Historisch Archief 1877-1940
13 Oct. '17. - No. 2103
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
\ k
[ i l l
J. A. HOETING
HOFJUWELIER
KONINGSPLEIN 11-13
DIAMANT PAARLEN]
P AARLENCOLLIERS;
il-111111111111111111111111111111
De Collectie Goudstikker in
Pulchri Studio
Opnieuw wij meenen dat dit reeds het
derde jaar is toont de kunsthandel Goud
stikker uit Amsterdam in Pulchri's groote
bovenzaal een keuze uit zijn bezit van oude
schilderijen. Ditmaal sieren zestig stukken
de wanden. Reeds vóór de opening waren
er een paar artisten binnen geloopen om
eens te neuzen en een ervan kwam mij
dadelijk bezoeken om er op aan te dringen,
twee schilderijen ervan voor het
Mauritshuls te koopen. Dit zegt niet alleen iets
voor de kwaliteit van het gebodene (de
bedoelde stukken waren trouwens reeds den
volgenden dag door particulieren gekocht),
maar is tevens een bewijs van de beteekenis,
die Goudstikker's komst telkenmale heeft.
Immers, in den Haag heeft men niet, gelijk
in Amsterdam, groote zaken, waar voort
durend veel in oude schilderijen omgaat. Er
begint weliswaar in de hof stad meer leven te
komen op dit punt, maar met Amsterdam kan
zij zich nog op geen stukken na meten.
Hetgeen thans in Pulchri te zien is, Is heuge
lijk om het betrekkelijk groote percentage
goede kwaliteit en om het vele nieuwe, dat er
bij is. Het is inderdaad opmerkelijk, dat het
mogelijk is geweest, ondanks het gebrek
aan buitenlandschen kunsthandel nog zooveel
goeds bijeen te brengen, waarbij eenlge
zeer bijzondere meesterwerkjes zooals de
beide Ostadcs nos. 38 en 39, een
boereninterleur uit zijn rijpen tijd en een iets vroeger
Rooker, beide van uitnemend gehalte. Dan
eenige werken van Isaac van Ostade, waar
van no. 41, het wintergezicht, de kroon spant.
Opvallend is ook een fraai, groot
vischstilleven van Abraham van Beyeren (no. 14),
belangrijk om de kleurcontrasten en de
materie-uitbeelding; een pittig mansportretje
van Terborch, borstbeeld met hoed (no. 2),
een forsche, kleine vrouwebeeltenis van
Thomas de Keyser (no. 26), een mooi,
zilvergrijs zeegezicht van Porcellis (no. 55,
abusievelijk S. de Vlieger genoemd); twee
werken van Wijnants; een aardige Jan Steen
(no. 49), rederijkers, een stukje dat afkomstig
is van de beroemde verzameling Maurice
Kann te Parijs.
Tentoonstelling
OUD HOLullDSCHE
SCHILDERIJEN
in de zalen van
PULCHRI STUDIO"
's-GRAVENHAGE
OCTOBER 1917
IIMIItMIIIIIIIIIItllll
K.V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL:
Groote dagen in Knollebroek, door
C. S. ADAMA VAN SCHELTEMA.
Daar helpt geen moedertje-lief en zelfs
geen mijnheer Stellwagen aan: de zich ver
broederende Nederlandsche dramaturgie heef t
er een veer bij laten zitten. Al in een
groengroen knolle-knolleland"... het is een van
de liefste versjes die onze literatuur telt.
Steeg het den volksdichter naar het hoofd?
Moest het een stuk worden van knollen en
van een (gestroopt) haasje? De eene blies
de fluite-fluite-fluit en de ander sloeg de
trommel..." alles ter eere van een burge
meester, die trouwen ging met een oude freule,
tot ontwikkeling der electriciteit... In de
lamp, wel te verstaan. Behalve het ver
nuft, ontbrak er aan de installatie geen
vonkjel Maar het geval? het geval Adama
van Scheltema en de tooneelschrijfkunst?
En ziedaar eindelijk ook de groote taak
en de heilige roeping van alle kunst, welke
zij vóór alles in -haar schoonste en rijkste
uiting, het drama, zal moeten vervullen: de
verheffing van ons moreele leven, de oplos
sing onzer moreele conflicten in een sfeer
van wrjsheid en harmonie, het aankondigen,
het dienen, het verbeelden van nieuwe
moraliteiten."
Dit is een zin uit een rede over Idealisme"
door C. S. Adama van Scheltema. Ik zeg
niet, dat ik er in allen deele mede instem,
maar de sfeer van wijsheid en harmonie,
achter het dorpje Knollebroek, had er mij
nentwege mogen wezen, en met een nieuwe
moraal hadden we althans iets nieuws gehad.
In het drama als schoonste en rijkste uiting
aller kunst, geloof ik even onomstootelijk
als de dichter, die ons in anderen vorm
alreeds veel schoonheid en rijkdom schonk,
en ik wist niet wat ik las op het reclame
papiertje, dat ons op het Leidscheplein,
tegelijk met de persoonsnamen in de hand
Behalve deze stukken wij zouden nog
meer kunnen noemen, b.v. het groote land
schap van Decker en de oude vrouw van
Aert de .Gelder, geheel in Rembrandts trant
noteerdenlwij nog eenige merkwaardig
heden. Allereerst f een bijbelsch tafreel met
portretten, dat men op 't eerste gezicht niet
voor werk van Thomas de Keyser zou houden,
maar dat niet alleen zijn ihandteekening
draagt, doch bovendien bij beschouwing der
koppen.met hun penetrante,'prachtig gedane
oogen allen twijfel doet ophouden. Een curio
siteit mag ook heeten de tegen een boom
ronkende rooker, een Brouwer-achtig onder
werp, geschilderd door Harmen Hals, een
zoon van Frans. De werken van dezen Har
men zijn zelden aan de markt.
Noemen wij nog den zeer geacheveerden,
voor den meester weinig kleurigen, mooi
getoonden Mignon (no. 30, met prachtig
geschilderde druiven); een curieuzen
Diepraem (no. 12, vroolijk gezelschap); een
Wouwerman, een winterlandschap van van
der Neer, een stranding, gemerkt v. G., dat
van Goyen heet in den catalogus, doch ons
voorkomt, het werk te zijn van Maerten
Franszoon de Hulst: een late Pieter de
Hooch (interieur) en een laat vijftien
d'eeuwsche drieluik met fraaie gulden letters
op de luiken en een aan Rogier van der
Weyden ontleende kruisafneming als midden
stuk, dan hebben wij het voornaamste onge
veer opgesomd, al willen wij daarmede niet
zeggen, dat het niet vermelde (b.v. het
bijzonder vlot geschilderde kleine figuurtje
van Molenaer) minder is dan het genoemde.
W. MARTIN.
iiimiiimiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiniiiiiitiii
iniitir iimiimiimil
IN MEMORIAM
Edgar Hilaire Germain Degas
(1834-1917),
SCHILDER, PASTELLIST, ETSER ENZ.
Deze vereerder van Ingres, deze kenner
der oude schilderkunst en der vroegere
schilders, die met etsen en met historiestuk
ken en portretten begon, en in afkeer van
publiciteit, leefde te Parijs, de bewogen en
bewegende stad.is geworden niettegenstaande
dit alles tot een der fameuze Impressionisten
(wanneer het Impressionisme gezien wordt
als de kunst, nu en vroeger, die ten eersten
den indruk van het Leven, van het levendige
wil doen ondervinden). Voor dat hij dien
gansch eigen aard van werk liet zien (ge
vindt de Japanners dan in de afsnijdingen")
ondervond hij Ingres' invloed (langs zijn
letrmeester Lamothe), en onderging hij,
diep, den invloed van Manet, wiens ver
eerders hij in het bekende caféGuerbois in
'65 zag en sprak. Na-da t hij dus een dertiger
was, begon het eigen werk te komen; in
1866 is een Steeple Chase in .den Salon",
en in 1872 vindt ge de Balletten"etc. be
ginnende ; in 1874 neemt hij, na een reis in
Amerika ('t schilderij Bureau de Colon a
Orleans) deel aan de tentvoorstellingen der
Impressionisten" (in den franschen zin van
dezen term). In 1877 gebruikt hij, en verder
in zijn leven, voornamentlijk het pastei als
materiaal. Hij heeft met dit materiaal serieën
werken gemaakt, zijn Balletteuses zijn daar
van het bekendst geworden, met zijn voorstel
lingen van wedstrijden van paarden.Maar even
goed heeft modistesbezig,interieur,strijksters,
café'smet figuren en vrouwen in het bad of
daaruit komend in dit schoone materiaal (vlin
der vleugelpoeder lijkt het)gerealiseerd.En de
kleur van al deze dingen is niet schril ooit.
In zijn Races'' etc. vindt ge melkachtige
grijzen" en groenen" tot een fijn geheel
vereend bij de uiterst moderne observatie
van de cancaneerende, onrustige paarden.
Fijn, hoewel elastisch, zuiver fransch, is
Degas' werk altijd. In de scènes uit de
café's, in zijn Danseuses, in zijn modistes,
is de kleur een sonoor geheel, maar zonder
zwaarte. Het is een samenstelling, rijk, en
toch niet vast-in-elkaar; ze heeft het opene"
van een poeder, van een gepoederde stof,
toch aan zich. De observatie daarentegen
is ]soms ten uiterste snel geweest. Degas
kon dat wagen, omdat hij een nooit betwist
kenner van den vorm geweest is, en lijkt
pleegt te worden gespeeld: Maar hoe
nederiger het werk, hoe welkomer het ons is
geweest."
De heer Verkade heeft den naam een
hoffelijk man te zijn en het is dus mogelijk
dat hij de K. V. Het Nederlandsch Tooneel"
op de decors voor dit nederig werk gejaagd
heeft uit pure hoffelijkheid jegens den
gezienen letterkundige, maar de grenzen der in
schikkelijkheid dunken mij toch overschreden
wanneer hij het publiek de dorpenheid van
een stuk dan ook nog als the
greatattraction" wil opdringen. Zóó van gisteren zijn
wij, na de hoogeschool van vergeestelijking,
die wij achter den rug hebben, na den
inderdaad verwarrenden arbeid van het
philosophisch verstand" men kan niet
voorzichtig genoeg zijn in de woordenkeuze
van zijn dramaturg! in de komedie thans
niet meer, om ons nu weer deze... knollen
voor citroenen te laten verkoopen. Een
tooneelstuk, in vier bedrijven, zonder pre
tentie, bestaat voor mij niet. Daarvoor worden
de groote schouwburg-gebouwen niet in
stand gehouden, daarvoor worden ze
terwijl de scholier bij zijn nachtpit werkt
niet van onder tot boven geïllumineerd.
Kunst heeft de pretentie kunst te zijn. En
zonder dezen rechtmatigen eigendunk, be
hoort zij zich niet aau te bieden.
Mede-uitziend naar een, uit verlevendigde
tooneelspeelkunst, opbloeiende nationale
tooneelschrijfkunst, en daarin geloovend als de
bekroning eener langzame evolutie, lijkt me
de huidige agitatie onder onze schrijvers
om met alle geweld een tooneelschrijver" te
willen zijn, om twee redenen verderfelijk:
om den vloed van nederige manuscripten
waaronder ten onzent de met werk
overkropte tooneeldirecties voor de eer van
het vaderland en het risico hunn?r kas
gebukt gaan, en om het bedreigd vertrou
wen tusschen datgene wat als tooneelkunst
wordt aangekondigd, en het publiek dat vraagt
deze kunst te mogen erkennen. Wij hebben
in ons land feitelijk geen
schouwburgpubliek, wij hebben een kleine kern van
belanghebbenden en waarlijk belangstellen
den, en een grooten hoop van uitgaande
menschen.
Een première is bij ons geen gebeurte
nis, waar een ieder qui se respecte" bij
wil zijn. Waar zijn de kunstenaars, de
letterkundigen, die, desnoods derde rij
deze, akademisch gesproken, soms onjuist,
dan is dit bewust gedaan, om de, actie, te
te verkrijgen, en altijd is dit geschied met
fransche terughouding.
Degas was door zijn onderwerpen, door
de afsnijdingen ons moderner dan door het
rijke fijne kleurgeheel (de bekoring voor de
open" oogen).Hij was als volledige mogelijk
heid alleen in Frankrijk te treffen, want
aljeen daar is de stoutmoedigheid en de
durf zoo zeker, en is de smaak zoo gewis.
En, eigenaardig te constateeren, nu en dan
bereikte deze[verfijnde, en lenige, twee bezige
figuren, die met den geest, baar in het wetk,
in andere pastels etc, het nog williger doen
waardeeren.
PLASSCHAERT
iiiiiilimiiiiiiiiiiiiiitimuiiiiiiiiiiiimiiiii. iiiiiiimiiiimi
TENTOONSTELLINGS-NOTITIES
TEEKENMAATSCHAPPIJ, DEN HAAG;
BREITNER, AMSTERDAM
Teeken maat schappij, den Haag.
De Teekenmaatschappij was, in den grond,
nog behoudender dan Arti; dit bleek vooral
door de plaatsing op de tentoonstellingen.
Dezelfde, steeds dezelfde (en niet alle be
langrijke) schilders kregen het beste licht
en de meeste ruimte. Hiermee is nu ge
broken ; dit is nu veranderd. Voor deze daad
is A l b e r t R o e l o f s te prijzen, die niet
tegen veel vijandschap en beslommering
opzag om dit te veranderen. Met verstandige
zuiverheid onthield hij zichzelf; ge vindt
geen werk van hem hier. Zonder steun was
hij in deze niet, maar hij was toch de tast
bare uitvoerder. Een der leden van de
Teekenmaatschappij, die zich vroeger ont
hield, maar nu als medestander zich even
eens wou laten zien, is W i 11 e m van
K o n ij n e n b u r g. Hij zond twee werken
in; de Landman, een voorstelling van figuur
en van ossen, en een groot geconstrueerde
voorstelling van een enkelen man. In beide
dingen vindt ge de resultaten van zijn be
schouwingen; in 't eerste treft echter eer
het lichtspel, in het tweede de vorm, de
groot gehouden bouw. In beide vindt ge
het g e e s t e l ij k element, dat zoo sterk
in dezen schilder is. Ge vindt hier tevens zijn
phantaisie. Toch is hij mij dikwijls scherper,
en met meer inhoud nog in de portretten,
die hij schildert. Daar vindt ge psychologie,
stijl; en het moment is zoo gekozen, dat de
psyche" op haar nobelst oogenblik is ge
realiseerd. Nauwkeurig realist, maar koeler,
a l' a n g l a i s e, is Roland Holst. De
vrouwekop (uit 1912) is de belangrijkste.
Innerlijks en uiterltjks werden zuiver vereend
tot en in de afbeelding van een mensch.
Tragisch is hij nooit. Suze Robertson
kan dat zijn. In zwatt-en-wit; in een even
voorover gebogen kop. Ik mis deze koppen
op deze tentoonstelling ongaarne. Want
zij zijn zonder moedwilligheid diepzinnig,
en dood-eenvoudig, zeer belangrijk in 't
geheel van haar werk. Evenmin is de kracht
van Theo van Hoytema door zijn groep
met eerbied geopenbaard. De deftige, de
teedere, de snaaksche, en de fijne
litographieën zijn afwezig. D ij s s e l h o f's kunnen
en kleur, B a u e r's romantiek (haast a Ia
Dorésoms) worden echter door hun inzen
dingen gekarakteriseerd. In 't Aquarium vindt
ge d'illusle van Hcht-en-water, in d'Ane
monen" de kleur als in een grooten zwaai
gegeven. De Moskee (21), de Kathedraal en
de Spinx realiseeren Bauer voor u.
Bautz' teekening en Bosch' stilleven
vertoonen deze schilders op hun gelukkigst';
Degouve de Nuncques daarentegen is beter
in zijn werk uit Belgisch Brabant, dan in
zijn Amsterdam. Ge bespeurt, dat de inner
lijke kristalliseering nog niet werd voltooid.
Haverman en Isaac Israël s (iel
maar vlot in de Pier"); Monnickendam
in zijn Zondagmorgen geven geen aanleiding
tot te herhalen bespreking. De R o u v i 11 e
is 't eigenst in zijn bolwangige Pierrot;
Sluyters fijn, door grijs en geel vooral,
in zijn Naakt. Jan Veth's serie portretten
bevat het melodramatische als de doods
klok luidt", een uiting van 't overgevoelige
in een anders dorren geest; een
teeder-geiitiimttititiimntn n tiiiitimiiiiiu minimum
Stehgallerie'1 zich geen stuk laten ontglip
pen, omdat daarginds aan den verlichten
horizon iets omgaat dat hen, ook in zijn
onvolmaaktheid, boeit? Van de planken zelf
gaat thans initiatief uit, door voorstellingen
van hoog gehalte is ons de laatste jaren
herhaaldelijk bijgebracht: wat tooneelkunst
ook in ons land kan zijn. De groote vlam
trekt... de muggen, een enkele literaire
hommel, zwermen aan, het publiek dit
ook de tooneelkunst om de kunst bemint,
neemt toe. En nu is het maar zaak dat,
met belangrijke en schoone vertooningen
gewonnen publiek niet opnieuw af te schrik
ken, zelfs niet met verdienstelijke pogingen
van nationale schrijfkunst. Ons tooneel kan
vooralsnog geen experiment lijden. Niet vóór
er een groot, stabiel schouwburg-publiek
gevormd is, zijn we hier toe aan het mid
delmatige van eigen tijd en eigen bodem,
dat van onze tooneelspelers denzelfden
spelernst vereischt als het beste uit het internatio
naal! repertoire aller eeuwen. Het drama, en
zeker het blijspel, is niet slechts, gelijk
Adama van Scheltema met zooveel inzicht
schrijft, de schoonste en rijkste kunstuiting,
het is tevens de machtigste, meest gecon
centreerde, de moeilijkste. Een tijdschrift kan
ter aanmoediging" eens een braaf versje
plaatsen, een oppervakkige roman vindt zijn
bescheiden weg in leesportefeuilles, maar
de geruchtmakende opvoering van een ne
derig tooneelstuk doet schade aan de groote
zaak van het tooneel.
Adama van Scheltema heeft het met zijn
Groote dagen in Knollebroek" stellig niet
zoo boos bedoeld. Wij weten, al ware het
alleen uit zijn Faust-vertaling, dat hij het
tooneel niet onderschat. Maar een onschul
dig abuis dunkt het mij toch evenmin.
Hier hebben wij wel waarlijk een voorbeeld
van een begaafd auteur, die zijn sporen ver
diend heeft op ander gebied en zich nu wil
dwingen tot een arbeid, waarvoor hij de
bepaalde eigenschappen niet bezit. Naakt
model" was verleden jaar een waarschuwing;
een mooi gegeven geraakte bij dezen
tooneeltoer zoodanig in de klem, dat het nauwelijks
meer te herkennen was. En nu deze
dorpscomedie," op het oog meer tooneel" dan het
vorige werk, doch voor wie dieper ziet niets
dan een wonderlijk naiVe opeenstapeling
van oude en beproefde tooneeltrucs, en deze
HET BENUTTEN VAN LICHAAMSWARMTE
(Teekening voor Di Amsterdammer" van George van Raemdonc'<)
wild vrouweportret uit 1905, en een geestige
notitie van Prof. Cramer (210).
B r e i t n e r (bij van Oogh, Amsterdam).
Deze verzameling werks werd bedoeld als
een eerbetoon op Breitner's zestigsten ver
jaardag door een hem wel-gcnegen kunst
handelaar. Zij bevat de cavalleriestukken;
de hoefsmid (met de vrouw, met het Ver
meerachtig-gele jak, aan de deur); een
aquarel van een avondstraat, vol
violenkleuren; de gele rijders; Breitner's zusters
buiten; de vrouw in 't zwart bij de tafel
met bloemen; een aquarel van pinken, en
een schilderij van een schuit, die geverfd
wordt. Zij vertoont den schilder van vele
zijden. Niet op alle kanten van zijn talent
valt alle licht, dat gewenscht is. 't Geheel
echter geeft van den
hartstochtelijk-levendige een levendig, niet geheel gaaf beeld.
PLASSCHAERT
iiMiitiumiiiiiiiiiiuimimiiiimiiimiiiiiiiumtiiiiiniiiiiiHiititittitiiiiii
Zuid-Afrikaansche Poëzie
'l'otius is die Sknilnaam van prol. dr. J. du Tuit. van
die Theologiese Kweekskool te I*otchet'stroom ; 'n seun
van die bekende Afrikaander voorman ds. S. T. du Toit,
en 'n alumnus van die Am-terdamse Vrije i niversiteit.
Met Jan Celliers is hij een van die baanbrekers van die
nieuwe Afrikaanse Taal Beweging. Verskeidene bundels
van se hand is n! verskene, t\vee waarvan die hoge
onderskeiding geniet het van 'n aan bevelend voorwoord
deur Pres. Steijn. Die poesie van Totius is in hoofdsaak
l vries van karakter. Dikwels ook Caje teer en gevoelig,
vooral wanneer hij die leed van die Koneentrasie Kampe
beging. Ia «ndorsiaaiidegedigRie vergelijk hij die weelde
van 'n bed in 'n kamer met die eaardebed" in 'n tent
? skaars vaggebind" waar sdie win l aan tlte paal staan
ruk ', in die ope veld.
A. I). K.
OM S1EK TE WEES
door Totius
Om siek te wees
En dan 'n bed te hè,
O wat 'n weelde is dit!
Doodmoeg te wees en dan
Daarop te kan gaan Ie
Deurswak tot in die laatste lid!
Rillend van koue koorts
En klappertandend al,
Gauw-gauw nog uit te trek;
Met wilde drif
Haastig daar neer te val
Warm toegedek;
dan nog zóó onhandig aaneengeschakeld, dat
telkens een gemoedelijk effect doel miste. In
een blijspel mag, voor mijn gevoelen, geen
zin stranden. Een aanloop dient te leiden
tot een sprong. Alle opgezette lussen van
het eerste bedrijf zijn er om opgeraapt te
worden en de steken te maken voor II en Hl,
terwijl dan in III het patroon, uit een
complex van kleine figuurtjes, gevormd
blijkt. Wanneer nu een tooneelschrijver be
gint met onze aandacht te vragen voor een
tammen burgemeeester wiens hartewensch
immer was als militair" voor het Vaderland
te sneven, en hij brengt dien in een volgend
bedrijf in de droeve noodzakelijkheid een
oude malloot van een freule te huwen, als
eenig redmiddel om haar geld te bemach
tigen voor den aanleg eener eiectrische cen
trale in zijn gemeente, dan is daar het
oogenblik gekomen, waarop de eenvoudigste
tooneelverbeeldlng haar kans schoon ziet.
Dan moet het publiek met n oogopslag
begrijpen, dat Burgemeester (Schulze) daar
plotseling voor de verwezenlijking van zijn
levensillusie staat, dat thans van hem
schoon in politiek de daad des vurigen
krijgsmans: te sneven voor zijn Gemeente
in een huwelijk-zonder-genade, wordt ge
vraagd! En heel de huwelijksceremonie
van III had doortrokken moeten zijn van
ons besef: daar staat een tweede Jan van
Schaffelaar, bereid tot den sprong over het
hekje van den Knollebroeksch Burgerlijken
Stand.
Geen... steek heeft Scheltema van dit
eenvoudig kluchtspelfiguurtje, waarvoor hem
de draadjes-der-techniek tusschen de vin
gers lagen, verwerkt. Hij liet de onmogelijke
freule van het begin, gelijk een heldin & la
Marlitt, naar het einde veranderen in een
zeer aannemelijke bruid van edele inborst,
waar, met of zonder aandeelen in een eiec
trische Centrale, geen burgemeester voor
behoefde terug te deinzen. Schulze kuste
haar dan ook van harte, de opgetogen dor
pelingen stroomden toe, en de eene blies
de fluitefluitefluit en de ander sloeg de
trommel. Toen kwam daar opeens... de
auteur. Heeft het iemand verdroten ? Dat
niet; de dichter van zooveel zangerige
Hollandsche poëzie" is veel vergund en alles
vergeven, maar dat we daar nu mee ik
citeer, wél eenigszins verdroten, nog een
maal het programma: op den weg",
zouDieper mij in te woel
En stijwer toe te druk
Mijn koue skouerblad
Met dons- en wolkombers
Wat 'n geluk,
Genieting selfs is dat l
Die goedjies aan die muur
So doods voor kort.
Kijk nou met lief gelaat;
In innigheid het hul
Mij levendig geword,
Hul moet nog net kan praat.
Voel ik ie»s beter dan
Kijk ik al om mij rond,
Nou daar, dan hier,
En bestudeer die lijn
Van die plafond
En van die muurpapier.
Nou voel ik eers hoedat
Mijn kamer is in klein
'n Wereld vol van lus;
En hoe dit beter is
Ook klein te sijn
En dan daarin te rus.
Uit «Kachel"
Uit voorraad leverbaar:
Adler,
Oakland,
White- Auto's
Garage NEFKENS
Jacob Obrechtstraat 26
AMSTERDAM ~
den zijn die leidt naar het goede doel",
ontken ik ten sterkste.
Het gegeven, een allermoeilijkst gegeven
juist om zijn schijnbaren eenvoud en over
bekendheid, zou, in een zeer eigen licht ge
steld, deze voldoening hebben kunnen be
reiden aan de literatuur en aan het tooneel.
Er flitsten, soms, listige zinnetjes door
heen. En even, toen in II de opzet, strak
buiten de caricatuur gehouden en door
licht en puntig spel van Schulze en van
Warmelo (de secretaris) gemerkt, een zeker
cachet kreeg, hebben wij gehoopt, dat
het Scheltema gelukken ging, zoo langs
zijn neus weg, van deze chablonen iets,
in ernst en strakheid, lachwekkends en
verfijnd-menschelijks te maken. Maar het
verliep deerlijk, en toen, op gansch ver
laagd plan, voldeed het zelfs niet meer
aan den eersten kluchtspel-eisch: de intrigue
was zoek.
De opvoering, onder leiding van Verkade,
was verzorgd; de decors waren: wat vlak
gestyleerd het eerste, mooi van toon het
tweede. De conventioneele dorpstypen,
hadden alle een bekwame vertolker ge
vonden, en de geheele legkaart sloot keurig
in elkaar.
TOP NAEFF
ROBBERT
KALPF&CS
AM5TEDDAM