De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 6 oktober pagina 2

6 oktober 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 6 Oct. '17. No. 2102 DE INTERPELLATIE-RUTGERS Teekenlng voor De Amsterdammer" van Jordaan BUITEMIAMD5CHE ZAKEN. VAM Ook al gerantsoeneerd! flMimmilMlMlllimilMimilllllftllllllllfMlllllllllllH>tllfMtlMIII(lJJfllllllllfMIIIIIf>inillllll(l fflllfllllflllllllfllllllllflllljllllfllimilllllfllllllllllllflllllll BRUINKOOL IN NEDERLAND door dr. P. TESCH m.i. Leider der Rijksopsporing van delfstoffen Het bestaande tekort aan brandstoffen heeft bij velen de vraag doen rijzen, of het niet mogelijk zou zijn onze eigen productie van dit onmisbare artikel te vergrooten nu onze vroegere leveranciers ons in den steek drei gen te laten, althans nog geen geregelden en voldoenden aanvoer tegen redelijke voor waarden hebben toegezegd. Van ondes kundige zijde verneemt men in deze merk waardige tijden vaak allerlei wenken en voorstellen, die helaas prac'isch onuitvoer baar zijn; ijzer met handen breken is nog steeds voor een gewoon mensch een on mogelijkheid. Gaarne voldoe ik daarom aan de uitnoodiging van de Redactie van dit weekblad dienaangaande een en ander mede te deelen, teneinde onjuiste voorstellingen * t; i» uit i,. HOLLAN1VS m BESTE ? CENT» en onbillijke oordeelvellingen te bestrijden. Van de voornaamste brandstof, de steen kool, hebben we in onzen bodem ter be schikking een totale hoeveelheid van rond 4500 millioen ton. Hiervan bevindt zich echter n derde gedeelte op zoodanige diepte onder de oppervlakte, dat het voorloopig nog slechts als toekomst-reserve in rekening kan gebracht worden; blijft dus een hoeveelheid van 3000 millioen ton, die bij den tegenwoordigen stand der mijn bouwtechniek direct ontginbaar is te achten. Deze hoeveeelheid is voldoende om Neder land gedurende eenige honderden jaren ruimschoots van steenkool te voorzien en met deze cijfers voor oogen lijkt de huidige kolennood in Nederland derhalve gemakkelijk te lenigen. Dit is echter slechts schijn. Een groot deel van dezen voorraad (namelijk het deel gelegen in het Noord-Limburgsche Peelgebied") is eerst in het juist achter ons liggende decennium ontdekt en ten opzichte van deze Noord-Limburgsche mijnvelden is de belangrijke vraag van particuliere of Staatsexploitatie nog onbeslist. Der Regee ring hiervan thans een verwijt te maken is hoogst onbillijk; men vergete toch niet, dat ?lllIlIlllIlIIIIIIIIIIIllllMMtllMMIIMM BESCHOUWINGEN oover Doen en Laten De kudde op den goeden weg der Distributie We beginnen aardig op te schieten. Als ze nu in vreedesnaam maar dóórloopen. De kudde draait en weifelt en blaat erbarmelijk, maar ze doet het. Er komt gang in. De wakkere herdershonden Nood en Gebrek draven ijverig rond en bijten den achter blijvende in de beenen, dan schrikken de schapen weer op, en verdringen elkaar uit vrees voor de scherpe tanden. We koomen | er wel. ; Een onnoozel staatsman zei dat Nood wetten breekt', maat 't is juist anders om. , Nood leert bidden" zeggen wij, en ook wetten gehoorzamen. De kudde gaat voelen dat ze een Herder heeft, dien ze tot nog toe : niet ontdekt had, en dien ze ook trachtte niet te zien en zoo moogelijk te ontloopen. De Staat, de Gemeenschap, een weezen dat men niet zien kan, en dat ons toch herdert en drijft in een richting die wij moeten gaan en ook wel willen gaan, wanneer wij maar tot inkeer koomen en onze eigen woor den leeren begrijpen. Voor het woord Staat" zijn wij nog erg bang. Als de Herder zóó heet, dan verschrikt hij de kudde. Al/e menschen staatsambte naar", is een schrikbeeld, daarteegen ver zetten ze zich stug en koppig. Maar de Herder kan ook Gemeenschap" heeten, en dan wordt hij beeter verdragen. Gemeen schapszin" dat klinkt vriendelijk. Ook door den naam Christus" wordt de Herder aangeduid. Dat is een zeer gerust stellende naam, maar toch weer niet zonder afschrikkende klank, voor sommigen, die bijgeloof bizonder vreezen. De Herder begint strenger op te treeden Het moest nu maar eens uit zijn met het doelloos getreutel, het stugge weigeren, het nutteloos geblaat. De twee felle honden worden aangehitst en de schaapjes zetten het op een log drafje. We beginnen te wennen aan distributie" en rantsoeneering". In n jaar tijds zullen we geleerd hebben die zaken te verdragen. We zullen bemerken dat het in 't geheel niet vreesselijk, maar zeer nuttig en goed voor ons is, gerantsoeneerd te worden en af te hangen van distributie. De gemeenH. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOGRAAF ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mesdag, DEN HAAG. Tel. 1538. schap treedt de heilige ommuuring van het gezin binnen en vraagt of er soms antimaatschappelijke dingen gebeuren, of er gehamsterd" wordt, of gemeenschapsgoed wordt opgepot of verborgen, of er verkwist wordt en ooverdadig geleefd. Wat een ongeloofelijke dingen voor een ouderwetschen gegoeden burger, die stond op zijn recht om de geri.ee'schap te bedotten en te besteelen. Nu zijn we allen bedeelden" ge worden. In de bedeeling!! Waar blijft de schande van het vreesselijk brandmerk!! Natuurlijk loeren ze allen op een uitweg. Zonder twijfel troost men zich met de ge dachte dat het alles maar tijdelijk is. Wacht maar, als we maar eerst vreede hebben, dan begint het oude spelletje op nieuW. En zoo blaat de heele kudde nu eenstemmig: Vreede! Vreede! Vreede." Maar onze Herder is wijzer dan wij. Ik denk niet dat wij er zóó afkomen. Wij zijn nog lang niet murf genoeg. Wij moeten nog meer leeren, onze zonden zijn nog niet geboet, en de goede richting is nog lang niet ver genoeg gevolgd. Als nu de druk reeds afliet of verminderde, dan verviel men al spoedig weer in 't oude kwaad. Wij ver dienen nog geen Vreede, en geen ontheffing van straf. Er moet nog veel meer gebeuren. Ongehoorde, gevreesde en zeegenrijke dingen. Thans grijpt de gemeenschap in, in ieders privaat-leeven. Er wordt gevraagd of wij meer verteeren dan noodig is, en of wij de gemeenschap benadeelen door al te groote zorg voor ons zelf. Wat is hierin voor onrechtvaardigs of schadelijks ? Is het niet jnteegendeel heilrijk voor ieder onzer? Ik ben zoo zeer op mijn vrijheid gesteld als de meest Hollandsche Hollander, maar ik heb er niets teegen gecontroleerd te worden door de gemeenschap, of ik mij te veel toe-eigen of te verkwistend leef. Zulk een controle is geen nadeel, maar een zeedelijke steun voor elk. Het is voor niemand heil zaam daarin geheel vrij te zijn, zelfs niet voor den meest zelfbeheerschenden wijsgeer. Want bij ieder leidt te groote vrijheid tot verslapping en demoralisatie. Voor ieder is het een heilzame gedachte dat de gemeen schap zonder welke zijn bestaan onmoo gelijk is met hem in rechtvaardige ver houding staat. Ik zou het eiken zakenman willen vragen : wat zijn de beste employees, zij die strenge controle verlangen ? Of zij die niet op con trole gesteld zijn ? Maar men moet weeten onderscheid te maken, en reekening houden met overgangs toestanden. Ttn eerste moet de gemeenschap zuiver het voor het voeren van een moderne en gezonde mijnbouwpolitiek noodzakelijk is, dat men eerst volledig kan overzien wat beschikbaar is, om daarna te overwegen op welke wijze de ontginning behoort ge regeld te worden. In dit opzicht hebben we in Zuid-Limburg al genoeg leergeld betaald. De aanleg van een behoorlijke steenkoolmijn in terreinen als de Limburgsche duurt boven dien van 4 tot 8 jaren, naargelang van de dikte der deklagen, vooropgesteld, dat de aanvoer van materialen geen stoornis on dervindt. Daar deze materialen voor een goed deel uit het buitenland moeten wor den ingevoerd, is het duidelijk, dat raen den verderen bouw van in aanleg zijnde schachten sinds 1914 geheel of bijna geheel heeft moeten staken; van het openen van geheel nieuwe ontginningszetels kan daarom vooreerst heelemaal geen sprake zijn. De productie der bestaande mijnen in ZuidLimburg is zoo hoog opgevoerd als slechts vereenigbaar is met een gezonde exploitatie, mede in verband met het bereikte stadium hunner ontwikkeling en het gebrek aan explosieve stoffen, waardoor een snellere uitbreiding der ondergrondsche werken wordt tegengehouden. Een verdubbeling der pro ductie door verdubbeling van het aantal arbeiders gesteld dat deze beschikbaar waren is een illusie, die in de praktijk onmogelijk binnen korten tijd te verwezen lijken is. Een sneller tempo van toename onzer steenkoolproductie dan dat der laatste jaren is onder de tegenwoordige omstandig heden niet te bereiken; ter illustratie diene het volgend staatje: Steenkoolproductie in Nederland. 1909 . . . 1120852 ton 1910 . . . 1292289 1911 . . . 1477171 1912 . . . 1725394 1913 . . . 1873079 1914 . . . 1928540 1915 . . . 22G2148 1916 . . . 2500000 (naar schatting) 1917 . . . 3000000 Een andere soort brandstof, namelijk de bruinkool, met geringer warmtegevend ver mogen dan de steenkool, werd tot voor koit in ons land nog niet gewonnen en daarvoor bestonden zeer geldige redenen. De Duitsche bruinkoolindustrie, ingericht als gecentrali seerd grootbedrijf met winning van neven producten en levering van electrischen stroom, kon ons Briketten leveren tegen zoodanigen prijs, dat een bescheiden bruinkoolgraverijtje in Zuid-Limburg daarmede onmogelijk kon concurreeren. Weliswaar is de bruinkool wegens hare ligging nabij de oppervlakte belangrijk goedkooper te ontginnen dan steenkool, maar daar staat tegenover, dat de waarde als brandstof heel wat geringer is, omdat bruinkool minder koolstof bevat en een veel grooter watervasthoudend ver mogen bezit dan steenkool. Om een brand stof te verkrijgen, die het vervoer waard is, moet men er briketten van persen en het is m.i. zeer twijfelachtig, of de eigenschappen van de bruinkool in Zuid-Limburg de oprichting van de daarvoor noodige fabrieken wel economisch rechtvaardigen, gegeven de hierbij in aanmerking komende ongunstige factoren. Want de beschikbare hoeveelheid is beperkt, de qualiteit grootendeels inferieur en de ligging tamelijk afgelegen. Dat dit ook aldus door de industrie werd ingezien, wordt voldoende bewezen door het feit, dat in de reeds in 1906 verleende bruinkoolconcessie Carisborg I eerst in den zomer van 1917 de ontginning ter hand genomen werd. Want bij den noodtoestand van heden en de daaruit voortvloeiende abnormaal hooge prijzen vervallen de econo mische redenen, die vroeger de winning tegenhielden. Het geldt thans brandstof te produceeren om een bedenkelijk tekort te dekken en het is onder deze omstandigheden verklaarbaar, dat men in den afgeloopen zomer met de exploitatie der Zuid-Limburg sche hruinkoollagen begonnen is, zoowel in de bovengenoemde concessie Carisborg I georganiseerd, goed verteegenwoordigd en eerlijk gereegeld zijn. Onze Staat is dat nog niet. Wat wij Staat noemen en wat de anarchisten niet geheel ten onrechte vreezen is nog maar een gebrekkige instelling, en niet de zuivere gemeenschap, het gemeenebest. Daardoor krijgen de maatregelen van staatswege nog iets hatelijks, dat er eerst na lange jaren af zal gaan, door werking en weer werking tusschen massa en verteegenwoordigers, door het beurt om beurt omhoog gaan van massaal-gevoel en verteegenwoordigende wetgeevende persoonen. Zoodra ieder voelt dat hij niet-enkel sub ject" is, maar ook deelneemt in de wetgeeving, de vast-stelling van het gemeenschaps weezen, zoodra de Staat is geworden tot iets moois en beminnelijks, dat ieder eert omdat ieder weet er van at te handen en door gesteund te worden dan is er ook niet hatelijks in staatsbemoeying en niets verneederends in staatsbedeeling. En dan die bemoeying en die bedee ling behoeft niets meer te betreffen, voorloopig, dan de eenvoudige bestaansvraag. De rantsoeneering en de distributie betreft alleen onze stoffelijke behoeften. Onze geestesvrijheid wordt er niet door aangeraakt. En die vrijheid alleen is het, die er op aan komt. De Staat moet zich bemoeyen met ons eeten, onze wooning, onze stoffelijke nood druft. Want daarin kunnen we niets zonder de gemeenschap. De gemeenschap waarborgt onze lichamelijke veiligheid. Ze moet zorgen dat al haar leeden stoffelijk kunnen bestaan. En dat zonder aanzien des persoons, maar rechtvaardig reekening houdend met ieders beteekenis voor de gemeenschap. Daarom hoop ik dat rantsoeneering en bedeeling nooit zullen verdwijnen, maar inteegendeel zullen worden voltooid en doorgezet en verbeeterd en vooral: ver eenvoudigd. Op 't oogenblik is het nog een onzinnig verwikkelde toestand, die buitengewoone organisatorische bekwaamheid eischt. Maar de meest geniale oplossing zal zijn de vereenvoudiging van het vraagstuk. En wel vooral door het reduceeren van alles tot een finantieele kwestie. Op 't oogenblik rantsoeneert en distri bueert de staat levensmiddelen en brand stof en houdt toezicht op de geldprijzen. Daarmee wordt het maatschappelijk onrecht zeeker verminderd, maar toch niet te niet gedaan. De rijke kan zich nog altijd veel meer toe eigenen van den gemeenschappeiijken voorraad dan de arme. De macht AMSTERDAM ARNHEM 's-ÖRAYENHA&E ROTTERDAM UTRECHT als in de in dit jaar verleende concessie Energie (maatschappij Bergerode). Ook de andere aangevraagde bruinkool concessies Carisborg II en Brunahilde l en 11 zijn in middels verleend. Afgezien van eenige bruinkoolvoorkomen die practlsch absoluut zonder eenige beteekenis zijn, komt deze brandstof uitsluitend in Zuid-Limburg voor en wel tusschen de beide lijnen: A. Waubach?Brunssum?Raath Hillensberg?Sittard?Born. B. Eygelshoven?Heerlen?Amstenrade Schinnen?Geleen?Urmond. In het Oosten en midden van deze terreinstrook ligt de bruinkool in den regel zoo dicht nabij de oppervlakte, dat ze in open groeven te ontginnen is; in het Westen (omgeving van Sittard) valt daaraan niet meer te denken wegens de zeer aanzienlijke dikte der deklagen (50 tot 200 M.)- Verleend zijn thans de volgende concessie-terreinen: 1. Carisborg I, groot 120 H.A., in de ge meente Heerlen. 2. Carisborg II, groot 151 H.A., in de gemeente Heerlen. 3. Energie, groot 140 H.A., in de ge meenten Heerlen en Brunssum. 4. Brunahilde I en II, groot 225 en 50 H.A., in de gemeenten Brunssum en Schinveld. In de sub l en 3 genoemde terreinen is, als gezegd, de ontginning sinds eenige maanden begonnen en de vraag, die ons allen zeer ter harte gaat, is nu, of deze exploitaties in staat zullen zijn in eenigszins belangrijke mate in brandstoffenvoorziening in Nederland bij te dragen. Men koestere in dit opzicht geen overdreven verwachtingen ! De totale hoeveelheid is bepeikt en over een relatief groot oppervlak verspreid, de dikte der lagen beneden het middelmatige en bovendien zeer weinig constant over korten afstand ; de waarde als brandstof van de ruw uitgegraven kool wegens het aan zienlijke vochtigheidsgehalte is niet groot. Tenzij de ontginners in staat zullen zijn binnen korten tijd bribetfabrieken van groote capaciteit op terichten, hetgeen ik uitgesloten acht, geloof ik niet, dat de Zuid-Limburgsche bruinkool in den komenden winter noemenswaard in ons brandstoffentekort zal kunnen voorzien. Wanneer men denkt aan de sterk wisselende dikte der lagen, hun onregelmatig voorkomen en de telkens optredende storingen, dan mag men m. i. hoogstens rekenen op een gemiddelde hoeveelheid van 5000 ton per H.A., waarvoor alleen voor de blootlegging 20000 a 30000 M' grondverzet noodig is. Op grond van deze cijfers acht ik deze bruinkoolafzetting onder gewone omstan digheden onontginbaar. Plaatselijk zijn de verhoudingen wel iets gunstiger en de ontginning is op deze punten en in de tegenwoordige tijden wellicht mogelijk, maar men stelle zich van de uitkomsten daarvan toch niet te veel voor. De voorstelling van millioenen tonnen bruinkool, die men in Zuid-Limburg maar voor het opscheppen zou hebben, is niet in overeenstemming met de werkelijkheid. van 't geld is ingekort, maar niet recht vaardig gemaakt. Afdoende en veel eenvoudiger zou het zijn, als liet geld, het crediet van ieder gemeenschaps lid werd gerantsoeneerd en ge distribueerd, en teevens de prijzen van de onmisbare leevensmiddelen van staatswege bepaald. Zulk een reorganisatie ziet er nu nog bijna onmoogelijk uit. Toch zou ze tot de grootste vereenvoudiging leiden, en de bij kans finale opheffing meebrengen van de sociale onrechtvaardigheid. De bronnen van welvaart in handen der gemeenschap, de gemeenschap zich zelf bedruipend, onaf hankelijk van de ooverige waereld de prijzen der onmisbare leevensmiddelen van staatsweege vastgesteld, en de staat niet alleen assu radeur, maar ook bankier bij wien] ieder gemeenschapslid een crediet vind overeen komstig zijn verdiensten en behoeften. Ziedaar de toestand waar het heen gaat, en heen moet gaan, wil de menschheid zich ten volle ontwikkelen. Dan eerst zal het kapitalisme gezuiverd zijn, en de rente toekoomen aan de gemeenschap die haar deed ontstaan. Het roofridderschap van thans, dat ieder geieegenheid geeft zich gemeenschaps-goederen toe te eigenen, zonder maat of ver antwoording, zal ons dan eeven barbaarsch toeschijnen als het middeneeuwsche roof ridderschap. Deeze gedachte heb ik eenmaal reeds geformuleerd in mijn brochure bij 't Licht van de Oorlogsvlam" 1) en in Happy Humanity" 2) en wel in den vorm van een beeld: het Hart der Menschheid dat het bloed, het voedingsvocht het geld in alle organen doet circuleeren. Ik vind deeze gedachte, meer of minder duidelijk, in verschillende geschriften terug. De Idee komt op allerlei plaatsen, bij allerlei schrijvers booven. Eenmaal heb ik er in dit weekblad reeds de aandacht op gevestigd, naar aanleiding van een Amerikaansch boek: the great news" 3). Nu vind ik de gelijkenis al toegepast op het groot Post-giroverkeer, dat in Oostenrijk plaats heeft voll entwickelt gleicht er einem riesigen Herzen mit Tausenden Venen und Arteriën, die bis in das bescheidenste Dorf hinaus gehen" 4). Reeds in het werkje van Fichte der geschlossene Handelsstaat" is de gedachte te vinden. In het boekje van den Finschen schrijver Travers-Borgstroem wordt de zelfde idee ALLEN GELIJK Nu ons duurbetaalde voedsel, In Amerika verrot, Moeten we ons voorbereiden Op ons vreeselijke lot. Als niet ieder van den winter Vast het zijne krijgen kan, Komt er bij de hongerlijders Zeker moord en doodslag van. Als niet alles wat we hebben, Stipt en eerlijk wordt verdeeld, Is het denkbaar, dat een moeder Eten voor haar stakkers steelt. Als we van de kou verkleumen Kennen we geen arm en rijk; Als er moet gegeten worden Zijn we allemaal gelijk. Niemand heeft dan meer te eischen, Standen zijn er dan niet meer, En de allerarmste schooier Is niets minder dan een heer. Tegen duizenden benauwden, Komt ons leger macht te kort, Moeten ze gaan mitrailleeren Als er soms geplunderd wordt? Boeren, burgers, weest voorzichtig, Waagt u aan geen dure les, Zorgt voor goede distributie Anders trekken ze het mes. Rijke onbezorgde potter, Jfebt uw naasten nu eens lief, Als ge nu nog meer durft nemen Zijt ge een gewone dief. J. H. SPEENHOFF IIHirlllllltlHHIMIIIIIIIIHIUIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIinillltlHIItllllllllllllHIII H. VAN DQQREN & Cie. DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT DAMES HOEDEN en BONTWERKEN ItllllltMIlHllllltMMIIMIlllllllMllflIIIIMIIIIIIIIII Eene Internationale tentoonstelling van Vredestractaten door dr. M. DE HARTOGH 'n Reine hoon ? 'n utopie ? Iets onbereikbaars in jaren en jaren ? Toch niet. Eens zal en moet de vrede, de veel gewenschte, de heet begeerde komen. Eens zal moeten komen de hereeniging van de verbroken internationale banden; het herstel van de wereldorde. Boven ons familiair, ons stedelijk, ons staatkundig, zelfs ons rasgevoel zal het menschelijk gevoel ons brengen naar de harmonie, naar de eenheid, naar de duurzame vrede. Pogingen dienen aangewend te worden, in het belang van de menschheid zelve, om zoo spoedig mogelijk een herstel van de internationale gevoelens te verkrijgen. Ons land heeft een vredespaleis, ons land is tot nu toe gebleven het veilig eiland in de kokende zeeën. Hopentlijk wordt de vrede in den Haag gesloten, we meenen er zekere rechten op te kunnen laten gelden. Welnu, kan den Haag dan niet tevens worden de stad waar vredestractaten in den loop van eeuwen gesloten bijeen worden gebracht, tentoongesteld ? Historische documenten van den eersten rang, van onschatbare beteekenis. Ze ademen een geest van vrede, van verzoening, van opnieuw geboren vertrouwen onderling. Al deze papieren zijn of het eigendom van vorsten óf liggen goed verborgen in weer aangetroffen, hoewel nog niet in zoo radicalen omvang. Daarin wordt gezegd : die Hauptsache, die grosse wichtige Au/gabe heist: Verstaatlic/tung des Borgens, dee Leihens gegen Zins. 5) De overeenkomst met de Ideeënvan Abbe is hier gemakkelijk te herkennen. In het programma van Louis Blanc is reeds het nationaliseeren van de Verzeekering aangegeeven, een plan dat toen zeeker geheel hersenschimmig en utopisch scheen, en dat toch thans in ons eigen voorzichtig en behoudend volk tot werkelijkheid schijnt te zullen worden. Zoetjes aan, dan koomen wij er allen wel. Het gaat nog met horten en stooten, met veel schijnbaar doelloos heen en weer getrantel en nutteloos geblaat, en niet zonder de scherpe tanden van Nood en Gebrek. Ook helaas! niet zonder een vreeselijk lijden, bloedvergieten en dwaze vijandschap. Maar de richting is duidelijk. Geduld, en rustig volhouden. Doorloopen maar! De Herder weet wat Hij wil, en waakt. 1) W. Versluys 1916. 2) Doubleday Page & Co. New-York. Duitsche uitgave bij S. Fischer, Berlin. 3i Weekblad de Amster dammer, 3 Juni 1916 4) G. von Schanz Elsters Wörterbuch der Volkswirthschaft Jena 1911 S 1174. 5) Der Triumph der Organisation und inr Siegespreis. Zürich 1916. u iniiiiiii uu imiiiimiii ii iiiiiiiiiiniii IIIIIM WÏBMWATU *(*CU£ WOMIN6

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl