Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
6 Oct. '17. No. 2102
DE INTERPELLATIE-RUTGERS
Teekenlng voor De Amsterdammer" van Jordaan
BUITEMIAMD5CHE ZAKEN.
VAM
Ook al gerantsoeneerd!
flMimmilMlMlllimilMimilllllftllllllllfMlllllllllllH>tllfMtlMIII(lJJfllllllllfMIIIIIf>inillllll(l fflllfllllflllllllfllllllllflllljllllfllimilllllfllllllllllllflllllll
BRUINKOOL IN NEDERLAND
door dr. P. TESCH m.i.
Leider der Rijksopsporing van delfstoffen
Het bestaande tekort aan brandstoffen heeft
bij velen de vraag doen rijzen, of het niet
mogelijk zou zijn onze eigen productie van
dit onmisbare artikel te vergrooten nu onze
vroegere leveranciers ons in den steek drei
gen te laten, althans nog geen geregelden
en voldoenden aanvoer tegen redelijke voor
waarden hebben toegezegd. Van ondes
kundige zijde verneemt men in deze merk
waardige tijden vaak allerlei wenken en
voorstellen, die helaas prac'isch onuitvoer
baar zijn; ijzer met handen breken is nog
steeds voor een gewoon mensch een on
mogelijkheid. Gaarne voldoe ik daarom aan
de uitnoodiging van de Redactie van dit
weekblad dienaangaande een en ander mede
te deelen, teneinde onjuiste voorstellingen
* t; i» uit i,.
HOLLAN1VS m
BESTE ?
CENT»
en onbillijke oordeelvellingen te bestrijden.
Van de voornaamste brandstof, de steen
kool, hebben we in onzen bodem ter be
schikking een totale hoeveelheid van rond
4500 millioen ton. Hiervan bevindt zich
echter n derde gedeelte op zoodanige
diepte onder de oppervlakte, dat het
voorloopig nog slechts als toekomst-reserve in
rekening kan gebracht worden; blijft dus
een hoeveelheid van 3000 millioen ton, die
bij den tegenwoordigen stand der mijn
bouwtechniek direct ontginbaar is te achten.
Deze hoeveeelheid is voldoende om Neder
land gedurende eenige honderden jaren
ruimschoots van steenkool te voorzien en
met deze cijfers voor oogen lijkt de huidige
kolennood in Nederland derhalve gemakkelijk
te lenigen. Dit is echter slechts schijn. Een
groot deel van dezen voorraad (namelijk
het deel gelegen in het Noord-Limburgsche
Peelgebied") is eerst in het juist achter ons
liggende decennium ontdekt en ten opzichte
van deze Noord-Limburgsche mijnvelden is
de belangrijke vraag van particuliere of
Staatsexploitatie nog onbeslist. Der Regee
ring hiervan thans een verwijt te maken is
hoogst onbillijk; men vergete toch niet, dat
?lllIlIlllIlIIIIIIIIIIIllllMMtllMMIIMM
BESCHOUWINGEN
oover Doen en Laten
De kudde op den goeden weg der Distributie
We beginnen aardig op te schieten. Als
ze nu in vreedesnaam maar dóórloopen. De
kudde draait en weifelt en blaat erbarmelijk,
maar ze doet het. Er komt gang in. De
wakkere herdershonden Nood en Gebrek
draven ijverig rond en bijten den achter
blijvende in de beenen, dan schrikken de
schapen weer op, en verdringen elkaar uit
vrees voor de scherpe tanden. We koomen |
er wel. ;
Een onnoozel staatsman zei dat Nood
wetten breekt', maat 't is juist anders om. ,
Nood leert bidden" zeggen wij, en ook
wetten gehoorzamen. De kudde gaat voelen
dat ze een Herder heeft, dien ze tot nog toe :
niet ontdekt had, en dien ze ook trachtte
niet te zien en zoo moogelijk te ontloopen.
De Staat, de Gemeenschap, een weezen dat
men niet zien kan, en dat ons toch herdert
en drijft in een richting die wij moeten
gaan en ook wel willen gaan, wanneer wij
maar tot inkeer koomen en onze eigen woor
den leeren begrijpen.
Voor het woord Staat" zijn wij nog erg
bang. Als de Herder zóó heet, dan verschrikt
hij de kudde. Al/e menschen staatsambte
naar", is een schrikbeeld, daarteegen ver
zetten ze zich stug en koppig. Maar de
Herder kan ook Gemeenschap" heeten, en
dan wordt hij beeter verdragen. Gemeen
schapszin" dat klinkt vriendelijk.
Ook door den naam Christus" wordt de
Herder aangeduid. Dat is een zeer gerust
stellende naam, maar toch weer niet zonder
afschrikkende klank, voor sommigen, die
bijgeloof bizonder vreezen.
De Herder begint strenger op te treeden
Het moest nu maar eens uit zijn met het
doelloos getreutel, het stugge weigeren, het
nutteloos geblaat. De twee felle honden
worden aangehitst en de schaapjes zetten
het op een log drafje.
We beginnen te wennen aan distributie"
en rantsoeneering". In n jaar tijds zullen
we geleerd hebben die zaken te verdragen.
We zullen bemerken dat het in 't geheel
niet vreesselijk, maar zeer nuttig en goed
voor ons is, gerantsoeneerd te worden en
af te hangen van distributie. De
gemeenH. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mesdag,
DEN HAAG. Tel. 1538.
schap treedt de heilige ommuuring van het
gezin binnen en vraagt of er soms
antimaatschappelijke dingen gebeuren, of er
gehamsterd" wordt, of gemeenschapsgoed
wordt opgepot of verborgen, of er verkwist
wordt en ooverdadig geleefd. Wat een
ongeloofelijke dingen voor een ouderwetschen
gegoeden burger, die stond op zijn recht
om de geri.ee'schap te bedotten en te
besteelen. Nu zijn we allen bedeelden" ge
worden. In de bedeeling!! Waar blijft de
schande van het vreesselijk brandmerk!!
Natuurlijk loeren ze allen op een uitweg.
Zonder twijfel troost men zich met de ge
dachte dat het alles maar tijdelijk is.
Wacht maar, als we maar eerst vreede
hebben, dan begint het oude spelletje
op nieuW. En zoo blaat de heele kudde nu
eenstemmig: Vreede! Vreede! Vreede."
Maar onze Herder is wijzer dan wij. Ik
denk niet dat wij er zóó afkomen. Wij zijn
nog lang niet murf genoeg. Wij moeten
nog meer leeren, onze zonden zijn nog niet
geboet, en de goede richting is nog lang
niet ver genoeg gevolgd. Als nu de druk
reeds afliet of verminderde, dan verviel men
al spoedig weer in 't oude kwaad. Wij ver
dienen nog geen Vreede, en geen ontheffing
van straf. Er moet nog veel meer gebeuren.
Ongehoorde, gevreesde en zeegenrijke dingen.
Thans grijpt de gemeenschap in, in ieders
privaat-leeven. Er wordt gevraagd of wij
meer verteeren dan noodig is, en of wij de
gemeenschap benadeelen door al te groote
zorg voor ons zelf. Wat is hierin voor
onrechtvaardigs of schadelijks ? Is het niet
jnteegendeel heilrijk voor ieder onzer? Ik
ben zoo zeer op mijn vrijheid gesteld als
de meest Hollandsche Hollander, maar ik
heb er niets teegen gecontroleerd te worden
door de gemeenschap, of ik mij te veel
toe-eigen of te verkwistend leef. Zulk een
controle is geen nadeel, maar een zeedelijke
steun voor elk. Het is voor niemand heil
zaam daarin geheel vrij te zijn, zelfs niet
voor den meest zelfbeheerschenden wijsgeer.
Want bij ieder leidt te groote vrijheid tot
verslapping en demoralisatie. Voor ieder is
het een heilzame gedachte dat de gemeen
schap zonder welke zijn bestaan onmoo
gelijk is met hem in rechtvaardige ver
houding staat.
Ik zou het eiken zakenman willen vragen :
wat zijn de beste employees, zij die strenge
controle verlangen ? Of zij die niet op con
trole gesteld zijn ?
Maar men moet weeten onderscheid te
maken, en reekening houden met overgangs
toestanden.
Ttn eerste moet de gemeenschap zuiver
het voor het voeren van een moderne en
gezonde mijnbouwpolitiek noodzakelijk is,
dat men eerst volledig kan overzien wat
beschikbaar is, om daarna te overwegen
op welke wijze de ontginning behoort ge
regeld te worden. In dit opzicht hebben we
in Zuid-Limburg al genoeg leergeld betaald.
De aanleg van een behoorlijke steenkoolmijn
in terreinen als de Limburgsche duurt boven
dien van 4 tot 8 jaren, naargelang van de
dikte der deklagen, vooropgesteld, dat de
aanvoer van materialen geen stoornis on
dervindt. Daar deze materialen voor een
goed deel uit het buitenland moeten wor
den ingevoerd, is het duidelijk, dat raen
den verderen bouw van in aanleg zijnde
schachten sinds 1914 geheel of bijna geheel
heeft moeten staken; van het openen van
geheel nieuwe ontginningszetels kan daarom
vooreerst heelemaal geen sprake zijn. De
productie der bestaande mijnen in
ZuidLimburg is zoo hoog opgevoerd als slechts
vereenigbaar is met een gezonde exploitatie,
mede in verband met het bereikte stadium
hunner ontwikkeling en het gebrek aan
explosieve stoffen, waardoor een snellere
uitbreiding der ondergrondsche werken wordt
tegengehouden. Een verdubbeling der pro
ductie door verdubbeling van het aantal
arbeiders gesteld dat deze beschikbaar
waren is een illusie, die in de praktijk
onmogelijk binnen korten tijd te verwezen
lijken is. Een sneller tempo van toename
onzer steenkoolproductie dan dat der laatste
jaren is onder de tegenwoordige omstandig
heden niet te bereiken; ter illustratie diene
het volgend staatje:
Steenkoolproductie in Nederland.
1909 . . . 1120852 ton
1910 . . . 1292289
1911 . . . 1477171
1912 . . . 1725394
1913 . . . 1873079
1914 . . . 1928540
1915 . . . 22G2148
1916 . . . 2500000 (naar schatting)
1917 . . . 3000000
Een andere soort brandstof, namelijk de
bruinkool, met geringer warmtegevend ver
mogen dan de steenkool, werd tot voor koit
in ons land nog niet gewonnen en daarvoor
bestonden zeer geldige redenen. De Duitsche
bruinkoolindustrie, ingericht als gecentrali
seerd grootbedrijf met winning van neven
producten en levering van electrischen stroom,
kon ons Briketten leveren tegen zoodanigen
prijs, dat een bescheiden bruinkoolgraverijtje
in Zuid-Limburg daarmede onmogelijk kon
concurreeren. Weliswaar is de bruinkool
wegens hare ligging nabij de oppervlakte
belangrijk goedkooper te ontginnen dan
steenkool, maar daar staat tegenover, dat
de waarde als brandstof heel wat geringer
is, omdat bruinkool minder koolstof bevat
en een veel grooter watervasthoudend ver
mogen bezit dan steenkool. Om een brand
stof te verkrijgen, die het vervoer waard is,
moet men er briketten van persen en het is m.i.
zeer twijfelachtig, of de eigenschappen van
de bruinkool in Zuid-Limburg de oprichting
van de daarvoor noodige fabrieken wel
economisch rechtvaardigen, gegeven de
hierbij in aanmerking komende ongunstige
factoren. Want de beschikbare hoeveelheid
is beperkt, de qualiteit grootendeels inferieur
en de ligging tamelijk afgelegen.
Dat dit ook aldus door de industrie werd
ingezien, wordt voldoende bewezen door
het feit, dat in de reeds in 1906 verleende
bruinkoolconcessie Carisborg I eerst in den
zomer van 1917 de ontginning ter hand
genomen werd. Want bij den noodtoestand
van heden en de daaruit voortvloeiende
abnormaal hooge prijzen vervallen de econo
mische redenen, die vroeger de winning
tegenhielden. Het geldt thans brandstof te
produceeren om een bedenkelijk tekort te
dekken en het is onder deze omstandigheden
verklaarbaar, dat men in den afgeloopen
zomer met de exploitatie der Zuid-Limburg
sche hruinkoollagen begonnen is, zoowel in
de bovengenoemde concessie Carisborg I
georganiseerd, goed verteegenwoordigd en
eerlijk gereegeld zijn. Onze Staat is dat nog
niet. Wat wij Staat noemen en wat de
anarchisten niet geheel ten onrechte vreezen
is nog maar een gebrekkige instelling,
en niet de zuivere gemeenschap, het
gemeenebest.
Daardoor krijgen de maatregelen van
staatswege nog iets hatelijks, dat er eerst
na lange jaren af zal gaan, door werking
en weer werking tusschen massa en
verteegenwoordigers, door het beurt om beurt
omhoog gaan van massaal-gevoel en
verteegenwoordigende wetgeevende persoonen.
Zoodra ieder voelt dat hij niet-enkel sub
ject" is, maar ook deelneemt in de
wetgeeving, de vast-stelling van het gemeenschaps
weezen, zoodra de Staat is geworden tot
iets moois en beminnelijks, dat ieder eert
omdat ieder weet er van at te handen en
door gesteund te worden dan is er ook
niet hatelijks in staatsbemoeying en niets
verneederends in staatsbedeeling.
En dan die bemoeying en die bedee
ling behoeft niets meer te betreffen,
voorloopig, dan de eenvoudige bestaansvraag.
De rantsoeneering en de distributie betreft
alleen onze stoffelijke behoeften. Onze
geestesvrijheid wordt er niet door aangeraakt.
En die vrijheid alleen is het, die er op aan
komt.
De Staat moet zich bemoeyen met ons
eeten, onze wooning, onze stoffelijke nood
druft. Want daarin kunnen we niets zonder
de gemeenschap. De gemeenschap waarborgt
onze lichamelijke veiligheid. Ze moet zorgen
dat al haar leeden stoffelijk kunnen bestaan.
En dat zonder aanzien des persoons, maar
rechtvaardig reekening houdend met ieders
beteekenis voor de gemeenschap.
Daarom hoop ik dat rantsoeneering en
bedeeling nooit zullen verdwijnen, maar
inteegendeel zullen worden voltooid en
doorgezet en verbeeterd en vooral: ver
eenvoudigd.
Op 't oogenblik is het nog een onzinnig
verwikkelde toestand, die buitengewoone
organisatorische bekwaamheid eischt.
Maar de meest geniale oplossing zal zijn
de vereenvoudiging van het vraagstuk. En
wel vooral door het reduceeren van alles
tot een finantieele kwestie.
Op 't oogenblik rantsoeneert en distri
bueert de staat levensmiddelen en brand
stof en houdt toezicht op de geldprijzen.
Daarmee wordt het maatschappelijk onrecht
zeeker verminderd, maar toch niet te niet
gedaan. De rijke kan zich nog altijd veel
meer toe eigenen van den
gemeenschappeiijken voorraad dan de arme. De macht
AMSTERDAM ARNHEM
's-ÖRAYENHA&E ROTTERDAM
UTRECHT
als in de in dit jaar verleende concessie
Energie (maatschappij Bergerode). Ook de
andere aangevraagde bruinkool concessies
Carisborg II en Brunahilde l en 11 zijn in
middels verleend.
Afgezien van eenige bruinkoolvoorkomen
die practlsch absoluut zonder eenige
beteekenis zijn, komt deze brandstof uitsluitend
in Zuid-Limburg voor en wel tusschen de
beide lijnen:
A. Waubach?Brunssum?Raath
Hillensberg?Sittard?Born.
B. Eygelshoven?Heerlen?Amstenrade
Schinnen?Geleen?Urmond.
In het Oosten en midden van deze
terreinstrook ligt de bruinkool in den regel zoo
dicht nabij de oppervlakte, dat ze in open
groeven te ontginnen is; in het Westen
(omgeving van Sittard) valt daaraan niet
meer te denken wegens de zeer aanzienlijke
dikte der deklagen (50 tot 200 M.)- Verleend
zijn thans de volgende concessie-terreinen:
1. Carisborg I, groot 120 H.A., in de ge
meente Heerlen.
2. Carisborg II, groot 151 H.A., in de
gemeente Heerlen.
3. Energie, groot 140 H.A., in de ge
meenten Heerlen en Brunssum.
4. Brunahilde I en II, groot 225 en 50 H.A.,
in de gemeenten Brunssum en Schinveld.
In de sub l en 3 genoemde terreinen is,
als gezegd, de ontginning sinds eenige
maanden begonnen en de vraag, die ons
allen zeer ter harte gaat, is nu, of deze
exploitaties in staat zullen zijn in eenigszins
belangrijke mate in brandstoffenvoorziening
in Nederland bij te dragen. Men koestere in
dit opzicht geen overdreven verwachtingen !
De totale hoeveelheid is bepeikt en over
een relatief groot oppervlak verspreid, de
dikte der lagen beneden het middelmatige
en bovendien zeer weinig constant over
korten afstand ; de waarde als brandstof van
de ruw uitgegraven kool wegens het aan
zienlijke vochtigheidsgehalte is niet groot.
Tenzij de ontginners in staat zullen zijn
binnen korten tijd bribetfabrieken van
groote capaciteit op terichten, hetgeen
ik uitgesloten acht, geloof ik niet, dat
de Zuid-Limburgsche bruinkool in den
komenden winter noemenswaard in ons
brandstoffentekort zal kunnen voorzien.
Wanneer men denkt aan de sterk wisselende
dikte der lagen, hun onregelmatig voorkomen
en de telkens optredende storingen, dan
mag men m. i. hoogstens rekenen op een
gemiddelde hoeveelheid van 5000 ton per
H.A., waarvoor alleen voor de blootlegging
20000 a 30000 M' grondverzet noodig is.
Op grond van deze cijfers acht ik deze
bruinkoolafzetting onder gewone omstan
digheden onontginbaar. Plaatselijk zijn de
verhoudingen wel iets gunstiger en de
ontginning is op deze punten en in de
tegenwoordige tijden wellicht mogelijk, maar
men stelle zich van de uitkomsten daarvan
toch niet te veel voor. De voorstelling van
millioenen tonnen bruinkool, die men in
Zuid-Limburg maar voor het opscheppen
zou hebben, is niet in overeenstemming
met de werkelijkheid.
van 't geld is ingekort, maar niet recht
vaardig gemaakt.
Afdoende en veel eenvoudiger zou het
zijn, als liet geld, het crediet van ieder
gemeenschaps lid werd gerantsoeneerd en ge
distribueerd, en teevens de prijzen van de
onmisbare leevensmiddelen van staatswege
bepaald.
Zulk een reorganisatie ziet er nu nog
bijna onmoogelijk uit. Toch zou ze tot de
grootste vereenvoudiging leiden, en de bij
kans finale opheffing meebrengen van de
sociale onrechtvaardigheid. De bronnen van
welvaart in handen der gemeenschap, de
gemeenschap zich zelf bedruipend, onaf
hankelijk van de ooverige waereld de prijzen
der onmisbare leevensmiddelen van
staatsweege vastgesteld, en de staat niet alleen assu
radeur, maar ook bankier bij wien] ieder
gemeenschapslid een crediet vind overeen
komstig zijn verdiensten en behoeften.
Ziedaar de toestand waar het heen gaat,
en heen moet gaan, wil de menschheid zich
ten volle ontwikkelen. Dan eerst zal het
kapitalisme gezuiverd zijn, en de rente
toekoomen aan de gemeenschap die haar deed
ontstaan.
Het roofridderschap van thans, dat ieder
geieegenheid geeft zich
gemeenschaps-goederen toe te eigenen, zonder maat of ver
antwoording, zal ons dan eeven barbaarsch
toeschijnen als het middeneeuwsche roof
ridderschap.
Deeze gedachte heb ik eenmaal reeds
geformuleerd in mijn brochure bij 't Licht
van de Oorlogsvlam" 1) en in Happy
Humanity" 2) en wel in den vorm van een
beeld: het Hart der Menschheid dat het
bloed, het voedingsvocht het geld in
alle organen doet circuleeren.
Ik vind deeze gedachte, meer of minder
duidelijk, in verschillende geschriften terug.
De Idee komt op allerlei plaatsen, bij allerlei
schrijvers booven.
Eenmaal heb ik er in dit weekblad reeds
de aandacht op gevestigd, naar aanleiding
van een Amerikaansch boek: the great
news" 3).
Nu vind ik de gelijkenis al toegepast op
het groot Post-giroverkeer, dat in Oostenrijk
plaats heeft
voll entwickelt gleicht er einem riesigen
Herzen mit Tausenden Venen und Arteriën,
die bis in das bescheidenste Dorf hinaus
gehen" 4).
Reeds in het werkje van Fichte der
geschlossene Handelsstaat" is de gedachte te
vinden.
In het boekje van den Finschen schrijver
Travers-Borgstroem wordt de zelfde idee
ALLEN GELIJK
Nu ons duurbetaalde voedsel,
In Amerika verrot,
Moeten we ons voorbereiden
Op ons vreeselijke lot.
Als niet ieder van den winter
Vast het zijne krijgen kan,
Komt er bij de hongerlijders
Zeker moord en doodslag van.
Als niet alles wat we hebben,
Stipt en eerlijk wordt verdeeld,
Is het denkbaar, dat een moeder
Eten voor haar stakkers steelt.
Als we van de kou verkleumen
Kennen we geen arm en rijk;
Als er moet gegeten worden
Zijn we allemaal gelijk.
Niemand heeft dan meer te eischen,
Standen zijn er dan niet meer,
En de allerarmste schooier
Is niets minder dan een heer.
Tegen duizenden benauwden,
Komt ons leger macht te kort,
Moeten ze gaan mitrailleeren
Als er soms geplunderd wordt?
Boeren, burgers, weest voorzichtig,
Waagt u aan geen dure les,
Zorgt voor goede distributie
Anders trekken ze het mes.
Rijke onbezorgde potter,
Jfebt uw naasten nu eens lief,
Als ge nu nog meer durft nemen
Zijt ge een gewone dief.
J. H. SPEENHOFF
IIHirlllllltlHHIMIIIIIIIIHIUIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIinillltlHIItllllllllllllHIII
H. VAN DQQREN & Cie.
DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT
DAMES HOEDEN en BONTWERKEN
ItllllltMIlHllllltMMIIMIlllllllMllflIIIIMIIIIIIIIII
Eene Internationale tentoonstelling
van Vredestractaten
door dr. M. DE HARTOGH
'n Reine hoon ? 'n utopie ? Iets
onbereikbaars in jaren en jaren ? Toch niet.
Eens zal en moet de vrede, de veel
gewenschte, de heet begeerde komen. Eens
zal moeten komen de hereeniging van de
verbroken internationale banden; het herstel
van de wereldorde. Boven ons familiair,
ons stedelijk, ons staatkundig, zelfs ons
rasgevoel zal het menschelijk gevoel ons
brengen naar de harmonie, naar de eenheid,
naar de duurzame vrede. Pogingen dienen
aangewend te worden, in het belang van de
menschheid zelve, om zoo spoedig mogelijk
een herstel van de internationale gevoelens
te verkrijgen.
Ons land heeft een vredespaleis, ons land
is tot nu toe gebleven het veilig eiland in
de kokende zeeën. Hopentlijk wordt de vrede
in den Haag gesloten, we meenen er zekere
rechten op te kunnen laten gelden. Welnu,
kan den Haag dan niet tevens worden de
stad waar vredestractaten in den loop van
eeuwen gesloten bijeen worden gebracht,
tentoongesteld ?
Historische documenten van den eersten
rang, van onschatbare beteekenis. Ze ademen
een geest van vrede, van verzoening, van
opnieuw geboren vertrouwen onderling.
Al deze papieren zijn of het eigendom
van vorsten óf liggen goed verborgen in
weer aangetroffen, hoewel nog niet in zoo
radicalen omvang.
Daarin wordt gezegd : die Hauptsache, die
grosse wichtige Au/gabe heist:
Verstaatlic/tung des Borgens, dee Leihens gegen
Zins. 5)
De overeenkomst met de Ideeënvan Abbe
is hier gemakkelijk te herkennen.
In het programma van Louis Blanc is
reeds het nationaliseeren van de
Verzeekering aangegeeven, een plan dat toen zeeker
geheel hersenschimmig en utopisch scheen,
en dat toch thans in ons eigen voorzichtig
en behoudend volk tot werkelijkheid schijnt
te zullen worden.
Zoetjes aan, dan koomen wij er allen wel.
Het gaat nog met horten en stooten, met
veel schijnbaar doelloos heen en weer
getrantel en nutteloos geblaat, en niet zonder
de scherpe tanden van Nood en Gebrek.
Ook helaas! niet zonder een vreeselijk lijden,
bloedvergieten en dwaze vijandschap.
Maar de richting is duidelijk. Geduld, en
rustig volhouden. Doorloopen maar! De
Herder weet wat Hij wil, en waakt.
1) W. Versluys 1916. 2) Doubleday Page
& Co. New-York. Duitsche uitgave bij
S. Fischer, Berlin. 3i Weekblad de Amster
dammer, 3 Juni 1916 4) G. von Schanz
Elsters Wörterbuch der Volkswirthschaft
Jena 1911 S 1174.
5) Der Triumph der Organisation und
inr Siegespreis. Zürich 1916.
u iniiiiiii uu imiiiimiii ii iiiiiiiiiiniii IIIIIM
WÏBMWATU
*(*CU£ WOMIN6