Historisch Archief 1877-1940
20 Oct. '17. No. 2104
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
AMSTERDAM ARNHEM
'«-ÖBAYENHAGE ROTTEKD1M
UTRECHT
IIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIHIlllllllll llllllltimillllllllllllllllllllllllllllllllll
DE CEL
Geestelijke zorg Middelen
ter verbetering
Ds. M. C. van W ij h e, wiens artikel
omtrent zijn ervaringen in de cel wij enkele
weken geleden hebben geplaatst, beschrijft
ditmaal de geestelijke verzorging van den
celbewoner. Hij geeft ten slotte eenige punten
aan, waar volgens zijn meening onmiddel
lijke verbetering mogelijk is.
Ik heb beschreven, hoe eentonig het leven
van den gevangene verloopt. Bij dit alles
mag niet vergeten worden, dat hij ook gees
telijk «verzorgd" wordt.
Ja, j», de geestelijke" zorg!
Bittere karikatuur van zorg", maar ge
trouw beeld van wat deze wereld, deze
straffende, wrekende
gerechtlgheids"-maatschappij eigenlijk geeft om datgene van den
mensen, wat officieel altijd heet het hoogere".
Een menschenlichaam heeft weinig waarde.
Dat kan een doofstomme in dezen tijd hoo
ien en een- blinde zien en een analfabeet in
de oorlogstelegrammen lezen. Maar een
menschen ziel wat diéwaard is, leert het
Koninkrijk der Nederlanden, dat voor een
paar honderd gulden een godsdienstleraar"
meent te kunnen koopen, in staat ettelijke
honderden .boeven" of verongelukten" of
zwakken" of gedaalden" te verzorgen
naar hun geestelijke behoefte! Let wei te...
, verzorgen!
Dat een dergelijke beschimping van ver
zorging" mogelijk was, had ik me niet kun
nen voorstellen.
01, dat het begraven, overstelpt kon wor
den onder den hoon, die deze ziels-zorg"
verdient.
Men moet zelf predikant zijn om te weten,
wat het wel niet kost aan tijd, aan inspan
ning, aan toewijding, aan aanpassing, aan
studie van mensen en leven om eindelijk in
't vertrouwen van iemand te komen, om
eindelijk in te dringen in zijn wezen, om
eindelijk iets te kunnen zijn voor een ander.
Dat leert geen collegezaal, maar alleen de
praktijk. En wel allereerst de praktijk van
het wondere ambt."
Welnu: daar zitten een paar honderd
stakkerds. Neem aan, dat het meerendeel
geestelijk vergroeid is. Ze zijn geslagen en
gestompt door die wereld daar buiten. Ze
hebben in die wereld van stompen en slaan
zelf hun aandeel geleverd. Goed! alles
goed! Nu komt de ja inderdaad blinde!
'ustitia en gaat op haar beurt aan den gang,
zooals ge nu eenigszins althans weet.
Och, neen, het zou van den karit dezer
maatschappij dwaasheid zijn, het zou de
inkonsekwentie zelve zijn, indien er waar
achtig en oprecht en met opoffering van al
wat er voor noodig was, gestreefd werd
om juist déze individuen als Menschen te
herstellen. Waar deze maatschappij de Geniën
en de Dichters, de Vromen en de Wijzen
immers laat doodbloeden op het slagveld.
Dan zou zoo nauwgezet mogelijk gezocht
moeten worden naar de allerbeste en
allergeschiktste verzorgers", wat karakter en
ontwikkeling betreft. Dan zou zoo iets niet
een bijbaantje" moeten zijn, waarvoor, om
zoo te zeggen, iedereen die maar predikant
of godsdienstonderwijzer is, bekwaam wordt
geacht en bij welke benoemingen n.b. nog
dikwijls... politiek (!) in 't spel is.
Nu bepaalt zich het heele ziel-verzorgen"
tot een preek des Zondags en tot gemiddeld
n dag bezoeken afleggen in de week. En
dit wordt dan gedaan door iemand", die
bovendien een over-drukken werkkring heeft,
en die op dien nen dag eens eventjes n.b.
200 zielen" zal... verzorgen!
Het is mij onbegrijpelijk toch werd mij
verzekerd, dat de gevallen zich voordoen
hoe er regenten" zijn (het woord alleen
reeds heeft een geur van een oude, jaren
DE SCHREIERSTOREN BEDREIGD
In den oudsten tijd van Amsterdams bestaan
lag ten oosten van de stad, buitendijks, dat wil
zeggen ten noordoosten van den Zeedijk
aan het Y, een vooruitspringend stuk land,
een kaap of horn. Aan den scherpen hoek,
dien het vormde, ontleende het zijn naam:
Schray-houck, een naam, dien men voor het
eerst in 1487 vindt. Men vergelijke het
Duitsche schrage en onze Hollandsche
woorden schraag en schrijlings. In het mid
den reeds der veertiende eeuw lag in die
buurt de Oudezijds Waal, de haven waar
de schepen hun winter-laghe" betrokken,
en vanwaar ze in het voorjaar weer uit
voeren. De horn was de plek, vanwaar men
ze het verst kon nastaren; daar stortten de
achterblijvenden hun tranen, geen wonder
dat de volks-etymologie van een
schreiershoek ging spreken.
Reeds vroeg was de plek, die men ook
kortweg het Hoofd en later het Kamper
hoofd noemde, versterkt. Er stond een toren,
de Andries-Pijlentoren, aldus geheeten naar
een lid derzelfde voorname familie, die
haren naam aan de Pijls'eeg heeft geschon
ken. Amsterdam was in die dagen omgeven
door eene met boomen beplante gracht
de vesten die hier en daar met wacht
huizen versterkt was. In den fel bewogen
tijd na den dood yan Karel den Stoute,
toen de Hoeksche en Kabeljauwsche bur
gertwisten weer waren ontbrand e < de
verhouding tusschen Amslerdam en Utrecht
zeer gespannen was, drong Maximilaan van
Oostenrijk, de gemaal van Karels dochter
Maria van Bourgondië, er bij de
Amsterdamsche regeering op aan, de stad met een
steenen wal te omgeven. Dit verlangen was
volkomen gerechtvaardigd, eüzoo begon
men in de lente van 1481 met het leggen
der fundamenten, totdat in 1483 de
bemuring ongeveer gereed was. De wal begon
ten westen der stad bij het Y, waar de
Heilige Kruis- of Haringpakkerstoren stord,
liep langs den Singel tot de Regulierspoort
(thans de Munt) en van daar langs wat
thans Nieuwe Doelenstraat,
Kloveniersburgwal en Gelderschekade heet, uni zoo weder
lang gesloten kleerenkast) die in hun omgang
met de gevangenen door-en-door formeel
zijn. Hun bezoek bestaat in een haastig
entree in de cel met nauw merkbare groeten
in het houden van ongeveer de volgende
toespraak: Heb je wat te klagen over't eten
of het personeel, iets op- of aan te merken ?
Neen?" Regent af l
Tot hun excuus dient, meen ik, dat de
regenten alleen of in de eerste, plaats zor
gen voor het stoffelijke en voor den goeden
gang van zaken.
De geestelijke zorg" drukt uit, wat door
de maatschappij in den gevangene gezien
wordt. Hij zal pas dan veranderen als deze
beschouwing verandert en met die veran
dering zal de behandeling, ook de cel-be
handeling geheel veranderen.
Tot in 5e kleinste kleinigheid zal zich
deze verandering kunnen toonen.
Als b.v. nu de gevangene bezoek krijgt,
't zij van den directeur, 't zij van predikant
of onderwijzer, dan staan ze daar met hun
tweeën in een cel-hok met n stoel of n
kruk. Ze staan daar tegenover elkaar. In
't begin volslagen onbekenden.
De bezoeker mag niets meebrengen. Hij
mag geen sigaar p icsenteeren om op dreef"
te komen of bij een ander een paar bloemen
om zijn cel op te fleuren ef een plaat of
illustratie. Dit zich richten naar de persoon
zou in strijd zijn met het systeem" van...
individualisatie!!
Tal van kleinigheden zijn er verder. O.a.
de versiering van de cel. Welke psychische
zegenrijke kracht er moet uitgaan van het
opgesloten zitten in een naakt steenen
kelderverblijf is mij een mysterie. Men mag zijn
eigen cel niet versieren, zelf s niet met
prentbriefkaarten uit de eigen woonplaats, niet met
het portret van vrouw en kind. Als men dit
bij zich heeft, wordt het bij het begin reeds
afgenomen.
Gesteld: ge zit" daar. Alleen. Dag-in,
dag-uit. Ge denkt aan die wereld daar-buiten,
aan uw gezin, aan uw werk, aan de maat
schappij, aan uw vrienden, aan uw woon
plaats enz. enz. Nu krijgt ge een af beelding
hiervan. Ge zijt er natuurlijk blij mee. Ge
krijgt er die gevoelens door, die de theorie
juist wil, dat je krijgen zult. Ge wilt die
voorwerpen bij u houden. Ge zoekt een
plaatsje om ze neer te zetten of op te
hangen.
Daar komt sleutelgerammel enalsdedeur
geopend is krijgt ge... een woord van
mede-gevoel? een hartelijk, belangstellend
gesprek? 't een of ander gereedschap om
u in staat te stellen met het ontvangene uw
cel op te vrolijken ? Neen, ge krijgt de
boodschap, dat ge 't weer moet. ..afstaan!
De menschen, die dat hebben bedacht,
behooren zelf nét zoo lang opgesloten te
worden tot ze de waarde van een gewone
2 H cents-ansicht van hun huis gingen be
grijpen \ tot ze de gezelligheid van een simpel
kleedje, desnoods een gekleurd zeiltje over
de tafel gingen waardeeren en het meest
eenvoudige wandversierinkje gingen op prijs
stellen en al was het maar n enkel
ruitje, waardoor de aarde en de zon was te
genieten. O! die barbaarsche onthouding
van alles, letterlijk alles, wat den mensch
kan prikkelen ten goede. Persoonlijk heb ik
gevochten soms in mij zelf om er van over
tuigd te blijven dat de op touw-zetters en
in-stand-houders van dit alles niets wisten
of beseften, want anders was mijn eerste
woord tot hen geweest: je bent erger dan
een hond!" Inderdaad, als een dergelijke
handelwijze een mensch moet verbeteren",
wat moet hem dan verslechteren ? 't Ont
breekt er nog maar aan, dat men 's Zondags
een preek krijgt over de verleidingen der
wereld". (Mijn cel lag zóó, dat ik 's Zondags
avonds het gehos en gekrijsch hoorde der
menschen-in-vrijheid".)
Een ander onderdeel dier geestelijke ver
zorging" is het verbod van kranten-lezen.
De krant is een noodzakelijk kwaad, zegt
de een of ander, die niet begrijpt aan welke
ellendige praktijken de journalist zich soms
moet onderwerpen terwille van de belangen
en de eischen in wier dienst hij staat. Maar
gij kunt niet buiten de krant", al is het
natuurlijk waar, dat ge hem dikwijls met
plezier in den steek laat voor studeer-lectuur,
werk of ontspanning. Evenwel, de onder
stelling, dat het doen meeleven met 's werelds
gebeuren, dus het prikkelen van het alge
meen-sociaal gevoel, den mensch zou tegen
houden in zijn verbetering, zoodat hem dit
mede-leven moet worden onmogelijk gemaakt,
is wel ailer-zonderlingst. Er zullen mis
schien gevangenen zijn, die om een krant
niets geven, maar de overgroote helft zal
in de krant een middel hebben, dat hem
afleidt, dat hem doet nadenken, dat hem
ontwikkelt. Waarom moet de
vrijheidsberooving gepaard gaan met maatregelen, waardoor
men getroffen wordt ook als de straf
afgeloopen is? Want niet alleen dat aan het
ktellectueele en morele leven onmisbaar
voedsel onthouden wordt, maar door de
algeheele afsterving van het maatschappelijk
leven is men voor het bekleeden van een
plaats daarin bovendien nog ongeschikt ge
worden. En waarom zou niet iemand, die
aan een bepaalde krant de voorkeur geeft,
die krant zijner keuze moge lezen?
In al deze dingen hangt veel af van den
persoon van den directeur 1), diens optreden
tegenover den gevangene en diens invloed
op het personeel.
Mij is bekend, dat een directeur op de
meest correct-hondsche wijze zelf s alle inlich
tingen weigerde omtrent aan te vragen facili
teiten. De aanvrager in kwestie was n.b. ex
pres van uit de provincie naar de
stad-metgevangenls gereisd om zich van een-en-ander
op de hoogte te stellen. Het eenige antwoord
was: wij handelen hier geheel volgens het
reglement; U zult alles wel ondervinden".
Het personeel noemde dien directeur den
baron". De baron" flikflooide en kroop voor
de heeren regenten. De baron" handhaafde
zeer nauwgezet ledere reglements-letter,
waarin eenige strengheid zat, tegenover zijn
ondergeschikten, maakte keurige staten enz.
voor zijn superieuren. De baron" maakte
promotie, niet naar Oost-Pruisen, maar naar
een directeur-schap in Nederland, hooger in
rang en in salaris. Hij Is het type van een
directeur, die misschien op het bureau
een goed figuur maakt tegenover zijn in te
vullen papier, maar die mijlen ver verwij
derd moet blijven van gevangenen, die
vooral door persoonlijken omgang moeten
worden geleid.
Mij is bekend, dat daarentegen een andere
directeur bij ontmoetingen met ex-verpleeg
den op de meest hartelijke wijze wordt ver
welkomd als onze goede directeur", die
meer dan eens op soms roerend-onbeholpen
wijze de dankbaarheid ondervond van zijn
gewezen cliënten" voor zijn moreelen steun
tijdens hun gevangenschap; een directeur,
wien de in-vrijheid gestelden later om raad
vroegen, met wien men in briefwisseling
bleef. Het type, voor wien ieder uur
bureauwerk een uur ontstolen is aan de gevangenen,
die blij waren als hij hun cel binnentrad,
voor wie hij werkelijk zorgde, meer dan
godsdienstleeraar en regenten samen, en van
wien het personeel hield.
Wat van den directeur geldt, geldt even
eens van de bewaarders. Men vergete toch
niet (het bovengenoemde verslag oer Com
missie van onderzoek schijnt dit geheel te
vergeten) dat de bewaarders onophoudelijk
met de gevangenen in aanraking komen,
dat hun vriendelijkheid, een gewoon grapje,
een enkel goedhartig, opbeurend woordje
's morgens bij het opruimen van waschwater
en privaat, of bij 't luchten of bij 't uit
reiken van voedsel of post of werk enz. enz.
een weldaad is en dat een stuursch gezicht,
een barsche toon of onverschillig zwijgen
de naakte eenzaamheid tot een hel kan
maken.
We moeten eindigen.
Als we de belangrijkste desiderata koit
samen vatten:
ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.
B
M
A
B
M
A
B
M
A
B
M
on
are h
de
H EERE.N-ARTI KELEN,
UITRUSTINGEN.
B
'M
IA
0
'M
A
e
w
A
e
ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABMABM.ABM.ABrt.ABM
itiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiliiiiiiiiiiiiiii iMimNiiimiMiimiiiililiiilMiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
a. Cel:
1. Een plankier over dat deel vanden
steenen vloer, waar zich tafel en stoel be
vinden. Een plankier, dat bij het dweilen
gemakkelijk is op te nemen, waardoor het
armzalige matje kan vervallen.
2 Verwarming, niet tot dien beruchten
datum van l April, maar, heel logisch, zoo
lang 't koud is en minstens zoolang rechter,
directeur en bewaarder ook stoken in hun
zitvertrek.
3 Versiering: bestreken en geverfde
muren, middelen om de cel te versieren,
zooveel mogelijk naar eigen smaak, vrij
heid om b.v. een plant te verzorgen. De
schoone en brave spreuken kunnen dan
waarschijnlijk uitgezuinigd worden.
4 Een raam, dat n uitzicht ge'eft op
een stuk van de aarde, waar wat groeit en
bloeit n zoo ingericht is, dat er ruim vol
doende lucht-verversching kan geschieden.
5 Steeds een kastje, (dus de plankjes
uit de straf gevangenis vervangen door het
kastje uit b.v. het Arnhemsche huis van
bewaring).
6 Een stoel mét leuning en zonder
ketting bovendien of b.v. klap-zeteHje met
het oog op bezoek, of mét het bezoek een
stoel mee.
7 Een beter hoofdkussen: (het mijne
althans leek bijzonder veel ,op een
takkenbosch in een zakje).
8 Een langere krib, waarin men zich
rechtuit kan strekken zonder f aan 't
hoofdeinde óf aan 't voeteneinde óf aan
beide tegelijk buiten boord te geraken.
Bovendien de open zijkant van de krib
. niet zóó vlak tegen den steenen muur, dat
l het den schijn heeft alsof de rustende
centrale verwarming zijn functie op den
gevangene heeft overgedragen wat de
steenen betreft. 2)
b. Voeding:
l Meer afwisseling.
2 Voldoende v e t en voldoende eiwit.
3 In ieder geval boter voor het brood.
4 Het brood niet in een homp, maar in
sneden.
5 's Morgens óf omgekeerde verhouding
van melk en water, terwijl men dan die
1/20 L. water wel kan weg laten, of koffie
(waarin in ieder geval meer melk).
6 Mogelijkheid om de maaltijd althans
een beetje gezellig te maken.
7 Een lepel en een vork en niet
de manlijke helft van een dito stel, dat
i alleen dient voor sla-aanmaak. Het vleesch
! gesneden of een mes om zelf te snijden,
j hetgeen een snijdbare en snijdwaardige
kwantiteit veronderstelt.
8 De etensteil te vervangen door een
schaaltje en de tinnen beker door een van
aardewerk.
9 Geheele afschaffing van de wat er
en-brood civilisatie.
10 De kantine goedkooper en bereik
baar voor iederen gevangene vanaf den
eersten dag zijner cel-bewoning.
c. Lichaam»-verzorging:
l Eens per week een bad.
2 Het luchten" op een veel ruimere
plaats,, een wandel pi aats, bij lang
durige gevangenschap zelfs zér ruime
wandelplaats; (dit brengt mee: gevangenissen
buiten, met rondom grooten tuin, die in
afdeelingen verdeeld is en waarin de ge
vangenen mogen werken, kweeken, teelen,
schoonhouden enz. Het luchten" niet alleen
's morgens een half uur, maar meermalen
per dag, waarbij ook periodes van rust zijn
toegestaan, waarvoor banken; vrijheid om
lectuur méte nemen in deze rust-periode. 3)
d. Weestelljke verzorging:
l Uiterst nauwkeurige keuze van direc
teur, die zoo m i n mogelijk met bureau
cratisch werk is belast.
het Y te bereiken. De Andries-Pijlentoren
werd afgebroken en het Hoofd werd tot
een machtig rondeel" gemaakt, beplant
met geschut. Even ten zuid-oosten daarvan
verrees als eerste in de reeks der torens,
die den muur versterkten, de
Schreierhoekstoren, die thans als een der weinige over
blijfselen van de oudste omwalling nog in
wezen is, ofschoon eenigszins verbouwd.
De toren had namelijk oorspronkelijk een
omgang, met een steenen borstwering, waarin
schietgaten waren, waardoor de daarop
geplaatste stukken geschut konden worden
afgevuurd. De tand des tijds deed zich
echter ook hier gelden, en zoo moest in
November 1777 de toen pas opgetreden Di
recteur der stadswerken Van der Hart bij
zijn rondgang constateeren dat de toren van
boven uitzette. Hij noteerde: de
borstweering moet daar, om de minste moeyten,
afgenomen en met een dekstuk van
Bremersteen gedekt, voorts gevoegt en geankert
word n; want is gevaarlijk". Deze reparatie
zou in 1778 plaats hebben en f 2500 kosten.
Zij werd echter uitgesteld tot het volgende
jaar, terwijl de kosten van het werk f 1000
hooger werden geraamd. Het is te betreuren
dat Van der Hart en zijne lastgevers toen
alleen hebben gerekend met de minste
moeyten", en het bovengedeelte van het ge
bouw niet in den ouden meer
schilderachtigen en bij het geheel passenden vorm
hebben gelaten.
Uit de geschiedenis van den toren valt
te vermelden dat in 1569 in den muur een
gevelsteen werd geplaatst, waarop een
schreiende vrouw is voorgesteld, die, op het
Kamperhocfi staande, een wegzeilend schip
nawijst; volgens de overlevering eene her
innering aan het droeve lot eener vrouw,
die zich het afscheid van haren man der
mate had aangetrokken, dat zij plotseling
krankzinnig was geworden. Boven deze
voorstelling stond in een cartouche:
Scrayerhovck 1569.
Toen in 1601, na de vergrooting der stad,
de oude muren werden gesloopt, verloor
de toren zijne beteekenis als versterking.
Hij werd echter nipt, evenals de andere
muurtorens, afgebroken, doch, in verband
met zijne gunstige ligging bij IJ en Waal,
bestemd voor den dienst van het
haventoezicht.ZookregendeOpper-commissarissen
der Walen er hun zetel; een bovenkamer
van den toren werd tot hun vergaderzaal
ingericht. Dit college had het gezag over
den Havenmeester en over den Kapitein der
waalredders" of bewakers van de in de
haven liggende schepen. Het is twee malen
geschilderd, in 1674 door Jacob Backer en
in 1748 door Quinckhard. De beide schilde
rijen, die lang de vergaderzaal hebben
versierd, hangen nu op het Stadhuis. Boven
de schouw hing een IJ-gezicht van Willem
van de Velde uit 1686, in de lijst waarvan
de wapens der Commissarissen waren aan
gebracht; het is thans in het Rijksmuseum
geplaatst.
In een vertrek boven dat der
Oppercommissarissen hebben gedurende eenigen
tijd de Overlieden van het Tinnegietersgild
hun gildekamer gehad. Omstreeks het begin
der 18e eeuw werd deze verplaatst naar den
Haringpakkerstoren, terwijl de ontruimde
kamer gevoegd werd bij de woning vanden
2 Samenwerking tusschen directeur,
geestelijk leider, onderwijzer, welke functies
in geelt geval bijbaantjes" mogen zijn, en
een college, samengesteld onder zér grooten
invloed der reclasseerings-organisatie (m. i.
is geheel-onthouding voor al deze personen
moreele plicht.)
3 Erkenning, althans bij de practische
uitvoering van een getroffen maatregel, van
het z.g.n. mindere personeel.
4 Organisatie, minstens n keer per week,
van een algemeene
uitspanningsof ontwikkelingsavond onder lei
ding bij voorkeur van een der genoemden.
5 Vrijheid van kranten-lectuur en
van correspondentie.
6 Bezoek, althans bij gebleken
vertrouwbaarheid, zonder derden en niet alleen
van familieleden.
7 School lok alen; onderwijs, zoo moge
lijk klassikaal, in aanpassing bij de ontwik
keling; veelzijdige lectuur.
* . *
Ongetijfeld zijn er nog meer verbeteringen
op te noemen, die om geen enkele reden
achterwege behoeven te blijven, 't Kost
alleen wat geld. Jaarlijks misschien zooveel
als n kanon? Er zal misschien meer per
soneel moeten zijn, oude gebouwen en
menschen (wat hun geest betreft) zullen zoodra
mogelijk door nieuwe moeten worden ver
vangen. Maar een en ander Is, zelfs met
behoud van het cel-stelsel alles zeer goed
mogelijk. Sommige wijzigingen zouden een
soort van voorrecht" kuipen worden, hoe
wel, als de door de commissie voorgestelde
klasse-indeeling wordt aanvaard, men nog
veel verder dient te gaan dan de bovenge
noemde simpele wijzigingen.
Juist in mijn cel-tijd verscheen in het
Handelsblad het artikel over de befaamde, nu
beroemde Sing-Sing gevangenis in Amerika.
De resultaten van de oude gevangenis
waren bedroevend; de anti-sociale eigen
schappen van het karakter werden gevoed,
de goede plekken weggewerkt," zegt het
artikel en het eindigt met de woorden, die
ik gaarne als levens-motto zou willen zien
genomen door allen, die zich met gevan
genen moeten bemoeien, van af de rechters
tot de bewaarders; van af de politie tot de
gevangenis-onderwijzer: het spreekt van
zelf, dat een systeem van liefde, vertrouwen,
onderwijs en samenwerking betere menschen
moet afleveren dan het verouderde van
haat, wantrouwen, afstomping en verzet."
Barchem M. C. VAN WIJHE
1) Uitdrukkelijk verklaar ik, dat Ik mijn"
directeur of mijn" personeel nergens op
't oog heb. Ik heb beloofd over hen met
geen woord te schrijven. Ik spreek alleen
de hoop uit, dat ik eventueele herhalings
oefeningen" onder 't zelfde commando mag
meemaken l
2) Een en ander maakt misschien een
minder-ernstigen indruk, maar b.v. mijn
vriend ds. L. de Baan, die een maand
lang niet warm kon worden in zijn cel
heeft direct na zijn terugkeer mede tenge
volge van zijn ce l - verb l ij f pleuris
gekregen. Zelf heb ik gedurende een week
op geen enkele manier de kou kunnen, ver
drijven: noch met stampvoeten, noch met
den schippersarmslag, of hoe die
zwaaimanoeuvre officieel heet, noch
metverwenschingen, noch met de mij door een regent
aangeraden plaatselijke lichaamsoefe
ningen !
3) Zie o. a. Tijdschrift der Nederl.
HeideMaatschappij van l Mei 1917, blz. 152:
Heide-ontginning door gevangenen" door
mr. W. v. H.; verslagen Eerste Holl.
Tuinbouwkolonie" enz.
iiiiiiiiiiimiiMM jmiiimmimmiiiiii minimum mini
Havenmeester. De voornaamste bestemming
van den toren was dan ook om te dienen tot
kantoor en woning van dezen ambtenaar. In
verband daarmede werd reeds in de 17e eeuw
het uitbouwsel erbij geplaatst, dat op oude
prenten te zien is. In den loop der jaren is
het verbouwd en uitgebreid; zijne laatste
gedaanteverwisseling schijnt het omstreeks
1850 te hebben ondergaan. Thans wordt
door het Gemeentebestuur voorgesteld het
opnieuw te verbouwen en te vergrooten. De
twijfel is gerechtvaardigd of daardoor het
stadsbeeld aan schoonheid zal winnen. Nu
blijkbaar de ruimte voor de bureaux van
den havendienst niet meer voldoende is,
ware het zeer zeker gewenscht, in plaats
van dit lapwerk, voor dezen dienst een ander
passend gebouw te stichten. De toren kon
dan van den aanbouw worden ontdaan, en
bijvoorbeeld dienst doen voor politiepost.
Vrijstaande en in zijn oorspronkelijke toe
stand hersteld, blijve de Schreierstoren met
zijn twaalfhoekige spits dan een monument
van de oudste omwalling van Amsterdam.
Dr. JOH. C. BREEN
mm imiimimiiimmiimmimmmmiiiimiiiiimiimiiimiiiiimii