Historisch Archief 1877-1940
10 Nov. '17. No. 2107
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
TENÏOQNSÏEILIN6 VAK IHMUKHE SCHILDERIJEN
uit de collectie
GOUDSTIKKER
in de zalen van
DE ROTTERDAMSCHE KUNSTKRING"
ROTTERDAM - NOVEMBER 1917
iiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHftniuiiiiminiiMiiiiiinuiiHniiiuiiiiintttuiiiiniuitiiiitituuiiiiit tumiimiiiiiwmuiniiiiiiiirimiiMiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiii
TENTOONSTELLINGEN
De Haagsche Kunstkring. Er
is bier e»n nieuw getij: Een. jury keur
de werken der leden, voordat zij ter ten
toonstelling gaan. Dit is, niet alleen in dit
geval, juist. De meeste genootschappen zijn
een warwinkel van schilders, van
brekebeenen en van lieden, die de baantjes zoeken
en krijgen, niet uithoofde hunner begaafd
heid, maar soms alleen door een getrouw
societeitsbeioek. En door in het bestuur
zitten krijgen deze heeren praats, en auto
riteit. En door deze autoriteit hangen dezer
lieden schilderyen op plaatsen, waar ze niet
hooren. Soms hoorden ze zelfs nergens te
hangen, en hebben ze (eens) hun toelating
tot de genootschappen te danken of aan
nonchalance, of aan maatschappelijke relaties,
en niet aan eenig vermogen tot het maken
van een kunstwerk. Onmiddellijk moet een
zulrer-ageerende jury tegen deze
praatjesverkoopers en baantjes-zoekers te keer gaan.
Het doet mij genoegen te erkennen, dat in
den Haagschen Kunstkring in die richting
Ie gewerkt. Niet volledig. Misschien was dat
niet mogelijk. Maar nu nog hangen er op
deze tentoonstelling werken, die weggelaten
konden zijn, omdat zij niets van het kunst
werk bezitten; noch vlam noch schaduw
zijn, noch kennis, noch ontroering noch
psychologie, noch deze vereend. Dit echter
kan komen, en dit verwacht ik. Er moeien
beter leden gezocht worden, en scherper
gekeurd. Dan is een werk als van Toe r op
feitelijk niet het eenige belangrijke werk
meer, wellicht, naast andere, met sommige
hoedanigheden die te loven zijn, maar dan
bloesemt een tentoonstelling rijkelijk op. Nu
is de wil ten goede met nadruk te prijzen,
en de sterke gezindheid ter beterschap.
PLASSCHAERT
A. H. VAN DER HOEVE. Het werk van
den Nederlendschen Protestantenbond.
Zaltbommel, N. V. Uitg. Mij. v/h. P.
M. Wink, 1917.
Een geïllustreerd boekje, dat beschrijft
wat zooal wordt verricht door den Nederl.
Protestantenbond, de vereeniging van
Vrijzinnig-godsdienstigen van verschillende kerk
genootschappen. Die vereeniging is nog
steeds bij vele vrijzinnigen onbekend,
zoodat zij niet weten welk voortreffelijk werk
zij verricht, vooral in overwegend orthodoxe
streken. Daarom mag worden gewenscht,
dat dit boekje in veler handen komt en
daardoor propaganda maakt voor deze
veriiliiiitimiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiMiiiiiiimiiiiiininimiinimtiiiiiiiitttttiiitm
N. V. HET CALDERON-TOONEEL : Het
groote Schouwtooneel der Wereld.
Wel nimmer werd een dichter hooger
aangeslagen: als God's gelijke zetelt hij
de Schepper-in-het-klein op zijnen troon,
en al wat in dat klaar en schoon oratorium
geschiedt, is vrucht van zijn verheven en
speelschtn geest. Verbeeldingsmacht, zij was
voor Calderon niet slechts blijk van goddelijke
genade, zij was het goddelfjk uitgangspunt
aller dingen, en zijn eerbied voor het onzicht
bare" overvleugelde elke aardsche gehecht
heid. Ten onrechte vertaalde men den titel
van een zijner werken in: Het leven is
maar een droom". Juist tegenovergesteld
bedoilde hij het, de droom was hem het
Leven, het boven eiken vasten vorm"
uitrijzende feest der gedachte, de bloem die
opschiet uit geloof. De verbeelding van
den dichter (het gedicht) en de vroomheid
van den g«loovige (het gebed), van
deze belde gelijkwaardige aandoeningen
schonk hij ons den schoonen bloei. Ia
het machtiger strenger' en minder mild
doormijmerd Elckerlyc" opent de Dood
als God's gezant, het spel. In het groote
schouwtooneel" is het de dichter, God-zelf,
wiens geest den afstand overzweven ging"
om zich een feest te bereiden, het
levensspel: Van den wieg tot het graf", te lelden
naar zijn hoogen wil. Heb uw naaste lief
gelijk u-zelf, volbreng het goede, want uw
Heer is God." De Dood ontmoet op zijn
weg den middelbafen mensch (Elckerlyc),
aan de voeten van den dichter legert de
ongeboren menschheid, verbeidend den dag
waarop hij zijn adem zal uitzenden" om
hen te scheppen naar zijn beeld, dat wil
zeggen, naar het beeld dat reeds in hem,
den dichter, aanwezig is. Op drie plaatsen
onderstreept Calderon hier de hoogere waarde
der verbeelding. De Wereld spreekt tot den
Dichter: Wek nu de spelers op, die reeds
een leven ontvingen, daar zij zfjn in uwen
geest." Verder in den tekst vinden we: Want
geboren worden is geen vereischte voor
uw dienaars om te toeven in uw tegen
woordigheid." En nog elders: Omdat gij
ongeboren levend zijt in mijnen geest."
De ongebondenheld der ziel (Het geloof)
en de levende kracht der gedachte (de poëzie),
op welk een innige, breede en sterke basis
eeniging, die zoo dringend den steun van
velen noodig heeft om haar nuttig werk op
uitgebreider schaal te kunnen uitoefenen.
Vos
EEN PLOERTIG BOEK
(Ingezonden)
D. TH. JAARSMA. Bekentenissen vaneen
Bruidegom. Amsterdam, P. N. van
Kampen & Zn.
Onze letterkunde is aan het verworden,
en een duidelijk symptoom van die verwor
ding is het boek Bekentenissen van een
Bruidegom" door D. Th. Jaarsma, dat eerst
is opgenomen in een der gezaghebbende
Nederlandsche tijdschriften Elseviers
Geïll. Maandschrift" en dat nu afzon
derlijk verschenen is.
Met de verwording van onze letterkunde
bedoel ik de ongelooflijke overdrijving in
de richting eener inteilectueel-eenzijdige
ontleding. De waarde van een roman wordt
bepaald naar de juistheid der
psyschologische analyse-, en de jammerlijke fout van
deze opvatting wordt door een boek als het
bovengenoemde overtuigend aangetoond.
, Deze bekentenissen", geven het verhaal
van een ongelukkig samenleven tusschen
man en vrouw, door den man na den dood
van de vrouw verteld, en gericht tot zijn
tweede bruid. Dit verhaal heeft het ongeluk
van psychologisch-juist te zijn. Ik zeg het
ongeluk", want als ook de psychologie niet
deugde, zou men het als een doodgewoon
lor naast de talrijke lorren, die de markt
overstroomen, ter zijde kunnen schuiven.
Maar de analyse is zuiver, en daarmede
wordt dit gedrochtelijke proza-maaksel vol
gens de vrij algemeen in Nederland gel
denden maatstaf tot de literatuur gerekend.
Ja, inderdaad gedrochtelijk mag dit boek
genoemd worden; gedrochtelijk om het bru
tale egoïsme, en de grenzenloozeverhelfing
van een banaal en volslagen onbelangrijk
Ik. In schijn is dit werk een verhaal van
belijden, in waarheid een opvijzeling van
vermeende eigenwaarde; het bedoelt een
boek te zijn van deemoed, in werkelijkheid
is het een uiting van ploerterige trots.
Het geslaagde" van dit boek ligt dan
ook volstrekt niet in het zuivere bereikt-zijn
van de bedoeling des schrijvers. Deze be
doeling was een tragisch conflict te geven;
maar het tragische heeft met egoïsme en
verblinden eigenwaan niets gemeen, en zoo
bleef dit boek klein van ellendige zieligheid.
Of, zoo wij dit verhaal moeten opvatten als
een samen-leven van twee zieken de
beide hoofdpersonen leeren elkaar kennen
in een inrichting voor zenuwzieken als
wij dus het akelige
zich-zelf-in-de-hoogtesteken van dezen man moeten beschouwen
als iets, waarvoor hfj-zelf niet verantwoor
delijk is, dan moeten wij ook, bij het ken
nel ij k-subjectieve van dit in den ik-vorm
geschreven boek, dat
niet-verantwoordelijkzijn overbrengen op den schrijver, en is
?deze kunst" niet, wat zij in hoogste in
stantie behoort te zijn: beheersching.
Trouwens, ik schrijf deze laatste veron
derstelling slechts neer, om mogelijk ver
weer van den kant der
intellectueel-eenzijdig-bevooroordeelden te ondervangen. Uit
den geest, waarin dit boek geschreven is,
iiiiiiiiiiiimiiiiiimiimiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiii
is een werk gebouwd, dat zijn sappen trekt
uit de samensmelting dezer sentimenten!
Ook dit tooneelspel laat een moraliteit",
doch hoe heeft hier de moralist zich aan
den dichter onderschikt. Niet alleen het vers
ve»heft deze bldprent of preek tot een ge
dicht, heel het wezen ervan is poëzie.
Mijn eerste wonder," noemt de Dichter
de wereld en van een bebloemde gaarde"
spreekt hij, want de scheppingsweelde om
al wat in en uit en om hem leeft,
doorgloeit hem. Zelden treft ons in dit werk de
straffe ernst van een dogmatisch geloof,
het is vol genade, en in allen die hun rollen"
op dit tooneel zoo goed en zoo kwaad het
gaat vervullen, zien wij kinderen in God's
hand licht en lieflijk, een loutering, een
opgang, een feest. Omdat het al tijdelijk is,
omdat er altijd uitkomst is, bij God of
in ons diepste-zelf, in het gebed, of in
het gedicht. Neen, dit leesdicht is niet
alleen geschapen om de menschen tot in
keer te brengen, het is er vooial om hen
te bevrijden, te doordringen van het besef,
dat wat wij zoo gewichtig voor het leven
aanzien, slechts een spel" is, waarbij ons
de dingen, bedroevend of verblijdend, van
Gode werden geleend". Het komt mij voor
dat hierin de bijzondere schoonheid over
Het Schouwtooneel" schuilt, dat het, uit
de vette klei onzer elementairste eigen.
schappen, vast en hecht gekneed, nochtans
zoo licht weegt, dat wij het inderdaad onder
gaan als een verblijding, een blijspel.
De allegorie is een betrekkelijk gemak
kelijke, en dankbare kunstvorm, eenmaal op
het zinnebeeldig pad, waar hij een figuur
als mensch, begrip en beeld tegelijk fun
geert redt de geest er zjcn in den regel
behendig door. Niet altijd echter blijkt ze
bij nadere beschouwing zoo zuiver op de
eraad als in dit werk van Calderon, van de
figuren is op ongezochte, immer overtuigend»
wijze partij getrokken en zóó nauwkeurig
sluit dit bouwsel in zijn voegen, dat
we er, om het huiselijk uit te drukken
in letterlijken zin geen speld tusschen kunnen
krijgen.
De dichter, getooid met sterrenmantel en
stralenkroon, komt op en deelt de rollen uit:
De Koning, de Rijke, de Arme, de Boer, de
Ingetogenheid, de Schoonheid, en daarmee
schept hij, met n gebaar, leven en ver
deeldheid; het dramatische conflict is daar.
En het eindeloos waarom"? dat ons van
de wieg tot het graf vervolgt, klaagt uit den
mond van den bedelaar;
Had gij mijn lijf uit andere klei gekneed,
mij met een ziel,
Een armer ziel versierd, een ander leven
Mij ingestort, besnaard met andere zinnen,
\ blijkt over-duidelijk, dat wij hier niet te
doen hebben met een geval, dat de schrijver
objectief buiten zich heeft gesteld, maar
uret een subjectieve uiting, die onedele
se hrij vers-intenties sterk-sprekend naar voren
bn.ngt.
Waar haalt deze hoogmoedig-verblinde
het recht vandaan (zie bldz. 210) te schimpen
op Evolutie", het bekende blad van Mevr.
Drucker (want zonder een rechtstreeksche
aanval te zijn, krijgt de manier waarop over
dit blad gesproken wordt, volkomen het
karaktei van laffen schimp), een blad, dat
bij alle eenzijdigheid, die het moge
vertoonen, m eiken kolom tienmaal
meermenschenliePde en grootheid van hart weer
spiegelt, dan dit brute mormel van een boek
in zijn tweehonderd twee en
zestigaaneengelapte pagina's bij elkander.
Herrrun Robbers nam het verhaal op in
Elsevirrs Maandschrift", en noem den schrij
ver in een zijner kronieken een zonder
twijfel noogst ongemeene en interessante
verschijning". Dat een zoo verblind criticus
een mooi boek als Helene Servaes kon
schrijven, bewijst, dat kunst en kunst-critiek
heterogene dingen zijn; inmiddels dat derge
lijke critiek gezag heef t,;toont feilloosaan, hoe
zeer onze letterkunde aan het verworden is.
HERMAN MIDDENDORP
Daniël Ruyneman-Sonatine
Een avond van Berthe Seroen en Evert
Cornelis heeft te midden van een programma
van louter Fransche kunst, die uitsluitend
door gerijpte meesters was vertegenwoor
digd, ons met bovengenoemd opus doen
kennis maken. Al is Ruyneman landgenoot,
zijn werk past desniettemin geheel in den
stijl van een programma, zooals dit steeds
zich op deze avonden onderscheidt door
homogen'iteit van stijl en fijnen smaak.
Deze componist staat voor het grootste
deel nog midden in de zoete bekoring der
klankenweelde, die tritonen,
septimenparallellen enz. nu eenmaal op het hedendaagsch
toonscheppend geslacht teweeg brengen.
Onsympathiek is zeer zeker het als hoogste
doel najagen van een technisch probleem,
dat slechts zin heeft, als middel gebruikt te
worden door hen, uit wier innigste gevoelens
blijkt, dat langs dezen weg die gevoelens
tot eene natuurlijke uiting kunnen geraken.
Nu heeft Ruyneman op zijne
mede-Debussyanen en Ravellianen echter een grooten
voorsprong in den vorm van een natuurlijk
talent, dat zeer zeker zich ook van nature
in de richting van dezen Franschen stijl
gedreven voelt, Voorleoplg is voor ons deze
Sooatine intusschen meer belofte dan wel
kunstwerk. Er staan brokken, die van een
aanwezig persoonlijk scheppingstalent ge
tuigen naast stukken, die al te zeer gedach
teloos onder den invloed der vereerde
meesters" zijn geschreven, tot welke zich
blijkbaar ook onze Dirk Schater mag rekenen.
J. A, HOETING
HOF JUWELIER
KONINGSPLEIN 11-13
DIAMANT - PAARLEN
PAARLENCOLLIERS
'k Zou buigen voor uw wil en denken dat
Verschil van doeleinden uwen wil bewoog,
Waar het nu den schijn van hardheid draagt.
Den schijn van hardheid." Zoo oordeelt
de arme in z^nonwetendheid! En de dichter
antwoordt hem, dat niet in de rol, die ons
wordt opgelegd, de waarschijnlijke waarde
steekt, maar in de wijze waarop wij haar
spelen, met gevoel, met ziel, met schoonen
stand..." 't Vervullen uwer taak maakt
u gelijk". In het vóórvertrek verleent de
Wereld", een vrouwenfiguur, aan alle
zielen het, bij ieders rol passend, attribuut,
dat hen tot aardelingen maakt, de kroon,
't houweel, de beurs met goud, enz. En dan
zien wij hen op het eigenlijke tooneel"
verschijnen door het poortje, waarboven
een wieg, stap voor stap den afstand meten ',
die hen scheidt van het tegenovergestelde
donkere deurtje met het kruis, en toeven in
het midden bij de levensbron, waar bloemen
bloeien, de schoonheid zich spiegelt, en
leder, ten koste van den andsr, het zijne
tracht te bemachtigen. Links zit de Wereld
en slaat haar werk gade, rechts de Wet
der Genade", die waarschuwt en hulp biedt.
Heb uw naaste lief... Bij de donkere poort
staat de monnik. Deze levensgang, over
maar enkele meters tooneel, is van groote,
dramatische werking, en ontroerend is het
daarop volgend tooneel: de stervelingen
terug in het kleedvertrek, waar allen weder
wordt ontnomen, door de Wereld afgeprest,
wat voor allen het leven" had uitgemaakt,
opdat zij weder naakt, de een gelijk aan den
ander, zullen verschijnen voor God's troon.
Zij gingen van mij uit als Stof en keeren
na 't korte spel tot mij als stof terug".
Het laatste tafreel toont ons de godheid
(de dichter) gezeten aan een tafel, waarop
kelk en hostie, en er blijkt maar weinig
noodig om te mogen aanzitten aan den
hemelschen disch; ootmoedig berouw ver
effend een ieders rekening, en sluit slechts
den verstokten Rijkaard uit. E» het slot
woord spreekt weer de Wereld", zij bidt
den Heer die alle vonnis velt, erbarming
en genade". Den toeschouwer: toegevend
heid voor het spel.
Op maar weinig plaatsen, o.a. daar waar
de monnik (de Kerk), bezwijmd nadat hij
zijn laatste korst aan den arme afstond, den
steun inroept van den Koning (de Wereld
lijke Macht, Philips II), zat de priester den
dichter op de hielen, en wordt de poëzie,
gelijk in bijkans alle kerkelijke- en ook
wereldlijke spelen van dien tijd, vertroebeld
door rhetorlsche bemiddeling. En de koning
steekt Lucifer naar de Kroon, waar de ver
taler hem bazuinen doet:
DE MOOIE SPREKER
Teekening voor de Amsterdammet" van George van Raemdonck
Het volgend voorbeeld diene tot staving
onzer bewering, In het slot van deel II
laatste maat vraagt de voorgehouden bes
in de tenor dringend de oplossing.
Tegen de enge sextligging in de boven
stemmen, waaruit de septime g zich ont
plooit is de klankverhouding niet, zooals de
componist zich deze vermoedelijk voorstelt.
Bij de Fransche meesters zal men den grond
voor het weglaten der oplossing hebben te
zoeken in de volmaakt doorgevoerde wijde
accoordligging.
De lezer vergeve ons deze kleine tech
nische uitwijding, die wij slechts als voor
beeld aanhalen voor een gevaar van onge
motiveerde imitatie, welk gevaar ook deze
componist niet altijd ontkomt.
Toch mogen we van dezen landgenoot
groote verwachtingen koesteren, zoo de tijd
hem twee zaken zal schenken, die ook hier
onontbeerlijk zijn: 1. het vinden van een
eigen weg en 2. strenge zelfcritiek. Wel
spreekt er uit het werk een en ander, dat
wijst, dat aan den den eersten eisch mis
schien zal kunnen voldaan worden. ,Moge
in dit geval dan tevens eene strenge zelf
critiek zoowel aan het thematisch materiaal
wat meer gestalte en kracht geven,{alsmede
aan de behandeling van den vorm wat meer
contrast schenken.
VAN LEEUWEN
Zomeravond
De schoone dag glijdt glanzend henen
In 't lichte Westen; en de nacht
Zweeft langzaam aan de a^d're zijde
Omhoog; de moede menschheid wacht.
En vaag, als achter lichten nevel,
Blinkt hier en daar een enk'le ster.
De huizen zien zoo zwart, zoo donker!
Nauw hoorbaar zingen klinkt van ver.
De boomen staan als slanke schimmen
Zwart voor den held'ren hemelpoort:
Daar achter liggen lichte landen,
Een onbekend, een zonnig oord!
Hoe zal ik met mijn broozen scepter dan
regeeren
Waar zooveel monsters kop en kammen
keeren
Tegen mijn staatskaros e* 't opgelegde juk!"
Ook met de, min of meer smadelijk
aangsduide rol van Het kind", dat, dood
geboren, in gebreke bloef haar aardsche taak
te vervallen, weet een niet-kathollek niet
best raad, schoon ons juist dit schamel
zieltje, dat blind de eeuwigheid ingaat, in
het bijzonder heeft geboeid. Voor het everige
dunkt mij echter het geh«ele werk, dat al
onze onzekerheden te samen perst in n,
aan Anna Bljns herinnerend, machtig refrein
H«b uw naaste lief gelijk u zalf, volbreng
het goede, want een Heer Is God'', voor
alle gezindheden van gelijke waarde. Allee»,
door deze woorden in den mond te leggen
van de Wet der Genade", een prachtige
figuur! eert de Calderon in het bijzonder,
Zijn kerk in haar barmhartigheid. Want
dit is het toch wat de
katholiek-geloovige op den protestantsch-geloovige vóór
heeft, dat zijn kerk bij machte is hem
te ontlasten, dat zij, gelijk Biechten" in
Elckerlyc" het noemt, bezit:?e?n juweelken
reine", dat berouw, boete en vergeving
heet, dat zij den mensen tegen zichzelf be
schermt. Wat moeten wij beginnen, vragen
de geschapenen", wanneer wij stokken in
onze rol? En de Dichter wijst op haar, de
Wet der Genade, eene hulpe, eene die uit
komst brengt wanneer gij faalt". En werkelijk,
als een Ideale souföeuse, neemt deze Wet"
in dit werk haar plaats, rechts bij de coulise,
in, het boek met zijn twee gulden regelen
den inhoud van het geheele levensspel" in
hare hand.
Wanneer ons zulk een werk wordt voor
gezet, dan vragen wij niet In de eerste plaats
of wij het voor onze innerlijke oogen mooier
zien, dan hebben wij om te beginnen ook
den vorm, waarin het tot ons kwam mits
deze zuiver is en van een bepaaldeovertuiging
spreekt dankbaar te aanvaarden. Het kan...
altijd weer op een andere wijze, en ik stel me
ook voor, dat deze eerste opvatting op ons
tooneel niet de laatste zal zijn. Prof. Knaape
die in Vondeliaanschen trant het werk warm
en welluidend vertaalde, noemt in zijn voor
rede zelf Giotte." Was het niet juist Glotte,
die met den strengen vlakken vorm brak,
schaduw en diepte gaf. Stellig zou het on
voldoende gestyleerd, te onzeker en
kleinbeweeglijk spel der, onder Dr. van der Velde
geschaarde spelers, beter hebben voldaan
tegen een meer verdiept tooneel, in een
weelderlgen omlijsting. Wij kunnen ons het
drieluik nauwelijks denken zonder een pers
pectief, dat relief geeft aan de figuren. En
O, wonder van de Zomeravond,
Mysterie van de Zomernacht,
Hoe dikwijls heb ik late uren
Genietend, peinzend, doorgebracht!
W. HAANSTRA
iiiiiiimiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiimjiiniHiiiiiJiiiiiiniiimiiiiJiiiiii
Nieuwe boeken van deze week:
Prof. dr. J. TH. BEYSENS, Hoofdstukken
uit de bijzondere ethiek, I. Eigendomsrecht,
II. Wijsgeerlge Staatsleer, III. Het verbod:
Gij zult niet doodslaan en aanverwante
vraagstukken. Bussum, Uitgevers-Mij, voor
heen Paul Brand.
MET HET OOG OP DE GROOTE
BELANGSTELLING WORDT DE
TENTOONSTELLING
- ERNST
- LEYDEN
!N ONZE
OOSÏERSCHE KUNSTZALEN
VERLENGD
TOT EN MET 17 NOVEMBER
DE BIJENKORF
AMSTERDAM
hier, waar steeds sprake is van «de Wereld..."
was er zeker een aanwijzing.
De eenvoud" door Dr. van der Velde be
tracht, stelde de hoogste eischen! Niet
alleen omdat zij een zeer kostbare eenvoud
is, elk beeldje een reliek, maar vooral ook
omdat elk gebaar dat niet in volkomen
schoonheid biedt: de synthese van een reeks
innerlijke gebaren, elke fladderende klank, o,
die storende bloote armen van de Wereld!"
een voor het strakke beeld vernietigend
effect te weeg brengt. Wat dr. Van der
Velde ons van het stuk gegeven heeft, was
gebrekkige, doch door ernst en toewijding
stemmende: verwezenlijking; wat wij nog
eens hopen te krijgen van dtt werk is: het
vizioen. Wij hebben den tekst begrepen,
maar te zelden de innerlijke stem gehoord.
Heine heeft dansen bidden met de beenen"
genoemd, misschien valt zijn geest mij bij
wanneer ik mijdeopvoering van Het groote
schouwtooneel" denk als n doorloopend
gebed, [n elk gebaar en onder elk woord.
Het zich noemende Calderon"-tooneel, heeft
zich met deze voorstelling een, naar de leer,
afgebakend, maar naar de artistieke
beteekenis ruim en diep studieveld geopend.
Van de medespelenden onderschelden wij:
De Monnik" van Paul Hut, een als uit
elfenboon gesneden figuur, die met sterk
en sober gebaar wijding gaf. Julius Brongers
fijn en vroom in de comische ril van den
Boer, het fraai altgeluid van Guusje van
Gelder, dat warmte en glans verleende aan
de Wet der genade", en Dora Hermus?De
root aandoenlijk als Het Kind".
Vincent Berghegge, die de hoofdrol (De
Dichter) op zich nam, zal uit het vooraf
gaande wel begrepen hebben, dat ik, vóór
alles de milde poëzie van dit werk stellend,
zijn harden, dreigenden Rechter-Schepper,
niet heb kunnen waardeeren. Ellen Russe,
de Schoonheid", was een zonnige ver
schijning, haar opkomst met den Rijkaard,
gelukkig. Zij speelde voorts ongeveer als
Molière en sloeg zich door haar lieflke rol:
Voor mij den verschen overvloed van
rozen"?met den ietwat verbij sterandsn
moed van het oprecht dillettantisme. Cor
Hermus had zich als ,,de Arme" een
gevoeligen kop gemaakt, Jacques van Hoven
(de Rijke) speelde een melo-drama. Wij heb
ben een tijdlang gemeend dat abelespelen
en moraliteiten bijzonder gebaat waren met
de toewijding van kunstzinnige liefhebbers.
Ik ben daaromtrent volledig bekeerd, juist
deze spelen eischen de beheersching van den
alleszins onderlegden tooneelkunstenaar.
Edoch, met al zijn deugden en gebreken,
het is een belangwekkende vertooning, een
vondst en een winst. TOP NAEFF