De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 15 september pagina 9

15 september 1917 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

15 Sept. '17. No. 2099 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND OELOF niTROEN l Briljanten, Paarlen, ^Goud, Zilver, Horloges. KALVERSTR. 1 b d Dam. Opger. 1850. TENTOONSTELLINGEN DEN HAAG Teekenmaatschappij (PulchriStudio). Er is een verandering in de Teekenmaat schappij. Ge moet misschien den aard dezer vereeniging ten volle kennen om dit in te zien. In 1876 is ze opgericht. Maris, Mauve en Israëls vindt ge dan onder de oprichters. Hun waterverfteekeningen maakten de ten toonstellingen belangrijk. Na hun dood kwa men de epigonen aan de beurt; de na-bloeij van de Haagsche School vondt ge er-dan. Deze na-bloeij werd zwakker en zwakker, als uiting. Dit schaadde de belangstelling der kijkers natuurlijk. Er werden ver schillende pogingen beproefd om die be langstelling weer te doen toenemen. De Teekenmaatschappij trok zelfs naar andere steden. Maar voldoende baatte dit niet. Hoe kon 't anders? Als geheel waren de ten toonstellingen te zwak, en de eischen der nieuwe, scherp-levende schilders werden niet erkend. Dit is op deze tentoonstelling het geval. Er heeft een verschui ving plaats gehad, en het Land schap is moeten w ij ken voorde Figuur. Dit was ten eenenmale nood zakelijk, nu het landschap tot een zwakte was geworden, en gedeeltelijk tot een onbe langrijkheid. En door deze verschuiving zien we leden, die zelden of nooit ten toonstelden, nu hun werk laten zien, en er zijn archltekten en sierkunstenaars genood, die altijd hier behoorden geweest te zijn, naast enkele beeldhouwers (Vermeyren had er toch moeten zijn, en Raedeker en Krop.) Toorop neemt met recht de plaats der eere in, met drie en twin tig werken (van 1892 1916). Hij wordt op nieuw op deze tentoonstelling erkend als een der meest levende kunstenaars van onzen tijd in Holland. Het is treffend hoe jong hij blijft, en hoe zijn soms te reêe assimulatie in dit opzicht gunstig blijkt te werken. De meesten zijner tijdgenooten (hij is van 1858) hebben hun vast procédé, een zekere onbewogenheid in hun stijl. Hij niet; hij zoekt, en vindt nog. En hij is als teekenaar zeker een der belangrijkste verschijningen. Als zoodanig wordt hij opdeTeekenmaatschapptj gemakkelijk geconstateerd. Drie portretten zijn bovenal te noemen, de Dantekop (1914). Deze kop van den dichter voor de ijstoppen van bergen heeft innerlijkheid en vastheid in die mate, dat het werk mij een der meest bijblijvende toeschijnt te zijn uit onze periode. Het is vast, en innerlijk; het heeft een grooten stijl en heeft warmte, en psychologie. Als psycholoog vindt ge Toorop in de drie portretten van Bsse Dre v. z. v. N (1898) in den apostel Thomas (1909) en in den kop van Diepenbrock (1911). Hij is eerbiedig détailleerend, teeder en nauwkeurig in het portret dier oude dame (uit '98), die met de handen in de schoot daar haar blauw haakwerk vasthoudt. De kleuren zijn zwart, geel groen en blauwen het teer-roze van 't gezicht. In den apostel Thomas, die, uit zucht tot zekerheid alleen een twijfelaar leek, maar niet de ongeloovige" was dien ze van hem maak ten, vindt ge Toorop's levendigheid, vereend met ziel-kennende waarneming. De leven digheid treft natuurlijk het eerste in dit portret van dien Zmiwschen boer, die de schilder tot voorbeeld koos voor zijn apostel, maar evenzeer gaat de waardeering ten slotte naar dezen mensch, die aan loven-enbieden deed om te kunnen gelooven. Het zelfde levend, en hetzelfde innerlijke is in Diepenbrock (1911). Het is alleen de kop van den cumponist; wat van bovenop gezien. Het verschil met den Apostel Thomas is, dat in dit portret het handschrift" van den schilder forscher is en dat bij dezelfde hoe veelheid aan sprankelend leven de vormen daar-door grooter zijn... . Het Amsterdamsche Tuchthuis, zooals een Hongaar dat voor drie eeuwen zag. Het blijft een merkwaardig feit, dat Am sterdam de bakermat is geweest van eene hervorming op 't gebied van het Gevangenis wezen, die in later eeuwen nog weer als modern zou gelden. Toen de stad den socialen hervormingsgeest beleefde, die met de Kerkelijke Reformatie is gepaard gegaan, heeft zij o.a. de verschillende middeleeuwsche, soms zeer barbaarsche en ondoelmatige straffen zoeken te vervangen door instellin gen, die van de rabauwen" weer nuttige menschen, en van de straatbengels een goed opkomend geslacht konden maken. Daartce werden omstreeks 1590 verschillende tuchten werkinrichtingen in het leven geroepen, die welda eene Europeesche vermaardheid verkregen, en waar zelfs wel eens buiten landers hunne deugnieten in den kost hebben gedaan. Er zijn over het Tucht- of Rasphuis aan den Heiligenweg reeds vele bijzonderheden bekend. Maar verschillende nog onbekende trekjes zijn toch nog te vinden in eene onlangs verschenen reisbeschrijving van eenen Hongaar, welke tot dusverre niet ge publiceerd was en waarvan ik de gegevens ontleen aan collega Dr. Rustem Vambery, Professor te Boedapest, thans tijdelijk Eerste Luitenant der Hongaarsche Cavalerie. De Hongaarsche schoolmeester Martin Csombor (geb. 1585) was eender weinige reislustigen, die in 't begin van deXVUe eeuw het waagstuk eener Westeuropeesche reis ondernamen. Bezield door reislust en dorst naar wetenschap, bezocht hij in de jaren 1616 tot 1619 Duitschland, Denemar ken, Holland, Engeland, Frankrijk en Polen. In een te Kaschau (1620) onderden Latijnschen titel Europica varietas", doch in de Hongaarsche taal uitgegeven boek, heeft Csombor zijne ondervindingen en weder waardigheden vereeuwigd. *,> Slechts ongeveer vijf bladzijden wijdt hij aan zijn verblijf te Amsterdam, en het Twee symbolische voorstellingen blijven ter bespreking: O grave, where is thy victory" (uit 1892) en Brugge, of de Goddelijke Liefde-gang (uit 1914). Het verschil tn deze twee werken is dui delijk. Het latere geeft meer nadruk aan de volumina, en drukt deze eenvoudiger (als mathematische figuren) uit. Het vroegere is zwoeler van stemming, en, als materie, kost baar geworden. Maar beiden overtuigen zij den beschouwer van de stemming, die in den schilder was. Dit is Toorop's diepe kracht; het latente in zijn Aziatische natuur is groot. Een ding verstoort voor mij in Brugge, het geheel: de lijken in de lucht. Zij verminderen den eenvoud en de innig heid van 't geheel, omdat zij mij te leeg zijn; te tegenstrevend van richting tegen over de overigen; te rumoerig tegenover de overige aandacht. PLASSCHAERT iiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiimiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii HERMANN FERNAU, Durch! Zur Demokratiel Prof. dr. G. F. NICOLAI: Die Biologie des Krieges. I Durch!... De titel wijst al op den inhoud van dit boek. Ook naar Duitschland had de Russische revolutie de democratische stroo ming gestuwd en de Duitsche regeering was gedwongen, een democratische houding aan te nemen. Maar zou het niet een houding blijven een allure van democratie om de dynastie te handhaven? Daartegen ge richt kwam Fernau's Durch!" een nog ern stiger aanklacht tegen de regeering dan zijn eerste boek: Gerade weil Ich Deutscher bin, dat hij schreef toen de regeering de aanklacht van j'Accuse beantwoordde met een herroep het!" in plaats van met een weerlegging. Maar ditmaal is het niet de regeeringspolitiek die hij aanvalt, maar vooral de regeeringsvorm, waarvan die politiek het gevolg is: de onaantastbare, door God inge stelde alleen-heerschappij, waarin de volks wil niet tot ui'ing komt. Hierin ziet Fernau de oorzaak van Duitschlands houding en van deze oorlog, waartoe Duitschland wel gedwongen is door die eigen militaristische expansie-politiek, daar nu de voorsprong in bewapening op andere landen het grootste was. De eenige remedie tegen deze politiek en dit is de kern van Fernau's boek ('s.- er de oorzaak van wegnemen d.w.z. vervanging van dynastie door republiek of constitutioneele monarchie. Geen allures van demo cratie, maar werkelijk Durch! Men denke niet, dat Fernau's democratie speciaal in 't uitroepen van republieken be staat; of er een koning of een president aan 't hoof d staat is onverschillig; maar wat hij eischt is vervanging van de onverantwoor delijke despoot door een verantwoordelijke regeering, die niets is dan het ausführende Organ des deutschen Voikswillen." Niet een nieuwe gedachte dus, evenmin alszijn scherpe aanval op 11 en 68 de Reichsverfassung," waardoor de keizer alleen over de vraag van oorlog beschikt en tijdelijk de Veifassung kan ter zijde stellen; evenmin als zijneisch van een volksleger in plaats van, zooals nu, een leger dtr dynastie; en evenmin als zijn wensch om door democratiseering der buitenlandsche politiek te komen tot de Errichtung einer zwischen-staatlichen Organisation." Het is het program van de democratie in alle landen, maar door Fernau scherper op de voorgrond ge bracht met een zoo rijk feiten-materiaal, met een zoo klare en logische argumentatie en met een zoo scherp historisch inzicht, dat hij door dit boek zich opgeworpen heeft tot de vertegenwoordiger van heel de democratie in Duitschland. 11 Veel belangrijker echter dan 't boek van Fernau is Nicolai's: Biologie des Krieges, een werk dat n philoso^hisch n wetenschapgrootste deel daarvan heeft betrekking op het Tuchthuis. Ziehier, wat uit zijn reisverslag menig een zal interesseeren: Van het Tuchthuis (de Romeinen noe men het don.us disciplinaris), zult gij nu weten, wat volgt. Daar op verscheidene plaatsen, doch voornamelijk in de stad zulke godvergeten jongens te vinden zijn, die, naar de woorden van vader en moeder j niet luisteren, allerlei misdaden bedrijven, als daar zijn verkwisting, vloeken, vecht partijen, ontucht enz., liet het wijze en eerbare Stadsbestuur een eenvoudig huis oprichten, om daarin de slechte zeden langzamerhand te beteugelen. Allerlei handwerk wordt daar beoefend, wat men slechts denken kan. Daarheen zenden niet alleen de bewo ners van de stad, maar ook de lieden uit de omgeving hunne bedorven jongens, , en waarvoor de bestuurders hen bekwaam achten, daarvoor worden zij opgeleid. De een voor het smidsvak, de ander voorde kleermakerij, voor de goudsmederij, voor het timmervak of een ander handwerk, ja zelfj voor de studie. Doch zoowel bij het handwetk, als ook voordat hij hiertoe wordt aangezet, maakt men hem dermate gedwee, dat hij, al was hij ook een wilden i leeuw gelijk, in een tam lammetje veran- j dert. Ten eerste wordt zijn gehoorzaam- i heid dikwijls op de proef gesteld: dagen lang moet hij steenen van de eene plaats i naar de andere sleepen, met een emmer moet hij water uit een put scheppen en j weer leeg storten; de een moet leem ! stampen, de ander zingen; menigeen draagt boeien aan de voeten, anderen om den hals; velen verrichten zaag werk; anderen weer laat men springen, menigmaal ook op den rug in de gloeiende zon liggen. Wie dit niet wil doen, of lui blijkt te zijn, dien brengt men in een klein huisje, zooals er een dergelijk in den vorstelijken paardenstal te Heidelberg en in Praag, aan het hof van den koning te vinden is. In dit huisje staat een afgodsbeeld van koper mei duizend kleine gaatjes, en er is slechts n venster, maar dit is zoo hoog, pelijk-biologisch a sociologisch een eerste plaats inneemt. In plaats van Fernau's hef tigheid, die soms te eenzijdig doordrijft, gebruikt Nicolai een zuiver objectieve manier om ons te voeren tot zijn persoonlijk idee: de menschheid als n organisme, een ge dachte geconcludeerd uitdebestaans-redenen der menschheid. In Duitschland vooral was de z.g. anthropologische school toegenomen, die op grond van een verkeerde interpretatie van the struggle for life", verkondigde dat de oorlog een onvermijdelijke wereldwet was. Met een weerlegging van deze leer begint Nicolai zijn boek: De oorlog is een menschenhandeling en als zoodanig Kein Element der göttlichen Weltordnung." Wel hebben de menschen altijd het instinct van den oorlog gehad eerst 't instinct van zelfbehoud, later van uitbreiding het instinct dat wij vinden bij alles wat leven heeft: Darwin's struggle for life, waarbij de zwakkere soort omkomt tot behoud der sterkere. Maar er zijn ook valsche instincten en wie die vol gen gaan ten onder, zooals de vlinder in de vlam omkomt. Het is juist de struggle for life die hier waarschuwt en die den men schen den oorlog verbiedt; Nicoiai geeft de leer van de Kampf u m die Aufnahme von Energie, die in groote massa voorhanden is, door de dieren echter niet ten volle op genomen kan worden, omdat zij de capaci teiten der menschen niet hebben. De dieren zijn a.h.w. elementen der natuur, de men schen scheppingen, die weer aan zich de natuur onderwerpen door hun scheppend vernuft. De in standhouding der tegen woordige menschen in tegenstelling tot het instinct der dieren geschiedt door de onderwerping van de natuur, d.w.z. door het vernuft. En daarom is de zege van het ver nuft der einzig mögliche Sie^, den der Mensch, entsprechend den algemeinen Regeln des Daseinskampfes, heute berhaupt noch erkampfen kannl Evenals de Rus Novicow ziet Nicolai dus de struggle for life enkel in de strijd tegen die Umwelt" en de oor log van menschen tegen menschen is een belemmering daarvan. Evenmin als de leer der anthropologische gaat 't dikwijls aangevoerde selectie-argu ment op ter verdediging van den oorlog. Vooruitgang is enkel een vraag van intel lectsontwikkeling, niet van overweldiging De oorlog begunstigt echter de minderwaar digen; het gezonde gaat ten deele onder,terwijl idioten, blinden, scrophyleuzen, impotei ten veilig blijven, m a.w. het percentage minder waardigen wordt grooter, dus de Aufname von Energie kleiner, en daarmee de strijd tegen die Umwelt". Het eenig vooruitgangbrengende in dien strijd is de beschaving, d.w.z.: het amalgama der capaciteiten van alle volkeren om de meest waardige wijze van leven te vinden. Dit uitwerkende, vindt Nicolai in het tweede deel van zijn boek de formule voor een nieuw menschheidsbestaan: het universeele van menschheid en beschaving in plaats van patriotisme van alle soort. Beschaving immers is het eenig vooruitgang-brengende en beschaving is uitleraard internationaal volgens Nicolai's definitie. Het scheen misschien voor den oorlog, dat Duitschland in deze richting de eerste zou zijn. Maar Duitschland, het land van dualisme, het land van reine Vernunft" en .,praktische Vernunft ', heeft z'n idealisme laten varen voor een Realpolitik als nog nooit gevoerd, die zelfs de wetenschap naar haar kant trok, zoodat die praktisch Duitsch werd in plaats van internationaal te zijn. Het zijn mannen als Fernau en vooral Ni colai, die hun Kultur in eere zullen her stellen. R. TER LAAN Ncderlandsch Leesboek, ten dienste van het voortgezet lager, middelbaar en gymnasiaal onderwijs, door . BOLKESTEIN, M. A. P. C. POELIIEKKE en dr. J. PRINSEN J.L/N., 3 deelen a ? l.FO (ingenaaid), ? 2.25 gebonden. Bij J. B. Wolters, Groningen, Den Haag. Deze drie kloeke deelen vormen een uit stekende verzameling van Nederlandsen dicht- en prozawerk uit verschillende tijddat men het niet dan mst de grootste moeite bereiken kan. In dit huisje sluit men den onwillige op; een emmer staat onder zijn bereik; vervolgens laat men water in het afgodsbeeld loopen, waaruit het met zulk een kracht stroomt, dat het in geen enkel Museum \<hti' f levHn^iiiswt'zeii A nistenlain i, Poort van het Tucht- of Rasphuis aan den Heiligenweg hoekje van het huisje droog blijft. Zoo stijgt het water steeds hooger, en den ge dwongen bewoner blijft weldra geen plaats meer over. Derhalve moet hij nu het water uit het venster scheppen of ellendig ver drinken. Menigeen schept het water dan zoo ijverig, dat hem het vtl van de fianden DUITSCHLAND EN ZWEDEN D.e X;,r e d e tot de Per; Wil men ook.van U niet meer weten op aarde?'' perken. De schrijvers, die terecht het lees boek rnede als een basis voor het t.ialonderwijs in den ruimst mogelijken zin beschouwen, hebben zich beijverd, een groote verscheiden heid in hun keuze aan te brengen en wel zoo, dat de drie deelen ook werkelijk in moeilijk heid een opklimmende reeks vormen. Vlaamsche en Zuid-Afrikaansche schrijvers zijn niet vergeten ; schetsen, die oorspronkelijk slechts voor de vluchtige dagbladpers be stemd waren, zijn eveneens opgenomen, ja zelfs enkele vertaalde stukken b.v. uit Kazan, de Wolfshond.'' Daar bovendien de fragmenten niet te klein zijn gesneden, zullen onze jongelui van 13 tot 18 jaar menige prettige en nuttige lees- en taalles van hun leeraren aan de hand van deze verzameling kunnen krijgen. Maar ook wie volwassen is en een uurtje over heeft, zal dit met genoegen aan het doorbladeren van het boek van zoon of dochter besteden en misschien tot zijn schrik bemerken, dat het vrije uurtje tot anderhalf of twee is uitgegroeid. Tn. M. K. Mijmeringen van een Mandarij ', door JU.KS SCHÜRMANN, Bussum, C. A. J. van D shoeck. Un Mandarin ne fait de ncal a personne, il jouit d'une idee et d'une tasse de thé", dit motto van A'fred de Vigny schreef Jules Schiirmann boven een door hem uitgegeven boekje Mijmeringen van een Mandarijn". IIIMIMMMnMIlUMIIIIUIIIlmlIIMIIIIIlmlilllUIÜIMHIIIIIHIIIIMnllllllllill schaaft; een ander echter, wanneer hij de zoon van een voornaam persoon is, die met zachtheid werd opgevoed, is zoo d waas, dat hij, het verdrinken nabij, rond zwemt, huilt en kermt, totdat men hem halfdood er uit trekt. Met n woord: wie in dit huisje woont, bevindt zich in 't vagevuur; veel moeite doch weinig loon. Groot zijn de voordeelen, die de stad uit dit gesticht trekt. Wel betaalt zij de werk bazen een salaris, doch de gevangenen dragen bijna alleen voor brood en water eiken Maandag allerlei ruw materiaal, als linnen, kalk, hout, leer, ijzer, talk enz. in het gesticht en geven het den volgenden Maandag verwerkt aan de stad terug. Van de gedetineerden verblijven enkelen een of twee jaren, anderen nog langer in deze inrichting. In dit gesticht brengt men ook de bede laars onder, die geen aalmoezen waardig zijn. Eerlijk gezegd, huiverde ik reeds bij het zien van 't gebouw, daar boven de groote poort de beeltenis van een man staat, in een voertuig zittend; naast en voor hem lagen vele zagen, spaden,scharen, naalden, sikkels enz Boven den man stond in gouden letters: Virtutis est domare ea quae cuncti pavent." De wagen echter is met tijgers, leeuwen, wolven en beren bespannen." Zooals uit de overige opgaven van Csom bor's reisverhaal duidelijk blijkt, was de Hongaarsche onderwijzer een nauwkeurig opmerker en betrouwbaar verslaggever. Niet het minste in zijn werk doet denken aan de groo'sprekende overdrijvingen der reisliteratuur uit de Middeleeuwen en uit het begin van den Nieuwen Tijd. Hij liet zich niets voorliegen en wil ook zijne lezers niet met het verhaal van allerlei wonderlijke dingen overbluffen, die hij voorgeeft gezien te hebben; zijn boek is niet een van die soort, welke de Engelschinan met a travelIers iale ' aanduidt. Dus hebben wij ook geen reden, om de juistheid der beschrij ving te betwijfelen. Het verdient zeker de aandacht, hoe hier Wij Westerlingen, erfelijk belast met een grootere of kleinere dosis sociaal gevoel, zouden misschien nog geneigd zijn een dergelijk mandarijnen-leven ietwat nutteloos, ietwat te passief te vinden, ware niet de heer Schiirmann daar, om ons door de uitgave van dit boekje te leeren, dat een braaf Mandarijn niet alleen zelf van zijn ideeën genieten wil, maar ook anderen in die vreugd wil doen deelen. Wat natuurlijk nog niet zeggen wil, dat die anderen nu ook zoo maar van alle ideeën van dezen mandarijn genieten zullen. Want (wat voor mijme ringen van een Oosteiling niet weinig be denkelijk is), er roeten af en toe leelijke vlekjes Hollandsche rhetoriek op de mijme ringen van dezen mandarijn, ja, wat nog erger is, door de stilte van het gemijmer geeuwen soms erg onfatsoenlijk burgermansbanaliteitjes. juist nog goed genoeg voor een rubriekje lessen van wijsheid" in een Zondagsblad. Maar laten we niet ontevreden wezen. Naast allerlei uitgesleten fraaiigheden vond ik toch ook menigmaal mooie, heider-diepe gedachten in de koele, rustig-eenvoudige, haast zou ik zeggen argelooze weergave, die alleen de ziener, de denker aan eigen gedachten geven kan, en die bij napraters direct tot schellen opsier versmukt wordt. De Tao-overpeinzingen, die hier en daar voorkomen, had ik liever tusschen deze mijmeringen gemist. Voor wie Lao-Tze kent, kon dit toch niet meer zijn dan een stumperig nawankelen van dien Groote. D. BREEBAART de praktische Hollanders de denkbeelden over de verheffende kracht van den arbeid, over opvoeding en tucht, en aanpassing van de misdadigers aan het maatschappelijk leven, in praktijk hebben gebracht. Aan gerafh'neerdheid ontbrak het daarbij ook nog niet. Het bestian van de discipli naire straf van het Waterhok is later wel eens in twijfel getrokken. De geschiedschrijver Wagenaar, en de gevangenishervormer John Howard wilden 't niet meer gelooven. Het verhaal van den Hongaarschen reiziger, die als een ernstig en nauwkeurig waarnemer moet beschouwd worden, brengt hier de bevestiging. De bevestiging echter ook van den vooruitstrevenden en humanen geest van't toen malig Amsterdam. J. A. VAN HAMEL *) Onlangs verschenen in de verzameling van Stephan Szamota: Régi magyar utazók Europaban (Hongaarsche reizigers uit ouden tijd in Europa), met een voorwoord van Herrnann Vambery, 1892. ROBBERT KALFF&CS AM5TEQDAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl