De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 22 september pagina 2

22 september 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 22 Sept. '17. No. 2100 KERENSKI Teekening voor De Amsterdammer" van fordaan Het licht in den nacht den Engelschman is alleen een speculatie op de onnoozelheid van den Duitschen Michel, het wil hem betoo ven van de vruchten van den oorlog, die hij maar voor het plukken heeft, en hem dan nog wijsmaken, dat hij eigenlijk de winnende partij is. Ik mag er mij niet mee vleien, dat een van mijn lezers iets bekends heeft geroken aan de aanhaling, die de Kölnische uit het geschrift van den Engelschman deed; maar als er soms iemand is, die meent iets der gelijks reeds vroeger in deze rubriek te hebben gelezen, dan heeft hij zich niet vergist. Het boekje, waarover de Kölnische schreef, is niet onlangs uitgekomen, maar reeds in het einde van het vorige of het begin van dit jaar; in November 1916 werden de proefvellen ervan aan de redactie van dit week blad toegezonden; in het nummer van 30 December 1916 heb ik het aangekondigd". Het heet The Issue en is door Headlam ge schreven; uit het artikel van de Kölnische blijkt, dat het nu in het Duitsch vertaald is. De Kölnische had dus niet te doen met een geschrift, dat eerst onlangs was opge steld, toen in Duitschland de wind uit den vredeshoek opstak, maar met een boekje, dat reeds geruimen tqd was geschreven voordat men in Duitschland nog van vrede mocht reppen; alle hoofdstukken ervan zijn reeds in den zomer van 1916 in een Engelsen tijdschrift en een Engelsche courant ver schenen. Daarmede vervalt dus de veronder stelling, dat het boekje een Engelsche BESCHOUWINGEN over Denken en Zeggen Aan Dr. Lotsy Mijn dank voor uw gematigd en hoffelijk schrijven. Ik zal eeveneens trachten de sfeer van onze' gedachte-wisseling stil en zuiver te houden, zonder de kleine bij bedoelingen of noodelooze scherpheeden die het ver keer ook tusschen natuur-onderzoekers en wijsgeeren zoo vaak vertroebelen en bemoeyeiijken. Het komt mij vóór dat het zeer noodig en nuttig is, nog wat nader in te gaan op het door u geschreevene. Uw woorden schijnen mij zeer karakteristiek, en geschikt om tot eenige opheldering te koomen. Gij hebt mij in 't geheel niet verstaan, en er zijn duizende schrandere en hoog ont wikkelde menschen die het, in deeze kwestie, eevenmin doen en toch is het voor u en al deezen volstrekt niet onmoogelijk. Het véreischt alleen wat dieper bezinning. Het is werkelijk misverstand niets anders, misverstand van begin tot eind, omdat gij nog niet bereikt hebt, wat toch zeer wel voor u te bereiken is, dat wat men signifisch inzicht of taalkritische bezinning noemt. Dat is volstrekt niet een zeeker mystiek vermoogen, alleen eigen aan menschen van bizonderen gevoelsaanleg. Het is een inzicht, eeven weetenschappelijk, eeven goed voor alle beschaafden bereikbaar als uw inzichten oover hybridisatie of andere biologische kwesties. Gij zult u echter eenige moeite moeten geeven, wat men van een eerlijk en nauwgezet wijsgeer wel verwachten mag. Mauthner's Kritik der Sprache" bestaat uit drie dikke deelen. Ze zouden zeeker wel in n deel kunnen samengevat worden, maar Duitsche geleerden zijn nu eenmaal breedsprakig, en toch hebben ze wel goed werk gedaan. In het Hollandsen, Fransen en Engelsen bestaan beknopte werken oover dezelfde zaak. Maar ik vermoed dat het wijdloopige Duitsche werk meer indruk zal maken, juist door zijn uitvoerigheid. Dat hangt samen met den aard onzer psyche, die eerst bij een bepaalde geestelijke temperatuur en onder veel herhaalde hamerslagen gewijzigd wordt. Aan een nieuw inzicht moet men manoeuvre van den laatsten tijd is om de vredesstemming in Duitschland aan te wak keren. De redactie van de Kölnische kent het geschrift van Headlam slechts uit een aanhaling, die de Deutsche Korresponclenz uit de Duitsche vertaling deed; wanneer zij het in zijn geheel had gelezen, zou het haar gebleken zijn, dat Headlam van zulk een vrede, als de meerderheid van een Rijksdag wenscht te sluiten, niets wil weten. Het is geen lijmstok voor Duitsche pacifisten, zoo als de Kölnisch* meent, maar een tuchtroede voor Engelschen, die over vrede willen spreken zoolang Duitschland nog niet over wonnen is. Maar niet alleen om dezen flater bracht ik het artikel van de Könische hier ter sprake. Het is ook merkwaardig als getui genis van de vrees van dit nationaal-liberale orgaan voor het veldwinnen der vredespartij in Duitschland; in plaats van Engeland's vrees voor den vrede,' had zij haar artikel ook kunnen noemen: De vredesvrees van de Kölnische Zeitung." De angst, die haar in Headlam's boekje een poging deed zien om den Duitschen Michel een bedriegelijk vredeswijsje voor te spelen, spruit voort uit het haar kwellende besef, dat Michel het oor al opsteekt, zoodra hij den klank vrede" maar hoort. Juist in de laatste weken is er in de Duitsche pers weer druk over den vrede gediscussieerd. Allerlei geruchten deden de rondte over het antwoord, dat Duitschland op het bemiddelingvoorstel' van den Paus zal geven; naar men zeide, zou de nieuw wennen, zopals men eerst door veel op zich zelf schijnbaar ooverboodige woorden aan de mechanische warmte-theorie of aan de evolutie-leer gewend is. Als meest essentieel verschil tusschen u en mij noemt ge mijn Cogito ergo sum teegenover uw Sum ergo cogito. Daar hebben wij het gebrek aan signifisch inzicht al aan 't volle licht. Wees zoo goed in mijn derde reeks Studies eens na te slaan wat ik in de 51ste para graaf van de Grondslag van verstandhou ding" oover dat woord van Descartes zeg: Ik citeer daar de zeer juiste opmerking van Spinoza die wijst op onze verkeerde gewoonte om de dingen te beoordeeien naar hun namen, en niet omgekeerd de namen naar de dingen. En dan vervolg ik: Nu komt mij echter voor dat Spinoza deeze fout eevenmin vermeeden heeft als zijn voorganger Cartesius. In het beroemde: DUBITO, COGITO, ERGO SUM" is het zwaarte punt der zeekerheid gezocht in denken, niet in zijn, dus in den schijn, niet in het weezen. Alle denken is vergelijken, maar het ens" is n en kan niet vergelijken. Zoodra den king begint, begint weerspiegeling, beelding, voorstelling, en dus afwijking van het zuivere weezen". Hier ziet ge dus, dat mijn spreuk niet is Cogifo, ergo sum maar eerder het teegendeel: sum ergo cogito" dat door u als voor u ken merkend, en als een onooverbrugbare kloof tusschen ons werd genoemd. Hieruit blijkt dus dat wij beiden precies dezelfde spreuk kunnen kiezen om elkander te beduiden dat wij het hoopeloos oneens zijn. Inderdaad berust dit verschil alleen op het gebruik van woorden als denken" en zijn" die onbepaald en in hun kracht en werking onzeeker zijn. Wat gij uw lijfspreuk noemt, noem ik de mijne, de stelling" die ge teegenoover mij zoo gemakkelijk kunt verdeedigen, is inder daad mijn stelling. Ge slaat dus gaten in de lucht. Ons verschil is dat ik weet, dat die lijf spreuk geen bewijsbare stelling" is, en alleen een zeekere gevoelswaarde heeft. Een inzicht dat ge gemakkelijk kunt bereiken, en dat volstrekt niet leidt tot een onooverkoomelijke scheiding. Als ge mij recht hadt ingestelde commissie uit den Bondsraad en den Rijksdag, met wie de kanselier overleg moet plegen, het eens zijn geworden over het volkomen herstel van België's onaf hankelijkheid; op dit bericht dat intusschen al weer tegengesproken is sloeg de pers der Al-Duitschers terstond alarm. Zooveel schrjnt echter zeker, dat men weldra zoowel het Oostenrijksche als het Duitsche antwoord mag verwachten; eerst als deze, bekend zijn gemaakt, zal men kunnen beoordeeien of er eenige kans be staat, dat het bemiddelingsvoorstel van den Paus den vredesbal aan het rollen brengt. In dat voorstel werden slechts twee voor waarden gedefinieerd: ontruiming van het bezette gebied in Frankrijk en algeheele ontruiming van België, met waarborging van zijne volledige politieke, militaire en economische onafhankelijkheid ; daar tegen over zouden de geallieerden de Duitsche koloniën teruggeven; de rest werd over gelaten aan minnelijk overleg en aan de toekomst. Daarom mag men hopen, dat Duitschland althans ten opzichte van Belgiëzijne voor waarden eindelijk eens noemt; dat het niet langer spreekt van waarborgen," maar zoo het deze blijft eischen, de te stellen zeker heid in ondubbelzinnige woorden aangeeft. Vooral voor ons, Nederlanders, is er dan reden met gespannen aandacht te luisteren. 19 Sept. 1917 G. W. KERNKAMP Verbetering. kolom van blz. digen,. dat op het besluit tot genomen was, In plaats van schreven. De vorige week, in de tweede 2, liet de zetter mij verkon den 30sten Juli in Rusland de algemeene mobilisatie ,althans voor de zesde maal-" zesde" had ik eerste" geDe schrijver van dit »rtikel iiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiitiiiiiiiii Nederland's belang bij de luchtvaart na den oorlog Inden aan vang hebben wij de luchtvaart be schouwd als een levensgevaarlijk waagstuk en ieder, die zich er practisch aan wijdde,werd roe keloos genoemd; later vonden wij het een soort acrobatie en nu, na jarenlangen oorlog, is het het 5de wapen" geworden. Wij denken en spreken er van alsof de aëro nautiek uitsluitend van een militair stand punt bezien moet worden en dit mag op het oogenblik helaas nog waar wezen, toch is het noodzakelijk reeds nu onder de oogen te zien, welken invloed de luchtvaart na het sluiten van den vrede kan of zal hebben en welke maatregelen men thans reeds moet treffen om van de luchtvaart te kunnen profiteeren in vredestijd. Afgezien van het feit, dat men niet licht er toe zal overgaan datgene op te geven, waarnaar men eeuwen heeft gezocht, zijn er verschillende argumenten, die voor het voortbestaan der luchtvaart ook na den vrede pleiten. Zoo zal in alle legers, onver schillig van welke nationaliteit, het vijfde wapen blijven bestaan. In dezen oorlog is de luchtman van zooveel waarde voor de krijgsverrichtingen gebleken, dat geen strijdmacht ter wereld het buiten luchtstrijdmiddelen zal kunnen doen. Wil echter dit wapen meegaan met zijn tijd, ver beterd en trachten superieur te worden, dan is het particuliere initiatief een vereischte. Slechts door open concurrentie der verschillende constructeurs, door het uit schrijven van competities, zoowel op tech nisch (constructief) als practisch gebied (afstandsvluchten, enz.), door het scheppen van een prikkel iets beters op de markt te brengen of 'n blijk van grootere kennis en geoefendheid te geven, zal het mogelijk zijn te verhinderen, dat de aviatiek in een land verstaan, zoudt ge die spreuk nooit aldus hebben gebruikt. Wat ik zei cover het weezen van klank en kleur is eevenmin door u in zijn volle diepte gepeild. Dat blijkt uit uw opmerking dat ook dieren zintuigen hebben en dus ook zintuigelijke gewaarwordingen moeten onder vinden. Dat feit was mij heusch niet onbekend. Ik twijfel er ook niet aan. Maar dat ver andert niets aan mijn stellige beweering dat sensatie niet bestaan kan zonder psyche, omdat alle sensatie psyche veronderstelt, en wij nooit sensatie kunnen ervaren of zelfs denken zonder Psyche. Groen" is niet een op zich zelf staand ding of weezen, het is een toestand van een waarneemende psyche. Of een vlieg of een bij, bij 't zien van een kleur, hetzelfde ondervindt als wij, kunnen wij niet uitmaken. Wij kunnen aanneemen dat bijen kleuren onderscheiden, en blijven toch volkoomen onzeeker omtrent den aard hunner sensatie. Dit blijft echter vast staan, dat het woord sensatie" reeds in zich siuit het bestaan van een psyche, die iets waarneemt, en dat daarom die psyche als primair gegeeven ouder moet zijn dan de sensatie. Daar gaat niets van af. Het is volkoomen onweederlegbaar. En nu die bewuste eenheid van richting, die norm waarteegen ge u verzet. Die utopie", die gij onzeedelijk" acht, dat ideaal" dat gij moet bestrijden, dat gij voor beslist verkeerd" houdt. Uit al deeze door u gebruikte woorden blijkt weederom dat ge geen signifisch in zicht hebt. Het is met uw welneemen en niet krenkend bedoeld zich zelf weerspreekende onzin. Als gij het woord onzeedelijk" gebruikt, dan geeft ge daarmee, door de gevoels waarde van dat woord, te kennen dat gij wel deegelijk zelf iets aanneemt, aan iets gelooft, wat een norm" zou moeten hreten. Iets kan niet onzeedelijk" genoemd worden zonder de aanname van een zeede". Ge bedoelt toch niet dat die onzeedelijkheid alleen voor uzelven geldt? Dat kan niet, het woord zeede" presumeert reeds een eenheid die veele individuen gemeen hebben. Wat gij onzeedelijk" noemt is iets wat strijdt langzaam indommelt en achterop raakt. Is dus inplaats van of naast staats-constructie ook de particuliere, industrie noodig, niet minder belangrijk is, dat naast den staat als afnemer ook de particuliere kooper blijft bestaan. Deze n,l. zal niet tevreden zijn met een beperkt aantal typen, leder aan een bepaalden eisch voldoende, doch het koo pend publiek wil variatie, telkens iets nieuws en beters voor lagen prijs. Ook zullen de eischen, aan sport- en andere burgervlieg tuigen gesteld, zeer van die der militaire verschillen en slechts een groot, veelzijdig afzetgebied zal de industrie op de hoogte doen blijven. Voor de staatskas is voorts van belang, dat het rijk geen te groot aan tal luchtvaartuigen in eigen bezit heeft, doch in geval van nood door requireeren op een voldoende hoeveelheid beslag kan leggen. Een enkele afnemer (de staat) zal op de industrie steeds belemmerend wer ken, haar in hare vrije ontwikkeling hinde ren. De producent immers, die aan een afnemer is verbonden, zal zich steeds naar diens wenschen moeten richten en, wil men dus zijn initiatief niet aan ban den leggen, dan moet naast het Rijk 't publiek kunnen blijven koopen. Slechts het scheppen van een open markt, waarop iedereen kan trachten het beste, goedkoopste en meest aan zijn eischen beantwoordende toestel te koopen, zal de constructeurs ver der doen zoeken en werken. Wanneer dan 't aantal afnemers en het verbruik groot ge noeg zijn, zal een nationale luchtvaartin dustrie mogelijk worden. En van hoe groot belang het is, zelf te fabriceeren binnen 'slands grenzen, moge in deze lange oor logsjaren op alierlsi gebied genoegzaam bewezen zijn. In het buitenland echter, waar gedurende den strijd de productie op dit gebied enorm is opgedreven, heeft men zich meer dan hier er mede bezig te houden, hoe men de pas ontstane industrie na afloop van den krijg zal gaande houden en verder ontwik kelen. Daar heeft men tevens een overvloed van gebreveteerde vliegers met veel er varing en al zullen velen hunner later gaarne op moeder aarde blijven wandelen, er zal toch een groot percentage in de lucht hun brood willen verdienen. We zien dan ook in de laatste tijden in alle oorlogvoe rende landen plannen maken voor de toe komst. In Londen bespreekt men koloniale luchtpostverbindingen, in Duitschland een luchtdienst Berlijn?Konstantinopel. Wij moeten deze plannen niet met 'n schouderophaling ter zijde schuiven. Wat ons nog fantastisch lijkt, is iu werkelijkheid mogelijk. Wanneer de diverse landen ernstig aan zulke plannen werken, wanneer bereke ningen de mogelijkheid bewijzen en er slechts een organisatie en geld voor noodig zijn, dan is het een nationaal belang, dat ook wij er ons mede bezig houden. Op een, den SOsten Mei 1917 door Mr. G. Holt Thomas te Londen gehouden voordracht: Commer cial Aeronautics" toonde hij aan, dat de kosten voor luchtdiensten niet van dien aard zijn, dat het project daardoor onuitvoer baar zou worden. Konstantinopel, Madrid, Rome, alle binnen resp. 20, 10, 12l/a uur van Londen uit bereikbaar, zal toch voor menig zakenman iets waard zijn! Afgezien nog van personenvervoer over dergelijke afstanden, zal toch een snelbrief, al is het tegen verhoogd tarief, vaak enorme voordeelen bieden. En wanneer eenmaal de oorlogseischen zijn vervallen en de fabri kanten weer meer kunnen letten op comfort en veiligheid, dan is er geen enkele reden, waarom het passagierstransport niet grooter omvang zou aannemen. Wederom van Londen uitgaande, bedenke men, dat de zakenman in luttele uren naar Parijs kan vliegen", een belangrijke conferentie bij wonen en denzelfden dag nog terug zijn in zijn eigen huis. Wat het gevaar betreft: het aantal slachtoffers der luchtvaart moge groot genoemd worden, doch in percenten uitgedrukt is het gering. Wanneer 't aantal vluchten en luchtreizen in aanmerking ge nomen wordt, blijft er geen reden meer, een luchtreis ook verder nog als een levens gevaarlijke waaghalzerij te beschouwen. Wat nu kan Nederland doen om van het toekomstig luchtverkeer^ te profiteeren? In de eerste plaats zorgen voor een nationale teegen uw norm van zeede. En bovendien, alle weetenschap berust op normen wanneer dat woord norm" ten minste iets beteekenen kan. Zonder het aanneemen van eenheid is er geen natuurweetenschapbestaanbaaren geen mathesis. Bij elk woord dat ge als natuur onderzoeker zegt, neemt ge,onuitgesprooken, de waarheid aan, dat alle menschen het op enkele punten eens zijn of eens moeten zijn, als ze elkander maar recht verstonden. Uw verwarring ontstaat door den waan dat er is een objectieve waereld van ver schijnselen, die er ook zou zijn al ware er geen mensen. Die waereld, niet waar? die acht ge wel deegelijk n, einheitlich, zooals de Duitschers zeggen. Daarin behooren mathesis en biologie als vaste wijsheid en weetenschap, die voor alle menschen geldt. Maar daar toont gij nu slechts uw geloof aan uw norm. Ge plaatst die norm als een vastheid en zeekerheid buiten den mensch. En dat zoudt ge niet kunnen doen als ge taalkritisch inzicht hadt. Ik begrijp zeer goed wat ge bedoelt, of meent te bedoelen. Ge eischt vrijheid voor de oneindige verscheidenheid van individuen. Daarin ben ik het volkomen met u eens. Maar ge begrijpt mij niet, als ik zeg dat het aanneemen van een vaste eenheid buiten den mensch een hersenschim is, eeven dwaas als het aanneemen van een mensch buiten de eenheid, omdat alles door het menschelijk oordeel wordt gekend en gemeeten. Als alle natuuronderzoekers blijven gelooven aan n geheel van waarheid, dan is dat niet anders dan een geloof, berustend op het aanneemen van n gemeenschappelijk oordeel van alle menschen. Dat geloof is een gevoelswaarde, en laat zich niet be wijzen, maar alleen affirmetren, vast stellen. En met al uw onbegrensde verdraagzaamheid zult ge er toch geen bezwaar in zien, wiskuristige waarheeden met de grootst moogelijke dwingende kracht vast te stellen en aan teegenspreekers op te dringen. Nu is het zeeker niet gemakkelijk, in onze gebrekkige woorden, duidelijk te maken waar in mathesis de gevoels-elementen schuilen. De elementen die aantoonen dat ook de mathematische zeekerheid eengeloofs-z.teke.iheid is. Maar gemakkelijker moet het voor u zijn, 500.000 Nederlandsche verbaasden. Een ouwe vrouw spreekt namens hen: Menschen, loopt niet zoo te klagen Luistert naar een oude vrouw, Weest toch niet zoo ontevreden, Vreest niet voor een beetje kou'. Hoor ik rond me, op de straat, Over brood en over kolen Net of Holland onder gaat. Ik heb altijd kou geleden, Ik had altijd kolennood Ik had altijd open handen, En ik ben- nog lang niet dood. Schoenen heb ik nooit gedragen, Ik had maar mijn klompen aan En ik kan na zestig jaren, Toch nog op mijn beenen staan. Ik heb altijd pap gegeten Met een stukje roggemik; Zondags was ik met mijn boontjes, En wat reuzel in mijn schik. Gas had ik voor mij niet noodig, Cokes heb ik nog nooit gestookt, Ik heb altijd maar mijn potje Op wat turf of zoo gekookt. Ik sliep in geen bed van veeren, Ik lag meestal op den grond En al kreeg ik wintervoeten, Toch ben ik nog goed gezond. Op mijn strpozak met een deken, Had ik nooit een slechten nacht En ik heb in al die jaren, Vijftien kinderen groot gebracht. Menschen, zit niet zoo te zuchten, Maakt geen ruzie met elkaar Als je anders niet kunt leven, Leeft dan als een bedelaar. Als je soms geen vleesch kunt krijgen, Weest dan niet zoo diep bedroefd Vijf maal honderd duizend stakkers, Hebben 't nog nooit geproefd. Al die zorgen en ellende Zijn maar flauwe kletserij; Als je eens geen bier kunt drinken Neem dan water, net als wij. Snoept niet, smult niet, leeft niet lekker, Vast maar voor een langen tijd, Vijf maal honderd duizend armen Lachen om zotfn kleinigheid. J. H. S P E E N H O F F iiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiniiiiiiHiH H. VAN DOOREN & Cie. DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT DAMES HGEDEH en BQNÏWLRKEN imHI UMI MIUMMUIMIHI luchtvaart, voor Nederlandsche vliegeniers, Nederlandsche aeronauten met Nederland sche vliegmachines en luchtschepen. Dus voor eigen fabrieken en eigen scholen. Doch hiervoor zijn eveneens noodig goede landings terreinen, verspreid over heel het land. in de tweede plaats moet getracht worden, het buitenlandsche vliegverkeer naar ons toe te trekken. Dit kan uitsluitend geschieden door bij onze groote centra op ruime basis in gerichte landingsterreinen beschikbaar te stellen. Het moge nl. in de lucht wel mogelijk zijn den kortsten, rechten weg te nemen, toch zal men in verband met mo gelijke plotselinge storingen (b.v. aan den motor) steeds gaarne een omweg maken indien die leidt over een uitstekend terrein, waar geland en overnacht kan worden. Als daar tevens benzine en olie verkrijgbaar zijn gesteld en al die duizend kleine dingen, iiiiiiiimii.Miii na eenig dieper nadenken, in te zien dat de woorden utopie", onzeedelijk", ideaal" en dergelijke, vol gevoels-elementen zijn, en dat gij uw norm" heel wat verder wilt laten gelden dan enkel in wiskunstig of natuurweetenschappelijk gebied. Gij noemt mijn ideaal een utopie en daarom te bestrijden. Dat wil dus zeggen dat ge van plan zijt u te verzetten teegen alles wat er naar uw meening wel mooi uitziet, maar wat niet te verwerkelijken is. Zoo ongeveer zijn uw uitdrukkingen te vertalen. Denkt ge niet wat te min van de leezers van de Groene, als ge met zulk een programma hun een dienst wilt doen ? Hoeveel idealen" zijn er niet utopieën" genoemd! Zoudt ge die allen daarom be streeden hebben? Maakt ge daar geen roekeloos gebruik van woorden met geheel onzeekere gevoels waarde, om een persoonlijke meening van u duidelijk te maken, waarteegen ik in 't geheel niet ben opgekoomen? Een meening die het bestaan van zeedelijke normen loochent, en die tegelijk als zeedelijke norm vaststelt dat men ieder mensch vrijheid moet laten? En zulk een halsbreekend kunststuk noemt ge een waereldbeschouwing". Oover dat woord zal ik maar niet beginnen. Het is zoo plomp als een koe en zoo ijl als een zeepbel. En dan nog wel tweeërlei" waereldbescheuwingen, alsof we aan n zoo'n raadsel niet genoeg hebben. Terwijl we nog niet weeten wat n ,waereldbeschouwing" is. Voelt ge niet dat het discussieeren met zulke onzuivere en onzeekere woorden te vergelijken is met het opereeren met onreine instrumenten? Men moet zulke woorden gebruiken, wij be reiken er soms een zeekere uitwerking mee, die wij wenschelijk vinden. Als wij dan maar voortduurend begrijpen dat wat wij schrijven en zeggen, welbeschouwd onzin is, en dat ons gepraat niet heeft de weetenschappelijke waarde die wij eraan schijnen toe te kennen. Uit uw antwoord blijkt wel, dat het hoog tijd wordt dat de geleerden zich bevrijden uit de geweldige verwarring, waarin het ge brek aan significa hen gebracht heeft. FREDERIK VAN EEDEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl