe zoekster met het daaraan verbonden exa men, over de taak die de huisbezoekster op zich neemt en de eischen die elke gediplo meerde huisbezoekster heeft na te komen om het zoo zegenrijke werk te verrichten: mede te helpen tot bestrijding der zoo moorddadige volksziekte. Wie is Montessori? door A.VoermanVerkade (Uitg. J. Ploegsma Zeist Prijs 10 et.). Dit boekje is vrijwel een uittreksel te noe men uit de groote werken die handelen over Maria Montessori en haar ideën over Kinderopvoeding. Op populaire wijze is een schets gegeven van het streven der Italiaansche Onderwijshervormster. De prijs maakt het mogelijk het boekje alom te verspreiden en zoodoende de methode en haar grond slagen in ruimer kring bekend te maken. Het verslag van de achttiende algemeene vergadering van den Nationalen Vrou wenraad van Nederland is thans uit gekomen. Het bevat evenals de vorige jaren de verslagen van het werk in het af geloopen jiar verricht in vereeniging en bonden bij den Raad aangesloten. De meeste dezer verslagen zijn het lezen zeer waard en geven een juisten blik op den arbeid die door vrouwen van verschillende richting in 't ZOO DOE IK Raadgevingen van vrouwen aan vrouwen llr zet thee met kokend water, sla dan om de ketel een paar kranten, zet er een thee muts overheen en gebruik later het overge bleven water om om te wasschen, bijgevuld met wat koud. Ik heb op al de gas hanglichten baby- en lilliputbranders laten zetten, ook in de keu ken; het gasverbruik is nu aanmerkelijk verminderd. Ik ga een groote nette kookzak maken met ronden stevig-kartonnen bodem. Deze zak, flink opgevuld met hooi en papier, is voor gebruik binnen. Hij komt in een hoek van de huiskamer te staan en alles wat warm moet worden gehouden gaat er In. Dat is nu mijn ideaal! Ik heb in alle kamers een mandje of kistje gezet, daarin moet worden gegooid alle afval, die maar eenigszins brandbaar is, voor het aanmaken der kachels dezen winter. Ik verzamel alle afgebrande lucifers n leege lucifersdoosjes, dat is brandstof voor 't vuur aanmaken. Deze rubriek staat open voor vrouwen uit alle standen der maatschappij. Alle medewerking wordt zeer op prijs gesteld. Verzoeke de inzendingen als boven te stellen. E. M. R. belang van de gemeenschap wordt onder nomen. Presidente van den Nationalen Vrouwenraad van Nederland is thans Mej. Johanna W. A. Naber Amsterdam. Secreta resse is Mevr. C. Ramondt?Hirschmann Balistraat 47 's-Gravenhage. KRACHT Juweelen gloed in gouden zon, over de geurende bloeiende velden staan ze te glanzen de goud-rijpe aren, golvend en golvend eènen gang, zingend en zingend eènen zang, de lachende volle de gansch-rijpe aren Juweelen gloed in gouden zon, over de kleurende bloeiende velden staan wij te denken aan vruchtbare aarde, dragend en dragend immer voort, nemend en gevend ongestoord, de werkende vruchtbre de krachtige aarde! Juweelen gloed in gouden zon, over de lichtende levensuren staan wij te turen in eindlooze verten, zeggend en zeggend heerlijkheid leggend en leggend eeuwigheid, de sterkende eindlooze eindlooze verten! NANDA SANDBERGEN Mevrouw Zoo U tevreden is over TER WEE'S THEE, zeg het anderen, zoo niet, zeg het ons. aanwijst die in die hooge streken heerscht. Die proeven" zijn dikwijls geciteerd, on langs nog in een van onze grooie dagbladen. Onbegrijpelijk mag het echter heeten, dat Von Lucanus en die 't met hem eens zijn, over het hoofd zien, dat de rustende vogel op heel andere wijs adem haalt dan de vliegende vogel. Wanneer een vogel vliegt, dan brengt hij een stel van blaasbalgen in werking, dat zich door zijn heele lichaam uitstrekt; in rust behelpt hij zich met weinig meer dan met de geringe luchtverplaatsing die zijn vrij kleine longen zelf bewerken. Ook hing Von Lucanus opgezette vogels aan luchtballons op, om duidelijk te maken, dat ze reeds bij geringe hoogte uit het oog ver loren worden. Hij vergeet echter, dat men een bewegend lichaam veel gemakkelijker ziet, dan een dat in rust verkeert. Giitke's waarnemingen in de vrije natuur hebben altijd nog meer waarde dan dergelijke proe ven". Dat een vogei nog in hoogere sferen bestaan kan, toont Gatke aan uit een waar neming van Alexander von Humboldt, die op de top van den Cotopaxi een condor om hoog zag zweven, die zoo hoog ging, tot hij maar een zwart stipje leek. Dit is een echt pittoreske waarneming en als ik in Zwitserland op een bergtop stond, heb ik altijd begeerig uitgekeken naar vogels, om ook eens zoo iets te zien en dat is mij ook, hoewel in bescheidener mate dan Humboldt, gelukt, nabij den top van den Munt degla Baseglia waar ik een zwevende buizerd in de hoogte zag verdwijnen. Sedert dien tijd geef ik natuurlijk heelemaal niet meer om de proeven van Von Lucanus. Ook hebben vliegeniers en astronomen waarnemingen gedaan, die heel aardig met Gatke kloppen, al komen zij ook niet tot zulke bijzonder hooge getallen. Wilhelm Spill uit Velbert in Rheinland geeft in de Naturwissenschaftliche Wochenschrift van 12 Mei 1907 een overzicht van waarnemin gen, door hem gedaan met een telescoop die zestig tot negentig maal vergrootte. Op het voorbeeld van Amerikaansche waarne mers lette hij er op, of er ook vogelsil houetten langs de maan trokken. Het kwam er dan op aan, de vogelsoort te herkennen en dan kon uit de schijnbare grootte van de vogelfiguur en den stand van het hemel lichaam de hoogte van de vlucht bepaald worden. Een werkje, dat geduld en ervaring vereischt, maar dat zeer groote voldoening verschaft. Spill zag nu meeuwen en toren zwaluwen langs de maan glijden op een hoogte van meer dan vier duizend meter, de gemakkelijk te herkennen wulpen brach ten het tot 3287 meter, kieviten tot bijna 2530. Dikke kwarteltjes passeerden op 2114 meter en kwikstaartjes brachten het tot ruim 1800 meter. Dergelijke waarden wer den ook onlangs gevonden door talrijke vlie geniers aan het front en daarmee is nu wel voor goed aangetoond, dat de trekvogels werkelijk soms op aanzienlijke hoogte hun reis volbrengen, waarmee eventueel door ontwerpers van een trek-theorie rekening zal moeten worden gehouden. Daar staat tegenover, dat de vogels ook wel laag vliegen, vooral bij nevelig weer, bij bewolkten hemel en als ze over water gaan. Dat kan men nu in deze dagen dikwijls genoeg waarnemen. Iedereen kent de Groote Braak bij Halfweg, dat meertje, waar de trein langs rijdt. Welnu, dikwijls genoeg heb ik vluchten spreeuwen gezien, die vlogen op een hoogte van vijftien of twintig meter en bij dat meertje dadelijk daalden tot vlak bij het water, om als zij den over kant bereikten, weer omhoog te gaan. Ook bij het overvaren van Stavoren naar Enkhuizen of van Harlingen naar Terschelling of tijdens een zeiltochtje kan men telkens troepjes trekvogels vlak langs de golven zien voortsnellen. Maar diezelfde vogels kunnen straks duizend meter hoog gaan of nog hooger. (Wordt vervolgd) JAC. P. 9 S

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl