De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 27 oktober pagina 2

27 oktober 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 27 Oct. '17. No. 2105 MAARTEN;ILUTHER gering deel een overtuiging zijn toegedaan, die lijnrecht tegen de Belijdenis der kerk overstaat. Een breuke die allengs zoover ging, dat thans duizenden en duizenden' volstrekt ongeloovigen, tal en tal van paganistisch philosophische denkers, en niet minder een massale groep van verklaarde materialisten nog steeds als leden van onze groote Kerk geboekt staan. Dit nu is het noodlottig gevolg van de onwaarachtige eenheid waarop men aan stuurde. Uiteraard moet al wat Christen zijn zal, in het kernpunt van zijn belijdenis, voor wat de Godheid van den Christus betreft, volstrekt n zijn. Alleen maar, hoe beslist die eenheid op 't hoofdpunt ook zijn moet, reeds onder de Apostelen toch ontwaart men, op allerlei manier, dat deze eenheid in het kernpunt de variatie n in liet geloofsleven allerminst verhindert, en veeleer ten volle tot haar recht liet komen. Petrus en Paulus, Johannes en Jacobus leven en getuigen uit eenzelfden geloofswortel, maar in rijke variatiën. Het was een eenheid die de weelde der variatie kende en deze op alle manier deed uitkomen. Juist daarom nu vereischte het geloofsleven, dat alle Christenheid in de kernbelijdenis van het Vrede door het bloed des Kruizes", n was en bleef, maar tegelijk ook dat men, sterk gevarieerd in het leven, in zijn belijdenis deze variatiën tot haar recht deed komen. Eisch was dus, een kerkelijk saamleven te vinden, dat een rijke variatie in weelde deed opbloeien, maar tegelijk de eenheid in Christus saamhield. Dit nu had er toe moeten leiden, dat elke groep van Christenen zich geheel zelfstandig ont wikkelde; dat alle groepen in geloof, hoop en liefde een bleven; en dat door interna tionale en wereldsynoden de eenheid in Christus tot haar recht kwam. De heel een volk omvattende kerkformatie valt dan van zelf weg; wie geen Christen is, komt dan buiten de kerk te staan, als philosoof, als Buddhist of wat dan ook, en de onderscheiden kerken voegen zich saam als groepen van beIfldeniseenheid, om straks deze groepen weer, met eerbiediging van al hare variatiën, inter nationaal als 't eene Lichaam der Christelijke kerk in Concilie te vereenigen. Zoo eerst iiiifiiiiiiHiiiiiniiiittiiiiiiitiiiiniiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii BESCHOUWINGEN oover Doen en Laten BORREL OF BOOTERAM? Wat is er in een woord! Op onze Nederlandsche heidegronden groeit een mooie, karaktervolle struik, met fijn, groen, stug en steekelig loof en kleine zwartblauwe, bittere aromatische bessen. Dat is de J eneever-bes, (Juniperus, fransen Genièvre). In volle ontwikkeling een sieraad van het landschap, en misschien ook wei een bruikbare specerij. Als het woord Jeneever nu maar uitsluitend aan dat fraai en pittig gewas verbonden was, wat zou het goede associaties in ons wekken, van wijde zonnige vlakten en geurige zoomerdagen. Maar ongelukkig heeft er een rampzalige echt plaats gevonden tusschen die eedete struik en een scherp en gevaarlijk menschenmaaksel, de alcohol. En door die yerfoeyelijke mesalliance heeft het woord' jeneever een gemeene, ploertige, plebeïsche klank gekreegen. Jeneever! Men durft in goed gezelschap nauwelijks het woord In den mond neemen. .Wel de zaak. Zoo mooi als myrre" en wierook" klinken, zoo gemeen klinkt jeneever", en toch is de jeneever-struik van eeven goede familie. De wijn heeft zijn voornaamheid behouden. Zelfs in de christelijke tempels wordt de wijnbeeker nog geduld. Het bier is grof en vulgair geworden. Een priester met een glas bier, dat misstaat reeds. Maar jeneever! Denk u een waardig mensch met een glas jeneever voor zich l Denk u een gedistingueerde vrouw die jeneever drinkt! De heeren die het doen, geeven er dan ook liever allerlei mooye namen aan, en verbergen de jeneever onder allerlei kleurtjes en vreemde smaakjes. kan de geestelijke vrijheid opbloeien, alle valsche en onware vorm wegvallen, ook aan de niet-Christenen vrijheid van exis tentie en getuigen worden gegund, en kun nen beide factoren, zoowel die van het persoonlijke, individueele leven als die van de saambinding der variatiën tot eenheid zich realiseeren. De volstrekte machteloosheid waarin de Kerk van Christus zich tegenover de uit barsting van dierlijke woede in dezen wereld oorlog heeft bevonden, is dan ook uitsluitend daaraan te wijten, dat de kerken, ten deele in een onnatuurlijken wrong waren saamgeknoopt en ten deele in Landskerken onder Overheidshoede, in stee van Christelijke Kerken onder Christus als haar heerlijk Hoofd, waren ontaard. Bleef een volk nu nog buiten den oorlog, dan kon het nog om den vrede bidden, en tegen de oorlogswoede zijn protest laten hooren; maar zóó niet geraakt 't zelf in den krijg, of 't Kerkelijk leven en 't volksleven mengt zich ineen, en men kan tenslotte om niet anders meer bidden dan om de overwinning op het slag veld, onderwijl het gebed dat alleen de eere van den Christus bedoelt, verstomt. Het is daarom zich zelf bedriegen, indien men zich inbeeldt en voorgeeft, dat deze ontzettende oorlog ten slotte het leven in de kerken der Reformatie weer krachtig zal doen opbloeien. De exuberantie van het individualisme heeft de scheiding, de dee ling en de uiteenspating teweeggebracht. Van de twee factoren die ons den vrede moeten brengen, de krachtige persoonlijk heid en de even krachtige organische saam binding, is de eerste factor met overdreven eenzijdigheid tot uiting gekomen, terwijl de tweede, organisch saambindende factor verlept en verzwakt is. Ongetwijfeld zal dit in de eerste periode na den ingewachten vredestijd Rome sterken, en allicht niet weinigen tot de Roomsche kerk doen over gaan. Dit moet dan geduld. Maar voor wie het beginsel der Reformatie van harte is toegedaan, zal de gesteldheid der geesten, die na de vredesherstelling intreedt, op tweeërlei moeten uitgaan: ten eerste op de vrijmaking der kerken van de overheid en IIIIIIIIIIIII1IIIII1IIIII1IIIMIIMI En de voortbrengers koomen aan dat schande-gevoel te gemoet door liefst te spreeken van klare" of bitter" of een ander mooi woord. En een borrel" dat kan er mee door, dat is wel niet fijn en voornaam, maar heeft iets flinks, iets joviaals, iets van wij zijn niet zulke ooverdreeven brave menschen". Maar nu koomen wij Hollanders, wij be roemde jeneever-producenten, wij waereldvermaarde likeurstookers,ineen kwaad parket. Als de jeneever nu alleen maar van jeneever-bessen gemaakt werd, dan was de zaak in orde. Men zou dan de heide maar vol planten met juniperus, en behoefde geen terrein voor andere grondstoffen ten be hoeve van het geliefde vocht. Maar als mijn geheugen mij niet bedriegt dan wordt jeneever gemaakt uit alcohol, gestookt uit QRAAN. En de jeneever-bes zorgt alleen voor een geurtje. Welk graan men nu voor de fabrikage gebruikt dat is mij vrij wel onverschillig. Is het gerst of rogge? Wat doet het er toe. Zeeker kan men zijn dat in het brood dat wij thans eeten, in het oorlogsbrood met zijn wisselvallige en geheimzinnige samenstel ling, de grondstof voor de alcohol-bereiding niet ontbreekt. Men kan dus ook booterammen maken van de stof waarvan men nu jeneever pro duceert. En ik vraag: is jeneever bereiden thans een verstandige, ja een verschoonbare handelwijze ? Het gaat niet om een kleinigheid. De drankbestrijders hebben ons in dat opzicht voldoende voorgelicht. De gemiddelde Nederlander, man, vrouw, zuigeling, ziek en gezond alles bij elkaar gereekend, verzwelgt per hoofd zoo onge veer zes of zeven liter jeneever, per jaar. De arbeider verteert een tiende van zijn loon in jeneever. van het Staatsgeld, en ten anderen op het in 't leven roepen van een verband, dat alle kerken van het Protestantisme tot een weeroptreden in eenheid in staat stelt. Den Haag 19, X, 17. HIHHIIIHItllll LUTHER EN DE REFORMATIE door Prof. H. Y. GROENEWEGEN Het vierde eeuwfeest der Hervorming zal een gedachtenisviering zfjn, die de Protestantsche wereld meer tot ernst dan tot blijdschap stemt. De gebeurtenissen, waarmede voor vier eeuwen een nieuw tijdvak van wereldbe schaving is begonnen, worden herdacht terwijl een wereldramp die beschaving met ondergang bedreigt. Zooals men een verjaardag gedenkt in een sterfhuis, zoo moet dit eeuwfeest worden gevierd: dankbaar, maar stil. De twee machtigste volkerengroepen, die het Protestantisme hebben aanvaard, en daaraan voor een groot deel hun wereldhistorische beteekenis hebben ontleend, wier geschiedenis althans met die der Kerkher vorming innig is verbonden, de Duitsch en de Engelsch sprekende volken, schijnen in den geweldigen strijd om het politiek en economisch overwicht elkander en zichzelven te vernietigen. Beiden hebben in den gemeenschappelijken strijd voor de beginselen en overtuigingen van het Protestantisme zich gevormd tot wat zij zijn geworden, hun gaven ontplooid, hun kracht ontwikkeld. Maar noch de ver wantschap in godsdienst en zeden, noch de daaruit voortvloeiende betrekkingen in weten schap en kunst hebben geestelijke banden gevormd, sterk genoeg om hen los te rukken uit de noodlottige worsteling en hen te brengen tot verzoening. Wat hen verbindt is meer dan wat hen scheidt, maar het blijkt machteloos. Zal het internationaal Socialisme hen dwingen den vrede te sluiten, waar de klim mende nood alle volkeren naar doet snak ken? Dan zal het historisch materialisme meer moreele kracht hebben uitgeoefend dan alle godsdiensten samen. Of zal de nobele vredespoging van den Paus de verblindende macht van afgunst en haat breken? Dan zal het Katholicisme, dank zij zijn interna tionale organisatie en den politieken invloed van zijn geestelijk hoofd, over het Prote stantisme, dat krachtens zijn beginsel dit alles ontbeert, een moreel overwicht krijgen als het sinds de dagen der Hervorming niet heeft bezeten. Bovendien, stemt de innerlijke toestand van het Protestantsche Christendom op dezen gedenkdag wel tot groote vreugde? Is het inwendig niet te veel verdeeld en verzwakt om naar buiten kracht te open baren. Het Protestantisme is een boom, die slechts groeit door zich sterk te vertakken. Dat deed het al toen het zich nauwelijks boven zijn wortel verhief, toen Luther van Zwingli, de Duitsche van de Zwitsersche Reformatie zich afkeerde. Maar de beide hoofdtakken en al de kleinere twij gen, die er uit gesproten zfjn, konden zelf standig groeien en bloeien zonder dat men Deur van de kerk te Wiüenberg waar Luther zijn stellingen aanplakte De accijnsen hebben voor dit jaar reeds twee millioen opgeleeverd, zooals ik onlangs las, de waarde van den verzwolgen jeneeverplas laat zich daaruit afleiden. Mijn be doeling is niet een pleidooi teegen het alcoholisme te geeven. De feiten kent ieder en ze zijn zeeker erger dan ik ze hier voorstel. Maar mijn bedoeling is ons volk en onze regeering er op attent te maken dat er nooit geschikter moment is geweest om een ge weldige hak te geeven op dat monster dat ons volk, als alle volken, demoraliseert en onze welvaart uitput. We liggen als 't ware gebonden op de operatie-tafel. De oorlogvoerende partijen houden ons onverbiddelijk in de klem. Nu of nooit (nunc aut nunquam, zeide zeeker hooggeplaatst persoon) is het tijdhet booze absces in te snijden. Er is reeds heevig gemopperd oover ons broodrantsoen. De man van z waren hand arbeid kan er niet mee toe. Meent hij dat de jeneever die ontbreekende kracht kan aanvullen? Ons brood-koorn ligt te rotten in schee pen ooverzee, onze eigen voorraad kan niet lang genoeg strekken. Is het nu werk van verstandige menschen om onder zulke omstandigheden duizende mudden gerst en rogge om te zetten in een zoo gevaarlijk vergif als jeneever? Is dit gekkenwerk of niet? Men ziedt van verontwaardiging als er weer een schip met kostelijk graan wordt getorpedeerd maar is het niet nog erger als het onmisbare voedsel wordt verwerkt tot alcohol? Het graan op den boodem der zee doet ten minste geen kwaad meer. De jeneever houdt onze strafrechters aan 't werk en onze gevangenissen gevuld. Ik heb nooit aan de propaganda teegen den drank deelgenoomea, omdat propaganda meestal een reactie doet ontstaan. Zonder een min of meer tactelooze propaganda zou de blauwe knoop" niet bij veel Hollanders het gevoel verloor van in enen wortel en aan eenen stam verbonden te zijn. Dat Protestantsch bewustzijn nu, vier eeuwen lang zijn kracht, is bedenkelijk zwakker geworden. Onder den invloed der nieuwere wetenschap en wijsbegeerte is overal een vrijzinnig Pro testantisme ontstaan. Die weinig zeggende naam beteekent het veelzeggend streven naar een hervorming der Hervorming. Dat streven ontstond echter vooral onder aan drang van buiten.Het waren nlet-godsdienstige invloeden, de nieuwe kennis van natuur en geschiedenis, de nieuwe studie van Bijbel en Godsdienst, de overal opkomende nieuwe wereld- en levensbeschouwing, die de Pro testantsche godsvrucht in botsing brachten met haar eigene dogmatische traditie, en velen tot een breuk met kerk en kerkleer. Dat heeft het bewustzijn van innerlijke geloofsgemeenschap in de grondgedachten des Christendoms, het gevoel van saamhoorigheid als Protestanten verdoofd. In de groote dogmatisch gefundeerde Protestant sche kerken heerscht dientengevolge mis verstand en miskenning, verwarring en strijd. De Hervorming vindt op haar eeuwfeest haar ernstigste zonen meer geneigd tot be zorgd vooruit dan tot dankbaar terugzien. Nochtans roept deze gedenkdag bij Lutherschen en Gereformeerden, bij confessioneelen en anticonfessioneelen, bij rechtzinnigen en vrijzinaigen, en welke kerken en secten, groepen, partijen en schakeeringen en in de Protestantsche wereld mogen zijn, te schoone herinneringen op om er zich niet gemeenschappelijk aan te verkwikken. Al ware het alleen de indrukwekkende ge stalte van den grootschen Hervormer, van Luther. De grondtoon dier herinnering zal een andere zijn dan een eeuw geleden, toen zij Goethe weer deed toornen tegen at het Finstere und Pfaffische". Het Katholicisme heeft meer van het Protestantisme geleerd dan het zal willen bekennen, en is nergens minder finster und pfaffisch" dan in over wegend-Protestantsche landen. En hebben daar niet ook Hervorvormde Kerken op hare wijze wel iets van die Roomsche gebreken vertoond ? En voor de geestdriftige bewondering van een halve eeuw geleden, voor Carlyle's heroworship" is dit geslacht wat koel kri tisch geworden. Het ziet eerder de zonnevlekken dan het zonnelicht, 't Is niet onmo gelijk dat velen, die nu óver hem gaan schrijven en spreken, hetgeen zij over Luther hebben te zeggen, belangrijker vinden dan hetgeen hij te zeggen heeft tot ons. Overigens zal de wereld tegenover zfjn machtige gestalte niet anders staan dan zij vier eeuwen lang heeft gedaan: met liefde en bewondering en met verguizende haat, hem verheerlijkend als een Godsgezant en hem honend als een werktuig der Duivels, en daartusschen in met zeker soort nieuwerwetsche wijsheid, die precies zijn fouten weet op te tellen of zijn persoonlijkheid ontbindt in factoren en er een rekensommetje van kerkhistorische gebeurtenissen en eco nomische-politieke toestanden van maakt. Maar Protestanten en Roomschen, godsdienstigen en godsdienstloozen zullen die geweldige gestalte tegenover zich zien, zoo als de heele Christenwereld nu vier eeuwen lang heeft gedaan. Welk een mensch moet hij geweest zijn, welk een kracht moet er van dit leven zijn uitgegaan, dat nog na eeuwen geen mensch hem onverschillig voorbij kan gaan! Een vlakte geeft, hoe ook bekeken, den zelfden aanblik. Een heuvel verandert maar weinig of men hem van links of van rechts beschouwt. Maar een berg, die hoog uit steekt boven vlakten en heuvelen, veranderd van gedaante naar het standpunt dat men inneemt, en wordt onherkenbaar als men er van tegenovergestelde zijde tegen opziet. En toch is het dezelfde berg, met dezelfde forsch gehouwen rotsen, en denzelfden naar den hemel wijzenden top. Laten allen dan maar erkennen, dat hij een der heel grooten onder de menschen is geweest. Een die hoog uitsteekt boven de vlakte waar de groote hoop leeft, en boven de heuveltjes waar de middelmatigheid zich al op een bergtop waant. Hij is groot in gaven en kracht, groot in leven en levens werk, groot tot in zijne gebreken, waarvan een man. die zoo ver van hem afstond als Heine. inzag, dat zij meer nut voor ons hebben gehad dan de deugden van duizend anderen. Een godsdienstige natuur van zeldzame diepte, een zedelijk karakter van buitengemeene kracht, een geest van verwonderlïjken rijkdom, een gemoed van verkwikkend frisin een bespottelijk blaadje staan. Zie Jantje". Maar nu is het iets anders. Ik houd nu toevallig niet van jeneever, maar al was ik een oovertuigde anti-blauwe-knoop-man, in dit moment zou ik zoolang ik ten minste niet ronduit aan alcoholisme of D. T. leed mij toch schamen mijn landgenooten het brood voor den mond weg te neemen ter wille van een borrel". Dat is al het geringste wat men van natio nale solidariteit mag verwachten. En wie zou het onze regeering tot een verwijt durven maken, als ze nu eens krachtig en doortastend ingreep, het voorbeeld van Rusland volgde, de jeneever-fabrikage een voudig verbood, en de alcohol beschouwde als een gevaarlijk en zeer goed te ontbeeren product, dat ons broodkoorn verslindt, en voortaan alleen voor medische en technische doel-einden verkrijgbaar behoort te zijn? Ik weet natuurlijk zeer goed waarom deeze maatreegel nog niet genoomen is. Niet door teegenstand van de alcoholisten. De alcohol-intolerant zou de regeering moogen zeegenen, die de voor hem noodzakelijke geheel-onthouding aan alle Nederlanders voorschreef, en daarmee de schande van zijn zwakheid verminderde of geheel wegnam. Neen! het zijn de fabrikanten die hun be staan bedreigd achten. Maar hier is alle consideratie, in onze dagen, volkooraen misplaatst. Het bloeyende bedrijf zou worden ver nietigd, duizende fabrieksarbeiders zouden werkeloos worden gemaakt ? Maar welk een dwaasheid, die menschen aan een beezigheid te houden, die ons gansene volk met gevaar bedreigt, die de criminaliteit enorm verhoogt, die tot niets nut is, en die ons dagelijks broodrantsoen doet inkrimpen! Is er werkelijk niets beeters voor die menschen te bedenken ? Welk een teeken van lafheid en machteZijn Meesterwerk Met zijn kaal, romantisch jasje, Met zijn flapdas en flambaar, Met zijn schetsen-portefeuille, En zijn halve-cents-sigaar, Sjokt hij langs de keukenramen, Van de rijke avenue, Waar hij staan blijft, of hij nadenkt Als 't ruikt naar biefstuksju. Vroeger liep hij door die huizen, Met een los en wuft gebaar; Toen ae dames er nog geurden, Met hun grooten kunstenaar. Vroeger ging hij vroolijk eten, In die mooie, stille buurt, Tegenwoordig wordt hij jouwend, Door de meiden weggestuurd. Door het halfgeopend venster, Tuurt hij schuw in een salon, Waar hij eenmaal vlot in smoking, Zich vergoden laten kon. In die statige vertrekken, Waar hij vroeger lachen mocht, Hangen nog zijn schilderijen, Die hij voor de grap verkocht. Langzaam sloffend door de straten, Kwam hij op een' kouden dag, Op een groote kunstverkooping, Waar hij ook zijn doeken zag, Uit een prachtige collectie, Werd zijn meesterwerk gehaald, Voor de glorie van zijn leven, Was al duizenden betaald. Met de tranen in zijn oogen, Keek hij naar zijn meesterstuk, Heel zijn jeugd zag hij weer voor zich, Al die jaren van geluk. Bevend stond hij daar te staren, Arm, ellendig, oud en klein, Toen men ook zijn werk ging veilen, Riep hij opgewonden: Mijnl" Ik heb eens dat werk geschilderd/" Riep de grijze, zieke man, Ouwe leugenaar, dat wou-jel" Snauwden hem de koopers an. Smijt die kerel van de veiling" Die verwaande idioot" Die komt hier de markt bederven", Want de maker is al dood!" Onder zijn romantisch jasje, Dat men stuk getrokken had, Zag de diender die hem opbracht, Dat de man geen hemd aan had. Zenuwziek en overspannen, Stierf hij in een gekkenhuis. Schitterend werd hij begraven Met een monument en kruis. J. H. SPEENHOFF mmiiiimmmiiimiMH H. VAN DOOREN & Cie. OEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT DAMES H8EBEN en BONTWERKEN miiiiiiifiiiffuiiufiifftitf(ffiififnifffiuiifi<ftmiifiitilui(iiijiitmmjti<iM sche, gezond menschelijke levenswarmte en levensovervloed, zoo is hij geweest. Plaats zulk een mensch aan het einde van een beschavingsperiode en bij den aanvang van een nieuwen tijd, zijn leven zal de scherpste tegenstellingen te zien geven, en toch een innerlijke eenheid zfjn, een har monisch geheel van tegenstrijdigheden. Geen mensch kan meer Roomsen voelen en denken dan Luther in zijn klooster. De hoofdvraag der Roomsche religie: hoe redt een mensch zijn zondige zie), heeft niemand dieper dan hem in de ziel gebrand. Vuriger heeft niemand gebeden en gevast, harts tochtelijker niemand in de scholastieke wijs heid naar het ware geloof en den weg des behouds gezocht. Sterker heeft ook niemand gevoeld, hoe onverzoend, hoe ver van God luiimiiiiiiMfiiiifiiiiiffifiiifffffffiffiifiifittifmififfitftii'iilffiiifiiiimiffi loosheid zou dat zijn. Staan wij dan zooveel lager, en zijn wij zooveel zwakker en dommer dan de Russen? Die hebben 't gewaagd en tot nog toe met succes. En al ware het succes maar tijdelijk, blijft het niet een pooging die navolging uitlokt en verdient? Multatuli zei: de Russen zijn zulke smeerpoetsen, dat ze elke week een bad moeten neemen. Wij zindelijke Hollanders hebben dat niet noodig. Hij zou er nu bij kunnen voegen: de Russen zijn zulke drinkebroers, dat ze den drank moesten verbieden. Voor ons, matige Hollanders, is dat ooverboodig! Ik meen ook te weeten dat de spiritus noodig is voor de bereiding van rookeloos kruit. Dat is al erg genoeg. Maar daarin zouden we ons kunnen schikken. Daarvoor zou men nog een deel van zij n broodrantsoen kunnen afstaan, in de hoop dat het van goed graan gemaakte kruit nooit tot ontploffing behoeft te koomen. Maar aan brood te kort hoornen ter wille van den Borrel... dat is te veel gevergd. Daarteegen behoort elk Nederlander te protesteeren. Een eeuwig verwijt zou het blijven teegen onze regeering als ze nu niet krachtig op trad, om de fabrikanten niet te ontstemmen. Wat moeten onze moeders hun kinderen zeggen als er brood te kort komt ? Hebben wij dan waarachtig jeneever noodig? En niet beperken, of zwaarder belasten. Dat is ondeugdelijk lapwerk. Neen! verbieden met alle moogelijke strengheid, zooals het bereiden van explosiestoffen of andere gevaarlijke zaken. Zonder weifeling kiezen, en doortastend handelen: De Borrel of de Booteram. FREDERIK VAN EEDEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl