De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 29 september pagina 7

29 september 1917 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

29 Sept. '17. No. 2101 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Het borstbeeld van jhr.mr.J.A.Feüh Den l September van dit jaar werd in het Groningsche Museum het borstbeeld onthuld van onzen diepbetreurden Feith. Een daad van sympathieke en symbolische beteekenls. Feith was niet alleen de stichter, maar ook de opbouwer van het museum, dat sedert jaren in- en uitwendig een sie raad van Groningen is. Wie als ik haast van het begin af Feith aan het werk heeft gezien, kan in zijn gedachten zijn persoon niet van het museum scheiden. Feith behoort in het museum, waar zijn fijne, scheppende geest overal kan worden gespeurd. De eereleden van het museum hebben de vervulling van deze zinrijke gedachte mogelijk gemaakt; zij vonden den beeldhouwer Jeltsema bereid Feith's beeld in wit Carrarisch marmer weer te geven; bij de overdracht aan het museumbestuur schetste prof. Blok de beteekenis van deze daad. \ Jeltsema heeft Feith niét gegeven zooals zij n vrienden hem het meest en het liefst zagen, met den gullen, joyialen lach om de lippen, waarmede hij een ieder voor zich won. Hij heeft hem gezien, zooals hij was bij den rustigen arbeid, in uren van kalm weten schappelijk denken. Het is de geleerde meer dan de vriend, dien wij zien, ook en dat heeft hier stellig zijn beteekenis den stoeren werker, den bekwamen organisator, den volhardenden grondvester van het museum. Zoo, in de strenge rust van zijn wetenschappélijken ernst, ook in de fiere waardigheid van zijn aristocratische natuur, zal men Feith in de hal van het Groningsche museum kunnen zien. Feiths buste wekt gevoelens van groote dankbaarheid voor het vele, dat hij ons heeft geschonken met de gulle ruimte van den rijke van geest. Maar ook gevoelens van diepen weemoed voor het vele, dat wij in hem verloren. Het wordt dezen winter vijf jaren, dat hij ons ontviel. Nog steeds mist Groningen hem; nog steeds blijft er een P. J. BLOK. Geschiedenis eener Hollandsche stad. Eene Hollandsche stad onder de Republiek.Met twee kaarten.'s Gravenhage, Martines Nijhoff, 1916. De bespreking van dit leerzame boek heeft zich wat langer laten wachten dan door mij gewenscht en bedoeld was. Maar de taak van den recensent is waarlijk van niet ge ringen omvang: het derde deel van Blok's Hollandsche stad is een lijvig boek van 440 compres gedrukte bladzijden geworden. Voordat dat alles is doorgewerkt, is intusschen de zomertijd voorbij. Het is evenwel nog niet te iaat de aandacht op dit veelszins uitnemende boek te vestigen. Men kent de geschiedenis van Blok's Hollandsche stad, van het boek wel te ver staan. Jaren geleden Blok was toen nog leeraar aan het gymnasium te Leiden verscheen van zijn hand achtereenvolgens de beschrijving van een Hollandsche stad in de Middeleeuwen en in den BourgondischOostenrijkschen tijd. Het plan om deze serie voort te zetten bleef evenwel steken; andere werkzaamheden vroegen de aandacht en de werkkracht van den geschiedvorscher: toen kwam de groote Geschiedenis van het Neder landsche volk tot stand. Maar toen deze was voltooid kwam prof. Blok weer na meer dan een kwarteeuw tot zijn oude liefde terug. Hij was toen weer van Groningen naar Leiden teruggekeerd; stellig heeft het oude milieu ook hier suggestief gewerkt. Zoo kwam hij ertoe zijn twee jeugdwerken in een tweede, geheel ongewerkte druk opnieuw nit te geven onder den gemeenschappelijken titel Geschie denis eener Hollandsche stad. Maar daarmede was zijn arbeid niet afgeloopen. De gemeen schappelijke titel bewees, dat prof. Blok wilde verwezenlijken wat hem voor jaren als ideaal voor oogen had gestaan. Dat beteekende, dat zijn vroeger werk niet alleen zou worden herzien, maar ook zou worden voortgezet. Die voortzetting ligt thans in eerste d^el voor ons; wij hebben nu ook de geschiedenis van een Hollandsehe stad in den tijd der Republiek. De Hollandsche stad van Blok evenajs die van Fruin, het is algemeen bekend, is Leiden. De keuze van Leiden als type van leegte; nog immer is de plaats, die hij in der stede leven innam, onvervuld. Wel was hij een man van beteekenis, die zoo lang en zoo diep wordt betreurd. Wie als hij het heden wist te bezien in historisch verband, het verleden zag en kende als een deel van ons zelf, kon tot de menschen naderen met die sterke genegenheid, die hij omgekeerd bij anderen weer opwekte. Zoo ging hij van ons heen veel te vroeg, maar de on vergeten herinnering latend aan zijn nobele, loutere persoonlijkheid. H. BRUGMANS IIIIII9IIIIIIIIIII Kunsten en Wetenschappen" op de Staatsbegrooting Het kan niet anders of wie de Staats begrooting 1918 voor Kunsten en Weten schappen leest, moet zich verheugen over het vele belangrijke, dat wordt voorgesteld. Er zijn gelijk bekend tal van wenschen op dat gebied. Dat de Regeering niet vroe ger is begonnen, daaraan te gemoet te komen, is wel is waar deels aan den oorlog te wijten, doch ook aan andere beletselen, die sedert het optreden van den referendaris mr. Duparc als afdeelingschef, allengs uit den weg wor den geruimd. Dat deze en met hem de Secretaris-Generaal mr. Kan gelijk o. m. op de vergadering van den Oudheidkundigen Bond te Groningen met dankbaarheid is ge zegd?den Minister konden overtuigen van de noodzakelpheid van meer initiatief en doorzettingsvermogen inzake kwesties, die onze kunstbelangen raken, strekt hun even zeer tot eer, als wij den Minister dankbaar mogen zijn, dat hij, ondanks zijn vele andere beslommeringen, belangstelling heeft willen toonen voor onze kunstbelangen. Het totaal der begrooting der Afdeeling Kunsten en Wetenschappen is door een en ander niet onbelangrijk verhoogd, maar het totaal dier verhooging is toch niet van dien aard, dat het de Rijksuitgaven noemens waardig verzwaart. Dat b.v. de bedragen voor aankoopen ten behoeve van onze Musea wederom op de begrooting zijn geplaatst, heeft slechts een verhooging van f46500 ten gevolge. Het is een triomf, dat er weer gekocht mag worden, al zijn de bedragen nog niet hoog en nog geenszins in over eenstemming met de hooge prijzen der kunstwerken! Wij staan nu niet langer achter bij de oorlogvoerende landen, die deze posten niet van hun budgetten schrapten, aangezien de kunstbelangen te veel beteekenen en omdat de bedragen zoo goed als niets beteekenen in verhouding tot het totaal der staatsuitgaven. Behalve dit terugkeeren tot den toestand van 1914 valt nog een tweede, zeer belang rijke maatregel, op de begrooting voorge steld, toe te juchen. Wij bedoelen de Com missie voor Monumentenzorg, die de Minister wenscht in te stellen. Deze Commissie zal bestaan uit twee deelen: n voor restauratie en n voor inventarisatie. De inventarisatiecommissie bestaat reeds. Nu komt daarnaast een restauratie-commissie, geheel overeen komstig de wenschen van den Nederl. Oud heidkundigen Bond, die er reeds zoo lang op heeft aangedrongen, dat de Regcering zich inzake restauraties late adviseeren door een deskundig college, teneinde eenheid te brengen in de wijze van restaureeren. En zoowaar blijkt uit de Memorie van Toe lichting, dat de Minister zich bovendien nog door deze Commissie zal laten voorlichten bij zijn voornemen ora over te gaan tot de eveneens reeds zoolang van deskundige zijde gewenschte wettelijke regeling van de bescherming der monumeriten. Welk een prachtig vooruitzicht opent zich hier door deze practische en waarlijk voor beeldige voorstellen! Worden doortastende mannen van smaak met de uitvoering belast en ook in dit opzicht zijn de auspiciën gunstig dan gaan wij ten opzichte van onze oude moeen Hollandsche stad werd voor een groot deel sfellig bepaald door het feit, dat het de woonplaats was van de beide genoemde geleerden. Niet minder zeker ook door de aanwezigheid van een goed geordend en rijk voorzien middeleeuwsch archief. Maar afgezien van deze uiterlijke omstandigheden was de keuze van Leiden als Hollandsche stad niet ongeschikt. Leiden was van ouds een der grafelijke steden van Holland; zijn ontwikkeling als zoodanig was wel karakteristiek, al werkte daarin het storende en afwijkende element van den burggraaf. Maar vooral was de Leidsche gemeenschap wel zeer karakterist iek, omdat hier de ontwikkeling der middeleeuwsche stedelijke maatschappij het verst ging; hier groeiden maatschappelijke ver houdingen, die in haar wezen nog echt middeleeuwsch waren, maar die aan den anderen kant hoe langer hoe meer modern gingen worden. Zoo kon men hier niet alleen waarnemen, hoe een middeleeuwsche stad was, maar ook, hoe zij langzamerhand kon uitgroeien lot een centrum van meer modernen snit. Geen der Hollandsche en zelfs der Nederlandsche steden vertoont zoo zeer het belangwekkende aspect van een echt middel eeuwsch nijverheidscentrum als Leiden. De Leidsche industrie ging die van alle Holland sche steden te boven n in economische beteekenis en in sociale geleding. Zoo was het voor prof. Blok een dankbaar en aantrekkelijk werk de geschiedenis van het oude Leiden naar de in ruimte aanwezige bronnen te beschrijven. Aan de voortzetting van dien arbeid gekomen, heeft hij zich rekenschap moeten geven van de vraag, of Leiden in den tijd der Republiek een even belangrijk en karakteristiek centrum is ge bleven als het was in vroegere dagen. Die vraag kon gelukkig bevestigend worden be antwoord. Toevallig of wil men, noodwendig was Leiden ook na den opstand tegen Spanje en het glorieus doorgestane beleg een stad van beteekenis gebleven. Ja zelfs had het in eigenaardige beteekenis als Hollandsche stad nog gewonnen. Een industriestad van groote beteekenis was Leiden gebleven, of liever weer op nieuw geworden na den haast totalen teruggang in de zestiende eeuw. Op nieuw werd Leiden de groo'e stad der laken nijverheid in Holland. Maar bovendien werd Leiden nu ook in veel meerdere mate dan in de Middeleeuwen ooit het geval was geweest, een middelpuut van geestelijke be schaving: in 1575 werd hier onder de bekende omstandigheden de universiteit van Holland gevestigd. Zoo werd Leiden, wat het nooit was geweest, een befaamde stad in de gees telijke wereld van Holland. SCHILDERIJEN in de zalen van PULCHRI STUDIO" 's-GRAVENHAGE OCTOBER 1917 IIIIIIIIIIUIflIlllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII numenten, die toch immers behooren tot de glorie van ons vaderland, een schoone toekomst te gemoet. Dit alles werdt bereikt door het uittrekken van het luttele bedrag van nog geen tien duizend gulden. Het is, (al is het neg zoo droog om in die soort van stukken te studeeren en optel sommetjes van bedragen te maken) werke lijk een genoegen om te zien wat er nog meer wordt voorgesteld. De monumenherstelling zelve, dus de practijk van het restaureeren, is al weer krachtig ter hand genomen. Ruim 8V» mille is meer uitgetrokken, en de voorgestelde restauraties zijn alle, zonder uitzondering van belang. De keuze komt ons voor, met zorg en ernst te zijn geschied. Men kent de verlangens naar een Nederlandsch architectuur-museum. Ook hieraan is bij deze begrooting gedacht. Ter voor bereiding daarvan zal een commissie wor den ingesteld, waarvoor een bedrag van f 1000 is uitgetrokken. Hetgeen verder zeer opmerkelijk is, is de wijze, waarop de door het aftreden van jhr. Six als hoogleeraar aan de Rijks-Academie van Beeldende Kunsten ontstane vacature zal worden vervuld. De Minister wil n.l. daarvoor vier buitengewone hoogleeraren aanstellen, teneinde het onderwijs in kunst geschiedenis zoo veelzijdig mogelijk te doen zijn. Vermoedelijk zullen dus de historie van schilder- en beeldhouwkunst, architec tuur, letterkunde en muziek afzonderlijk worden onderwezen aan de aanstaande kunstenaars. Een plan dat zeer valt toe te juichen. Wij hopen, dat de Regeering deze posten zal bezetten met modern voelenden. De rubriek subsidiën brengt ook allerlei nieuws en heugelijks. Zij is met ruim zeven en veertig duizend gulden verhoogd. Een heele som! Daarbij is b.v. f 20.000 voor de orkesten, en verder b.v. een zeer gewenschte subsidieering van de Openbare Leeszalen, het Museum Prinsenhof te Leeuwarden, het Openlucht Museum, het Ned. Economisch Archief, de Vereeniging het Nederlandsche Lied, de Vereeniging voor Terpen-onderzoek, het Nederlandsch Tooneelverbond enz. Een begrooting dus van beteekenis. Zij opent mooie vooruitzichten ook voor de toekomst. De tegenwoordige omstandigheden in aanmerking nemend en bovendien verge lijkend deze begrootng bij de vroegere, zijn wij tevreden, voldaan en vol waardeering. Maar bedenken wij, hoeveel mér verlangens er nog z[in en hpevele daarvan dringende behoeften zijn, dan eerst beseffen wij, hoe enorm veel er nog door Kunstenen Weten schappen" zal moeten worden gearbeid om onze Regeeringszorg uit te strekken zoover als noodig is. Wij doen het tot heden met n departements-afdeeling, waar men elders vaak een afzonderlijk Ministerie van Schoone iiiiiiiiiiiiiii ifiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Minimin Er is bovendien nog meer aan de geschie denis van het republikeinsche Leiden vast. Daar is het beroemde beleg, in de gescheidenis der stad natuurlijk slechts een voor bijgaande episode, maar een episode van zulte een historische zwaarte en dramatische grootschheid, dat zij haar stempel drukt op de Leidsche geschiedenis. Daar zijn de Remonstrantsche conflicten, in Leiden aan de academie z^lf uitgebroken, verband hou dend ook met plaatselijke stroomingen en toestanden. Leiden is het langst en het krachtigst Arminiaansch geweest; het langst ook en het felst heeft hier na 1619 de vervolging gewoed. Te wijzen is ook op de betrekkelijk sterke positie der Katholieken hier. Van gewicht was te Leiden de patriottenbeweging; het Leidsche ontwerp, het program van Pieter Vreede en zijn vrienden tot grondige staatshervorming hoe weinig grondig eigenlijk nog herinnert aan de beteekenis der stad in deze dagen. Ein delijk de Leidsche schilderschool is wel zeer onderscheiden van wat elders werd gewrocht; was ook ten slotte Rembrandt niet een geboren Leidenaar? Zoo is er in het Leiden uit den tijd der Republiek de dankbare stof te vinden voor een belangwekkende historische monographie. Prof. Blok heeft zulk een werk van beteekenis dan ook tot stand gebracht. Hij heeft in hoofd zaak naar de boven ontwikkelde gezichts punten het onderwerp van verschillende kanten bekeken en daarnaar ook de stof in verschillende hoofdstukken gerangschikt. Voorop gaat natuurlijk de topographische beschrijving van Leide-n (n de zeventiende en achttiende eeuw. Dan volgt een hoofd stuk over de rol, die de stad heeft ge speeld in den opstand tegen den Koning, waarbij zich van zelf aansluit de beschrijving van het beleg en ontzet. Eveneens van zelf sprekend volgt dan een hoofdstuk over den toestand van Leiden na het beleg en over de verhouding der stad tot het landsbestuur op het einde der zestiende eeuw. Natuurlijk komen daarmede Arminianen en Gomaristen ten tooneele. Dan wordt de chronologische volgorde verbroken door een beschrijving van het stadsbestuur onder de Republiek, een breede schets van handel en nijverheid, een geschiedenis der academie, een hoofd stuk over kunst en letteren. Dan volgt een schets van het stadsleven in de zeventiende en achttiende eeuw, natuurlijk voorzoover het niet reeds in de vorige hoofdstukken is beschreven. Het slothoofdstuk eindelijk is gewijd aan den strijd der Patriotten en Prinsgezinden, waarmede ook voor Leiden deze periode eindigt. Deze indeeling is zeker praktisch en overDE HANDEN TE VOL Teekening voor De Amsterdammer" van Jordaan Nun, Willy, gib mal Tante Friede schön die Hand!" Kann ich nicht....!" Kunsten heeft. Reeds dit verschil in naam typeert, hoe ver eigenlijk de zorg der Re geering in dit opzicht zou moeten gaan. Wij zijn daar nog een eind vandaan. Moge de nieuwe koers" aan het Dept. van Binnenl. Zaken ons op dien weg spoedig nog veel verder brengen! Deze begrooting wijst er meer dan andere op, dat wij een goed eind weegs aan het vorderen zijn. Daarvoor moge een ieder in den lande dankbaar zijn, den genen, wier ernst en toewijding hiertoe medewerkte. Den Haag W. MARTIN Zuid-Afrikaansche Poëzie Die sknj\ver van onderstaande geiliggie, Advokaat Henry Fagan, is 'n begaafde jonge Afrikaander, die nu 'n skitterende TJniversiteits loopbaan in Snid AtVika in Londen afgestudeer het. Nie alleen als komponisi nu' maar ook als samesteller van seer boeiende korteverbale, het bij reeds sijn naam gemauk in sijn vader land. Tans is hij werksaam a:ui die Kaapse dagblad De Burger", waarvan hij een van die bekwaamste Redacteurs is. A. D. K. OP KNIJSNA STRAND Daar is 'n kuil, 'n Holte in 'n rotsbemuurde strand, Waarin die branders eeuwig spoel en dreun; En in die mond van diéspelonk, daar skuim En kook die water wild en woes, alsof Die ganse oceaan wil binnedring. Met stormgeweld en blinde woede stuif Die golwe op hul kerkermure toe; En te'en die rotsgewelve druis en kraak Die felle branding waar dit breek, en dan, Gestuit, verpletterd, tot die afgrond keer, En daar verlore gaan. Ik ken 'n siel, Nog ruimer dan die oseaan, waarin Oneindige gedagtes bruis en woel, En met die felheid van 'n stormgetij 'n Uitkomst soek in enge digtertaal; Maar ach, te groot vir mensewoorde, sink Dit in die stille diepte weer terug, Waar dit gebore is. (Ons Moedertaal) H. A. FAGAN zichtelijk. Voor een deel loopen deze hoofd stukken zeker wat over elkander heen, maar even stellig is dat in een boek over deze stof zeer bezwaarlijk te vermijden.Wat meer klemt het bezwaar, dat er tusschen de ver schillende hoofdstukken een zekere even redigheid bestaat, die niet geheel zijn grond vindt in de histoiische stof. Wat het zwaarste is, moet ook in de historie het zwaarst wegen; een volkomen evenwicht geeft hier een verkeerden indruk. In de geschiedenis van het Leiden der zeventiende en achttiende eeuw zijn zeker de nijverheid en dehoogeschool de twee gewichtige factoren van ontwikkeling; dat constateerde reeds Pieter de la Court in zijn Welvaren der stadt Leyden". Aan deze door niemand betwijfelde beteekenis doen de twee, aan industrie en academie gewijde hoofdstukken wel vol doende recht, maar zij steken volstrekt niet boven de andere uit. Dat treft te meer, wanneer men daarmede vergelijkt een voor hef- overige uitnemend hoofdstuk als het zevende, dat over het stadsbestuur handelt. Het stadsbestuur van Leiden had in den tijd der Republiek weinig bijzonders; het was in groote trekken gelijk aan dat der Middel eeuwen en aan dat der meeste Hollandsche steden. Een eenigszins uitvoerige beschrijving is hier minder op haar plaats. Niettemin heeft prof. Blok meer ruimte gegeven aan dit onderdeel van zijn werk dan aan de nijverheid en aan de academie. De ver klaring ligt voor de hand: de bronnen vloeien in onze stedelijke archieven natuurlijk het meest overvloedig over het stedelijk bestuur zelf; vandaar, dat men zoo spoedig in de verleiding komt aan dit onderdeel van het stedeleven een breedere plaats in te ruimen dan het in de meeste steden verdient. De evenredigheid, die er tusschen de verschillende hoofdstukken bestaat, vindt men terug binnen die hoofdstukken zelf. Uit den aard der zaak heeft prof. Blok veel meer uit de Leidsche archieven getrokken dan hij in zijn boek heeft verwerkt; wie geen monographie schrijft, moet natuurlijk steeds een keuze doen uit de gegevens, die hij tot zijn beschikking had. Wat hij deze schifting als belangrijk moet overblijven, is vooruit natuurlijk niet te bepalen; dat hangt af zoowel van het doel van het onderzoek als van de persoonlijkheid van den histori cus, wiens intuitiehem den wegmoet wijzen in het doolhof van documenten. Te groote onpartijdigheid kan hier bezwaar geven. Het wil ons voorkomen, dat prof. Blok niet geheel is ontkomen aan het gevaar van een al te ruime onpartijdigheid tegenover zijn bronnen. Er worden bijzonderheden vermeld, die gerust achterwege hadden kunnen blijUit voorraad leverbaar: All Ier, Oakland, Whüc-Aiito'* Garage NEFKENS Jacob Obrechistraat 26 - - AMSTERDAM ven, omdat zij noch op zich zelf noch typisch eenig belang hebben. Bij een besnoeiing van tal van bijzonder heden zou dan ook meer ruimte zijn ge wonnen voor het trekken van groote lijnen, zoodat een.scherp belijnd beeld kon worden verkregen van het leven in een belangrijk cultuuicentrum. Dat beeld ziet de lezer natuurlijk ook wel, maar hij moet het zich soms zelf scheppen; het is wel in het boek te vinden, maar het maakt zich niet steeds los uit de veelheid van bijzonderheden. Het schijnt altijd ondankbaar nog meer te vragen dan wordt geboden in rijken over vloed. Dat laatste is hier inderdaad het geval; het moge hier met erkentelijkheid worden geconstateerd. Prof. Blok geeft in zijn geschiedenis van een Hollandsche stad zulk een rijken overvloed van historisch leven, zulk een goed gedocumenteerd ver haal van wat eens het leven was van een groote Hollandsche stad, dat zijn boek steeds waarde zal houden voor wie onze altijd merkwaardige stedegeschiedenis wil bestudeeren. Dat hij zijn zeer bijzonderen arbeid zal voltooien, daarvoor staat ons zijne zeld zame toewijding borg. H. BRUGMANS NED. OPERA ? Dir. G. H. KOOPMAN Paleis voor Volksvlijt, Amsterdam MAANDAG l OCTOBER A H A 8 UUR M l U M Stadsschouwburg, Amsterdam DINSDAG 2 OCTOBER 8 UUR DE KLEERMAKERS VAN MARKEN Paleis voor Volksvlijt, Amsterdam WOENSDAG 3 OCTOBER A H A 8 UUR M l U M Paleis voor Volksvlijt, Amsterdam DONDERD8ASu4ROCTOBER BUTTERFLY Gemeente Schouwburg, Utrecht VRIJDAG 5 OCTOBER 8 UUR DE KLEERMAKERS VAN MARKEN Groote Schouwburg, Rotterdam ZATERDAG 6 OCTOBER 8 UUR DE KLEERMAKERS VAN MARKEN Hollandsche Schouwburg, Amsterdam ZONDAG 7 OCTOBER D II T T F B F l V MATINEE 2 UUR D U l l C. H T L I Groote Schouwburg. Rotterdam ZONDAG 7 OCTOBER A P» A 8 UUR M l U M

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl