Historisch Archief 1877-1940
3 Nov. '17. - No. 2106
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
TÉLÉPHONE H. 7169
MAISON FRANQAISE
MADAME BRISSAUD
MODES
ROBES ET MANTEAUX
MODES
136 NOORDEINDE
LA
ROBESJET MANTEAUX
44 PIET HEINSTRAAT
iiiiiiiimiiimnmiHiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiii
TOEGEPASTE KUNST IN
HOLLANDO-BELGE"
Den Haag
Het feit is verrassend en merkwaardig,
maar er schuilt voorzeker iets sympathieks
in de onbaatzuchtige energie waarmee deze,
van origine toch Zuid-Nederlandsche Kunst
handel, het ondernam een tentoonstelling
van Noord-Nederlandsche toegepaste kunst
in den Haag te arrangeeren. En zij deed
wél, met in dit geval de leiding te geven
aan den binnenhuis-architect Corn. van der
Sluys, iemand die als Hollander het terrein
beter kent dan zij, en die, geloof ik, zich
ook dit maal weer met takt en smaak van zijn
ingewikkelde taak gekweten heeft.
Er behoort een zekere moed toe, maar
heeft ook iets opwekkends, in den Haag
dingen als deze te ondernemen. De open
bare smaak staat hier nog altijd min of
meer in den ban van oude hoofsche stijlen,
en in de schemerige boudoirs en luister
rijke salons cultiveert men nog steeds de
schimmige idealen van een benijd verleden.
Voorzeker heeft de moderne
binnenhuisarchitect hier grootere moeilijkheden te
overwinnen dan zijn collega in Amsterdam
en Rotterdam, welke eerste stad wel het
klassieke aard der moderne bestrevingen op
het gebied der toegepaste kunst mag heeten.
En wie het feit overweegt, dat een Berlage
en Zwollo zich in den Haag vestigden, moet
niet vergeten, dat het feitelijk een
Rotterdamsche handelsfirma was, die hem naar
den Haag riep en dat men bij eene beoor
deeling van Haagsche feiten, den invloed
der vele Rotterdammers die zich hier steeds
meer vestigen, niet moet uitschakelen. Corn.
van der Sluys heeft het mij zelf wel eens
bekend, dat de moderne binnenhuis-kunst
zeer veel dankt aan de belangstelling van
nieuwe Rotterdamsche geslachten, die, zich
zelf formeerend, er toe bijdragen een nieuwen
levenstijl te scheppen, in vele gevallen de
hoofdvoorwaarde voor het opbloeien van
een nieuwe kunst.
Maar tocht schept ook, geloof ik, den
Haag iets eigens. Het kon niet anders, of de
oude raffinementen moesten aanleiding geven
tot nieuwe. Aan den Haag kon zich de
moderne toegepaste kunst verfijnen in den
strijd met subtiele oude tradities en conven
ties en wat daaruit in onze meest
cosmoTENTOONSTELLINGEN
Arti (te Amsterdam) worden de
sluimeringen voortgezet. De bloemen van
Witsen verbazen mij. Ik zie het nut niet
in van deze grofkleurigen arbeid. Dit is
noch schilderkunst nog iets anders. Mis
schien is bet iets als het maken van huis
werk, een taak, maar dan is het zeker een
verloren uur. Het zijn bewijzen van luste
loosheid; noch drang noch vaart vindt ge
er, noch ontroering, noch cultuur, bescha
ving. Met deze laatste heeft Witsen altijd
veel gered maar hier is 't reddeloos.
Hier moet gekeerd worden, en niet verder
gegaan. Ik heb nog te veel respect voor
sommige teekeningen uit Londen, en voor
sommige schilderijen (en 3) uit Ede, om
mijne meening over de bloemen (en over
zijn laatste portretten) te verzwijgen. Dit
een mij pijnlijke lafheid en niemand tot
MiiiiiiiiiiiMiiuiiiniMiiiiiiiiimiiiiMiiiiMiiiifn
TENTOONSTELLING
- LEYDEN
IN ONZ7
OOSTEFSCiiE KUNSTZAAL
VAN 25 OC 1"OBER TOT
8 NOVEMBER
DAGELIJKS GEOPEND VAN 105 'JUR
ZONDAGS GESLOTEN
DE BIJENKORF
AMSTERDAM
pollstische stad zich ontwikkelt. In de oude
tijden van Arts and Crafts", waaraan de
nu in Duitschland toevende Johan Thora
Prikker nog meewerkte, was het, bij alle
vaagheid der nieuwe bestrevingen op dit
gebied, al duidelijk: een nieuw, minder
locaal beperkt, kosmisch weidsch levens
verlangen breekt zich baan. Langzaam ont
wikkelt zich, hier en elders, uit de elemen
taire grondgedachte, die Berlage het meest
duidelijk uiitsprak, dat een ding, praktisch
en logisch gecontureerd, van zelf tot schoon
heid leidt, een elementaire grootheid, welke
slechts de levensblpen van nieuwe ge
slachten in zich behoeft op te nemen, om
uit te groeien tot een kunst, die, behalve
intellektueel, ook (algemeen) menschelijk
schoon zal zijn, menschelijk in alle
beteekenissen, minder platonisch dan zij nu nog
te vaak is, meer verbeeldingsvol ook, mits
die zinvol blflve, maar in elk geval meer
doorleefd. Doch dit is een accent dat zij
slechts door den tijd kan krijgen.
Buiten kijf is het Corn.' van der Sluys
gelukt in dit arrangement eene leidende
gedachte te doen spreken Door bepaalde
elementen bijeen te kiezen, in hij er in
geslaagd, althans in twee zalen met zijlicht,
de illusie van wat een modern interieur kan
zijn, te scheppen. In een derde, met boven
licht, was het tentoonstellingskarakter moei
lijker te vermijden.
Het spreekt van zelf, dat eene absoluut
organische eenheid onder deze omstandig
heden niet te bereiken viel, maar de oor
zaak daarvan is te zoeken in onzen nog
niet genoegzaam tot eenheid ontwikkelden
tijd en niet bij den samensteller. Men stuit
op verschillende invloeden, op burgelijke,
op boersche, of meer verfijnde elementen.
Een gezond rationalisme treft men het meest
in de voorwerpen van dagelijksch gebruik,
in meubelen, kleedij en potterie, terwijl de
kosmische zin zich uitteraard het meest
weerneembaar uit in glasschilder- of
glasvoeg-werk, in wandverluchtingen of ont
werpen daarvoor.
Tot deze laatste rubriek behoort het werk
van Roland Holst, Giddlng, Senf, Jongert,
Eissenloeffel (die, zooals men weet, in den
laatsten tijd zich ook op dit gebied beweegt)
en Mevr. Midderich-Bokhorst. De invloed
van Roland Holst is op de meesten van hen
merkbaar, zoowel in het reeds in Rotterdam
geëxposeerde ontwerp Herfst" van Mevr.
Midderich-Bokhorst, als bij Jongert en Eis
senloeffel, die het gemakkelijkst een eigen
toon vindt, en vooral in zijn klare moza
ekkleuren een nieuw geluid in het geheel
voegt. Hoe vruchtbaar dit centrallseerend
streven is, wanneer het niet tot slaafsche
navolging, maar tot het opene van nieuwe
vergezichten leidt, bewijst niet alleen dit
heil noch tot schoone baet. Dit ware een
soort kritiek niet van een vrij zich voelen
den beoordeelaar, maar van een ijdelen,
langen leugenaar. En zulk doen ligt wellicht
op andere wegen, maar niet op den mijne.
Willig ben ik voor zelfs een sprank van
den zuiveren wil of van de zuivere bewe
ging in schoonheid, maar geen dienaar van
niet meer werkelijke reputaties, noch van
feilenden en falenden. die zich alleen door
de traagheid der anderen handhaven. Ik zie
Holland, mijn land toch, te gaarne vrank
en vrij, te gaarne rijk aan werkelijkheén
van wijheid, kunst, en weten. Leven is Jan
Sluyters. Er is geen wonderwezen achter
dit werk, geen zilte hoogheid, maar hij is
een schilder, die zich te zoeken en
nog te vinden heeft, orn zeker zijn
waarte vertoonen. En ik meen, dat dit gebeurt.
De reclame, de ongewoonheid om de onge
woonheid zinkt wat weg; het jachtige wordt
minder; de kalmte zekerder. Sluyttrs geeft
nog niet regelmatig wat hij kan, maar
hij kan zeker. Hij heeft dat voor den kritikus
aangename, dat ge overal (zelfs in de pose,
en zelfs in de verwarring) iemand erkent,
wien kleur en modèlé. en lijn realiteiten zijn
van binnen-uit. En is dat aanwezig, dan
komt alles in orde, voor zoover dat
kan. Sluyters is gropter virluoos dan Toorop
zelfs, maar de innerlijke reflecties en reflexen
zijn kleiner. Hij is nog speelsch met dat
waarmee hij vroolrjk-ernstig mocht zijn.
Toch is een portret van een meisje (in 't
zwart) zeker, «enig, realisme; ietwat gede
priveerd.
Naast hem is, als kracht, niet als ver
fijning, Monnïckendam te noemen.
Monnickendam heeft, bij alle dingen die in zijn
werk niet in orde zijn, nooit afwezigheid
van spanning. Het is nooit maakwerk bij
hem; Witsen's fout is hier niet. Het lukt
hem weinig in volledigheid wat hij wil.
maar er is een kans, want er is een wat
bruut maar ruim leven, 't Eene oogenblik
lijkt het zelfs, dat hij gaat bereiken, wat hij
toch moet kunnen, dan is er weer een val,
maar een val, met strakke spieren. Het beste
gaat hem een vrij groot werk af, waarin hij
soms tot het brutale toe, brillant kan zijn
(de vrouw met het paard, en den hond).
Daarin voelt ge hem op zijn gemak bezig.
En er is nog een eigenschap, die ik eeren
wil, Monnickendam transigeert niet, hij knoeit
niet, noch om huishouden noch om relaties,
en zalig zijn ten slotte alleen, in alle op
zichten zalig, die zich zonder schromen
handhaven...
Suze Robertson (Amsterdam;
werk, maar ook dat van Jongert, wiens
mythische ruiters en verdere figuratiën van
een voortreffelijk ingetogen decoratieve
werking zijn. In kleur staat hij wellicht het
dlchts hij Eissenloeffel, in toon en ordon
nantie bij Roland Holst, wiens leerling hij
was. Maar niet minder treffend is voorzeker
een decoratief ontwerp van Senf, dat in
zijn sterke en toch ingehouden
glazuurgelijke kleurtonen en vlekkenverdeeling het
uitnemend doet. Giddlng is vaak zeer ge
lukkig in zijn glasvoegwerk, waar soms
alleen de loodverbindingen de teekening
vormen en uit bestaand materiaal eene
keuze werd gedaan, die leidde tot een
fascineerend additief kleurgeheel. Maar de
groote synthese, die leven en idee tot
eenheid bindt, vindt men toch het treffendst
uitgesproken bij Roland Holst.
Een typisch voorbeeld van gelukkige
samenwerking is de uitvoering in glasschil
dering van een ontwerp van Roland Holst,
een vrouwenkopje, door Piet van
BaarselMen vindt die samenwerking ook in de
meubels van het echtpaar Swart, gebeitst
eikenhout met geborduurde stoffeering. Er
is iets landelijks en toch een sterk raffine
ment in sterke kleurcontrasten, die bij eene
zekere grilligheid, zeer zeker iets aparts
hebben. Naar een meer ingetogen, doch
ook nog min of meer het houtkarakter
abstraheerende kleur, streeft pok
Hellendoorn in zijn met een nieuw grijsgroen beits
getinte meubelen van stellige en toch niet
van fantasie ontblootte makelij. Berlage
brengt weer iets nieuws en vooral in een
goudtonig hoekkastje iets moois.
Van der Sluys heeft, door 't uitblijven
van anderer werk, met het zijne moeten
aanvullen. En hij deed dat voortreffelijk.
Een ameublement voor Mien Uuymaer
munt uit door distinctie. Niet alleen hij,
maar ook anderen profiteeren van een door
hem ontworpen Hollandsch velours. Ook
eenvoudiger werk heeft hij hier, maar het
ongemeenst is toch wel een meer kostbaar
bewerkt boekenkastje van cuba-mahonie, van
een fraaien bruinen glans met purperen
reflexen. Door een wel overlegde houtbe
werking vallen de hoofdacc enten van het
licht zeer ongezocht op de poten en verdere
organische deelen, die daardoor gelukkig
gemarkeerd worden zonder overdrijving.
We zagen op dit kastje kostelijk driQfwerk
van Zwollo o. m. een gedreven vaas met
een eenvoudig, maar mooi klimmend motief,
met releveerende kleurnootjes van malachiet.
Met de fraaie pendules van Eissenloeffel,
wiens emaillen wijzerplaten voor zoo'n
mooie rijke kleurplek vormen, geven zulke
nootjes levendigheid aan het geheel. En on
der deze gelukkige kleur brengende elemen
ten zou ik ook willen rekenen een batik,
goud op pauwblauw van Ilse Stemmann.
Kloek, voortreffelijk in het rnetaalkarakter,
zijn een paar haarden van Winkelman.
Brouwer uit Leiderdorp is er o.m. met gevel
plastiek die hij suggestief en toch kernig
uit de massa weet te doen groeien, dit
naturalistisch princiep goed styleerend.
Alleen wat meer anatomische zuiverheid
ware af en toe gewenscht. Van Lanooy zijn
er fraaie potten. Ook Brouwer heeft zich
meer bekend tot veredeling door glaciea;
maar blijft Lanooy, de verfijnde colorist,
Brouwer streeft meer naar monumentale
vorm geving. Vermeld ik nu nog de aan
wijzigheid van lettertype.i en zetwerk van
de Roes en Mr. van Royen, van medailles
van Pier Pander, Hack en Toon Dupui,
dan heb ik, geloof ik, in korte trekken een
tamelijk compleet overzicht van deze, in
den Haag, blijkens een druk bezoek, zeer
de aandacht trekkende tentoonstelling kun
nen geven. H. DE BOER
H. BERSSEftiBRUGGE,
PORTRETFOTOGR&AF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama
DEN HAAG. Tel. 1538.
Larensche Kunsthandel). Deze
tentoonstelling geeft een overzicht over en
een inzicht in Suze Robertson's wezen. En
zij is een Wezen". And ers dan Kathe
Kollwitz, zooals mevr. de Meester?Obreen
terecht zag. Suze Robertson is minder
elastisch, minder openbaar in haar uitingen;
minder acuut, trager. Zij heeft geen pathos,
wat gebarende smart is, maar zij verzamelt
haar ontroering, zooals de aarde zelf, de
grond haar oogst verzamelt, traagweg. Zij
heeft, meer dan de meesten nu inzien, ge
meen met sommige vroegere Van Gogh's,
maar ook dan is zij nog trager weer, en
ruiger. Zij leeft in zwaarten. Haar figuur is
breedweg gemodelleerd; haar heele gamma,
haast een mannen-gamma soms, is donker,
zwaar; soms klinkende iets hooger, maar
meestal laag, en eveneens breed, en haar
licht" (zie de Spinsters) kan zij groot
houden en toch zeker. En zij is tragisch.
Ik heb daar meermalen naar gewezen, en
ik heb met nadruk geconstateerd, dat meer
nog dan in de schilderijen (waar de ge
voelens wel eens tot procédé" worden) ge
dit vindt in de teekeningen. Deze zijn hier
(No. 59?101). Langs deze kunt ge dit talent
het eenvoudigst erkennen, soms het minst
gestoord. In het schilderwerk is, zooals ik
zei, hier en daar iets opdringends van verf,
van te diepe, niet meer levende donkerten,
maar in de teekeningen is dit nooit. Daar
valt de tragische schaduw zui
ver en toch bewogen over de
gezichten. Daar is de stof geen bezwaar,
maar daar is de ontroering dadelijk en onom
wonden aan den dag. Toch niet schril; het
floers der grcote gevoelens verstilt, ook hier.
Deze teekeningen zijn tot nu toe te weinig
gewaardeerd. Toch is hun waarde gewis
als die van een aantal der schilderwerken,
waar de ruigte en rauwheid tot harmonie
wordt (zie het vrij zeer lieve kleine schil
derijtje van Pietje" No. 28.
Suze Robertson schildert niet alleen figuur.
Toch is zij voor mij daar het belangrijkst.
Haar stadsgezicht vertoont meer dan haar
figuur in intérieur haar fout, haar procédé,
de te zware, niet meer dreunende donkerten.
Als stillevenschilderes is zij eveneens be
langrijk. Ik herinner slechts aan haar groote
stilleven, dat, om een ijdele twist tusschen
twee dwazen, niet in Boymans kwam. Ook
hier is een stilleven appelen en uien',' een
werk, dat ik met No. 7, Aan tafel; No. 8.
Atelier met hoed, No. 21 Oude Henne tot
de beste reken, van een schilderes wier doen
winnende is in breedheid en tragische waar
den, en wier tentoonstelling dit duidelijk
een ieder kan maken...
Troelstra spreekt in het Concertgebouw over de
Vredesconferentie te Stockholm
Teekenlng voor ,de Amsterdammer" van Is. van Mens
/!">i
>,T
. , ir^i
O -VAN
De spreker
Aan d e bestuurstafel
lllMIMIIIMIUiilliBlilllllllllllHIllllltll
Van Wisseling h en Co. (Mesdag
panorama, den Haag). Deze kunsthandel
heeft iets van den te lang gezeten burger,
hij mist schakeering, levendigheid. Een ten
toonstelling is dan ook niet meer wat zij
was; zij heeft de allure van een zwakker
wordende herhaling. Toch brengt zij een
serie teekeningen, aangenaam om te zien,
die van Bauer; als bladen uit een schets
boek, die toch precieus zouden blijken. En
zij brengen niet Bauer's komische kant, maar
zij geven hem op fleurige wijze, op fleuriger,
kleuriger wijze dan wij gewoon zijn hem
dikwijls te zien. Ik bedoel hiermee de tee
keningen met de duidelijke blauwen, rooden
gelen, en zwarten. Het schilderij van Bauer,
het romantische, mij dikwijls toch iets koele
doen, heeft deze kleuren nooit zoo baar aan
den dag. Natuurlijk niet. De geest van den
romanticus bindt, al doende, zijn kleur tot
groo'er eenheid, zijn geheel tot een
schakeeren van bruinen", waarin zelden een
andere kleur meer doet dan even rijzen, en
welken, of hij maakt van blanke grijzen een
droomrig samenspel. Maar in deze studies,
schetsen, en notities vindt ge een rapper,
dadelijker, directer, Bauer. Hij is hier soms
in een groote lijn een vorm toch volledig
gevend, in een groote, ik schrijf gaarne
wijde en teedere lijn; of hij is krachtig van
fleur zonder ooit dik en dicht er in te zijn,
of hij is vlagerig van spel, zooals het licht
wankelt en vlaagt. Natuurlijk zijn er te mid
den van deze teekeningen een aantal, die
ik niet kiezen zou, want vluchtigheden en
onzekerheden zouden gaan hinderen, maar
daar boven vindt ge een aantal met d' een
of andere blijvende bekoring (No. 61, 63,64
(als licht), 68, 69 (analogieën met Bosboom)
70, kleur, en de koepeling; 84, 88, 89, 90,
94 (als decor) 95, 96 (in zijn
herfste-bladkleur. 116, 117 (teeder), 128, 129, 133 als lijn,
134, 135, 136 (groote aanduiding van den
vorm) en 140).
Wat de overigeschildersaangaat Akkeringa's
(verkeerd gelijste schilderijen van bloemen
zijn zwak in de achtergronden. Bauer is
wemelend van kleur in zijn vroege morgen
aan den Nijl" (voorgrond is niet geheel en
al in orde). Breitner's werken behooren niet
tot de krachtige, vanCourbetzijnde?appelen"
belangrijk. Dysselhof vertoont de gewone
zorgzaamheid in kreeft (28), schildpad (29),
met lichtillusie. Gabriël's Boerderij aan de
Vaart is van een bekorende, nauwe nuchter
heid. Mendlili's werk heeft niet het water
wezen van anders; het beste is de Lentedag
in Sicilië; Jan Veth's Jozef Israëls is moei
lijk- gemaakt (de oogen zijn echter goed),
en dat is al...
Le Fauconnier (bij van der Linden).
De bloemen, de naakten geven een leniger
Le Fauconnier te zien dan vroeger zijn type
was. Ze zijn k r a c h t i g, en zooals ik elders
schreef, bijna oprecht. Onoprecht is mij,
niet otn de kleur, die als in de andere
innerlijks heeft en spanning, maar om het
hier en daar geplaatste Dieu te voit" een
serie van vier werken. Dit is een aanwendsel,
een quasl-naïviteit; bij een vroegen, zeer
zeer vroegen primitief in den tijd en in de
periode als echt te ondervinden, maar bij
een psychologie als die van Le Fauconnier
(ik moet eens een portret in woorden van
hem schetsen) dadelijk te betwijfelen. Maar
dit kan niet beletten om het werk in 't al
gemeen te karakteriseeren als iets van nader
te observeeren persoonlijkheid; zonder
zwakte; nog hier en daar troebel, maar niet
klein, met een natuurlijke begaafdheid, achter
het nu en dan troebele, voor kleur; forsch,
spontaner dan vroeger; een talent op zoek
naar den weg, en in de buurt van het vinden.
PLASSCHAERT
TENTOONSTELLING VAK OUD-HOLIANOSCHE SCHILDERIJEN
uit de collectie
GOUDSTI KKER
in de zalen van
DE ROTTERDAMSCHE KUNSTKRING11
ROTTERDAM - NOVEMBER 1917 ? Opening 4 November.
l