De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 29 september pagina 1

29 september 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

M°. 2101 Zaterdag 29 September A" 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr?Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON j Prijs per No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM! j Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel | INHOUD j Bladz. 1: Zij, die niet dooden willen, door v. H. Voedsel- en Kolennood. Nadere toelichtingen op de prpvragen. 2: Bnitenl. Overzicht, door . W. Kernkamp. Lied van Sohjjn en Weezen, door dr. F-reo. T»n Beden. Krekelzang, door J. H. Bpeenhoff. 3: Zuinig stoken met gerdaleu koleogruis en atofkolen, door C. M. Pleyte Mzn. Feuilleton: Aan de Bron, door Cornelis van Oosterzee. 5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de Natnnr, door Jao. P. Thysse. 7: Het borstbeeld van jhr. mr. J. A. Feith, door H. Brugmans. Knnsten en Wetansohappan op de Btaatsbegrooting, door W. Martin. Vredes-Dialoog, teekening van Jordaan. Boek bespreking, door H. Brugmans. 8: De Winter komt, teekening van George van Baemdocck. Het normaalprogramma voor de Bjjks H. B. 8. 8., door Th. M. Eetelaar. De Toekomst"-zaak voor het Amsterdamaoho Gerechtshof, teekeningen van Is. van Mens. Dramatische Kroniek, door Top Naeff. 9: Op den Economischen Uitkijk, door jhr. mr. Smissaert. 10: OpenJuehtscholen, door J. Lnbsen. Leekenspiegel. Uit het Kladschrift vAn Jantje. Medische Kroniek, door dr. Bnnring Boekhont. 11: Drnkte in de treinen, teekening van Joh. Braakensiek. Schaakrnbriek, red, dr. A. G. Olland. Damrnbriek, red. K. O. de Jonge. Bijvoegsel: Boer en Arbeider, teekening van Joh. Braakensiek. ZIJ, DIE NIET DOODEN WILLEN De zwaarste problemen in de wereld baart het geweten. Het baart die niet alleen voor den mensch op zichzelf. Maar ook voor de gemeenschap. Het is niet weinig, wat de menschen in het algemeen elkander opleggen, en wat zij voor elkander moeten prijsgeven. Onze aardsche samenleving komt er niet zonder onderlingen dwang. Al blijft het hoogste streven, elkander zoo weinig mogelijk te dwingen, en ieders eigen zin zooveel mogelijk te eerbiedigen. Doch de volledige doorvoering zou den doodslager uit heilige geestver voering, vrijelijk zijnen gang laten gaan, zou besmettelijke ziekten laten voort woekeren, zouden communist" onge straft de hand doen uitsteken naar ander mans eigendom, de veelwijverij wettigen, het anarchisme van de daad en de fanatieke ketterjacht. In dit alles kunnen immers volkomen ernstige overtuigingen steken. Voor de meeste zijn wij er evenwel aan gewend, dat de gemeenschap daar geene rekening mede houdt en ze bedwingt. De gemeenschap is nu eenmaal de verzameling van het nuchtere en middel matige, en doet zich als zoodanig gelden. Werkelijke twijfel komt bij de genoemde gevallen nauwelijks meer op. Bij andere echter wel. Dan gevoelt de staat, die de persoon lijke overtuiging respecteeren wil, eens klaps weer het schier onoplosbaar conflict, waarvoor het geweten hem plaatsen kan. * * # Dit geval doet zich voor met de principieele weigering van militairen dienst. Telkens dringt het zich in onze Nederlandsche samenleving op. En het komt nog maar niet goed voor elkaar. Er zijn lieden, die de leer gij zult de wapens niet tegen uwen medemensen voeren", zóó opvatten en van deze op vatting zóó vast zijn vervuld, dat zij liever alles verdragen, dan aan den gewapenden dienst deel te nemen. Is het niet in elk geval eenen be schaafden staat onwaardig, deze lieden als misdadigers te behandelen, zooals thans nog ten onzent geschiedt? Verscheidene malen kan men vernemen van principieele dienstweigeraars, die gewoon ingelijfd zijn, door de krijgsraden veroordeeld, en, na soms vrij onsmakelijke avonturen in het militaire cachot, ver huizen naar de militaire gevangenis, dan weer indienststelling, weer dienstweige ring, weer gevangenzetting, en zoo voorts. Het wil er niet in, dat deze zaak zoo mag blijven voortbestaan. 't Blijft ernstige plicht, te overwegen of het conflict tusschen gewetensdrang en gemeenschapseisch niet op fatsoen lijker wijze kan worden opgelost. Wij voegen er evenwel aanstonds aan toe: de moeilijkheden zijn niet gering. # * * Zelve gevoelen wij voor de opvatting van hen, die geen dienst willen nemen omdat zij niet willen dooden" niets. Naar onze Nederlandsche opvatting is immers hij, die medestrijdt ter ver dediging van het vaderland, in hetzelfde geval, als hij die in noodweer eenen vriend tegen eenen aanrander verdedigt, en dezen daarbij wondt of doodt. Neen, gene handelt nog minder zelf zuchtig. Wat hij helpt verdedigen, zijn: de levens, de goederen, de belangen en de idealen van eene geheele natie, de verwachtingen en de toekomst van een geheel volk, de vrijheden van geslacht op geslacht, die na ons leven zullen. Moest hij op verovering uit? O zeker, dan ware het voor den Nederlandschen soldaat nog geheel wat anders. Maar van hem wordt immers nooit iets anders gevergd, dan verdediging/ Er bestaat niet de geringste aan leiding, deze dienstweigering te ver heerlijken of op eenigerlei wijze te be moedigen. Integendeel. Zij berust naar ons gevoel op een volslagen misverstand aangaande de zedeles en het zesde gebod. De dienstweigeraar redeneert ook niet ver genoeg vooruit. Komt de nood aan den man, dan zal hij zelf vaak blij zijn, dat anderen zich niet door zijn scrupules hebben laten beheerschen. Doch met dit al laat hij tevens eenen ander treden in de plaats, waar hij zelf zich aan onttrekt! * * * Evenwel, 't is ons niet om discussie te doen. Men bedenke echter alvast, dat ook vervolging en bestraffing van die leer, haar eerder propageeren dan bestrijden. Dit heeft ook 't justitieele optreden tegen sommige der onderteekenaars van 't dienstweigerings-manifest" ruimschoots bewezen. De eenige behoorlijke, tolerante en verstandige weg is: te erkennen, dat de geweten&weerzin om als soldaat te vechten, bij sommigen nu eenmaal zoo sterk bestaat, dat deze overtuiging hen toch ook, wanneer het daartoe komen mocht, tot onbruikbare combattanten zou maken; en dat eene redelijke schikking moet getroffen worden tusschen den eerbiedwaardigen eisch der vader landsverdediging en hun onoverwinnelijke convictie. Het vraagstuk blijft derhalve beperkt, en voor de praktijk is waarschijnlijk ook niet anders noodig tot die dienst weigeraars, die aldus aan 't Gij zult niet dooden" hechten. Zijn er anderen, die den staat niet willen dienen" uit anarchistisch politiek begrip of hoe dan ook; die de uniform verwerpen of de gehoorzaamheid, van hen kan men verlangen, dat zij zich eenvoudig schikken in dezen plicht, even als hun de vaccinatieplicht, de kiesplicht, de leerplicht, de belastingplicht en wat al niet meer, wordt opgelegd. En even als honderden anderen zich in honderden gevallen schikken, die zij persoonlijk anders inzien. Wat bovendien zeker dient vermeden, is tegemoetkoming aan wie door luiheid, gemakzucht, eigenbelang, of praatjesmakerij worden geleid. Anders ware het hek van den dam. * * * Beoordeelen wij de toestanden goed, dan blijft na deze theoretische doorzeving het aantal ernstige dienstweigeraars niet zeer groot. Practisch is de doorzeving echter veel moeilijker uit te voeren. Hoe de gevallen te onderkennen? Wat van verschillende kanten wordt medegedeeld omtrent de ervaring in Engeland opgedaan, waar de conscientious objectors" na commissoriaal on derzoek hunner motieven, kunnen wor den vrijgesteld, doet hierin niet de ware oplossing zien. Een ander stelsel echter heeft ook iets stuitends. Namelijk, het stelsel om de lieden onaangenamen en langdurigen anderen staatsarbeid te doen verrichten, waardoor wie niet de ware broeder is, wel eieren voor zijn geld zal kiezen en toch soldaat wordt. Plagen en straffen moeten in dezen nu eenmaal vermeden. Het strekt den staat niet tot eer, ook tegenover de latere historie niet, in gewetenszaken met zedelijke duimschroeven te hebben gewerkt. Verscheidene plannen van burgerlijken dienstplicht", ten onzent en in andere landen uitgewerkt, hebben daarom voorhands onze sympathie evenmin. * * Is niet eene natuurlijke oplossing die, welke de nuchtere Zwitsers in hun volksleger toepassen? Naar een reserve officier uit 't alpenland ons schrijft, weet daar de militaire autoriteit als regel hern, die met overtuigde bezwaren tegen den dienst der combattanten komt of ze later krijgt, in te deelen bij den hospitaaldienst, de intendancen, bakkerijen, spoorwegtroepen, of wat lustiger bij de muziek. De Vereenigde Staten hebben in den zelfden geest besloten. Kan m deze richting ook ten onzent niet de regeling getroffen, die aan de onverkwikkelijke en tevens voor de zaak der defensie weinig eervolle dienstweigeringszaken" een einde maakt? De bestaande toestand geeft aanleiding tot stootende gevallen. Er mag niet in worden berust. De Nederlandsche Staat is verplicht eenen anderen uitweg te zoeken, en de regeering make zich er niet van af. De vorm moet gezocht, die beter past bij onze traditie van anti-overtuigingsdwang, en die minder bedenkelijk is tegenover onze toekomst als beschaafde staat. v. H. KOLEN- EN VOEDSELNOOD Door een aantal belangstellenden zijn uitgeschreven: Twee Prijsvragen Ie. He. voor plannen en vindingen van technischen of organisatorischen aard, die tegemoetkomen aan de behoefte van ons land aan kracht en warmte, en die de economische voortbrenging of aanwending hiervan bevorderen. voor plannen en vindingen, die tegemoetkomen aan de behoefte van ons land aan levensmiddelen, en die de economische voortbrenging of v e r.duurzaming hiervan of 't doelmatige verbruik van tot dusverre ongewone levensmiddelen bevorderen. Men mag vertrouwen, dat een en ander de belangstelling zal wekken, eenerzijds van allen die meenen, dat zij een antwoord kunnen geven op de gestelde vragen, anderzijds van hen die door een financieele bijdrage het gevormde fonds nog kunnen vergrooten. 't Gaat toch om een belang van allen en iedereen. Het nut, de dringende behoefte aan gedachten en vindingen als bovenomschreven, behoeft wel niet betoogd. Ook na den oorlog zullen nog bijzondere economische vormen van productie of consumptie ten zeerste noodig wezen! Onder den druk der benarde tijdsomstandigheden zijn ook elders reeds, vooral in oorlogvoerende landen, tal van middelen gevonden om in velerlei tekort te voorzien. Menig nieuw denkbeeld zal van blijvende economische waarde blijken te zijn. De oplossing der gestelde vragen wordt vergemakkelijkt door de omstandigheid, dat de kosten niet meer eene overwegende rol spelen en dus vindingen bruikbaar kunnen zijn, welke in normale tijden niet voldoen aan den eisch van te zijn commercieel loonend of concurrent. Voor de toekenning van prijzen zullen in de eerste plaats in aanmerking komen oplossingen, die reeds spoedig in de dreigende behoefte kunnen voorzien. Daarom moeten de antwoorden worden ingezonden voor l NOVEMBER VAN DIT JAAR en genieten oplossingen den voorrang, welke binnen twee maanden na dien, dus voor l Januari, toegepast kunnen worden met technisch bereikbare middelen, dus onafhankelijk van grondstoffen die niet te verkrijgen zijn. De beoordeeling der antwoorden zal geschieden door twee daartoe gevormde jury's: Jury voor de Kracht- en Warmte-prijs vraag : J. G. BELLAAR SPRI:YT, Voorz. der Ver. van Directeuren van Electriciteitswerken in Nederland. J. DE KUYSER, Voorzitter der Vereeniging Rookvrij stoken". Dr. W. LULOI;S, Directeur der Gemeente-Electriciteitswerken te Amsterdam. J. MUYSKEN, Directeur der Werkspoor" te Amsterdam. J. VAN ROSSU.M DU CiMTTEL, Directeur der Gemeente-Gasfabrieken te Amsterdam. Jury voor de Voedingsmiddelen-prijsvraag: A. CONTENT, Directeur van de Arbeiders-coöperatie de Dageraad" te Amsterdam. A. H. DROS, lid van de firma TLELEMAN & DROS te Leiden. Prof. Dr. C. EYKMAN, hoogleeraar te Utrecht. Prof. Dr. E. C. VAN LEEHSUM, hoogleeraar te Amsterdam. J. N. VOOKSMIT, Directeur van W. A. Scholten's Aardappelmeelfabrieken te Groningen. De antwoorden zullen geheel het eigendom der inzenders blijven, aan wie ook alle eventueele octrooirechten gelaten worden, terwijl het bovendien de bedoeling is, dat voor de uitvoering en exploitatie der bruikbaar gekeurde plannen van de zijde der jury's en der ondergetekenden nog zooveel mogelijk medewerking zal worden verleend. De door de beide jury's toe te kennen prijzen kunnen worden vastgesteld op bedragen van f 100.?tot f 2000.?, naar de waarde der inzendingen, tezamen tot EEN SOM VAN f10.000.?. Den jury's blijft de vrijheid voorbehouden, met inachtneming van de rechten en belangen der inzenders, van de resultaten der prijsvragen een verslag uit te brengen. Redactie of jury aanvaarden geen aansprakelijkheid voor verlies of beschadiging van ingezonden ontwerpen en modellen, doch zullen deze met de meest mogelijke zorg behandelen. Antwoorden die slechts een los denkbeeld bevatten dat wellicht voor verdere uitwerking vatbaar is, zullen onmiddellijk worden gepubliceerd, opdat anderen daaraan hunne krachten kunnen wijden. De jury's zijn bevoegd, doch niet verplicht, in een dergelijk geval een prijs te verdeelen tusschen den inzender van het idee en den uitwerker. Inzendingen moeten duidelijk geformuleerd en leesbaar geschreven, zooveel mogelijk getypt, ongeteekend onder een motto worden ingezonden, vergezeld van een gesloten briefomslag met hetzelfde motto, waarin naam en adres van den inzender staan vermeld. De aandacht wordt voorts gevestigd op de in dit nummer voorkomende artikelen van Dr. Lulofs en van de Jury voor de Voedingsmiddelen-prijsvraag waarin een nadere aanwijzing wordt gegeven in welke richting men goed zal doen te werken. Adres voor inzending: Bureau Weekblad De Amsterdammer", 333 Keizersgracht, Amsterdam, met buiten op den omslag het opschrift: Prijsvraag (Kracht en Warmte) of: Prijsvraag (Levensmiddelen'). Verdere bijdragen voor de uit te loven bedragen, adres: Prijsvragen-Comité, 333 Keizersgracht, Amsterdam. iminmiiiMiii'tt NADERE TOELICHTING TOT DE PRIJSVRAGEN Dr. W. Lulofs, lid van de Jury voor de Warmte- en Kracht-prijsvraag, schrijft ons als volgt: Slechts enkele maanden en de winter zal wederom zijn aangebroken, het seizoen waar in de natuur ons min of meer in den steek laat. De gewassen zijn van het veld ver dwenen en mensch en dier is voor hun eerste levensbehoeften aangewezen op de opgeslagen voorraden of aanvoer van elders. De zonnewarmte is niet meer toereikend en het verstoken van brandstoffen wordt nood zakelijk om onze woningen op temperatuur te houden, de lange donkere avonden eischen urenlange kunstverüchting. Zorgvol is de toekomst, wanneer in deze tijden op aanvoer van buiten moet worden gerekend nu de aanwezige voorraden van voedingsmiddelen en brandstof niet in vol doende beschikbare hoeveelheden voorhan den zijn, in dezen tijd nu met eiken dag, dat de ooilog langer duurt, de ons van het buitenland isoleerende gordel nauwer wordt toegesnoerd, wij hoe langer hoe meer op ons zelf worden aangewezen. Zeer treffend vergelijkt Chr Nuys deze positie met een middeleeuwsche foltering, waarbij een opgeslotene den zolder steeds den vloer ziet naderen, onherroepelijk de tijd nader komen, dat hij tusschen beide zal worden vastgekneld en gedood. En toch is deze vergelijking onjuist gekozen, want geen rekening wordt er mede gehouden, dat aan den eenen kant staat het onverbiddelijke aandraaien van de schroeven, welke den vloer doen rijzen, terwijl anderzijds wij op ons zelf zijn aangewezen, en dit laatste mag niet vergeleken worden met verlammende hulpeloosheid. Zeker is het niet de eerste maal in de geschiedenis, dat ons land door het buitenland aan eigen lot overgelaten, op eigen kracht heeft te bouwen, ook is onzen voorouders gebrek en ellende niet vreemd geweest. Doch steeds is gebleken, dat door inspanning van alle krachten de moeilijkheden te overwinnen waren, nooit zijn we nog tusschen zolder en vloer gekneld geraakt. En zal zulks ook nu vermeden worden, dan dient ieder zich duidelijk rekenschap te geven van den toestand en de taak die hem wacht. De aanstaande winter zal schaarschte, ja misschien gebrek aan levensmiddelen en brandstof b'enger, en ook na den winter zul len de nooden blijven bestaan, ja zelfs tot na den oorlog, misschien wel voor jaren. Geen middelen mogen daarom onbeproefd blijven, welke aan het te kort in de nooden kun nen tegemoet komen. Op zuinigheid wordt overal aangedrongen, strenge rantsoeneeringsmaatregelen zijn ge troffen, voorschriften zijn gemaakt, waarbij de meest doelmatige toepassing van grond stoffen en het hoogst bereikbare nuttig i ffekt wordt nagestreefd, doch n ding ontbrak nog, scheen over't hoofd te zijn gezien, name lijk het aanmoedigen tot het uitwerken van nieuwe middelen, nieuwe methoden of vin dingen welke kunnen bijdragen in het te kort te voorzien, waardoor het beschikbare meer productief wordt gemaakt of de aanwe zige hoeveelheden kunnen worden vergroot. Om dit doel te bereiken heeft zich eene commissie gevormd, voor het uitschrijven van een tweeledige prijsvraag met toe te kennen belooningen, welke de moeite waard kunnen worden geacht een ernstige studie der vraagstukken uit te lokken. De twee prijsvragen zijn: Ie voor plannen en vindingen van tech nischen of organisatorischen aard, die tege moet komen aan de behoefte in ons land aan kracht en warmte en die economische voortbrenging hiervan bevorderen. He. voor plannen en vindingen die tege moet komen aan de behoefte van ons land aan de levensmiddelen en die de voortbren ging of verduurzaming hiervan of 't doel matige verbruik van tot dusverre ongewone levensmiddelen bevorderen. Er dient uitdrukkelijk op te worden ge wezen, dat hier niet is gedacht aan opzien barende uitvindingen, welke kort en krachtig aan nood en schaarschte een eind maken. Geen uitvinding, waarbij de groote kracht schuilende in eb en vloed of in het stroomende water onzer rivieren wordt nuttig gemaakt en geen kolen meer noodig doet zijn, geen schitterend proces, op een ach ternamiddag uitgewerkt, waarbij uit stroo voedzaam brood te bakken is. De commissie is zich volkomen bewust, dat groote uitvin dingen van dezen aard niet uit den grond te stampen zijn, en al zijn meestal de om standigheden aanleiding tot het ontstaan van de kiem waaruit groote vindingen voortpruiten, toch is voor het tot rijpheid komen van groote denkbeelden, en verwezenlijking daarvan in de praktijk, in de eerste plaats een rustige ontwikkeling, een geleidelijke vorming noodig. De Amerikaansche schilder Morse had 5 jaar noodig om zijn in een telegraphisch apparaat omgebouwde schildersezel in de praktijk te doen slagen en de door Reiss in 1861 uitgevonden telefoon werd eerst in 1876 door Graham Bell in praktijk gebracht. Is het dus niet waarschijnlijk, dat groote uitvindingen het gevolg zullen zijn van de bedoelde aanmoediging om vindingrijke breinen aan het werk te stellen, toch is de verwachting hoog gespannen, omtrent de bruikbaarheid van nieuwe middelen welke een grooter effect, een doelmatiger toepassirg, een verhoogde productie tengevolge kunnen hebben. Geen opvangen van de sterke Zuidwester zeewinden in enorme trechters, welke de de hierdoor gecomprimeerde lucht in buizen voert naar verschillende plaatsen, waar deze groote krachtinrichtingen in beweging stel len 1), doch wel nieuwe methoden als het vor men van Limburger mager fijnkolen met mer gel gemengd tot briquetten, welke deze kool geschikt maakt tot huisbrandkool, ofzoodat l) Zooals reeds door een inzender aan de hand werd gedaan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl