Historisch Archief 1877-1940
6 Oct. '17. No. 2102
DE AMSTERDAMMER, "WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Distributie een Tijdelijke
Dwang
door H. Rup. DU MOSCH,
Voorzitter van het Bestuur van het
RijksDistrtbutlekantoor voor Thee en Kvffie.
Weliswaar behoor ik geenszins tot hen,
die uit hoofde van vroegere werkzaamheden
op het gebied van wetgeving en toegepaste
staathuishoudkunde ervaring hebben opge
daan omtrent aan de distributie verwante
zaken; daar ik echter reeds sinds meer dan
twee jaren het voorrecht heb, voor het ar
tikel koffie te behoores tot de adviseurs van de
Nederlandsohe Overzee-Trustmaatschapplj,
zijn rantsoeneering en distributie mij niet
meer zoo geheel vreemd als zulks uiteraard
vóór den oorlog het geval was.
Desniettegenstaande gevoel ik ten volle
de waarheid van het spreekwoord: Pour
savoir quelque chose, il faut l'avoir appris".
Laat mrj echter dadelijk eraan toevoegen,
dat deze bekentenis mijns inziens niet alleen
past in den mond van dengene, die nu een
maal geroepen is tot medewerking aan dezen
voor alle landen zoo geheel nieuwen tak
van dienst, doch zeker niet minder in dien
van allen, die evenzeer door den drang
der omstandigheden de gevolgen van
het distribueeren ondervinden.
Verdeeling van middelen zoowel van
die, welke tot voeding strekken als van die
van welvaart?heeft, zoolang hetmenschdom
bestaat, tot de moeilijkst op te lossen vraag
stukken behoord. Behoeft het dan ook wel
betoog, dat aan elke thans getroffen
distributieregellng fouten kleven ?
In de eerste plaats toch moet deze steeds
met bekwamen spoed worden ingesteld; zoo
lang de voorraad van het betrokken artikel
voldoende en het uitzicht op aanvulling
daarvan gunstig is, blijft immers inmenging
van overheidswegeo nnoodig; zoodra echter
blijkt, dat hiertoe moet worden overgegaan,
vereischt de totstandkoming der regeling
spoed, wil men vermijden, dat even vóór
de rantsoeneering de toch reeds zoo beperkte,
te distribueeren voorraad door oppotten",
waaraan minder onbaatzuchtige verbruikers
zich maar al te gaarne schildig maksn, nog
kleiner wordt. En juist onder dien spoed
Ifldt onwillekeurig zoowel de regeling zelve
als debetrokken groep vanbelanghebbenden.
Het moeilpe van het instellen van distri
butiemaatregelen gedurende den oorlog ligt
wijders in de omstandigheid, dat deze zoo
danig moeten worden getroffen, dat zij niet
indruischen tegen de wijze, waarop de
onderhavige goederen worden verkregen,
onderscheidenlijk worden aangevoerd.
Ook mag hij, die aan het tot stand komen
eener distributieregnling medewerkt, niet
uit het oog verliezen, dat zij slechts van
tijdelijken aard is. Zooveel mogelijk dient
l
OUO WANE
SCHILDERIJEN
in de zalen van
PULCHRI STUDIO"
's-GRAVENHAGE
OCTOBER 1917
iimiiimimiiniimtiiimmiimutummiiiitmiiiiiiinimiiiimuuminti
Moet men zijn Aardappelen
schillen?
door Prof. Dr. E. C. v. LEERSUM
In Duitschland moet, naar verluidt," het
schillen der aardappelen zuinigheidshalve
van overheidswege verboden zijn. De vraag
rijst of deze maatregel een noemenswaar
dige besparing aan voedingsstoffen oplevert
en daarom, nu wij er ook krap bij gaan
zitten, ten onzent navolging verdient? Om
haar te beantwoorden is het wenschelijk
vooraf een oogenblik stil te staan bij die
voedingsstoffen in den aardappel, welke
kans loopen door het schillen te loor te
gaan.
Dat zijn de stikstofhoudende stoffen
(gemiddeld 2 pCt., waarvan het grootste
gedeelte, wel 1.5 pCt., op rekening van de
eiwitstoffen of proteïnen komt te staan):
de .minerale bestanddeelen (die bij elkander,
bij verbranding van den aardappel, zoo
wat l pCt. asch opleveren) en de zoo
genaamde vitamienen (stoffen, welker samen
stelling men wel niet kent, doch waarvan
men weet dat zij in de voeding een belang
rijke rol spelen).
De geringe hoeveelheid vet van den aard
appel, ongeveer 0.15 pCt., komt niet in aan
merking; evenmin de koolhydraten, 20 pCt.,
die hier hoofdzakelijk uit zetmeel bestaan,
dat in water niet oplosbaar is. Ook de
solanine, de giftige stof uit de schil, kunnen
wij buiten bespreking laten, omdat zij alleen
in de voorjaarsscheuten, die niemand eet,
in werkelijk schadelijke hoeveelheid aan
wezig is.
Van deze stoffen, die met uitzondering
van het solanine, ook in andere voedings
middelen aanwezig zijn, is de een al nut
tiger dan de andere en men kan daarom
kwalijk zeggen, welke de voornaamste is.
Zij hebben elk hun taak en zijn derhalve
onmisbaar. Maar die eiwitstoffen spelen toch
een bizonder belangrijke rol, omdat zij niet
alleen, als brandstof, onze machine aan den
gang houden, maar ook tot haar onderhoud
dienen en de slijtage dekken. Onge
lukkigerwijs zijn de proteïnen naar ver
houding duur, althans in den vorm van
vleesch, eieren en andere eetwaar van
dierlijken oorsprong. Plantaardige eiwitstoffen
zijn wel goedkooper, maar daartegenover
staat, dat men,er belangrijk meer van noodig
heeft om in de behoeften van het organisme
te voorzien, dan van de dierlijke proteïnen.
Gelukkig maken de aardappelproteïnen hierop
een gunstige uitzondering, want zij hebben
J. A. HOETING
HQFJUWELIER
KONINGSPLEIN 11-13
DIAMANT PAARLEN
PAARLENCOLLIERS
dan ook alles te worden vermeden, wat
ontwrichting van bestaande toestanden, zoo
wel op maatschappelijk gebied als op dat
van handel en bedrijf, zouden kunnen
veroorzaken. De Nederlandsehe
OverzeeTrustmaatschappij, die zich op zoo ver
dienstelijke wijze tot taak heeft gesteld, den
aanvoer van overzeesche goederen ook ge
durende den oorlog mogelijk te maken, laat
zich dan ook steeds mede door vorenstaande
overweging leiden.
Hetzelfde geldt ten opzichte van de Re
geering, die "bij het treffen van distri
butie-maatregelen eveneens voor zoover
mogelijk tracht, bestaande toestanden te
handhaven.
Nederland is door zijn vrij verkeer en zijn
vrijhandel-systeem groot geworden; distri
butie" mag dus slechts bestaan gedurende
den oorlog en, na afloop daarvan, gedurende
dat tijdvak, binnen hetwelk de normale toe
stand nog niet zal zijn teruggekeerd. Want
dat niet onmiddellijk na het sluiten van den
vrede de zoo geschokte verkeers- en
handelsbedrijven weder zullen zijn hersteld en
dat zeer zeker voorkomen moet worden, dat
juist gedurende dien overgangstijd
ons land door de naar aanvulling hunner
uitgeputte voorraden hunkerde oorlogsstaten
zoude worden leeggepompt", is reeds door
vele vooraanstaande Nederlanders op zoo
uitnemende wijze betoogd, dat het overbo
dig mag heeten, in dit korte overzicht
hierbij stil te staan. Nederland moet dus,
zoodra alles tot het oude zal zijn terugge
keerd, weder vrij van allen distributie- en
anderen economischen dwang zijn; trouwens
de vrije Hollander" zoude zeker niet zoo
gereede als dit thans hetzij tot zijnen
lof gezegd geschiedt, zich bij de vele
reeds getroffen distributie-maatregelen neer
leggen, wanneer hij niet de volle over
tuiging had gewonnen, dat zij door den
oorlogstoestand noodzakelijk geworden en
slechts van voorbij gaanden aard zijn. Geen
oogenblik langer dan zulks zonder gevaar
kan geschieden, mag het opheffen van al
deze belemmeringen v» orden uitgesteld, noch
de natuurlijke gang van zaken worden tegen
gehouden.
Juist echter het feit, dat deze
distributiemaalregelen uiteraard slechts tijdelijk kunnen
zijn, maakt wil men onbillijkheden inde
toepassing ervan vermijden zoowel de
voorbereiding als de inrichting van een
distributie-bedrijf, dat immers dezelfde
nauwgezette overweging behoeft, als ging
het daarbij om duurzame stelsels, dermate
bezwaarlijk.
Het vorenstaande moge strekken tot een
ietwat beter besef van de groote moeilijk
heden en de nadeelen, verbonden aan het
treffen van distributie-maatregelen; onder
laatstgenoemde mag zeker ook niet onver
meld blijven een slecht, doch ook al weder
onvermijdelijk gevolg, van het vaststellen van
aan de distributie zoo nauw verbonden
maximum-prijzen, namelijk de omstandig
heid, dat minderwaardige soorten veelal tot
te hooge prijzen worden verkocht.
Als leidraad zal echter voor ieder, die
mede aan het tot stand komen en de leiding
van distributie-bedrijven deelneemt, het
grondbeginsel moeten gelden, dat alhoewel
bestaande toestanden zoo weinig mogelijk
dienen te worden ontwricht, het verhinderen
van prijs-opdrijving hoofdzaak moet blijven,
opdat de verdeeling van voorraad en aan
voer op zoo billijk mogelijke wijze en zonder
bevoorrechting van wien ook geschiede.
een voedingswaarde, welke die van
vleescheiwit zeer nabij komt. De ervaring heeft
trouwens de aardappel als een nuttig volks
voedingsmiddel doen kennen, waarvan het
alleen maar jammer is dat zijn proteïne
gehalte zoo gering is. Maar is dat dan juist
geen reden om op deze geringe hoeveelheid
zuinig te zijn ? Iedereen zal dit moeten be
amen, doch in de praktijk handelt men pre
cies andersom, want door de aardappelen
te schillen, laat men een deel van die eiwit
stoffen, en van de zouten bovendien, ver
loren gaan.
Men moet namelijk weten, dat het grootste
deel van de aardappelproteïnen en de zouten
in opgelosten toestand in het sap zijn op
gehoopt. Volgens de onderzoekingen niet
minder dan 80 pCt. Men zegt ook dat de
deelen dicht onder de schil rijker aan eiwit
zijn dan de meer naar binnen toe gelegene.
Dat zou ook voor de vitamienen gelden,
maar het gehalte hiervan moet in den aard
appel niet bizonder groot zijn.
Men mag aannemen dat n van de eiwit
stoffen n van de vitamienen reeds iets met
de schil verloren gaat, vooral als die wat
dik uitvalt, maar een deel van beteekenis
wordt door het water uitgeloogd, waarin
men de geschilde aardappelen, soms uren
voordat men ze opzet, pleegt te laten staan.
Dat uitloogen gaat voort terwijl men
de vrucht aan de kook brengt, en wel zóó
lang, totdat die hittegraad is bereikt, bij
welke de proteïnen gaan stollen en dien
tengevolge onoplosbaar worden. De zouten
gaan denzelfden weg op en het verlies sleept
nog dit nadeel mee, dat de smaak van den
aardappel er op vermindert.
Men moet maar eens een geschilden aard
appel en een en robe de chambre" met
aandacht proeven om dit gewaar te worden.
De Ier, die grondige kenner van den aard
appel, eet hem dan ook niet geschild, doch
immer in jacket". Tenzij in Irish stew,
maar dan blijven de uitgeloogde stoffen in
den pot en gaan zij dus niet verloren. Ook
door de aardappelen te stoomen gaat er
weinig verloren, mits men het
condensatiewater maar niet wegwerpt.
Het zuinigst handelt men echter als men
de vrucht niet schilt. De leerachtige, dichte
huid belet den overgang der voedingsstoffen
in het water. En omdat door die huid heen
het water ook niet vrij verdampen kan, ont
staat er van binnen een verhoogde spanning,
welke aan het gaarworden ten goede komt.
Het is waar, dat een ongeschilde aardappel
er niet zoo appetijtelijk uitziet en over dit
bezwaar zullen vele Hollandsche
huismoeDe Distributie-Minister
(Teekening voor De Amsterdammer1' van George van Raemdonck)
*
CHARLES VAN WIJK f
Een korte karakteriseering
Het latere werk van Van Wijk heb ik van
zeer n a b ij leeren kennen, toen hij met
Toon Dupuis concurreerde voor 't ruiter
standbeeld van den stadhouder Willem III,
en toen Van Konijnenburg, Limburg en ik
daarbij een commissie van advies vormden.
Ons advies ging zijn kant niet uit, en ik
meen, dat bij de latere toewijzing van 't
standbeeld aan Van Wijk, persoonlijke fac
toren (van Van Wijk zelf) zeker niet minder
belangrijk waren dan het werk, dat hij voor
deze gelegenheid had gemaakt. Want dit
werk - er was iets in, dat niet juist was,
aesthetisch gesproken. Het ruiterstandbeeld
moet op het Kasteelplein te Breda komen,
en staat rondom vrij. Het beeld
moet, dus wil het goed zijn, van elk stand
punt belangrijk zijn door
volumenwerking. Het was dat niet: Paard en ruiter
waren gemaakt, alsof zij tegen een
muurvlak aan zouden moeten staan; het
was dus een standbeeld, dat als r e l i e f"
ders niet gemakkelijk heenstappen. Over
't algemeen is de mensen op het stuk van
eten uiterst conservatief, maar nood leert
bidden. Als in tijd van schaarschte een
maatregel tot besparing kan leiden, dan
moet men het met uiterlijkheden zoo nauw
niet nemen. Trouwens, als in Trianon of
Restaurant Royal de pommes de terre en
chemise geserveerd worden, dan eet iedereen
ze, ja menigeen... verslindt hen met huid
en haar!"
Waar men het bezwaar der kieskeurigheid
kwalijk kan handhaven, blijft feitelijk alleen
nog slechts de vraag ter beantwoording
over, of de door het niet-schillen verkregen
besparing van belang is? Is de hoeveel
heid voedingsstoffen, waarom het hier gaat,
zóó gering, dat zij bij het
volksvoedingsvraagstuk geen gewtcht in de schaal legt ?
In dat geval zou het natuurlijk niet de
moeite waard zijn zich over de kwestie het
hoofd te breken. Dat behoeven al vast zij
niet te doen, wier disch welvoorzlen is.
Alevel, de tijd kan komen, dat ook dezulken
de kost met mondjesmaat wordt toegemeten.
Intusschen raakt de kwestie in de eerste
plaats den minder bedeelde, die in gewone
tijden reeds hoofdzakelijk van brood en
aardappelen moet leven. Voor hem telt ge
wis elk grammetje eiwitstof mee.
Maar, zal de lezer wellicht vragen, hoe
veel proteïnen heeft een mensch noodig?
Daarover loopen de meeningen eenigzins
uiteen en bovendien hangt het antwoord af
van verschillende factoren, als geslacht,
leeftijd, lichaamsgewicht en arbeid. Aanvan
kelijk heeft men aangenomen, dat een vol
wassen man van 70 Kgr. lichaamsgewicht
120 gram proteïnen noodig heeft; later is
dat getal op iets minder dan 100 gesteld,
en in den laatsten tijd is de meening ver
kondigd, dat hij met 60?70, ja zelfs nog
veel minder, toe kan. Hier zullen wij ons
in deze kwestie niet verdiepen, doch, den
gulden middenweg bewandelen, de gemid
delde hoeveelheid van 50 gram als
wenschelijk stellen, dat is dus iets meer dan
een gram voor elk Kgr. lichaamsgewicht.
En hoeveel gaat er nu wel met dat geschil
verloren, hoor ik een ander vragen? Dat is
niet lang geleden door het U. S. A.
Agriculture departement nagegaan en den uitslag
van dit onderzoek wil ik hier in korte trekken
mededeelen. Vooraf wil ik, ter wille van de
neutraliteit er op wijzen, dat ook in
Duitschland deze zaak onderzocht is. In het bekende
handboek van König wordt op grond van
de uit komsten der onderzoekingen het schillen
ontraden.
g e z i t n misschien eenige bekoring had-maar
niet anders. Het voldeed volgens de com
missie van advies dus niet aan de eischen;
daarenboven was de actie van paard en
ruiter niet n, al legde Van Wijk ten slotte
van een luitenant der huzaren een certificaat
over, dat de stand van 't paard juist was.
Dit was een naturalisme, dat hier op
die manier zeker niet had moeten worden
ingevoerd. Van W ij k had niet het
talent het volumen" van een
beeld, van overal te zie n,
belangr ij k t e m a k e n. Dit is de zin van deze
bewering, en dit duidt uit, dat hij voor het
Groote Beeldhouwwerk niet was aangelegd.
H ij miste daarvoor den S t ij l - en zelfs
den noodigen Hartstocht.
Deze beeldfcouwer was ten
eenemale verwant met de schilder
kunst van de Haagsche School.
Ik bedoel hiermee, dat zijn werk nooit in
groote volumina gevoeld en gegeven was,
noch zich bijna mathematisch, star van
grootheid, voordeed. Integendeel. Het o
ppervlak was voor hem te be
lang r ij k, het oppervlak alleen, en- het
lichtspel, haperend en hier en daar, aarze
lend op en over de kleine hoogtes van
dat oppervlak. Hij had met de Haagsche
School verder de neiging gemeen op zekere
wijze zijn figuren, zijne Visschersvrouw, etc.
te zien. Israëls is daarbij te noemen; om 't
soortgelijk inzicht. Hij hield, wat Haagsch
iiiiMMiiimiiiii
In Amerika heeft men gevonden dat;
l o. ongeschilde aardappelen bij het koken
verliezen:
l proc. van de stikstofverbindingen
3 proc. van de minerale bestanddeelen
(zouten);
2o. geschilde, en onmiddelijk in kokend
water gedompelde;
16 proc. stikstofverbindingen en
19 proc. minerale stoffen;
2o. geschilde, en eenigen tijd in koud water
gelatene;
47 proc. stikstofverbindingen en
38 proc. minerale stoffen.
Weluitgerekend wordt het oorspronkelijke
gehalte aan stikstofverbindingen door louter
schillen terug gebracht van 1.8 op 1.5 en
door het bovendien in water te weeken
zetten op 0.9 proc. Dat is derhalve een
verlies van de helft. Aangezien de laatste
methode de hier te lande gebruikelijke is,
behoeven wij alleen met deze rekening te
houden.
Indien het gerucht waarheid bevat, dat
ieder onzer op een wekelijksch rantsoen
van 4 Kgr. aardappelen zal worden gesteld,
dan krijgt men daarmee, op den grondslag
uan 1.8 proc. proteïnen, wekelijks 72 gram
of, in ronde cijfers, 10 gram daags. De helft
hiervan nu plegen onze Aafjes in het
gootgat te gieten. Kookt men daarentegen de
aardappels in de schil dan gaat er zoo
goed als niets verloren. Nu bedraagt de
hoeveelheid aardappeleiwit, die wij zullen
krijgen, nog maar 1,9 deel van hetgeen men
aan eiwitstof noodig heeft, maar laat ons
wel bedenken, dat het niet vast staat, dat
elkeen zich de overige 8/9 deelen zal kunnen
aanschaffen. Zoodat het dus wel raadzaam
schijnt, van hetgeen men zeker krijgt, geen
greintje te verspillen. Wel heeft men in
Amerika uitgerekend, dat de hoeveelheid
proteïnen, welke van l bushei (plm. 35
Liter) tengevolge van het schillen verloren
gaat, gelijk is aan de proteïnen van slechts
1/6 (0.45 Kgr.) biefstuk, maar, vraag ik in
gemoede, welk nadenkend mensch smijt er
nu, al is het dan te hooi en te gras, een
pond vleesch weg?
Maar de varkens," hoor ik de boeren
zeggen, krijgen die dan geen schillen
meer?"
Wij zouden ons kunnen beroepen op de
verklaring, dezer dagen afgelegd door een
hunner woordvoerders, die in deze materie
bevoegd mag heeten, dat men eerst voor
zich zelf en voor zijn gezin en dan pas
voor zijn naaste moet zorgen. Er ligt in
deze moraal veel gemeenschapsgevoel, juist
is in aesthetischen zin, van't typische",
't eigenaardig geval, of gevalletje. Daardoor
is bij van Wijk het kleine werk het meest
te waardeeren; dat wat in een kamer staat,
en van het kamerlicht beheerscht wordt.
wordt. Een enkele maal voelt ge, in de
figuren van de visschers te peerde, den in
vloed van Me n n ie r; iets grooters. Toch
heeft van Wijk in de laatste jaren groot
werk genoeg gehad, en was nog ander te
wachten. Hij heeft dus steeds met de eischen
van den S t ij l te doen gehad, en het ware
onbillijk hier niet te constateeren, dat deze
impressionist, beeldhouwer, niet wist en niet
tobde over de eischen, waaraan hij erkende
dat dergelijk werk moest voldoen, en waar
aan hij niet voldeed. En dit is juist het
droevige van dezen dood, op twee en veertig
jarigen leeftijd: midden in de onzekerheid
en midden in de aarzeling moest hij het
opgeven. PLASSCHAERT
iiiiiitiiiiiiiiiiiiiuiitiiiiiliiiiiiiiiiimitiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiii
DRIEVOUDZANG
Als laatste, wond're schakel in den keten
van 't uit elkaar ontstane scheps'lental
verscheen de Mensch opaarde, en een huiv'ring
van eerbied voer door 't Al.
Zoo was daar dan het wezen dat door weten
eens stijgen zou tot hoogten ongekend,
maar eerst moet lijden, tot volkomen zuiv'ring,
naamlooze ellend,
wijl hij zich van Natuur heeft losgereten.
H. GILT A v
iets wat de maatschappij in deze benarde
tijden zoo broodnoodig heeft, maar het is
alleen maar wat ongelijk verdeeld en daarom
zullen wij dit argument niet aanvoeren.
Maar wat wij tegen het hedendaagsche
varken hebben, dat is zijn gevoel van eigen
waarde, een gebrek, dat het uit de
concentenkoorts heeft overgehouden. Zelfs toen
er geen varkens meer uitgevoerd mochten
worden, bleven zij even prijzig en thans
nog is hun vleesch onbereikbaar voor de
genen, die het eigenlijk het hardst noodig
hebben. Nademaal wij overtuigd zijn, dat
men met opofferingzijneraardappelenschillen
daarin toch geen verbetering zou brengen,
dunkt het ons, ook zonder naastenliefde
geweld aan te doen, geoorloofd, de schillen
te behouden, althans in dezen tijd, welke
dringend eischt, dat men op de kleintjes past.
NED. OPERA
Dir. G. H. KOOPMAN
Paleis voor Volksvlijt, Amsterdam
MAANDAG 8 OCTOBER, 8 UUR
DE KLEERMAKERS VAN MARKEN
Stadsschouwburg, Amsterdam
DINSDAG 9 OCTOBER A ?: r\ A
half 8 A l U A
Gebouw v. K. en W., den Haag
WOENSDAG 10 OCTOBER 8 UUR
DE KLEERMAKERS VAN MARKEN
Paleis voor Volksvlijt, Amsterdam
DONDERDAG ,1ROCTOBER «_A BOHÈME
Hollandsche Schouwburg, Amsterdam
VR,JDAG812 OCTOBER BUTTERFLY
Gebouw Novum, Bussum
VRIJDAG^ OCTOBER |_A BQHÈME
Groote Schouwburg, Rotterdam
ZATERDAG 13 OCTOBER A n A
8 UUR A l U A