De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 20 oktober pagina 7

20 oktober 1917 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

20 Oct. '17. No. 2104 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND AMSTERDAM ARNHEM '«-ÖBAYENHAGE ROTTEKD1M UTRECHT IIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIHIlllllllll llllllltimillllllllllllllllllllllllllllllllll DE CEL Geestelijke zorg Middelen ter verbetering Ds. M. C. van W ij h e, wiens artikel omtrent zijn ervaringen in de cel wij enkele weken geleden hebben geplaatst, beschrijft ditmaal de geestelijke verzorging van den celbewoner. Hij geeft ten slotte eenige punten aan, waar volgens zijn meening onmiddel lijke verbetering mogelijk is. Ik heb beschreven, hoe eentonig het leven van den gevangene verloopt. Bij dit alles mag niet vergeten worden, dat hij ook gees telijk «verzorgd" wordt. Ja, j», de geestelijke" zorg! Bittere karikatuur van zorg", maar ge trouw beeld van wat deze wereld, deze straffende, wrekende gerechtlgheids"-maatschappij eigenlijk geeft om datgene van den mensen, wat officieel altijd heet het hoogere". Een menschenlichaam heeft weinig waarde. Dat kan een doofstomme in dezen tijd hoo ien en een- blinde zien en een analfabeet in de oorlogstelegrammen lezen. Maar een menschen ziel wat diéwaard is, leert het Koninkrijk der Nederlanden, dat voor een paar honderd gulden een godsdienstleraar" meent te kunnen koopen, in staat ettelijke honderden .boeven" of verongelukten" of zwakken" of gedaalden" te verzorgen naar hun geestelijke behoefte! Let wei te... , verzorgen! Dat een dergelijke beschimping van ver zorging" mogelijk was, had ik me niet kun nen voorstellen. 01, dat het begraven, overstelpt kon wor den onder den hoon, die deze ziels-zorg" verdient. Men moet zelf predikant zijn om te weten, wat het wel niet kost aan tijd, aan inspan ning, aan toewijding, aan aanpassing, aan studie van mensen en leven om eindelijk in 't vertrouwen van iemand te komen, om eindelijk in te dringen in zijn wezen, om eindelijk iets te kunnen zijn voor een ander. Dat leert geen collegezaal, maar alleen de praktijk. En wel allereerst de praktijk van het wondere ambt." Welnu: daar zitten een paar honderd stakkerds. Neem aan, dat het meerendeel geestelijk vergroeid is. Ze zijn geslagen en gestompt door die wereld daar buiten. Ze hebben in die wereld van stompen en slaan zelf hun aandeel geleverd. Goed! alles goed! Nu komt de ja inderdaad blinde! 'ustitia en gaat op haar beurt aan den gang, zooals ge nu eenigszins althans weet. Och, neen, het zou van den karit dezer maatschappij dwaasheid zijn, het zou de inkonsekwentie zelve zijn, indien er waar achtig en oprecht en met opoffering van al wat er voor noodig was, gestreefd werd om juist déze individuen als Menschen te herstellen. Waar deze maatschappij de Geniën en de Dichters, de Vromen en de Wijzen immers laat doodbloeden op het slagveld. Dan zou zoo nauwgezet mogelijk gezocht moeten worden naar de allerbeste en allergeschiktste verzorgers", wat karakter en ontwikkeling betreft. Dan zou zoo iets niet een bijbaantje" moeten zijn, waarvoor, om zoo te zeggen, iedereen die maar predikant of godsdienstonderwijzer is, bekwaam wordt geacht en bij welke benoemingen n.b. nog dikwijls... politiek (!) in 't spel is. Nu bepaalt zich het heele ziel-verzorgen" tot een preek des Zondags en tot gemiddeld n dag bezoeken afleggen in de week. En dit wordt dan gedaan door iemand", die bovendien een over-drukken werkkring heeft, en die op dien nen dag eens eventjes n.b. 200 zielen" zal... verzorgen! Het is mij onbegrijpelijk toch werd mij verzekerd, dat de gevallen zich voordoen hoe er regenten" zijn (het woord alleen reeds heeft een geur van een oude, jaren DE SCHREIERSTOREN BEDREIGD In den oudsten tijd van Amsterdams bestaan lag ten oosten van de stad, buitendijks, dat wil zeggen ten noordoosten van den Zeedijk aan het Y, een vooruitspringend stuk land, een kaap of horn. Aan den scherpen hoek, dien het vormde, ontleende het zijn naam: Schray-houck, een naam, dien men voor het eerst in 1487 vindt. Men vergelijke het Duitsche schrage en onze Hollandsche woorden schraag en schrijlings. In het mid den reeds der veertiende eeuw lag in die buurt de Oudezijds Waal, de haven waar de schepen hun winter-laghe" betrokken, en vanwaar ze in het voorjaar weer uit voeren. De horn was de plek, vanwaar men ze het verst kon nastaren; daar stortten de achterblijvenden hun tranen, geen wonder dat de volks-etymologie van een schreiershoek ging spreken. Reeds vroeg was de plek, die men ook kortweg het Hoofd en later het Kamper hoofd noemde, versterkt. Er stond een toren, de Andries-Pijlentoren, aldus geheeten naar een lid derzelfde voorname familie, die haren naam aan de Pijls'eeg heeft geschon ken. Amsterdam was in die dagen omgeven door eene met boomen beplante gracht de vesten die hier en daar met wacht huizen versterkt was. In den fel bewogen tijd na den dood yan Karel den Stoute, toen de Hoeksche en Kabeljauwsche bur gertwisten weer waren ontbrand e < de verhouding tusschen Amslerdam en Utrecht zeer gespannen was, drong Maximilaan van Oostenrijk, de gemaal van Karels dochter Maria van Bourgondië, er bij de Amsterdamsche regeering op aan, de stad met een steenen wal te omgeven. Dit verlangen was volkomen gerechtvaardigd, eüzoo begon men in de lente van 1481 met het leggen der fundamenten, totdat in 1483 de bemuring ongeveer gereed was. De wal begon ten westen der stad bij het Y, waar de Heilige Kruis- of Haringpakkerstoren stord, liep langs den Singel tot de Regulierspoort (thans de Munt) en van daar langs wat thans Nieuwe Doelenstraat, Kloveniersburgwal en Gelderschekade heet, uni zoo weder lang gesloten kleerenkast) die in hun omgang met de gevangenen door-en-door formeel zijn. Hun bezoek bestaat in een haastig entree in de cel met nauw merkbare groeten in het houden van ongeveer de volgende toespraak: Heb je wat te klagen over't eten of het personeel, iets op- of aan te merken ? Neen?" Regent af l Tot hun excuus dient, meen ik, dat de regenten alleen of in de eerste, plaats zor gen voor het stoffelijke en voor den goeden gang van zaken. De geestelijke zorg" drukt uit, wat door de maatschappij in den gevangene gezien wordt. Hij zal pas dan veranderen als deze beschouwing verandert en met die veran dering zal de behandeling, ook de cel-be handeling geheel veranderen. Tot in 5e kleinste kleinigheid zal zich deze verandering kunnen toonen. Als b.v. nu de gevangene bezoek krijgt, 't zij van den directeur, 't zij van predikant of onderwijzer, dan staan ze daar met hun tweeën in een cel-hok met n stoel of n kruk. Ze staan daar tegenover elkaar. In 't begin volslagen onbekenden. De bezoeker mag niets meebrengen. Hij mag geen sigaar p icsenteeren om op dreef" te komen of bij een ander een paar bloemen om zijn cel op te fleuren ef een plaat of illustratie. Dit zich richten naar de persoon zou in strijd zijn met het systeem" van... individualisatie!! Tal van kleinigheden zijn er verder. O.a. de versiering van de cel. Welke psychische zegenrijke kracht er moet uitgaan van het opgesloten zitten in een naakt steenen kelderverblijf is mij een mysterie. Men mag zijn eigen cel niet versieren, zelf s niet met prentbriefkaarten uit de eigen woonplaats, niet met het portret van vrouw en kind. Als men dit bij zich heeft, wordt het bij het begin reeds afgenomen. Gesteld: ge zit" daar. Alleen. Dag-in, dag-uit. Ge denkt aan die wereld daar-buiten, aan uw gezin, aan uw werk, aan de maat schappij, aan uw vrienden, aan uw woon plaats enz. enz. Nu krijgt ge een af beelding hiervan. Ge zijt er natuurlijk blij mee. Ge krijgt er die gevoelens door, die de theorie juist wil, dat je krijgen zult. Ge wilt die voorwerpen bij u houden. Ge zoekt een plaatsje om ze neer te zetten of op te hangen. Daar komt sleutelgerammel enalsdedeur geopend is krijgt ge... een woord van mede-gevoel? een hartelijk, belangstellend gesprek? 't een of ander gereedschap om u in staat te stellen met het ontvangene uw cel op te vrolijken ? Neen, ge krijgt de boodschap, dat ge 't weer moet. ..afstaan! De menschen, die dat hebben bedacht, behooren zelf nét zoo lang opgesloten te worden tot ze de waarde van een gewone 2 H cents-ansicht van hun huis gingen be grijpen \ tot ze de gezelligheid van een simpel kleedje, desnoods een gekleurd zeiltje over de tafel gingen waardeeren en het meest eenvoudige wandversierinkje gingen op prijs stellen en al was het maar n enkel ruitje, waardoor de aarde en de zon was te genieten. O! die barbaarsche onthouding van alles, letterlijk alles, wat den mensch kan prikkelen ten goede. Persoonlijk heb ik gevochten soms in mij zelf om er van over tuigd te blijven dat de op touw-zetters en in-stand-houders van dit alles niets wisten of beseften, want anders was mijn eerste woord tot hen geweest: je bent erger dan een hond!" Inderdaad, als een dergelijke handelwijze een mensch moet verbeteren", wat moet hem dan verslechteren ? 't Ont breekt er nog maar aan, dat men 's Zondags een preek krijgt over de verleidingen der wereld". (Mijn cel lag zóó, dat ik 's Zondags avonds het gehos en gekrijsch hoorde der menschen-in-vrijheid".) Een ander onderdeel dier geestelijke ver zorging" is het verbod van kranten-lezen. De krant is een noodzakelijk kwaad, zegt de een of ander, die niet begrijpt aan welke ellendige praktijken de journalist zich soms moet onderwerpen terwille van de belangen en de eischen in wier dienst hij staat. Maar gij kunt niet buiten de krant", al is het natuurlijk waar, dat ge hem dikwijls met plezier in den steek laat voor studeer-lectuur, werk of ontspanning. Evenwel, de onder stelling, dat het doen meeleven met 's werelds gebeuren, dus het prikkelen van het alge meen-sociaal gevoel, den mensch zou tegen houden in zijn verbetering, zoodat hem dit mede-leven moet worden onmogelijk gemaakt, is wel ailer-zonderlingst. Er zullen mis schien gevangenen zijn, die om een krant niets geven, maar de overgroote helft zal in de krant een middel hebben, dat hem afleidt, dat hem doet nadenken, dat hem ontwikkelt. Waarom moet de vrijheidsberooving gepaard gaan met maatregelen, waardoor men getroffen wordt ook als de straf afgeloopen is? Want niet alleen dat aan het ktellectueele en morele leven onmisbaar voedsel onthouden wordt, maar door de algeheele afsterving van het maatschappelijk leven is men voor het bekleeden van een plaats daarin bovendien nog ongeschikt ge worden. En waarom zou niet iemand, die aan een bepaalde krant de voorkeur geeft, die krant zijner keuze moge lezen? In al deze dingen hangt veel af van den persoon van den directeur 1), diens optreden tegenover den gevangene en diens invloed op het personeel. Mij is bekend, dat een directeur op de meest correct-hondsche wijze zelf s alle inlich tingen weigerde omtrent aan te vragen facili teiten. De aanvrager in kwestie was n.b. ex pres van uit de provincie naar de stad-metgevangenls gereisd om zich van een-en-ander op de hoogte te stellen. Het eenige antwoord was: wij handelen hier geheel volgens het reglement; U zult alles wel ondervinden". Het personeel noemde dien directeur den baron". De baron" flikflooide en kroop voor de heeren regenten. De baron" handhaafde zeer nauwgezet ledere reglements-letter, waarin eenige strengheid zat, tegenover zijn ondergeschikten, maakte keurige staten enz. voor zijn superieuren. De baron" maakte promotie, niet naar Oost-Pruisen, maar naar een directeur-schap in Nederland, hooger in rang en in salaris. Hij Is het type van een directeur, die misschien op het bureau een goed figuur maakt tegenover zijn in te vullen papier, maar die mijlen ver verwij derd moet blijven van gevangenen, die vooral door persoonlijken omgang moeten worden geleid. Mij is bekend, dat daarentegen een andere directeur bij ontmoetingen met ex-verpleeg den op de meest hartelijke wijze wordt ver welkomd als onze goede directeur", die meer dan eens op soms roerend-onbeholpen wijze de dankbaarheid ondervond van zijn gewezen cliënten" voor zijn moreelen steun tijdens hun gevangenschap; een directeur, wien de in-vrijheid gestelden later om raad vroegen, met wien men in briefwisseling bleef. Het type, voor wien ieder uur bureauwerk een uur ontstolen is aan de gevangenen, die blij waren als hij hun cel binnentrad, voor wie hij werkelijk zorgde, meer dan godsdienstleeraar en regenten samen, en van wien het personeel hield. Wat van den directeur geldt, geldt even eens van de bewaarders. Men vergete toch niet (het bovengenoemde verslag oer Com missie van onderzoek schijnt dit geheel te vergeten) dat de bewaarders onophoudelijk met de gevangenen in aanraking komen, dat hun vriendelijkheid, een gewoon grapje, een enkel goedhartig, opbeurend woordje 's morgens bij het opruimen van waschwater en privaat, of bij 't luchten of bij 't uit reiken van voedsel of post of werk enz. enz. een weldaad is en dat een stuursch gezicht, een barsche toon of onverschillig zwijgen de naakte eenzaamheid tot een hel kan maken. We moeten eindigen. Als we de belangrijkste desiderata koit samen vatten: ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM. B M A B M A B M A B M on are h de H EERE.N-ARTI KELEN, UITRUSTINGEN. B 'M IA 0 'M A e w A e ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABMABM.ABM.ABrt.ABM itiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiliiiiiiiiiiiiiii iMimNiiimiMiimiiiililiiilMiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii a. Cel: 1. Een plankier over dat deel vanden steenen vloer, waar zich tafel en stoel be vinden. Een plankier, dat bij het dweilen gemakkelijk is op te nemen, waardoor het armzalige matje kan vervallen. 2 Verwarming, niet tot dien beruchten datum van l April, maar, heel logisch, zoo lang 't koud is en minstens zoolang rechter, directeur en bewaarder ook stoken in hun zitvertrek. 3 Versiering: bestreken en geverfde muren, middelen om de cel te versieren, zooveel mogelijk naar eigen smaak, vrij heid om b.v. een plant te verzorgen. De schoone en brave spreuken kunnen dan waarschijnlijk uitgezuinigd worden. 4 Een raam, dat n uitzicht ge'eft op een stuk van de aarde, waar wat groeit en bloeit n zoo ingericht is, dat er ruim vol doende lucht-verversching kan geschieden. 5 Steeds een kastje, (dus de plankjes uit de straf gevangenis vervangen door het kastje uit b.v. het Arnhemsche huis van bewaring). 6 Een stoel mét leuning en zonder ketting bovendien of b.v. klap-zeteHje met het oog op bezoek, of mét het bezoek een stoel mee. 7 Een beter hoofdkussen: (het mijne althans leek bijzonder veel ,op een takkenbosch in een zakje). 8 Een langere krib, waarin men zich rechtuit kan strekken zonder f aan 't hoofdeinde óf aan 't voeteneinde óf aan beide tegelijk buiten boord te geraken. Bovendien de open zijkant van de krib . niet zóó vlak tegen den steenen muur, dat l het den schijn heeft alsof de rustende centrale verwarming zijn functie op den gevangene heeft overgedragen wat de steenen betreft. 2) b. Voeding: l Meer afwisseling. 2 Voldoende v e t en voldoende eiwit. 3 In ieder geval boter voor het brood. 4 Het brood niet in een homp, maar in sneden. 5 's Morgens óf omgekeerde verhouding van melk en water, terwijl men dan die 1/20 L. water wel kan weg laten, of koffie (waarin in ieder geval meer melk). 6 Mogelijkheid om de maaltijd althans een beetje gezellig te maken. 7 Een lepel en een vork en niet de manlijke helft van een dito stel, dat i alleen dient voor sla-aanmaak. Het vleesch ! gesneden of een mes om zelf te snijden, j hetgeen een snijdbare en snijdwaardige kwantiteit veronderstelt. 8 De etensteil te vervangen door een schaaltje en de tinnen beker door een van aardewerk. 9 Geheele afschaffing van de wat er en-brood civilisatie. 10 De kantine goedkooper en bereik baar voor iederen gevangene vanaf den eersten dag zijner cel-bewoning. c. Lichaam»-verzorging: l Eens per week een bad. 2 Het luchten" op een veel ruimere plaats,, een wandel pi aats, bij lang durige gevangenschap zelfs zér ruime wandelplaats; (dit brengt mee: gevangenissen buiten, met rondom grooten tuin, die in afdeelingen verdeeld is en waarin de ge vangenen mogen werken, kweeken, teelen, schoonhouden enz. Het luchten" niet alleen 's morgens een half uur, maar meermalen per dag, waarbij ook periodes van rust zijn toegestaan, waarvoor banken; vrijheid om lectuur méte nemen in deze rust-periode. 3) d. Weestelljke verzorging: l Uiterst nauwkeurige keuze van direc teur, die zoo m i n mogelijk met bureau cratisch werk is belast. het Y te bereiken. De Andries-Pijlentoren werd afgebroken en het Hoofd werd tot een machtig rondeel" gemaakt, beplant met geschut. Even ten zuid-oosten daarvan verrees als eerste in de reeks der torens, die den muur versterkten, de Schreierhoekstoren, die thans als een der weinige over blijfselen van de oudste omwalling nog in wezen is, ofschoon eenigszins verbouwd. De toren had namelijk oorspronkelijk een omgang, met een steenen borstwering, waarin schietgaten waren, waardoor de daarop geplaatste stukken geschut konden worden afgevuurd. De tand des tijds deed zich echter ook hier gelden, en zoo moest in November 1777 de toen pas opgetreden Di recteur der stadswerken Van der Hart bij zijn rondgang constateeren dat de toren van boven uitzette. Hij noteerde: de borstweering moet daar, om de minste moeyten, afgenomen en met een dekstuk van Bremersteen gedekt, voorts gevoegt en geankert word n; want is gevaarlijk". Deze reparatie zou in 1778 plaats hebben en f 2500 kosten. Zij werd echter uitgesteld tot het volgende jaar, terwijl de kosten van het werk f 1000 hooger werden geraamd. Het is te betreuren dat Van der Hart en zijne lastgevers toen alleen hebben gerekend met de minste moeyten", en het bovengedeelte van het ge bouw niet in den ouden meer schilderachtigen en bij het geheel passenden vorm hebben gelaten. Uit de geschiedenis van den toren valt te vermelden dat in 1569 in den muur een gevelsteen werd geplaatst, waarop een schreiende vrouw is voorgesteld, die, op het Kamperhocfi staande, een wegzeilend schip nawijst; volgens de overlevering eene her innering aan het droeve lot eener vrouw, die zich het afscheid van haren man der mate had aangetrokken, dat zij plotseling krankzinnig was geworden. Boven deze voorstelling stond in een cartouche: Scrayerhovck 1569. Toen in 1601, na de vergrooting der stad, de oude muren werden gesloopt, verloor de toren zijne beteekenis als versterking. Hij werd echter nipt, evenals de andere muurtorens, afgebroken, doch, in verband met zijne gunstige ligging bij IJ en Waal, bestemd voor den dienst van het haventoezicht.ZookregendeOpper-commissarissen der Walen er hun zetel; een bovenkamer van den toren werd tot hun vergaderzaal ingericht. Dit college had het gezag over den Havenmeester en over den Kapitein der waalredders" of bewakers van de in de haven liggende schepen. Het is twee malen geschilderd, in 1674 door Jacob Backer en in 1748 door Quinckhard. De beide schilde rijen, die lang de vergaderzaal hebben versierd, hangen nu op het Stadhuis. Boven de schouw hing een IJ-gezicht van Willem van de Velde uit 1686, in de lijst waarvan de wapens der Commissarissen waren aan gebracht; het is thans in het Rijksmuseum geplaatst. In een vertrek boven dat der Oppercommissarissen hebben gedurende eenigen tijd de Overlieden van het Tinnegietersgild hun gildekamer gehad. Omstreeks het begin der 18e eeuw werd deze verplaatst naar den Haringpakkerstoren, terwijl de ontruimde kamer gevoegd werd bij de woning vanden 2 Samenwerking tusschen directeur, geestelijk leider, onderwijzer, welke functies in geelt geval bijbaantjes" mogen zijn, en een college, samengesteld onder zér grooten invloed der reclasseerings-organisatie (m. i. is geheel-onthouding voor al deze personen moreele plicht.) 3 Erkenning, althans bij de practische uitvoering van een getroffen maatregel, van het z.g.n. mindere personeel. 4 Organisatie, minstens n keer per week, van een algemeene uitspanningsof ontwikkelingsavond onder lei ding bij voorkeur van een der genoemden. 5 Vrijheid van kranten-lectuur en van correspondentie. 6 Bezoek, althans bij gebleken vertrouwbaarheid, zonder derden en niet alleen van familieleden. 7 School lok alen; onderwijs, zoo moge lijk klassikaal, in aanpassing bij de ontwik keling; veelzijdige lectuur. * . * Ongetijfeld zijn er nog meer verbeteringen op te noemen, die om geen enkele reden achterwege behoeven te blijven, 't Kost alleen wat geld. Jaarlijks misschien zooveel als n kanon? Er zal misschien meer per soneel moeten zijn, oude gebouwen en menschen (wat hun geest betreft) zullen zoodra mogelijk door nieuwe moeten worden ver vangen. Maar een en ander Is, zelfs met behoud van het cel-stelsel alles zeer goed mogelijk. Sommige wijzigingen zouden een soort van voorrecht" kuipen worden, hoe wel, als de door de commissie voorgestelde klasse-indeeling wordt aanvaard, men nog veel verder dient te gaan dan de bovenge noemde simpele wijzigingen. Juist in mijn cel-tijd verscheen in het Handelsblad het artikel over de befaamde, nu beroemde Sing-Sing gevangenis in Amerika. De resultaten van de oude gevangenis waren bedroevend; de anti-sociale eigen schappen van het karakter werden gevoed, de goede plekken weggewerkt," zegt het artikel en het eindigt met de woorden, die ik gaarne als levens-motto zou willen zien genomen door allen, die zich met gevan genen moeten bemoeien, van af de rechters tot de bewaarders; van af de politie tot de gevangenis-onderwijzer: het spreekt van zelf, dat een systeem van liefde, vertrouwen, onderwijs en samenwerking betere menschen moet afleveren dan het verouderde van haat, wantrouwen, afstomping en verzet." Barchem M. C. VAN WIJHE 1) Uitdrukkelijk verklaar ik, dat Ik mijn" directeur of mijn" personeel nergens op 't oog heb. Ik heb beloofd over hen met geen woord te schrijven. Ik spreek alleen de hoop uit, dat ik eventueele herhalings oefeningen" onder 't zelfde commando mag meemaken l 2) Een en ander maakt misschien een minder-ernstigen indruk, maar b.v. mijn vriend ds. L. de Baan, die een maand lang niet warm kon worden in zijn cel heeft direct na zijn terugkeer mede tenge volge van zijn ce l - verb l ij f pleuris gekregen. Zelf heb ik gedurende een week op geen enkele manier de kou kunnen, ver drijven: noch met stampvoeten, noch met den schippersarmslag, of hoe die zwaaimanoeuvre officieel heet, noch metverwenschingen, noch met de mij door een regent aangeraden plaatselijke lichaamsoefe ningen ! 3) Zie o. a. Tijdschrift der Nederl. HeideMaatschappij van l Mei 1917, blz. 152: Heide-ontginning door gevangenen" door mr. W. v. H.; verslagen Eerste Holl. Tuinbouwkolonie" enz. iiiiiiiiiiimiiMM jmiiimmimmiiiiii minimum mini Havenmeester. De voornaamste bestemming van den toren was dan ook om te dienen tot kantoor en woning van dezen ambtenaar. In verband daarmede werd reeds in de 17e eeuw het uitbouwsel erbij geplaatst, dat op oude prenten te zien is. In den loop der jaren is het verbouwd en uitgebreid; zijne laatste gedaanteverwisseling schijnt het omstreeks 1850 te hebben ondergaan. Thans wordt door het Gemeentebestuur voorgesteld het opnieuw te verbouwen en te vergrooten. De twijfel is gerechtvaardigd of daardoor het stadsbeeld aan schoonheid zal winnen. Nu blijkbaar de ruimte voor de bureaux van den havendienst niet meer voldoende is, ware het zeer zeker gewenscht, in plaats van dit lapwerk, voor dezen dienst een ander passend gebouw te stichten. De toren kon dan van den aanbouw worden ontdaan, en bijvoorbeeld dienst doen voor politiepost. Vrijstaande en in zijn oorspronkelijke toe stand hersteld, blijve de Schreierstoren met zijn twaalfhoekige spits dan een monument van de oudste omwalling van Amsterdam. Dr. JOH. C. BREEN mm imiimimiiimmiimmimmmmiiiimiiiiimiimiiimiiiiimii

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl