De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 10 november pagina 9

10 november 1917 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

10 Nov. '17. No. 2107 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND TENÏOQNSÏEILIN6 VAK IHMUKHE SCHILDERIJEN uit de collectie GOUDSTIKKER in de zalen van DE ROTTERDAMSCHE KUNSTKRING" ROTTERDAM - NOVEMBER 1917 iiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHftniuiiiiminiiMiiiiiinuiiHniiiuiiiiintttuiiiiniuitiiiitituuiiiiit tumiimiiiiiwmuiniiiiiiiirimiiMiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiii TENTOONSTELLINGEN De Haagsche Kunstkring. Er is bier e»n nieuw getij: Een. jury keur de werken der leden, voordat zij ter ten toonstelling gaan. Dit is, niet alleen in dit geval, juist. De meeste genootschappen zijn een warwinkel van schilders, van brekebeenen en van lieden, die de baantjes zoeken en krijgen, niet uithoofde hunner begaafd heid, maar soms alleen door een getrouw societeitsbeioek. En door in het bestuur zitten krijgen deze heeren praats, en auto riteit. En door deze autoriteit hangen dezer lieden schilderyen op plaatsen, waar ze niet hooren. Soms hoorden ze zelfs nergens te hangen, en hebben ze (eens) hun toelating tot de genootschappen te danken of aan nonchalance, of aan maatschappelijke relaties, en niet aan eenig vermogen tot het maken van een kunstwerk. Onmiddellijk moet een zulrer-ageerende jury tegen deze praatjesverkoopers en baantjes-zoekers te keer gaan. Het doet mij genoegen te erkennen, dat in den Haagschen Kunstkring in die richting Ie gewerkt. Niet volledig. Misschien was dat niet mogelijk. Maar nu nog hangen er op deze tentoonstelling werken, die weggelaten konden zijn, omdat zij niets van het kunst werk bezitten; noch vlam noch schaduw zijn, noch kennis, noch ontroering noch psychologie, noch deze vereend. Dit echter kan komen, en dit verwacht ik. Er moeien beter leden gezocht worden, en scherper gekeurd. Dan is een werk als van Toe r op feitelijk niet het eenige belangrijke werk meer, wellicht, naast andere, met sommige hoedanigheden die te loven zijn, maar dan bloesemt een tentoonstelling rijkelijk op. Nu is de wil ten goede met nadruk te prijzen, en de sterke gezindheid ter beterschap. PLASSCHAERT A. H. VAN DER HOEVE. Het werk van den Nederlendschen Protestantenbond. Zaltbommel, N. V. Uitg. Mij. v/h. P. M. Wink, 1917. Een geïllustreerd boekje, dat beschrijft wat zooal wordt verricht door den Nederl. Protestantenbond, de vereeniging van Vrijzinnig-godsdienstigen van verschillende kerk genootschappen. Die vereeniging is nog steeds bij vele vrijzinnigen onbekend, zoodat zij niet weten welk voortreffelijk werk zij verricht, vooral in overwegend orthodoxe streken. Daarom mag worden gewenscht, dat dit boekje in veler handen komt en daardoor propaganda maakt voor deze veriiliiiitimiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiMiiiiiiimiiiiiininimiinimtiiiiiiiitttttiiitm N. V. HET CALDERON-TOONEEL : Het groote Schouwtooneel der Wereld. Wel nimmer werd een dichter hooger aangeslagen: als God's gelijke zetelt hij de Schepper-in-het-klein op zijnen troon, en al wat in dat klaar en schoon oratorium geschiedt, is vrucht van zijn verheven en speelschtn geest. Verbeeldingsmacht, zij was voor Calderon niet slechts blijk van goddelijke genade, zij was het goddelfjk uitgangspunt aller dingen, en zijn eerbied voor het onzicht bare" overvleugelde elke aardsche gehecht heid. Ten onrechte vertaalde men den titel van een zijner werken in: Het leven is maar een droom". Juist tegenovergesteld bedoilde hij het, de droom was hem het Leven, het boven eiken vasten vorm" uitrijzende feest der gedachte, de bloem die opschiet uit geloof. De verbeelding van den dichter (het gedicht) en de vroomheid van den g«loovige (het gebed), van deze belde gelijkwaardige aandoeningen schonk hij ons den schoonen bloei. Ia het machtiger strenger' en minder mild doormijmerd Elckerlyc" opent de Dood als God's gezant, het spel. In het groote schouwtooneel" is het de dichter, God-zelf, wiens geest den afstand overzweven ging" om zich een feest te bereiden, het levensspel: Van den wieg tot het graf", te lelden naar zijn hoogen wil. Heb uw naaste lief gelijk u-zelf, volbreng het goede, want uw Heer is God." De Dood ontmoet op zijn weg den middelbafen mensch (Elckerlyc), aan de voeten van den dichter legert de ongeboren menschheid, verbeidend den dag waarop hij zijn adem zal uitzenden" om hen te scheppen naar zijn beeld, dat wil zeggen, naar het beeld dat reeds in hem, den dichter, aanwezig is. Op drie plaatsen onderstreept Calderon hier de hoogere waarde der verbeelding. De Wereld spreekt tot den Dichter: Wek nu de spelers op, die reeds een leven ontvingen, daar zij zfjn in uwen geest." Verder in den tekst vinden we: Want geboren worden is geen vereischte voor uw dienaars om te toeven in uw tegen woordigheid." En nog elders: Omdat gij ongeboren levend zijt in mijnen geest." De ongebondenheld der ziel (Het geloof) en de levende kracht der gedachte (de poëzie), op welk een innige, breede en sterke basis eeniging, die zoo dringend den steun van velen noodig heeft om haar nuttig werk op uitgebreider schaal te kunnen uitoefenen. Vos EEN PLOERTIG BOEK (Ingezonden) D. TH. JAARSMA. Bekentenissen vaneen Bruidegom. Amsterdam, P. N. van Kampen & Zn. Onze letterkunde is aan het verworden, en een duidelijk symptoom van die verwor ding is het boek Bekentenissen van een Bruidegom" door D. Th. Jaarsma, dat eerst is opgenomen in een der gezaghebbende Nederlandsche tijdschriften Elseviers Geïll. Maandschrift" en dat nu afzon derlijk verschenen is. Met de verwording van onze letterkunde bedoel ik de ongelooflijke overdrijving in de richting eener inteilectueel-eenzijdige ontleding. De waarde van een roman wordt bepaald naar de juistheid der psyschologische analyse-, en de jammerlijke fout van deze opvatting wordt door een boek als het bovengenoemde overtuigend aangetoond. , Deze bekentenissen", geven het verhaal van een ongelukkig samenleven tusschen man en vrouw, door den man na den dood van de vrouw verteld, en gericht tot zijn tweede bruid. Dit verhaal heeft het ongeluk van psychologisch-juist te zijn. Ik zeg het ongeluk", want als ook de psychologie niet deugde, zou men het als een doodgewoon lor naast de talrijke lorren, die de markt overstroomen, ter zijde kunnen schuiven. Maar de analyse is zuiver, en daarmede wordt dit gedrochtelijke proza-maaksel vol gens de vrij algemeen in Nederland gel denden maatstaf tot de literatuur gerekend. Ja, inderdaad gedrochtelijk mag dit boek genoemd worden; gedrochtelijk om het bru tale egoïsme, en de grenzenloozeverhelfing van een banaal en volslagen onbelangrijk Ik. In schijn is dit werk een verhaal van belijden, in waarheid een opvijzeling van vermeende eigenwaarde; het bedoelt een boek te zijn van deemoed, in werkelijkheid is het een uiting van ploerterige trots. Het geslaagde" van dit boek ligt dan ook volstrekt niet in het zuivere bereikt-zijn van de bedoeling des schrijvers. Deze be doeling was een tragisch conflict te geven; maar het tragische heeft met egoïsme en verblinden eigenwaan niets gemeen, en zoo bleef dit boek klein van ellendige zieligheid. Of, zoo wij dit verhaal moeten opvatten als een samen-leven van twee zieken de beide hoofdpersonen leeren elkaar kennen in een inrichting voor zenuwzieken als wij dus het akelige zich-zelf-in-de-hoogtesteken van dezen man moeten beschouwen als iets, waarvoor hfj-zelf niet verantwoor delijk is, dan moeten wij ook, bij het ken nel ij k-subjectieve van dit in den ik-vorm geschreven boek, dat niet-verantwoordelijkzijn overbrengen op den schrijver, en is ?deze kunst" niet, wat zij in hoogste in stantie behoort te zijn: beheersching. Trouwens, ik schrijf deze laatste veron derstelling slechts neer, om mogelijk ver weer van den kant der intellectueel-eenzijdig-bevooroordeelden te ondervangen. Uit den geest, waarin dit boek geschreven is, iiiiiiiiiiiimiiiiiimiimiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiii is een werk gebouwd, dat zijn sappen trekt uit de samensmelting dezer sentimenten! Ook dit tooneelspel laat een moraliteit", doch hoe heeft hier de moralist zich aan den dichter onderschikt. Niet alleen het vers ve»heft deze bldprent of preek tot een ge dicht, heel het wezen ervan is poëzie. Mijn eerste wonder," noemt de Dichter de wereld en van een bebloemde gaarde" spreekt hij, want de scheppingsweelde om al wat in en uit en om hem leeft, doorgloeit hem. Zelden treft ons in dit werk de straffe ernst van een dogmatisch geloof, het is vol genade, en in allen die hun rollen" op dit tooneel zoo goed en zoo kwaad het gaat vervullen, zien wij kinderen in God's hand licht en lieflijk, een loutering, een opgang, een feest. Omdat het al tijdelijk is, omdat er altijd uitkomst is, bij God of in ons diepste-zelf, in het gebed, of in het gedicht. Neen, dit leesdicht is niet alleen geschapen om de menschen tot in keer te brengen, het is er vooial om hen te bevrijden, te doordringen van het besef, dat wat wij zoo gewichtig voor het leven aanzien, slechts een spel" is, waarbij ons de dingen, bedroevend of verblijdend, van Gode werden geleend". Het komt mij voor dat hierin de bijzondere schoonheid over Het Schouwtooneel" schuilt, dat het, uit de vette klei onzer elementairste eigen. schappen, vast en hecht gekneed, nochtans zoo licht weegt, dat wij het inderdaad onder gaan als een verblijding, een blijspel. De allegorie is een betrekkelijk gemak kelijke, en dankbare kunstvorm, eenmaal op het zinnebeeldig pad, waar hij een figuur als mensch, begrip en beeld tegelijk fun geert redt de geest er zjcn in den regel behendig door. Niet altijd echter blijkt ze bij nadere beschouwing zoo zuiver op de eraad als in dit werk van Calderon, van de figuren is op ongezochte, immer overtuigend» wijze partij getrokken en zóó nauwkeurig sluit dit bouwsel in zijn voegen, dat we er, om het huiselijk uit te drukken in letterlijken zin geen speld tusschen kunnen krijgen. De dichter, getooid met sterrenmantel en stralenkroon, komt op en deelt de rollen uit: De Koning, de Rijke, de Arme, de Boer, de Ingetogenheid, de Schoonheid, en daarmee schept hij, met n gebaar, leven en ver deeldheid; het dramatische conflict is daar. En het eindeloos waarom"? dat ons van de wieg tot het graf vervolgt, klaagt uit den mond van den bedelaar; Had gij mijn lijf uit andere klei gekneed, mij met een ziel, Een armer ziel versierd, een ander leven Mij ingestort, besnaard met andere zinnen, \ blijkt over-duidelijk, dat wij hier niet te doen hebben met een geval, dat de schrijver objectief buiten zich heeft gesteld, maar uret een subjectieve uiting, die onedele se hrij vers-intenties sterk-sprekend naar voren bn.ngt. Waar haalt deze hoogmoedig-verblinde het recht vandaan (zie bldz. 210) te schimpen op Evolutie", het bekende blad van Mevr. Drucker (want zonder een rechtstreeksche aanval te zijn, krijgt de manier waarop over dit blad gesproken wordt, volkomen het karaktei van laffen schimp), een blad, dat bij alle eenzijdigheid, die het moge vertoonen, m eiken kolom tienmaal meermenschenliePde en grootheid van hart weer spiegelt, dan dit brute mormel van een boek in zijn tweehonderd twee en zestigaaneengelapte pagina's bij elkander. Herrrun Robbers nam het verhaal op in Elsevirrs Maandschrift", en noem den schrij ver in een zijner kronieken een zonder twijfel noogst ongemeene en interessante verschijning". Dat een zoo verblind criticus een mooi boek als Helene Servaes kon schrijven, bewijst, dat kunst en kunst-critiek heterogene dingen zijn; inmiddels dat derge lijke critiek gezag heef t,;toont feilloosaan, hoe zeer onze letterkunde aan het verworden is. HERMAN MIDDENDORP Daniël Ruyneman-Sonatine Een avond van Berthe Seroen en Evert Cornelis heeft te midden van een programma van louter Fransche kunst, die uitsluitend door gerijpte meesters was vertegenwoor digd, ons met bovengenoemd opus doen kennis maken. Al is Ruyneman landgenoot, zijn werk past desniettemin geheel in den stijl van een programma, zooals dit steeds zich op deze avonden onderscheidt door homogen'iteit van stijl en fijnen smaak. Deze componist staat voor het grootste deel nog midden in de zoete bekoring der klankenweelde, die tritonen, septimenparallellen enz. nu eenmaal op het hedendaagsch toonscheppend geslacht teweeg brengen. Onsympathiek is zeer zeker het als hoogste doel najagen van een technisch probleem, dat slechts zin heeft, als middel gebruikt te worden door hen, uit wier innigste gevoelens blijkt, dat langs dezen weg die gevoelens tot eene natuurlijke uiting kunnen geraken. Nu heeft Ruyneman op zijne mede-Debussyanen en Ravellianen echter een grooten voorsprong in den vorm van een natuurlijk talent, dat zeer zeker zich ook van nature in de richting van dezen Franschen stijl gedreven voelt, Voorleoplg is voor ons deze Sooatine intusschen meer belofte dan wel kunstwerk. Er staan brokken, die van een aanwezig persoonlijk scheppingstalent ge tuigen naast stukken, die al te zeer gedach teloos onder den invloed der vereerde meesters" zijn geschreven, tot welke zich blijkbaar ook onze Dirk Schater mag rekenen. J. A, HOETING HOF JUWELIER KONINGSPLEIN 11-13 DIAMANT - PAARLEN PAARLENCOLLIERS 'k Zou buigen voor uw wil en denken dat Verschil van doeleinden uwen wil bewoog, Waar het nu den schijn van hardheid draagt. Den schijn van hardheid." Zoo oordeelt de arme in z^nonwetendheid! En de dichter antwoordt hem, dat niet in de rol, die ons wordt opgelegd, de waarschijnlijke waarde steekt, maar in de wijze waarop wij haar spelen, met gevoel, met ziel, met schoonen stand..." 't Vervullen uwer taak maakt u gelijk". In het vóórvertrek verleent de Wereld", een vrouwenfiguur, aan alle zielen het, bij ieders rol passend, attribuut, dat hen tot aardelingen maakt, de kroon, 't houweel, de beurs met goud, enz. En dan zien wij hen op het eigenlijke tooneel" verschijnen door het poortje, waarboven een wieg, stap voor stap den afstand meten ', die hen scheidt van het tegenovergestelde donkere deurtje met het kruis, en toeven in het midden bij de levensbron, waar bloemen bloeien, de schoonheid zich spiegelt, en leder, ten koste van den andsr, het zijne tracht te bemachtigen. Links zit de Wereld en slaat haar werk gade, rechts de Wet der Genade", die waarschuwt en hulp biedt. Heb uw naaste lief... Bij de donkere poort staat de monnik. Deze levensgang, over maar enkele meters tooneel, is van groote, dramatische werking, en ontroerend is het daarop volgend tooneel: de stervelingen terug in het kleedvertrek, waar allen weder wordt ontnomen, door de Wereld afgeprest, wat voor allen het leven" had uitgemaakt, opdat zij weder naakt, de een gelijk aan den ander, zullen verschijnen voor God's troon. Zij gingen van mij uit als Stof en keeren na 't korte spel tot mij als stof terug". Het laatste tafreel toont ons de godheid (de dichter) gezeten aan een tafel, waarop kelk en hostie, en er blijkt maar weinig noodig om te mogen aanzitten aan den hemelschen disch; ootmoedig berouw ver effend een ieders rekening, en sluit slechts den verstokten Rijkaard uit. E» het slot woord spreekt weer de Wereld", zij bidt den Heer die alle vonnis velt, erbarming en genade". Den toeschouwer: toegevend heid voor het spel. Op maar weinig plaatsen, o.a. daar waar de monnik (de Kerk), bezwijmd nadat hij zijn laatste korst aan den arme afstond, den steun inroept van den Koning (de Wereld lijke Macht, Philips II), zat de priester den dichter op de hielen, en wordt de poëzie, gelijk in bijkans alle kerkelijke- en ook wereldlijke spelen van dien tijd, vertroebeld door rhetorlsche bemiddeling. En de koning steekt Lucifer naar de Kroon, waar de ver taler hem bazuinen doet: DE MOOIE SPREKER Teekening voor de Amsterdammet" van George van Raemdonck Het volgend voorbeeld diene tot staving onzer bewering, In het slot van deel II laatste maat vraagt de voorgehouden bes in de tenor dringend de oplossing. Tegen de enge sextligging in de boven stemmen, waaruit de septime g zich ont plooit is de klankverhouding niet, zooals de componist zich deze vermoedelijk voorstelt. Bij de Fransche meesters zal men den grond voor het weglaten der oplossing hebben te zoeken in de volmaakt doorgevoerde wijde accoordligging. De lezer vergeve ons deze kleine tech nische uitwijding, die wij slechts als voor beeld aanhalen voor een gevaar van onge motiveerde imitatie, welk gevaar ook deze componist niet altijd ontkomt. Toch mogen we van dezen landgenoot groote verwachtingen koesteren, zoo de tijd hem twee zaken zal schenken, die ook hier onontbeerlijk zijn: 1. het vinden van een eigen weg en 2. strenge zelfcritiek. Wel spreekt er uit het werk een en ander, dat wijst, dat aan den den eersten eisch mis schien zal kunnen voldaan worden. ,Moge in dit geval dan tevens eene strenge zelf critiek zoowel aan het thematisch materiaal wat meer gestalte en kracht geven,{alsmede aan de behandeling van den vorm wat meer contrast schenken. VAN LEEUWEN Zomeravond De schoone dag glijdt glanzend henen In 't lichte Westen; en de nacht Zweeft langzaam aan de a^d're zijde Omhoog; de moede menschheid wacht. En vaag, als achter lichten nevel, Blinkt hier en daar een enk'le ster. De huizen zien zoo zwart, zoo donker! Nauw hoorbaar zingen klinkt van ver. De boomen staan als slanke schimmen Zwart voor den held'ren hemelpoort: Daar achter liggen lichte landen, Een onbekend, een zonnig oord! Hoe zal ik met mijn broozen scepter dan regeeren Waar zooveel monsters kop en kammen keeren Tegen mijn staatskaros e* 't opgelegde juk!" Ook met de, min of meer smadelijk aangsduide rol van Het kind", dat, dood geboren, in gebreke bloef haar aardsche taak te vervallen, weet een niet-kathollek niet best raad, schoon ons juist dit schamel zieltje, dat blind de eeuwigheid ingaat, in het bijzonder heeft geboeid. Voor het everige dunkt mij echter het geh«ele werk, dat al onze onzekerheden te samen perst in n, aan Anna Bljns herinnerend, machtig refrein H«b uw naaste lief gelijk u zalf, volbreng het goede, want een Heer Is God'', voor alle gezindheden van gelijke waarde. Allee», door deze woorden in den mond te leggen van de Wet der Genade", een prachtige figuur! eert de Calderon in het bijzonder, Zijn kerk in haar barmhartigheid. Want dit is het toch wat de katholiek-geloovige op den protestantsch-geloovige vóór heeft, dat zijn kerk bij machte is hem te ontlasten, dat zij, gelijk Biechten" in Elckerlyc" het noemt, bezit:?e?n juweelken reine", dat berouw, boete en vergeving heet, dat zij den mensen tegen zichzelf be schermt. Wat moeten wij beginnen, vragen de geschapenen", wanneer wij stokken in onze rol? En de Dichter wijst op haar, de Wet der Genade, eene hulpe, eene die uit komst brengt wanneer gij faalt". En werkelijk, als een Ideale souföeuse, neemt deze Wet" in dit werk haar plaats, rechts bij de coulise, in, het boek met zijn twee gulden regelen den inhoud van het geheele levensspel" in hare hand. Wanneer ons zulk een werk wordt voor gezet, dan vragen wij niet In de eerste plaats of wij het voor onze innerlijke oogen mooier zien, dan hebben wij om te beginnen ook den vorm, waarin het tot ons kwam mits deze zuiver is en van een bepaaldeovertuiging spreekt dankbaar te aanvaarden. Het kan... altijd weer op een andere wijze, en ik stel me ook voor, dat deze eerste opvatting op ons tooneel niet de laatste zal zijn. Prof. Knaape die in Vondeliaanschen trant het werk warm en welluidend vertaalde, noemt in zijn voor rede zelf Giotte." Was het niet juist Glotte, die met den strengen vlakken vorm brak, schaduw en diepte gaf. Stellig zou het on voldoende gestyleerd, te onzeker en kleinbeweeglijk spel der, onder Dr. van der Velde geschaarde spelers, beter hebben voldaan tegen een meer verdiept tooneel, in een weelderlgen omlijsting. Wij kunnen ons het drieluik nauwelijks denken zonder een pers pectief, dat relief geeft aan de figuren. En O, wonder van de Zomeravond, Mysterie van de Zomernacht, Hoe dikwijls heb ik late uren Genietend, peinzend, doorgebracht! W. HAANSTRA iiiiiiimiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiimjiiniHiiiiiJiiiiiiniiimiiiiJiiiiii Nieuwe boeken van deze week: Prof. dr. J. TH. BEYSENS, Hoofdstukken uit de bijzondere ethiek, I. Eigendomsrecht, II. Wijsgeerlge Staatsleer, III. Het verbod: Gij zult niet doodslaan en aanverwante vraagstukken. Bussum, Uitgevers-Mij, voor heen Paul Brand. MET HET OOG OP DE GROOTE BELANGSTELLING WORDT DE TENTOONSTELLING - ERNST - LEYDEN !N ONZE OOSÏERSCHE KUNSTZALEN VERLENGD TOT EN MET 17 NOVEMBER DE BIJENKORF AMSTERDAM hier, waar steeds sprake is van «de Wereld..." was er zeker een aanwijzing. De eenvoud" door Dr. van der Velde be tracht, stelde de hoogste eischen! Niet alleen omdat zij een zeer kostbare eenvoud is, elk beeldje een reliek, maar vooral ook omdat elk gebaar dat niet in volkomen schoonheid biedt: de synthese van een reeks innerlijke gebaren, elke fladderende klank, o, die storende bloote armen van de Wereld!" een voor het strakke beeld vernietigend effect te weeg brengt. Wat dr. Van der Velde ons van het stuk gegeven heeft, was gebrekkige, doch door ernst en toewijding stemmende: verwezenlijking; wat wij nog eens hopen te krijgen van dtt werk is: het vizioen. Wij hebben den tekst begrepen, maar te zelden de innerlijke stem gehoord. Heine heeft dansen bidden met de beenen" genoemd, misschien valt zijn geest mij bij wanneer ik mijdeopvoering van Het groote schouwtooneel" denk als n doorloopend gebed, [n elk gebaar en onder elk woord. Het zich noemende Calderon"-tooneel, heeft zich met deze voorstelling een, naar de leer, afgebakend, maar naar de artistieke beteekenis ruim en diep studieveld geopend. Van de medespelenden onderschelden wij: De Monnik" van Paul Hut, een als uit elfenboon gesneden figuur, die met sterk en sober gebaar wijding gaf. Julius Brongers fijn en vroom in de comische ril van den Boer, het fraai altgeluid van Guusje van Gelder, dat warmte en glans verleende aan de Wet der genade", en Dora Hermus?De root aandoenlijk als Het Kind". Vincent Berghegge, die de hoofdrol (De Dichter) op zich nam, zal uit het vooraf gaande wel begrepen hebben, dat ik, vóór alles de milde poëzie van dit werk stellend, zijn harden, dreigenden Rechter-Schepper, niet heb kunnen waardeeren. Ellen Russe, de Schoonheid", was een zonnige ver schijning, haar opkomst met den Rijkaard, gelukkig. Zij speelde voorts ongeveer als Molière en sloeg zich door haar lieflke rol: Voor mij den verschen overvloed van rozen"?met den ietwat verbij sterandsn moed van het oprecht dillettantisme. Cor Hermus had zich als ,,de Arme" een gevoeligen kop gemaakt, Jacques van Hoven (de Rijke) speelde een melo-drama. Wij heb ben een tijdlang gemeend dat abelespelen en moraliteiten bijzonder gebaat waren met de toewijding van kunstzinnige liefhebbers. Ik ben daaromtrent volledig bekeerd, juist deze spelen eischen de beheersching van den alleszins onderlegden tooneelkunstenaar. Edoch, met al zijn deugden en gebreken, het is een belangwekkende vertooning, een vondst en een winst. TOP NAEFF

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl