Historisch Archief 1877-1940
6 Oct. '17. No. 2102
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
HANDSCHOENEN
iiiiuiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiintiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittHiiiiiiiiiitniiiiiiiiiiiiMiiiiniii
Energie-Distributie in
komende Tijden
door dr. L. J. TERNEDEN
Directeur van de Zuider Gasfabriek
Als men voor eenige jaren gezegd had,
dat wij een tijd van distributie tegemoet
zouden gaan, had men de vraag tot antwoord
gekregen, wat men daarmede bedoelde. Thans
is het begrip distributie gemeen goed, nu
wij dagelijks de gevolgen ondervinden. Dis
tributie van eenlg artikel wil zeggen, dat
het gebracht wordt daar waar het het meest
noodig is, het meest volkomen wordt benut,
dus met zoo min mogelijk verliezen, omdat
de aanwezige voorraad geen verspilling toe
laat, niet toelaat, dat ieder naar eigen keuze
er over beschikt. Dlstrlbueeren is dus niét
synoniem met gelijk verdeelen. Distributie
van brood bijv. omvat het volkomen benutten
van den tarwekorrel, het zorgdragen dat nie
mand te veel krijgt, wat tot verspillen aan
leiding geeft, maar ook dat ieder het deel
krijgt waarop hij recht heeft, waarbij dit
recht weer bepaald kan worden bijv. door
den te praesteeren llchaamsarbeid.
Een goed doorgevoerde distributie is der
halve synoniem met een absolute economie.
In het dagelrjksch leven en in de industrie
heeft hieraan vooral vroeger veel ontbroken.
De roofbouw bij de ontginning van delf
stoffen, het zonder eenig richtsnoer
omkappen van bosschen, het verkeerd gebruik van
die delfstoffen of van het gekapte hout, zijn
voorbeelden van slechte economie en van
verkeerde distributie. Voorheen koos ieder
voor verwarming of Industrie zijn brandstof
naar eigen inzicht. Hier te lande heeft o. a.
de vereeniging voor rookvrij stoken getoond,
dat dit eigen inzicht dikwijls volkomen in
strijd was met economisch beheer. Zou er een
lichaam bestaan, dat aan ieder de voor hem
passende brandstof toewees, dan zouden de
kolen juist gebruikt worden: een goed ge
leide distributie zou hetzelfde zijn als het
betrachten van economie. Wat zouden de
waardevolle Schotsche Cannelkolen niet
meer nut gedaan hebben, als deze niet ge
woonweg als gewone kolen vergast waren;
nu hebben wij slechts uitgeputte vindplaatsen
over. En er tegenover zoeken wij nog naar
de juiste wijze om de onmetelijke turfvelden
der wereld economisch te benutten.
De techniek was niet ver genoeg gevorderd,
fililimiiMlifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiliiiiiiiiiiiiiiiMiiliiiiiiiimn.tiiii
Distributie en Goed Humeur
door H. ROOTLIEB
Onder distributie" verstaan we hier, voor
het gemak, de geheele uit den oorlog
vooitspruitende voorziening ten aanzien van ons
levensonderhoud en onder goed humeur"
d.ie prettige, door ieder gewaardeerde stem
ming, welke ons in staat stelt al die kleine
prikken en duwen, die het leVen, voorna
melijk in den omgang met menschen, ons
geeft te verduren met die gelatenheid welke
voortspruit uit het zien van de betrekkelijke
waarde van de kleine ergernissen.
Of er aanleiding is, om, in verband met
de distributie" ons humeur tot een onder
werp van bespiegeling te maken ? Zeer zeker,
want iemand, die niet in het bezit is van de
hierboven geprezen geduldige stemming, kan
in verband met de zorgen, die tegenwoordig
aan onze voorziening met mondkost enz.
zijn te wijden, ieder oogenblik nanleiding
vinden tot het verliezen van het humeurlijk
evenwicht, dat ons zoo goed staat en zoo'n
zegen is, juist in tijden van veel last en
moeite.
Want dat we in dit opzicht een tijd van
veel aanvechting doorleven, daar behoeven
we heusch geen doekjes om te winden. Dat
maakt een vergelijking met ons naaste eer
tijds wel duidelijk. Immers, voor wat aan
gaat het aanschaffen van alles wat we zoo
meenden noodig te hebben, en dat was
nog al wat , leefden we als verwende
kinderen. Was niet het geheele economische
leven er op gericht, om ten spoedigste en
op de gemakkelijkste wijze aan al onze
stoffelijke wenschen en begeerten zoo spoedig
en zoo goed mogelijk-te voldoen? En,
veeleischend als we reeds geworden waren, werd
ons verlangen nog met tal van grootere en
kleinere middelen aangewakkerd en geen
andere belemmeringen of onderbrekingen in
de uitvoering van onze talrijke opdrachten
en bestellingen waren ons bekend dan die
welke de natuur zelve ons bracht in den
aard van het door ons begeerde goed.
Waarbij nog een scherpe concurrentie ons
prijzen bracht, die voor zeer velen heel wat
koopwaar koopbaar maakten.
't Ging prachtig. Zooal eenige bemoeiing,
zorg voor onze voeding behoefde onze regee
ring niet te torschen; regelen ten aanzien van
de voeding hunner gemeentenaren eischten
van onze gemeentebestuurders geen tijd; de
het leven stelde nog niet die eischen, de
concurrentie dreef nog niet tot die verfijnde
methoden om van grondstof tot product te
komen.
Zoo was het vroeger. En thans? De
tijden hebben hooge eischen gesteld aan de
techniek. En deze heeft de eischen kunnen
volgen. Maar nog lang niet alles, wat in de
hersenen van verder vooruitdenkende men
schen heeft gewoeld, is verwezenlijkt. En
het is vreemd, dat een alles vernietigende
wereldoorlog juist de kracht zal zijn, die
conservatisme en sleur zal breken. Zal niet
veel Ersatz" op den duur het oorspronke
lijke artikel verdringen, heeft de noodge
dwongen distributie niet geleerd, dat wij
anders konden leven, dat een goed geleide
distributie economisch was ?
Wat zal de toekomst geven ? Wat moet
deze ons geven ? Indien er slechts n les
was, die de' vreeselijke oorlog ons geleerd
heeft, de les der economie, dan zouden wij
dankbaar moeten dragen, wat ons in dezen
tijd werd opgelegd. Wij hebben tenminste
geleerd nuttig te gebruiken, waar wij vroeger
meer mee speelden, geleerd, dat wat vroeger
niets was, thans waarde heeft. Ieder van
ons zorgt voor zijne kinderen en tracht hen
in staat te stellen weer voor de hunnen te
zorgen: ons nageslacht. De energie in onze
handen gesteld, moeten wij zoo nuttig mo
gelijk gebruiken, opdat ook deze voor ons
nageslacht van nut kan zijn.
Onze hoofd-energiebronnen zijn: kolen en
water. Zij geven ons warmte, stoom, gas,
electrischen stroom, kracht en licht. Zonder
deze kan onze industrie, kan ons leven niet
meer bestaan. Wij hebben dan ook talrijke
waterleidingen, gasfabrieken en electrische
centrales en deden dus ons best de gegeven
energie zoo goed mogelijk te gebruiken.
Maar wij zien gasfabriekjes, met verlies
werkend, met geringe gasopbrengst, die
slechts een matig aandeel aan teer en ammo
niak opleveren. En wij zien de kleine elec
trische centrales, kwijnend, stopgezet. Maar
wij zien ook de groote bedrijven, bloeiend,
electrische kracht en licht brengend in hunne
omgeving, kilometers ver. Wij kennen de
gasfabrieken op moderne leest geschoeid
en de cokesovens, die het gas mijlen ver
brengen, de kolen benuttend tot het uiterste.
Een waterleiding op Zuid-Beveland, de
gasvoorziening rondom Leiden, het
provinciaalelectriciteitsbedrijf van Noord-HollanJ, de
eerlijke verdeeling b v. van voorraden rijst
en boonen vroeg niet de werkkracht van
een leger ambtenaren als nu daarmede bezig
is; beperking in hun vrijheden prikkelden
producent noch handelaar; geen rantsoenen
dwongen den verbruiker zich lederen dag
weder duidelijk te herinneren, dat het er
nu om gaat met z'n allen eerlijk te deelen
wat de grootmachten buiten anze grenzen
ons gelieven toe te deelen.
Weg is die rust, weg die vrijheid, weg
die weelde. Hard werken is het nu; in
schikkelijk zijn is v/at van allen wordt ge
vraagd; tevredenheid en zuinigheid bij
schaarschte is het wat deze dagen van ons
eischen. Want ver zijn we afgeraakt van
den tijd waarin we maar alles konden be
komen, toen behalve ui/ eigen land, van alle
windstreken snellijk werd aangebracht, met
den regelmaat van een uurwerk, al datgene
waarvan wij onze competente portie
wenschten te nemen.
O, die oorlog! Die hellevorst met zijn
groot gevolg. Wat heeft hij ons gebracht.
Duurte, gebrek en schaarschte. Ook nog
smokkelen, opkoopen en hamsteren", mede
oorzaak wordend van veel en velerlei maat
regelen, die maarternauwernood waarborgen,
dat steeds alles wat voor de instandhouding
van het leven van medemenschen noodig is
in de rechte handen komt.
Noodig werd het Invoeren van een splin
ternieuw en omslachtig systeem van
warenverdeeling. Overbelasting van regeerders en
bestuurders met de zorgen voor het
dageHjksch brood van het volk moet
geconstateert. Overlading met arbeid van ambtenaren
bij de uitvoering van een voor hen geheel
nieuwe taak vraagt de aandacht. Vrijheids
beperking van den handel nam reeds ge
duchte afmetingen aan. De voedselvoorzie
ning voor zoo velen die toch al niet aan den
ruimen kant leefden en reeds moeite hadden
om de eindjes bij elkaar te houden kost
steeds grootere inspanning.
Het is duidelijk, dat dit alles niet kan
worden doorleefd zonder dat dan deze dan
gene groep van belanghebbenden heeft te
schikken, toe te geven, te dragen of te
dulden.
Ministers en burgemeesters, fabrikanten
en boeren, groothandelaars en de mannen
van den detailhandel en niet het minst de
consumenten, waarvan in de ergste mate
onze financieel zwakke medeburgers, zij allen
IJselcentrale, Limburg met zijn cokes-ovens
in aanbouw en zijn provinciaal wordende
Stroom verkoop-maatschappij, zij zijn .alle
voorbeelden van economischen arbeid, van
juiste energie distributie.
En daar ligt de toekomst. Water en kolen
worden gebracht waar zij zijn moeten, de
juiste kolensoorten op de juisteplaats. Groote
centrales voor electriciteit en voor gas ver
rijzen, de kleine eenheden verdwijnen. Gril
lige gemeente- of gewestelijke grenzen geven
geen belemmering meer. Wat mag een der
gelijke distributie zich storen aan den
toevalligen loop van een rijksgrens? De bij
producten eischen hunne fabrieken: een
chemische industrie bloeit op. Wij worden
onafhankelijk van vreemden.
Dat is het gtoote perspectief, dat zich
voor Nederland opent. De organisatorische
krachten bezit ons land te over. De steun
van particulieren, gemeen'en, provincies en
rijk mag niet uitblijven. Kleindoenerij mag
niet meer bestaan. Zóó passen wij toe de
les in dezen oorlog geleerd: economie, door
juiste distributie van uit centrale punten
van water, gas, en electriciteit, in het kort
van de energie, noodig voor ons geheele
bestaan. En dat wordt de energie-distributie
der komende tijden.
iiimiiiiimiiilii
De Distributie, de Ambtenaar
en het Publiek
door W. J. VAN WAGTENDONK
Hoofdcommies ter Gemeente Secretarie
De uitvoering der voorschriften, door
hoogere en lagere autoriteiten gegeven voor
de distributie van levensmiddelen en andere
artikelen, legde aan vele ambtenaren een
taak op, waarvoor zij zich niet hadden
kunnen voorbereiden, zooals zij dat gedaan
hadden voor hun werkzaamheden in gewonen
tijd. Vooral voor de ambtenaren ter
gemeentesecretarie gold het zich in korten tijd op
de hoogte te stellen van veel dingen, waar
mede zij vroeger niet te maken hadden.
Ook tot het publiek kwamen zij in een
geheel andere verhouding te staan. Zij
moesten meewerken bij de toepassing van
voorschriften, die maar al te vaak inbreuk
maakten op de voorheen genoten vrijheid
van den gewonen burger en van bedrijfs
leiders bij het behartigen dier belangen.
Is het wonder, dat die ambtenaren, veelal
geheel onkundig van de eischen, die het
zakenleven stelt, met vrees vervuld waren
voor de botsingen, die zeer waarschijnlijk
zouden volgen, wanneer hun plicht hen
dwong de gegeven voorschriften toe te
passen, ook dan, wanneer die voorschriften
in strijd waren met het eigenbelang der
personen, met wie zij te doen zouden krijgen?
Het is hun evenwel sterk meegevallen en
dat is ongetwijfeld toe te schrijven, eensdeels
aan het gemak, waarmede de ambtenaren
zich hebben weten aan te passen aan de
eischen van een voor hen nieuwe taak,
anderdeels aan de gedweeheid, waarmede
de gewone burger en de handels-of zaken
man zich hebben geschikt en zich blijven
schikken in omstandigheden, waarin zij zich
zooveel geduld, opoffering van tijd, vrijheids
beperking en nog allerlei andere onaange
naamheden moeten getroosten.
De tijdsomstandigheden zijn moeilijk voor
iedereen, voor het publiek en voor den
ambtenaar, en het besef, dat het niet anders
kan is gelukkig doorgedrongen zoowel tot
den een als tot den ander. Dit besef Imaakt
het publiek toegevend tegenover den ambte
naar en het geeft den sociaal voelenden
ambtenaar den steun, dien hij noodig heeft,
wanneer hij zich geplaatst ziet voor de toe
passing van maatregelen, waarvan hij gevoelt,
dat ze hard zijn.
Algemeene voorschriften zijn dikwijls hard,
omdat ze onmogelijk kunnen rekening houden
moeten een veer laten, een wensch ver
zaken, een begeerte onvervuld zien, afstand
doen zelfs van wat ze maar ternauwernood
kunnen missen.
Zou daar het goede humeur niet wel eens
onder lijden ?
Die Minister! Daar speelde hij het klaar
met de buren over de grens maar nu mop
peren de boeren. Of de boeren zijn in hun
sas maar nu gromt het daar ginds in de
verte. Of Zijne Exellentie had het nu zoo
aardig voor elkaar met beiden en nu maakt
het volk kabaal. Dat is dan toch..., je
poogi, je werkt, je ploetert Is dat niet
om uit je humeur te raken ?
De burgemeester is in de uitvoering van
de honderden voorschriften nog al mild.
Dan neemt men een loopje met de controle;
Ot de burgervaderlijke hand is wat er hard
in het kastijden. Dan dreigt er verzet. Of
hij poogt den wal bij het schuurtje te laten.
Dan is het gemopper aan twee kanten. Daar
wijd je nu je beste krachten aan. Ondank....
Blijf daar nu eens bij in je goeie humeur.
De ambtenaren hebben elkaar gezegd: de
menschen lijden toch al zoo veel last, laten
wij hun lot zoo dragelijk mogelijk maken
en wat soepel en behulpzaam zijn. Dat viel
niet mee. Pogingen om, met den toegestoken
vinger, de geheele hand te nemen ! Of de
genoemde uitvoerders van al dien rijkdom
van voorschriften en besluiten zien wat erg
veel heil en strengheid, doen een beetje
autoritair. Het regent klachten over de vin
nigheid van de administratie. Of ze pogen
zoowat het midden te houden. Ze worden
toch te pakken genomen, aangeklaagd door
den een, dat ze te slap, door den ander, dat
ze te weinig plooibaar zijn. Blijf daar eens
opgewekt bij. Het kost je je goeie humeur.
En nu het publiek". De van zijn vrij
heid beroofde grossier, de met bons opge
scheepte winkelier, de van 's burgemeesters
bons afhankelijke huismoeder, wat moeten
ze veel verduwen en verdragen. Grossier en
winkelier geperst tusschen de klanten en de
distributie". De huismoeder dupe van het
conflict tusschen het minderend rantsoen en
haar altijd hongerige jongens, om|van vader"
maar niet te spreken. Heusch, heel dat sa
menstel van regelingen en voorschriften waar
we nu onder leven en die voor ons toch
eigenlijk niet anders beteekenen dan het
ontvangen van wat minder waar we toch
zoo graag wat meer zouden hebben, het
met ieders bijzondere belangen en het zijn
voornamelijk de personen, wier bijzondere
omstandigheden hen doen lijden door een
algemeen voorschrift, die met hun klachten
komen bij den ambtenaar. Wat moet dan
die ambtenaar doen? Geduldig naar de
klagers luisteren en met hen zoeken naar
een uitweg. Hij kan niet volstaan met te
wijzen op den letter van het voorschrift.
Hij moet ook vooial rekening houden met
den geest daarvan. Hij mag geen advies
geven of een besluit nemen in strijd met
het voorschrift, maar hij zal zich beijveren
alle clementie toe te passen, waartoe het
voorschrift hem gelegenheid geeft. Geen
ambtenaar, die een juist begrip heeft van
zijn taak: in dienst der overheid werkzaam
te zijn ten bate van het publiek, zal zich
tevreden mogen stellen met de formule: zóó
luidt het voorschrift en van de rest trek ik
mij niets aan. Trouwens, ieder ambtenaar
gevoelt aan den lijve den nood der tijden
en moet dus wel begrip hebben van de
moeilijkheden, waarin andere burgers komen
te verkeeren. Het is daarom niet alleen zijn
plichtsgevoel, dat hem zal aansporen tot
welwillendheid, eindeloos geduld, inspanning
van alle krachten bij de vervulling van zijn
zware taak.
Komen de ambtenaren daarin nooit te
kort?
Ik zou de waarheid te kort doen, als ik
daarop ontkennend zou antwoorden. Ook
ambtenaren zijn menschen met gebreken en
niet altijd zulke hoogstaande menschen, dat
zij zich nimmer uit hun evenwicht laten
brengen. Maar ik durf met vrijmoedigheid
op verzachtende omstandigheden wijzen. In
een omvangrijke administratie als die der
distributie in een groote gemeente is, worden
fouten gemaakt, waarvan deze en gene de
dupe zal worden. Klachten zijn daarvan het
gevolg en dan ondervindt de ambtenaar
dikwijls veel moeite, om den klagers dui
delijk te maken, dat de administratie niet
feilloos kan zijn. Er zijn nog maar al te
veel menschen, die eischen, dat iedere rege
ling volmaakt zal zijn.
Die onbillijke eisch mag de ambtenaar
afwijzen en hij moet zich verzetten, wanneer
van hem gevorderd wordt van een voor
schrift af te wijken in het bijzonder belang
van een klager, die zich benadeeld acht.
Waar zou hij de grens moeten trekken, als
hij al het recht had het meer of minder
nauw te nemen met de hem gegeven voor
schriften ? En hebben de klagers wel het
recht den ambtenaar te verwijten, dat hij
vaak niet genoeg aandacht schenkt aan hun
breed uitgesponnen bezwaren, waar de
ambtenaar in beperkten tijd zooveel personen
te woord moet staan ?
Zoowel het publiek als de ambtenaren
behooren in wederzijdsche medewerking te
streven naar een vlotte uitvoering van
voorschriften, die In eennoodtijd zijn gegeven
ter voorziening in zeer ongewone omstan
digheden en het mag een verblijdend feit
genoemd worden, dat over 't algemeen
zoowel van de eene als van de andere zijde
die medewerking wordt gevonden.
Amsterdam, 29 September 1917
Een Vleugje Haagsche Wind
HIPPISCH WELDADIGHEIDSFEEST
't Was buitengewoon Zaterdag op
Duindigt. Een wereldscher combinatie is er niet
denkbaar, dan die van twee mondaine ge
beurtenissen bij uitnemendheid, de hippische
sport en het plegen der weldadigheid.
We danken het den Brusselschen
beaumonde, aan wie we op mondain gebied
zooveel reeds schuldig zijn?om alleen de
necrolegie in de Kroniek slechts te noemen.
werkt op het humeur en nietin de gewenschte
richting.
In slecht humeur" komen. Ja, er is heel
wat aanleiding toe. Je moet maar gaarne in
je ambt het goede voor land en volk tot
stand bj-engen en steeds met critiek worden
beloond; je moet maar je ijver uitputten,
om, bij veel last, nog wat gemak aan te
brengen; je moet maar vooruit willen met
je zaken en telkens de kluisters voelen; je
moet maar heel den dag moeten zorgen
voor je gezin en ieder oogenblik je iets zien
ontgaan wat er toch zoo noodig is. Om dan
in goed humeur te blijven, dat kost wat.
Ja, het kost veel. Maar het moet. Om ons
zelf, mair veel meer nog om allen, die ons
omringen, die we helpen moeten, voor wie
we de verantwoordelijkheid dragen. Want
als de stemming er uit is, dan gaat het
werken, het zorgen, het regelen en het uit
voeren niet goed. Met mokken en mopperen
verteren we onze kracht; een goed humeur
biedt steun, geeft vreugd bij het werk, dat
wel eens zwaar kan vallen.
Of dat goede humeur bij ons volk nu
zoek is en of het daarom bijzonder krachtig
moet worden aangeprezen ?
Wel neen. De meerderheid is niet zoo
kwaad gemutst. Wij hebben nu zoo zamen
al heel wai doorgemaakt sedert de lont in
het kruit ging. Maar al werden de wenk
brauwen wel eens gefronst, en ai scheen
het wel eens een oogenblik of de goede
stemming er uit was, alles naar verhouding
genomen is ons volk in al zijn lagen nog
niet uit zijn humeurlijk evenwicht geweest.
De man, die, zijn stukkezakje ledigend, een
grap verkoopt over zijn Postuma-taart of
Juliani.-cake heeft nog altijd meer succes
dan de brommer, die, zijn bruine boterham,
de kwalificatie van beestenvoer en turfmolm
toekent.
En zoo moet het maar blijven. Zeker, er
kunnen ook in onze levensmiddelenpoHtiek
fouten insluipen. Maar dan zijn daar toch
wel eenige frissche koppen, die daar eens
werk van maken ? Er moet veel betaald
worden. Ongetwijfeld l Dat kan bittere zorg
brengen. Maar het ergste raken we nu
wel te boven. Schraal is heden voor menig
een het deel. En daar komt ons gemoed
tegenop. Doch dat leed kan, als niet alles
bedriegt, niet zoo heel lang meer duren.
In ieder geval, van mopperen wordt geen
mensch beter. Daarom, wie te werken heeft
We hebben er den hipplschen weldaad
begaan.
Het oude, bijna vergeten Duindigt van de
Woensdagmiddagen der wedrennen leefde
weer op, en er waren met hunne hippische
gezichten, de eigenaren Bultman, De Pesters,
jochems, Kruger en zoovele anderen, en
de elegante heeren-rijders der Haagsche
jeunesse doré, wier belangstelling de mooie
paardjes en mainteneetjes gold, en hunne
zwendel-vazallen, de bookmakers met hun
aanhang van speel-rapaille.
Wel waren er de doorluchtige besturen
der verdwenen sportsocieteiten als Royal
Sporting-Jockey- en Gentlemen Club niet
voltallig, zooals ze er in simpele bakjes,
onder het leggen van een intiem kaartje,
met hun kleurige vesten en witte slobkousen
eertijds kwamen, maar enkele leden waren
er toch, en Eli liep er nobel en breed als
de koning van spel en nachtfeest rond, en
Verwaayen en nog vele anderen mochten
we er terug zien. Ook de breede bookmakers
plank stond er leeg, en David Catshadaan
glorie verloren, zooals hij er rondliep, zonder
de rammelende geldtasch, de cóte minzaam
toefluisterend aan de oude klanten van voor
zes jaar.
Maar Walter Jochems, de eigenaar van
de groote baan, zag er sportiever uit dan
we hem gekend hebben, liep er niet als de
slanke Anglicaansche figuur onder zijn
breede sportpet naast den lederen koker van
zijn veldkijker, maar droeg zelf het zijden
geel-rood gecirkelde buis van zijn befaamden
stal, als een magere jockey op
onverklaarbara wijze uitgerekt, en reed zelf een zijner
volbloeds.
Het was alles aangenaam hippisch wel
dadig, en er waren duizende bezoekers.
Als het correspondentie-bureau er verte
genwoordigd geweest zou zijn, we kunnen
zijn afwezigheid niet verklaren, zouden de
Haagsche bladen, de paplernood ten spijt,
een extra pagina hebben moeten laten druk
ken, om de lange lijst van
opmerkenswaardigen te publiceeren. Er waren de meest
exotische gezanten en diplomaten.
Ook duizende eenvoudige burgers waren
opgekomen, maar ze stoorden de
mondainiteit niet, want ze beklommen de hooge
tribune, die in de oude wedren-dagen nooit
door iemand beklommen werd, en keken voor
hun f2.50 entree rustig op het grasveld neer,
tot het laatste paardje geloopen had.
Zoo voelden we ons toch thuis rondom
het weldadig middelpunt van het terrein,
het eigenaren paviljoen waar onze adelijke
dames, voor het tweeledig doel het Tehuis
voor onbehuisden" en l'Oeuvre du tabac
pour Ie soldat Beige" bij de altijd mondain
stemmende tonen van een tsigane» strQkje
bloemen, sigaretten, champagne en thee
verkochten.
Op het dak van het paviljoen speelde een
militair Belgisch orkest, om de toeschouwers
in de even hoog gelegen tribune te vermaken.
De Belgische soldaat die zijn cigaret op
steekt, en de zwerver die aan het tehuis
komt vragen om onderdak, mogen tevreden
zijn, en trotsch, als ze weten, hoe voor hen
Baronnesse de Beaufort, hare buggi met
theerozen en gele dalhia's, en onze ver
maarde kok uit Royal, de heer Kemper
zijn rijtuig met dubbele roze asters kostbaar
versieren liet, hoe Walter Jochems, zijn
breede engelsche pet voor een jockey pet
verwisselde, en zijn complet van Engelsche
stof voor een rood-geel gecirkeld zijden buis.
O. Als ze daarbij eens even hadden mo
gen zien, welk een verrukkelijke costuams
de dames uit den beau- en demlmonde hen
ter eere gedragen hebben, hóe zoet zou de
zwerver droomen, in het bed dat hem gratis
verstrekt wordt, met welk een elegance zou
de Belg in zijn loopgraaf zijn cigaret rollen.
't Was smart.
ARI
op dit gebied arbeide met alle kracht, naar
eer en geweten, met goeden moed, mede
gedreven door gezonde liefde voor allen,
die van den druk te zwaar zouden lijden,
tot behoud van de kracht van ons volk.
Is dan, mijn waarde broodbakker, uw
vrijheid wat geknot, houd het goede humeur.
Betere dagen zullen ook uw bedrijf wel
weder loonen..
En, vaders en moeders die nu somwijlen
de zorg te zwaar wordt, houdt de stemming
er in, ook al moet van uw willen en wen
schen heel wat vallen. Laat de kinderen
het maar duidelijk zien, dat het leven soms
sombere eischen stelt, die we evenwel te boven
komen wanneer we onze geestelijke gezond
heid, waaronder een goed humtur, mogen
bewaren.
Wanneer straks weder de tijd mag aan
breken waarin wij over deze zware dagen
spreken zullen als over een stuk van de
geschiedenis van ons leven, dan moeten wij
ons niet hebben te schamen omdat we ver
saagden of verbitterd en klagend onzen weg
zijn gegaan. Neen, als de donkere luchten
zullen zijn afgedreven, dan zal het voor ons
allen, voor den regeerder en den burger,
een stuk levensvreugd zijn wanneer wij
zullen kunnen verklaren: we kregen er
duchtig van langs, we zaten zwaar in den
druk, heel wat van ons willen en begeeren
moest aan den kant worden gezet, maar onze
goede stemming, ons goed humeur, dat rijke
en gelukkige bezit mochten we behouden,
als een Godsgeschenk, dat ons hulp gaf en
steun bood bij het Durchhalten".
In ons eigen en anderer belang hebben
we dat goede humeur te verzorgen; de armen
zoowel als de rijken, ieder op zijn eigen
wijs; de regeerders en de geregeerden. Te
verzorgen"; want het is er. Wie het anders
zegt, kijkt door een beslagen bril.