Historisch Archief 1877-1940
13 Oct. '17. No. 2103
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAN'D
H. BERSSENBRUGGE,
PQRTRETFOTOORAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mesdag,
DEN HAAG. Tel. 1538.
IIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIf
IIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllflIllllllllltllllllllllll
, Concertgebouw
Het nieuwe seizoen Is onder warme be
langstelling van de zijde van het publiek
door Mengelberg en de' zijnen geopend met
eene herhaling van Mahler's Lied von der
Erde" als hoofdschotel van het programma,
vóór de pauze ingeleid met Bach's bekoor
lijke H moll Suite.
Van Bach tot Mahler voorwaar een be
hoorlijke afstand! Bij minder oppervlakkige
beschouwing evenwel niet zoo groot. Want
al moge bij den grooten cantor de vorm in
menig opzicht den tijd overleefd hebben,
zooals de eenvormigheid der tonaliteit
dezer 7 deelige Suite ons bewijst wat er
hier in tonen wordt uitgesproken boeit nog
onverdeeld onze belangstelling.
Wfj vinden hier de bevallige gratie der
Fransche pianosuiten terug, als wel haast
in geen ander werk van den meester.
Wel ging van deze gratie, gekarakteriseerd
door de licht huppelende fluiten, door de
te massale kwartetklank een en ander ver
loren. Den bespelers der eerstgenoemde
groep onze oprechte hulde voor de buiten
gewone prestatie, waarvan hen door den
leider in de Badinerie" een virtuosenstukje
werd verlangd, dat misschien niet geheel
te rechtvaardigen was.
De uitvoering kwam, afgezien van deze
» bedenkingen, het volmaakte nabij. Dit laatste
kan men ook van de voordracht van Mahler's
opus getuigen.
Is er behalve de Kindertotenlieder" wel
n werk van dezen man aan te wijzen, dat
zoo de bewijzen draagt eener doorloopende
inspiratie? Ten minste in de vijf eerste
deelen is zulks ons weer sterk opgevallen.
Allen zijn uitingen van sterke ingeving niet
alleen, maar van een consequent zich op
bouwende en ontwikkelende materie, zooals
we bij deze zinnelijk fantastische natuur
maar sporadisch plegen aan te treffen. Hoe
laait een alles verteerend en meesleepend
vuur op uit het hartstochtelijk opbruisend
gemoed van den door morschem Tande
dieser Erde" veel geplaagden mensen! Welk
een brutale overmoed in het steede in A gr 8
terugkeerend refrein van den vergetelheid
zoekenden drinker l Daar tusschen, broos als
een vaasje Meisner- of Sêvresporselein de
tenor solo Von der Jugend en het bekoor
lijke herfststemmingsbeeld, dat de Altsolo
ons schildert. Het past ons hier even de
voortreffelijke wijze te releveeren, waarop
de beide solisten Louse Willer en onze
Urlus, voor welken laatste de opgave wel
als boven menschelijke kracht gerekend mag
worden, zich van hunne taak hebben ge
kweten.
Ligt het nu aan ons, dat wij den ten deele in
het nog volle bruisende leven staande
toondichter, in de ascetische bespiegelingen van
het slotdeel met moeite volgen, dat over dit
deel voor ons gevoel niet de stemming van
grauwe verlatenheid ligt, zooals wij die in
menige episode bij een Beethoven aantreffen ?
Het' is niet de intense weemoed der
algeheele verlatenheid maar veeleer een gevoel
IIIIIIIMIIIIIIIIIIMUIIIUIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIII
Nieuwe Fransche Boeken
PAUL FORT, Anthologie des Ballades
Fran(aises, 1897?1917. Paris, Mercur.e
de France, 3 fr. 50.
Meer dan velen, geloof ik, is Paul Fort
in staat zich te verheugen. Ik bedoel hier
niet dat hij blij zou wezen om'een onderschei
ding of een vleienden brief; hij zou daar
ongetwijfeld wel verheugd om zijn; maar
ik wil zeggen dat hij gelukkig is omdat hij
ztet en hoort, omdat hij functioneert. Car
voir est admirable", zegt hij. Ja, dat is het:
omdat zijn gemoed en lichaam f uncttoneeren,
gevoelt hij vreugde, een uitbundige en te
gelijk innige vreugde, een vreugde die luide
zingt en lacht, en dikwijls ook wel in ge
dragen rythmus spreekt en psalmodiëert;
maar die meestal nog anders zich uit.
Meestal namelijk schijnt Paul Fort iemand
te zijn die zoo maar voor zich heen loopt,
en een beetje nadenkt, en veel kijkt en
aanhoort doch zonder zich alle bijzon
derheden bewust te worden en veel
gevoelt doch' zonder zijn gevoel geheel
en scherpzinnig te ontleden; en die dan
op eens die weldadige, geheel-vervullende
warmte over zich voelt komen welke men kan
ervaren als men somtijds zonder doel voor
zich uit loopt in een stilstaanden,
zachtstralenden herfstdag. Hij loopt zoo stilletjes
te neüriën, stel ik mij voor; en dan hoort
hij woorden in zich zelf, heel veel verschil
lende woorden: het eene trekt het andere
mee, als kleine meisjes stoeiende doen met
elkaar en met al die aardige, of groo'.e, of
Paul Fort
van leegte, dat ons besluipt bij het aanhooren
van zijn Abschied".
In Klinger's Beethoven ligt de kracht in
de naaktheid. Mahler, ontdaan van zijn
kroningsmantel, stelt te leur. Hetzelfde zou
men mutatis mutandis" van de moderne
Fransche school kunnen zeggen. Aan deze
was het eerste Zondagmiddagconcert gewijd,
waarop wij de namen Ravel, Duparc en
Debussy aantroffen, Van den eerste 2 suiten
uit Dapbuis et Chloë, welke mythe den
toondichter vermoedelijk inspireerde na het op
treden van het beroemde Russische ballet.
Ondanks de suggereerende, schitterende
vertolking hebben we toch bij deze sterk
illustreerende muziek ten zeerste het ballet
gemist. Vraagt juist niet het geheele milieu,
dat door Ravel in zijne partitie is afgeschil
derd, dringend het choreographisch element
als gebiedend noodzakelijk? Eerst de dans
kan ons de vervoering doen deelachtig wor
den, die de begeleidende muziek zonder
meer ons niet kan brengen. Toch zijn wij
erkentelijk voor het in dezen onvolledlgen
vorm ten gehoore brengen van een werk,
dat weer in hooge mate vereenigt die schoon
heden die men het privilege mag noemen
van het Fransche karakter.
Bevallige gratie en fijne geest we heb
ben het dezen middag weder sterk gevoeld
werken in hunne terugkeer tot de min of meer
paganistische schoonheidswereld van het oude
Hellas en de exotische pracht der Opstersche
landen weldoend rustig in vergelijking der
zenuwenspannende, in het volle leven van
onzen tijd staande kunst der levende
Germaansche generatie.
Heeft de laatste een te veel" aan massale
kracht en energie te boeken, de Fransche
impressionisten geven van deze eigenschap
pen een beslist tekort.
Tot de ontroering en extase, die een
Mahler ons nog menigmaal kan schenken,
worden wij hier zelden of nooit opgevoerd.
De zeer interessante Scheherazade liederen
van een Ravel kunnen ons al met de grootste
bewondering vervullen en onze zinnen stree
lend bekoren, zij kunnen ons niet op onzen
stoel doen trillen, het hart doen jubelen noch
een traan in ons oog doen opwellen. Eene
exclusieve belangstelling voor deze kunst kan
alleen bestaan bij den mensch, wiens gemoed
voor de hoogste wijding der toonkunst niet
ontvankelijk is. Die wijding spreekt niet tot
onze zinnen, maar tot ons hart.
Waar we van dezen middag niet meer
kunnen zeggen, dan dat dezelve zeer
interessant" was door het reeds genoemde,
aangevuld met twee orkestliederen van
Duparc (technisch minder gecompliceerd
maar van sterker gemoedsleven getuigend)
en als compositorisch glanspunt de herhaling
der beide Nocturnes" van Debussy, daar
spreken we tevens de hoop uit, dat wij af
en toe gaarne de beste voortbrengselen van
dit kunstgenre willen aanhooren, mits het
niet strekke ten nadeele van den cultus van
die kunst, die rechtstreeks tot het hart
gaande, van zooveel grootere innerlijke
waarde is. Juist de in dezen tfld in het
menschelijk gemoedsleven zoo diep ingrijpende
omstandigheden maken het dubbel
wenschelijk, dat de muziek ook waarlijk ver
heffend op den mensch inwerkt. Eene visi
onaire kunstrichting, hoe geniaal op zich
zelve in technisch opzicht, kan zulks be
zwaarlijk bewerkstelligen. Een vermeend
gevaar van te groote eenzijdigheid naar
dezen kant, zal nu wel niet in de voor
naamste plaats dreigen van den kant van
Willem Mengelberg.
Ondanks een op zijn kunstenaarsschap
gegrond scherp intuïtief aanpassingsvermo
gen is hij van nature een te groote bewon
deraar van het forsche energische element
der muziek, de concrete substantie, dan dat
hij op den duur zich thuis zou gevoelen in
grappige, ot diepzinnige woorden gaat hij
dan spelen; hij gooit ze op en door elkaar
en bikkelt en knikkert er mee; en hij lacht
pleizierig als sommige klanken na den
eersten val nog even opspringen: Nou, dit
ma mie, dit mon souci.... il n'est pas fini
ton rëcit" of als een paar van die
weiklinkende Fransche dorpsnamen achter elkaar
uit zijn pen rollen: .Fin d'Oise, Maurecourt,
Andrésy, Conflans Sainte-Honorlne doux
bruit font ces noms-la"
En al die verscheidene woorden en
woordjes dringen zich dan naar voren en
schikken zich van zelf tot spottende zin
netjes, tot grappige en grillige fantasieën,
tot guitige verhaaltjes en heldere, zonnige,
elegant-gelijnde teekenlngen.
Toch is hij niet altijd zoo. Een enkele
maal moet men op eens toch denken dat
zoo'n luchtige ballade wel eens een diepen
zin kon hebben. Op de eerste bladzij al,
herinnert men*zich dan, neuriede hij van
hoe het zijn zou si toutes les filles du
monde voulaient s'donner la main" en si
tous les gars du monde voulaient bien ctr'
marins," en men vraagt zich plotseling af
of daar geen liefdesverklaring van den
dichter aan de geheele wereld staat
opgeteekend en of niet door Paul Fort bijwijlen
die universeele geest spreekt welken som
migen hopen na den oorlog boven alles
uit te zullen hooren. Hij schijnt soms toch
wel ernstiger en bewuster dan men eerst
heeft gemeend minder achteloos en
minder droomerig.
Zie dan ook zijn portret maar aan. Die
neus en mond zijn van iemand die gauw
en gretig geniet. Het moet een man zijn
wiens ziel heel gaarne zorgeloos meedrijft
op de emotie, als een lichte zwaluw op
den lentewind. Maar die oogen zijn toch
wel slim; die das is wel opzettelijk sierlijk
en glad gelegd om het boord, en die lok
naast het oor krult zoo weldoordacht! Een
beetje behaagziek, tamelflk welbewust en
handig zal Paul Fort ook in zijn dichten
wel zijn.
En al door lezende, merkt men inderdaad
dat hij eigenlijk een fijn psycholoog, een
zeer ernstig en een zeer bekwaam dichter
is, die weet wat hij doet. Homme au ré/e
conscient" noemt hij zichzelf. In den
alleraardigsten Roman de Louis XI" vertelt hij
ergens over de troonsbestijging van
Lodewijk XI, en ik weet niet wat meer te be
wonderen valt in de regels die ik ga aan
halen, de werkelijk volmaakte keus en
schikking der woorden, het grappig rythme
of de onverwachte, geestige visie: Puis
quand ce fut notoire et bien un point
d'histoire, honnè'ement criépar toutes les
provinces qu'au Royaume de France il tait
mort un prince, qu'il fut bien avere qu'on
l'avait enterré, tranquillementagilePaimable
dauphin Louis se glissa de l'exil, rêvant
Demonstraties in het Redden van Drenkelingen in het Zuiderbad
ter Gelegenheid van het 250-jarig bestaan der Maatschappij
tot Redding van Drenkelingen
Teekeningen voor De Amsterdammer" van Is. van Mens
de versluierde klanken weelde dezer uiterst
subtiele muzikale taal.
la 't ergste geval zou eene te groote be
voorrechting In de Concertgebouwomgeving
nog het minst gevaarlijk zijn, omdat wij
weten, dat hier bij de reproductie steeds
de hoogste eischen bevredigend werden.
Zoo ook thans, waar bovendien eene kun
stenares se als Berthe Seroen zich geheel
IIIIMIllllllMIIHMinmlIIIIIIIIIIHlmlMHIIIIIlmlIIlllllllllllMllllllllllltJIH
d'allier la gloire avec l'économie.''
Aan dit voorbeeld ziet men meteen de
eigenaardigheden van den vorm bij Paul
Fort. Het lijkt proza wat hij schrijft, maar
het heeft van proza bijna alleen het typo
grafisch voorkomen. Men leest dezen zin
van zelf als een gedicht, samengesteld uit
afwisselend lange en korte regels; het is
bijna een gedicht van La Fontaine. Bijna,
want het lettergrepen-aantal is bij Fort
ongewoon. Economie heeft geen rijmwoord,
tenzij, misschien, Louis: maar zeker is dat
niet. De rijmen zijn in Fort's gedichten noch
voor 't oog noch voor 't oor altijd zuiver;
hij wil dat ook niet, want de dichter is vrij,
en assonance kan even aangenaam klinken
als rijm, terwijl hij het oogrijm, terecht
dunkt mij, als geheel overbodig beschouwt.
De strikte regelen der Fransche prosodie
betreffende de e muet past Fort niet altijd
toe: men spreekt die e's in werkelijkheid zoo
zelden uit. Op eenige versregels volgen vaak
een paar gewone prozazinnen: naar gelang
van zijn stemnvng, zegt hij ergens zelf, wil
hij zich afwisselend in proza of in poëzie
uiten.
Men ziet het, ook in den vorm: sterke
neiging tot vrijheid, schijnbare achteloosheid.
Maar inderdaad: wetten die de dichter zich
zelf gegeven heeft en voorzichtig overleg.
Zoo zijn kunstenaars meer, en het is ook
goed zoo, het resultaat rechtvaardigt immers
alles.
Men zij overtuigd dat hij wist wat hij deed
toen hij een overdadigen woordenschat aan
wendde om den intocht van Karel den Stoute
in Rouaan te beschrijven: die opsomming
is geen eenvoudige inventaris, maar zij is
er op berekend beeldend te werken en tegelijk
op geestige wijze te herinneren aan de
kinderlijke overcompleetheid van sommige
middeleeuwsche beschrijvingen. Geestig ook
het slot er van: .et dans toutela ville c'était
moult plaisances, dont Ie tout avait coüt
moult finances." Bewuste navolging van
Rabelais vindt men b.v. in het verhaal van
L'hcroi'que résistance de la ville de Beauvais.
Hier en daar weerklinkt het eigenaardige,
welluidende en naïeve accent van Rousard
en in 't algemeen is de taal van het oude
Frankrijk dikwijls op zeer gelukkige manier
gebruikt: en faisant mignons signes de la
main" messire" la bénie garde" van
God, en zoo meer. Nu kan men hier natuurlijk
aannemen dat zulke aardige wendingen van
lectuur in zijn geest zijn blijven hangen en
zich telkens vanzelf weer voordoen als hij
schrijft over vroeger tijden. Het is niet alles
zorgvuldig overdacht. Paul Fort is instinctief
en tegelijk geraffineerd-bewust en zijn werk
krijgt er een zeer bekoorlijken aard door.
Hij put telkens zoo lachend en slordig-weg
uit den rijkdom van zijn gemoed, maar ik stel
mij voor dat zijn retouches slim genoeg zijn.
Fen ernstigeneenbekw?,am dichter noemde
iiminiiiMMiiiMiiiimitiiiHiiimimiiiiiHiimiimiiHiHMiiiiiiiiiiiiiiilin tiiim
bewoog op het peil van orkest en .leider. !
Waar die volmaakte technische uitvoering
benevens den geest van het werk niet be
reikt kan worden, daar blijve men in 't open
baar van dit terrein verre! Ook voor jonge,
tot imitatie en experiment geneigde aanko
mende componisten liggen hier vele voet
angels en klemmen.
VAN LEEUWEN
UMI iiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiuiiiiimiiiiiiiiiiiumitiiiiuiiiittitt!
ik hem. Hoe zeker van beweging is b.v. zijn
muzikale phrase in het prachtige Le dauphin.
De dichter leeft mee met een dolfijn in zee,
en in zijn gedicht is alles wat het dier be
leeft, en mézelfs dan dat: de sensatie van
het lange deinen der golven, de frischheid der
lucht, de vreugde om de ruime vrijheid, om de
avontuurlijkheid van den tocht door de zeeën,
de primitieve levenslust; hij schijnt mee te
duiken met het dier in het water en mee
terug te komen langs een zacht golvende
lijn. Hier is het aanvoelen, het rechtstreeks
meevoelen van het oerleven der natuur.
Welnu, dit alles leeft óók in het rythme;
het rythme suggereert het u. Dit is Inderdaad
een zeer schoon gedicht.
En ook met de menschen leeft hij mede.
Men moet het aandoenlijke Amour ntarin
lezen om Paul Fort te kennen In zijn liefde
en medelijden voor de lijdende menschheid.
En soms stijgt hij op tot plechtigheid.
Voici Ie don de joie et de pensee altière
que verse aux fronts humains Ie soleil de
midi, les drapeaux de l'étéflottent sur les
esprits et les bles se dëploient sur leschamps
populaires!'1 Dat is de toon van zijn statige
hymnen aan de natuur, waar zijn rustige
bewogenheid. den dichter breede, welhaast
klassieke versregels ingeeft.
Die hymnen aan de natuur zijn ook in
een ander opzicht merkwaardig. Ze zijn sym
bolistisch, d. \. opzettelijk geven ze het land
schap niet zooals het objectief zou zijn
het is niet objectief, beweren de symbolisten
maar zooals het leeft in den geest van
den dichter. Lepaysageest un tat d'ame..."
Herhaaldelijk zegt Paul Fort het zelf: Car '
Dieu ne crée les choses que par l'ame de |
l'hoinme. Chaque jour l'univers renaftdeson >
moi." Ziedaar het nieuwe dat de symbolisten
gebracht hebben: het besef dat de werkelijk
heid zooals die ons bewust wordt, ontstaat
in en door onzen geest. Op dezelfde wijze,
naar ik geloof, als onze Albert Verwey, willen
Beste 4 cents Sumatra in
Kistjes a 1OO stuks _
?4.50 Franco ^ V^ *
", O P
\
PerlOOO
stuks ?42.50
franco door het geheele land
KRUISWEG 23, Haarlem - Telef. lnterc.1506
zij in hun werk het synthetisch beeld geven
dat In hun binnenste ontstaat. Een bloote
mededeeling van feiten, hoe kunstig ook
geschikt, is voor hen nooit poëzie; en daartoe
bepaalden zich toch maar al te veel, zeggen
zij, hun voorgangers de Parnassiens. Hun
landschappen zijn als een impressionistisch
stadsgezicht van Jacob Maris; maar de
minderen onder de Parnassiens doen met
hun werk wel eens denken aan zoo'n keurig
en nuchter Hollandsche-kaasmarkt-schilderij
van ongeveer 1850.
Trouwens, ook om zijn vreugde kan men
Fort een Symbolist noemen. De meesten
hunner zijn de ontmoedigende aarzeling
van het Renanisme te boven: zij zijn ver
helderd en verzekerd, sereen. Hun philosophle
is veelal die van een Bergson: bevestigend
en opbouwend. Hun houding in het leven
wil die zijn vari Goethe: zij lazen hem in
hun jeugd; maar zij zijn eigenlijk, zoo niet
gelukkiger, dan toch meer opgetogen dan
hfj. Zij schijnen wel mede de voorloopers
te zijn van het nieuwe, sterkere Frankrijk.
In den oorlog heeft Fort naiuurlijk ook
niet gezwegen. Maar ik geloof niet dat hij
de man is voor vloekzangen, patriottische
coupletten en dergelijke rhetorica. Een
enkele maal interesseert hij, maar het meest
nog wanneer hij (in Le Félori) aanduidt
waarom hij, de 45 jarige, niet meevecht:
wegens lichaamszwakte blijkbaar; de poëzie
is hier niet hetgeen ons het eerst opvalt.
Heel even ook ontroert hij wel, b.v. als hij
Joffre toespreekt: Mais vous, Joffre ó
hëros que la France espérait, vous qui
l'avez ravie a son destin fatal, redressée en
sa force, arrachée au trépas, gut nous avez
rendu la France, général!" Maar hij moet
niet den moord en den haat bezingen.
Paul Fort moet zingen van vrijheid, licht
en vreugde.
J O HANNES TlELROOY
lllllllllllllll.il>
lllUmmmttm