De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 13 oktober pagina 5

13 oktober 1917 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

13 Oct. '17, - No. 2103 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND «"? Een feestdag Het Tehuis Annette vierde feest op Don derdag 4 October. Feest, omdat de nieuwe behuizing geheel gereed was en de inrich ting thans eigendoms-bezit voor goed ge vestigd mocht heeten in de voor het doel in orde gemaakte perceelen in de Alberdingk Thflmstraat 36-38. Buiten was 't guur en koud, daar binnen deden de talrijke geurende bloemen en de opgewekte stemming van bestuur, personeel en genoodigden weldadig aan. Als de presidente mevr. Kops?Prinsen een hartelijke welkomstwoord heeft gespro ken, als mevr. Jacobs?Zoethout een groet en gelukwensen heeft gebracht van de HaagscheZuster-Vereeniging?DeToevlucht", als de burgemeestersche, mevr. Teilegen Fock, met een waardeerende toespraak voor het mooie werk van het Tehuis, de nieuwe inrichting als eere-presidente heeft geopend, en vriendelijke handen ons hebben doen genieten van een geurig kop thee en ver snapering, dan bezichtigen wij mede de nieuwe ^woning, die waard is te worden gezien. De glorie van {het Tehuislzijn de beide kinderkamers. de ongehuwde moeder onder behoorlijk toe zicht in de maatschappij te laten, dan haar te plaatsen in een gesticht, waar ze tijdelijk geheel afgesloten is van de buitenwereld. Om redenen van administratieven aard scheidde het Tehuis Annette" zich in 1908 af van Onderlinge Vrouwenbescherming" en werd een zelfstandige vereeniging, die 15 April 1909 de Koninklijke Bewilligingop haar Statuten kreeg. Zij bleef echter werken geheel in den geest en de richting van Onderlinge Vrouwenbescherming". Aanvankelijk ging het melhet Tehuis niet zooals de stichtster het wenschte. Het was zoeken naar den juisten weg en... de ge schikte werkkrachten. Voldoening gaf het werk zeker, maar de teleurstellingen bleven niet uit. Langzamerhand echter werden op elk gebied de personen gevonden, die met mevrouw Versluys als presidente, de schou ders onder het werk wilden zetten, zoodat, toen op 10 Februari 1914 de eerste presidente onverwacht overleed, zij vóór haar doodde voldoening had mogen smaken, dat het be staan van haar stichting verzekerd was en haar werk in wijder kring gewaardeerd werd. Een artikel van mevrouw S. A. EscherQleichman te Arnhem in het Januarlblaadje Vereeniging Tot Steun" gaf daarvan o. m. ten duidelijkste blijk. In het Tehuis worden opgenomen a.s.moeders en moeders van zuigelingen,mits voorzien van een geneeskundige verklaring, en instaat een gering verpleeggeld te betalen. Wie dat zelf niet kan, wordt geholpen 't zij door familie of particulieren of door de een of andere vereeniging, meestal Onderlinge Een vijftal van de kleinen, die in het Tehuis Annette worden verzorgd ?Daar liggen de kleintjes allen tevreden, in de wit houten bedjes, geen smetje aan het beddegoed, geen smetje aan het kindje zelve. De oogjes schitteren, en de hand jes omklemmen vast, al wat in het bereik komt. Ginds slaapt een zeer stumperige kindje, in een glazen huisje van de andere kleinen afgesloten, 't Is uit een zér verwaarloosd gezin opgenomen, doch 't. begint reeds bij te komen. Eén geval uit de zoovelen, waar voor het Tehuis een zegen is. Boven zijn de slaapkamers der moeders en de kamers van het personeel. Ze zijn sober doch geriefelijk ingericht. Een frissche melkkeuken, een groote keu ken zijn uit huishoudelijk oogpunt zeer te roemen. De gansche inrichting getuigt van Hollandsche zindelijkheid, van eenvoud en netheid. Wellicht zijn er onder de lezeressen enke len die deze stichting niet kennen. Laat mij er dus van verhalen. In hoofdzaak daartoe in staat gesteld door de milde gift van iemand, die bijzonder belangstelt in het lot der ongehuwde moeder en het buiten echt geboren kind, richtte de vereeniging Onderlinge Vrouwenbescher ming" in Juni 1905 op initiatief van Annette W. L. Versluys-Poelman het naar haar ge noemd tehuis voor ongehuwde moeders en haarkinderen op. Het was de eerste toevlucht in ons land, gegrond op vrijzinnige denk beelden en het principe, dat het beter is, DE VOGELTREK Hadden wij de vorige week nog al vasten grond onder de voeten, dank zij die ringetjes van aluminium, ditmaal wordt het weer een en al gissing en hypothese en onzekerheid. Ik mag echter deze aanteekeningen over vogeltrek niet besluiten, zonder even de vraag aan te roeren: hoe vinden de vogels hun weg ?" Vooral voor menschen, die ondanks kaarten en kompassen en jaren lang les in de aardrijkskunde, nog altijd niet weten van welken kant hun trein moet komen, heeft dit vraagstuk een zonderlinge bekoring. En ten slotte leggen zij er zich graag bij neer, dat men den vogels een afzonderlijken richtingszin toekent, een ge kristalliseerd geheugen, een bewonderens waardig instinct en meer van die dingen, die ten slotte niets anders beduiden, dan dat de zaak zelve ons volkomen onbegrij pelijk lijkt. Misschien hebben de kaarten en kom passen, wegwijzers en gebaande wegen daar wel eenigszins schuld aan. Al de hulp middelen verslappen onze opmerkzaamheid voor de détails, waarop wij ons anders zouden moeten orienteeren. Wie zonder hulpmiddelen in een vreemde streek aan het dwalen [aakt, beseft aanvankelijk zijn hulpeloosheid, maar zal ten slotte zich nog wel op bevredigende wijze weten te redden. Ten minste zoo is het mij dikwijls gegaan. De dieren, wier ervaring zooveel eenvoudiger en tegelijk in sommige opzich ten zooveel rijker is, zullen zich over het alge meen veel beter op de wereld thuis gevoelen Vrouwenbescherming".' Het komt echter meermalen voor, dat een meisje een spaar potje heeft gemaakt, waarmee ze zelf de verpleging in het Tehuis kan betalen. Een tweede hoogst belangrijke voorwaarde van opname waarop een verblijf In de in richting dikwijls afstuit, is, dat de moeder zich moet verbinden na de geboorte van het kind het te blijven voeden tot het 3 maanden is. Dikwijls meenen de meisjes dat ze het kind dadelijk na de geboorte aan de zorgen van de inrichting kunnen toever trouwen om dan zelf weer aan het werk te gaan. Maar in 't belang van moeder en kind wordt aan deze bepaling streng de hand gehouden, tenzij de moeder niet kan of op medisch advies niet mag voeden. Een moeder, die haar kind drie maanden lang eiken dag zes of zeven keer in haar armen heeft gehad, krijgt het even lief, als een gehuwde moeder 't hare; en een zuigeling, die drie maanden borstvoeding heeft genoten, heeft voor het weerstandvermogen een grooten voorsprong op het kind, dat kort na de geboorte met de flesch wordt grootgebracht. In ruil voor de verzorging en verpleging, waartoe het geringe kostgeld vooral in den tegenwoordigen tijd bij verre na niet toe reikende is, moeten de. moeders werken in de inrichting en er alle huishoudelijke bezig heden verrichten. Is er eens een, die vlug met de naald kan omgaan, dan is er overvloed van naaiwerk voor haar te verrichten. Kleertjes voor de kinderen worden door dan wij. Toch hebben hun bewegingen, niet alleen die der vogels, maar ook die van allerlei zoogdieren, visschen, insecten en zelfs wormen nog veel raadselachtigs. Intusschen behoeven wij er niet aan te wan hopen, om tusschen die raadselen en de ons bekende feiten een redelijken samenhang te ontdekken. Maar het kan lang duren. Het wonderlijke en onbegrijpelijke gaat er al voor een groot deel af, nu wij weten, dat een heele massa vogels hun weg niet vinden. Er verdwalen er zooveel, dat Gatke, die het eerst de belangrijkheid van dit ver schijnsel besefte, zelfs alweer een stelsel matigheid in deze dolingen meende op te merken. Ook ons land wordt bezocht door dergelijke toevallige gasten", waarvan de meerderheid echter onopgemerkt blijft, doordat ze zich in 't begroeide ruime land gemakkelijk aan de waarneming onttrekken. Op een kaal eiland vallen ze echter gemakkelijker in het oog en zoo trof Gatke op Helgoland dan allerlei zwervers aan, de meesten afkomstig uit Siberiëen Kamsjatka, maar ook niet minder dan vijftien soorten, die uit Amerika waren komen overwaaien. Op Gatke's voorbeeld is een Engelsch onderzoeker, Eagle Clarke, ook begonnen met studies over vogeltrek op vuurtorens, lichtschepen en eilanden en hij heeft daar een relaas van gegeven in zijn studies in Bird Migration, dat nu naast Gatke's Vogelwarte een zeer behoorlijke plaats inneemt. Hij werkte o. a. op de Eddystone, op het lichtschip Kentish Knock voor den ingang van de Thames, maar vooral op een aantal rotsige eilandjes aan de route benoorden Schotland om, die wij in de laatste jaren door nood gedwongen beter hebben leeren kennen. Het waren het verre St. Kilda, dat er een eigen winterkoningsoort op nahoudt, de Flannan islands, een deel van de Hebriden, Suleskerry, en vooral Fair Isle, dat halfweg ligt tusschen de Orkney's en Shetland. Hier bracht Clarke een aantal voor- en najaren het Tehuis verschaft. Het kleedingvraagstuk voor de zuigeling is er vrij bevredigend opgelost. Vriendelijke dames, die zelf geen kleine kinderen meer hebben, breien de warme truitjes en wollen kruipbroekjes, die zoo heerlijk het geheele kind omsluiten. Donderdagavond komt een onderwijzeres in de handwerken de moeders helpen haar eigen goed te verstellen of nieuw te maken voor haar zelf of haar kleintjes. Zoo krijgen de meisjes nog iets goeds mede van haar verblijf in de inrichting. Die verstelavond is een feestavond, want dan mogen de moedertjes, die het huls al verlaten hebben, ook nog komen en kunnen ze nog even haar kindje zien. Als ze dus na 3 maanden weer in een betrekking gaan, vragen de meeste meisjes op den Donderdag haar vrijen avond om vooral dit verstellen niet te verzuimen. Wie haar godsdienstplichten wenscht te vervullen, wordt daartoe in de gelegenheid gesteld. Alle religies zijn in 't Tehuis vertegenwoordigd. Wie haar kindje wil laten doopen, behoeft dezen wensen maar te uiten en wordt dan door het Bestuur daartoe in de gelegenheid gesteld. Ik vernam zelfs van een Engelsche moeder, wier kindje in de Engelsche kerk den doop ontving. Het Tehuis was sedert 1911 gevestigd in den Vondelkerkstraat, waar het 1% huis in gebruik had. In Nov. 1916 werd met Mei 1917 de huur opgezegd of de huizen door den eigenaar te koop aangeboden. Voor verbouwing en inrichting waren ze echter niet geschikt; en z«o werden met behulp van goede vrienden de huizen aangekocht in de Alberdingk Thymstraat en zeer ten genoege van Bestuur, personeel en ver pleegden verbouwd. Er kunnen nu 24 zuige lingen en 10 moeders worden opgenomen. Voorwaar 't is een stichting die aller sym pathie en steun verdient. Van het tegen woordig bestuur zijn mevr. Tellegen-Fock, eere-presidente; mevr. Kops-Prinsen, presi dente; mevr. Scheltema Beduin-Hesterman, secretaresse; mevr. van Lier-Witz, penningmeesteresse. De vrouwelijke arts die belangeloos de praktijk waarneemt, is dr. Helene BrouwerFromman. ELIS. M. ROGGE Ons eigen kacheltje van binnen Wij zullen dezen winter heel wat kachels op nonactief moeten stellen, nu, o jammer, de kolennood zoo hoog is gestegen, dat iedereen zonder onderscheid hem aan den lijve voelt door de gasbesparing en de kolendistributie. Hoe zullen we ons wonen in twee kamers missen, en hoe ellendig en armoedig zal het koudegevoel zijn, dat den aanstaanden winter ons nog zooveel meer dan den vorigen zal drukken en plagen! Het eenige middel, om er ons doorheen te slaan en er onzen levensmoed niet bij te verliezen, is, dat we met alle macht, die in ons is, zorgen voor ons eigen kacheltje van binnen. Als dat fleurig brandt en goed trekt, zijn alle bezwaren al half overwonnen, want dan kan geen kou zoo hevig zijn, geen tij delijke huiverigheid zoo lastig, of we kunnen door ons eigen stoken van binnen uit weer een prettige warmte opwekken. En wie moet ons daarbij helpen? Onze lieve, trouwe vriendin, de.fiets! Zij stookt als een ideale huisvrouw dat lichaamsvuurtje binnen in ons en voert de altijd overvloedige, in de buitenlucht aanwezige zuurstof toe, die het lustig doet vlammen en de heerlijke lichaamswarmte opvoert, zoo hoog, als wij zelf maar willen. Dit laatste moet echter met een korreltje zout worden opgevat, want niet onze eigen lijke lichaamstemperatuur stijgt, als we lekker warm zijn geworden van het fietsen, maar de rijke warmtebron in ons staat dan zooveel af aan de buitenste deelen van ons lichaam, dat de inwendige warmte voor ons voelbaar werdt door het nooit genoeg te waardeeren orgaan, de huid. Om zoo te stoken, behoeft ge uw voor raad hout niet aan te spreken; laat dien maar rustig, zoo mooi opgeloegd" in den kelder of op den zolder of in uw schuurtje of bijkeuken liggen; er zullen wel momenten komen, dat hij eraan moet gelooven, en noch uw eierkolen, noch uw anthraciet, noch uw steenkool of uw cokes verminderen bij dat flinke stoken van uw eigen kacheltje van binnen. Wij moeten wezenlijk niet gering denken van dat lichaamsvuurtje! Zeven-en-dertig graden Celsius! Denk eens aan, wat dat beteekent! In den winter vinden we het in door en ook trainde hij eenige bewoners van het eiland om dagboeken te houden over de vogelbeweging op het eiland het heele jaar door. Dit laatste is van zeer veel gewicht, want eigenlijk duurt de vogeltrek het heele jaar. Veel steun ondervond hij van de Duchess of Bedford, die zooveel gedaan heeft voor de bevordering der vogelstudie in Engeland en zelf ook een heel pootige veld-vogelaarster (field-oi nithologist) mag heeten. Wel, dat pakte daar op Fair-isle prachtig uit, zoo zelfs, dat Clarke het in zijn boek het Britsche Holgoland noemt, natuurlijk alleen uit vogelkundig oogpunt. Ook hij ontdekte daar een menigte zwervelingen, o. a. een soort van sprinkhaanrietzangers, Locustella lanceolata, die in plaats van met zijn gezellen te trekken naar Burma en Borneo hier terechtkwamen in 't land der haringen. Er is ook een klein tjifjaf-achtlg beest, dat heeft bruine vleugeltjes en een zeer duidelijke witte of geelachtige wenkbrauwstreep boven 't oog. Overigens is het dier groenig bruingrijs van boven en licht van onderen met een helder geel randje aan zijn pols en twee witte dwarsstreepen op de vleugels. Zijn naam is Phylloscopus superciliosa; Snouckaert heeft er heel aardig den Hollandschen naam van Bladkoninkje voor bedacht. Dit diertje is in de laatste halve eeuw driemaal in Nederland gezien, maar Eagle Clarke nam het op Fair Isle ieder jaar in groot aantal waar, het meest in den herfst van midden September tot eind October. Dit Bladkoninkje broedt in Siberiëvan de Ob oostwaarts tot in Korea en overwintert in Zuid China, Achter Indiëen Bengalen. Een groote partij echter, natuurlijk veel meer nog dan er waargenomen worden, verdwalen in westelijke richting. We weten niet, of zij dat verdwalen overleven; noch Gatke, noch Eagle Clarke maken er melding van, dat ze het diertje ook in het v«orjaar hebben waarge nomen. Alleen een van onze Hollandsche vogeltjes is gezien op 12 April 1878. Dit onze kamers lekker warm, als de thermo meter tusschen zestig en zeventig graden Fahrenheit staat; we trachten zelfs met zestig tevreden te wezen, en dat Is heel best te doen. Zestig Fahrenheit nu is maar, vijftien Celsius. Hoe die dus aanvoelen, kunnen we ons voorstellen, en nu is onze lichaamstemperatuur niet 15 graden Celsius maar 37, wat gelijkstaat met 98.6 graden Fahrenheit. Terwijl gij uw kachel van 't winter zult moeten stoken veel harder, dan oorbaar is in dezen kolennood, om met moeite den heelen dag 'uw kamertemperatuur op 60 graden Fahrenheit te houden, brandt ons inwendig kacheltje maar voort, houdt ons op onze bijna honderd graden en lacht ons uit om ons wurmen voor die poovere zestig graden in de kamer. Ja, zoo is het. Helaas, juist om dien inwendigen rijkdom, dien warmteschat van het leven zelf van den mensch, hebben we zoo gauw last van koude. We moeten dan te veel van onzen rijkdom afgeven, de negatie gaat ons drukken, want kou is immers niets positiefs, is eenvoudig een tekort aan warmte, iets negatiefs dus, en waar de temperatuur lager wordt dan die, waarin we ons behagelijk voelen, wordt de leemte aangevuld met wat wij afstaan, en wij verliezen en gaan huiveren, 't Is eigenlijk nog een wonder, dat we bij de gegeven lichaamswarmte al met zestig graden tevreden zijn en het daarbij zonder kunstmatige warmte kunnen stellen. Daarvoor hebben de eeuwen ons zeker geacclimatiseerd .op onze breedte. Maar bij een uitwendig tekort kunnen we op stoken,ookal gaan we niet den kachel-of haardrooster bepoken, geen nieuwe kolen opgooien, geen flink houtblok aansleepen; we kunnen onze beenen opnemen en een loopje doen; we kunnen gaan gymnastlzeeren; we kunnen ijverig handenarbeid gaan doen in huishou ding of werkplaats, en we kunnen, o heer lijkheid, gaan fietsen. Dat laatste pok in den winter. Zouden er nu nog zijn, die dat ver geten ? Brandstof opdoen, dat is nu de beslom mering van ons aller leven. Heele bewegingen staan ermee in verband. Heemschut komt in actie, omdat onze bosschen zoo vreeselijk worden geplunderd; hemel en aarde zouden we willen bewegen, om toch maar kolen uit Duitschland te krijgen of de productie van onze Limburgsche mijnen te verhoogen, of ons bruinkoolbezit te exploiteeren en ons brongas, wat beide al te veel bezwaren schijnt te ontmoeten, en intusschen geloof ik niet, dat wij allen, hoofd voor hoofd, voldoende denken aan de verzorging van ons inwendig kacheltje, opdat het in de komende tijden van nood in voorbeeldige conditie zij. Dat wordt het, ook bij matige voeding, als wij maar voor een flinken zuurstofaanvoer zorgen. F. J. VAN UiLDRIKS Mensch-zijn De dagen gleden wonderstil, de uren en gedachten, een lange tocht, vol jubeling, ik zat zóó maar te wachten. M'n oogen schitterden van vreugd om 't blije van het wachten te voelen 't onuitsprekelijk iets verwant aan eigen machten. De dagen gleden wonderstil, m'n ziel te droomen leefde, een lange tocht, vol jubeling, waarin m'n adem beefde M'n ziel ontvouwde zich als om de heiige rust te ontvangen, ik boog het hoofd en al-geheel had 't mensch-zijn mij bevangen. NANDA SANBERGEN Raadgevingen van vrouwen aan vrouwen Deze rubriek staat open voor vrouwen uit alle standen der maatschappij. Alle medewer king wordt zeer op prijs gesteld. Verzoeke de inzendingen als hieronder te stellen. Ik spoel altijd mijn flesschen van melk, yoghurt,.karnemelk enz., direct als ze leeg zijn, zelf schoon. In Amerika, heb ik eens gehoord, is dat verplicht. Wie geen schoone flesschen teruggeeft, krijgt geen melk meer. Zou dat hier niet ook kunnen geschieden? Het spaart enorm veel werk, want de fles schen worden, om oo te zeggen, nooit vuil; dat gebeurt pas als ze met restjes erin, staan te drogen. Ik zet mijn ooren en oogen wijd open in trammen en treinen, op straat, ja overal, om op te vangen wat te hooren en te zien is, betreffende gasbesparing, kolen nood en alles wat te bezuinigen valt. Ik zet geen pot op 't gas te koken zonder er overheen te stulpen een zinken tijl, of oude geëmailleerde pan (ooren er afgenomen) of den ondersten bak (waterreservoir) van Vingerhoed's stoomkoker en dezen weer te bedekken met een dikke cosy uit papier vervaardigd. Er kunnen ook twee pannen op elkaar onder geplaatst worden, en hoe vlug komt de onderste aan de kook terwijl de tweede al warm wordt! Ik zaag zelf mijn meters dennenhout, verzamel het zaagsel, vouw er een handvol van in een stuk papier in den vorm van een apothekerspoeder, mangel het stijf in elkaar, en stel mij voor dat deze turfjes tusschen de zoute ballen en anderszins dezen winter hun diensten wel zullen be wijzen. Ik leg in een Keulsch potje thans mijn soepgroenten in, omdat deze dezen winter zeer schaarsch en duur zijn. Eerst een laag gewasschen en gesneden selderij, pieterselie, en prei, met flink wat zout er tusschen, dan een plankje en een steen. Ik kook de aardappelen even op, giet ze af en zet ze in hooikist of kranten, waarin ze uitstekend gaar worden. Ik kook regeeringsgort 's avonds 10 mi nuten met wat zout op, zet ze 's nachts in hooikist of kranten, kook ze den volgenden morgen vroeg met karnemelk of zoete melk nog even op en zet ze weer eenige uren in de hooikist. Dit geeft een zeer voedzaam gerecht. * * * Onzen hartelijken dank aan allen die medewerken om n deze rubriek elkaar voort te helpen. Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden Koninginneweg 93, Haarlem. TER WEE THEE ZAANDAM Uerzamelt de J 2. gekleurde foto's in het Qtbum DE WATERSNOOD1916 75 ets. is nog al een belangrijk feit, want als die verdoolden de winter overleven en hun weg terug vinden, dan is er kans, dat er voor de soort een nieuwe geregelde trekweg ontstaat en dan zijn wij de oplossing van het probleem veel nader. Iets dergelijks is in den loop van de laatste eeuw gebeurd met een vogel, die zeer ten onrechte Alpenleeuwerik wordt genoemd, maar beter Toendra-leeuwerik mocht heeten. Deze heeft gaandeweg zijn overwinteringsgebied uitgebreid naar het westen en het zuiden. Ongetwijfeld zullen wij door de voortgezette studie van de d walende vogels wel juister begrippen krij gen omtrent de oriëntatie gedurende den trek. Daardoor zal wel blijken, dat de trekkende vogel veel meer dan men vroeger meende handelt onder den impuls van het oogenblik. Het is ook onder den impuls van het oogen blik, dat een spreeuw of een kievit zich aansluiten bij den reiger, die over hen heen vliegt. Dit kunt ge iederen dag in de weiden zien gebeuren. Die kleine vogels profiteeren dan van de luchtstroomen, die de groote bij het vliegen veroorzaakt; ze doen precies hetzelfde als een jongen, die met een tram mee fietst. Op deze manier ontstaan troepen, die trouwens ook wel op andere manieren kunnen gevormd worden. Een gemengde troep vindt makkelijker den weg dan de afzonderlijke individu's. Hierbij moeten we ook nog rekening houden, dat een groot deel van het trekgebied altijd bezet is met individu's, die zonder te broeden rondzwer ven en die door hun geroep, zoowel bij dag als bij nacht in verstandhouding kunnen staan met de trekkende massa's. Van ver schillende soorten van strandvogels, die in de Poolstreken broeden, zwerven niet broe dende individu's den heelen zomer, het heele jaar door langs onze stranden. Deze troepen vormen een van de grootste aantrekkelijk heden van het dierenleven in onze Waddenzee en op de Zeeuwsche en Zuid-Hollandsche stroomen en ge kunt er van op aan, dat hun optreden van invloed is op de vlucht van hun soortgenooten, als die eenmaal hun broed plaats hebben verlaten. Hoe duidelijker voorstelling wij ons nu vormen van een wereld vol vogels, des te eenvoudiger lijken ons hun migraties. De trek duurt het gansche jaar, maar het meest indrukwekkend zijn de drie Octoberweken, die nu voor ons liggen. Komt er weer een mooi-weer periode, dan zullen weldra geweldige zwermen van spreeuwen en verschillende soorten van lijsters de laatste vlierstruik kaal vreten. Dag en nacht hoort ge het srie, srie" van de trekkende koperwieken of het malsch gefluit der wulpen. En op de mooiste dagen begint 's morgens vroeg al de kraaientrek, het drukste en mooiste verschijnsel van dezen tijd; bonte kraaien, in groote en kleine troepen, voeling houdend met hun ernstig en waardig spaar, spaar"; roeken, glanzig pikzwart met de duidelijke lange snavels, wit aan hun wortel; en door alles heen de drukke kauwtjes in allerlei formaties, in lange slierten, in breede fronten, in kegelvormige massa's maar altijd even rumoerig met hun kort en helder ka, ka". Op zulke dagen heerscht er een bijzon dere opgewektheid in de vogelwereld, waar elkeen aan mee doet. Terwijl de kraaienlegers door de lucht gaan, zitten in het gelend eikenhout de roodborstjes te zingen uit alle macht, de koolmeezen, de winterkoninkjes, de boomklevers, alles schettert en schatert door elkaar en 't mooist van alles zijn mis schien de boomleeuweriken, die liefelijk zingend langzaam meetrekken, 's Nachts duurt de beweging voort, de kraaien zijn gaan rusten, maar de leeuweriken, lijsters en spreeuwen houden vol, thans vergezeld door kleine zangvogeltjes van allerlei soort en door de ontelbare legioenen der strand vogels met hun veelsoortige geluiden. Wie zulke dagen goed mee maakt, krijgt zeker den indruk, dat de vogeltrek de meest grootsche gebeurtenis is uit het natuurleven. (Slot) JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl