De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 17 november pagina 2

17 november 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 Nov. '17. No. 2108 ONAFHANKELIJKHEID Voor de Amsterdammer" geteekend door Jordaan Nu moogt ge op eigen beenen gaan... parrade-pas, marsch!... iimiiiiiiiiiillitiliiiiiiiiiiiiiiiiiHlliiiilllliiiiiiiHHHiriiiiiliiiiiiiiiiiiliiliiini OOK KLEINE PLAATSEN KUNNEN EEN CENTRALE KEUKEN" INRICHTEN Waar de voedselvoorziening zoowel in de groote steden als op het platteland meer en meer bezwaren ontmoet en zoowel met het oog op voedsel- als brandstofvoorraden de grootste oeconomie betracht moet worden, acht ik het noodzakelijk nog eens nadruk kelijk te wijzen op het groote belang, dat onze gemeenschap er bij heeft, dat ook in de kleinere plaatsen worde overgegaan tot de oprichting van Centrale Keukens Met de ervaring gedurende het njarig bestaan van een Centrale Keuken ten plattelande opgedaan, kan m. i. menige kleine gemeente nog haar voordeel doen. Gaan we de geschiedenis van de oprichting van de Centrale Keuken te Bodegraven, een gemeente van plm. 6000 zielen, waarvan pi m. 5000 in de kom wonen, na, dan vinden we, dat begin November 1916 van detuberculose-vereeniging aldaar een stoot uitging om te komen tot kindervoeding in de ko mende wintermaanden. De kookgelegenheid werd, bij de bestaande woningnood, gevonden in een steenen schuurtje van ongeveer 4 bij 5 M. met houten vloer. De geheele inrichting van de keuken met den inventaris kosten slechts een kleine duizend gulden. Het personeel bestond in het begin uit een kookster met twea jeugdige helpsters, terwijl voor het zware werk, aftillen der ketels, etenstampen enz. een knecht eenige uren daags hulp verleende. De leveranciers werden zooveel mogelijk en bij toerbuurt uit de inwoners gekozen, om reeds In het begin tegenkanting van die zijde te vermijden. VoordeRijks-distributlegoederen verkregen we, dat de Keuken als winkelier werd be schouwd, wat naast mindere kosten grooter gemak voor het opdoen van voorraden gaf. De ondergeteekende belastte zich met de algemeene leiding en het aangeven van de l iiiiiiui iiiiiiii i UMI iiuiiiii minimin i HET BEORIJPEN VAN ONZEN TIJD Er zijn er, die de groote katastrof e heelendal on weetend en onwillig meemaken, er niets van snappen, niets waarneemen als verwarring en verbijstering, verdwazing en onheil terwijl ze toch zelf hun aandeel hebben in hetgeen er geschiedt, en de kleine rol ver vullen die hen is aangeweezen, zonder dat zij 't beseffen. Zoo ongeveer gaat het met de groote meenigte, wier stem spreekt uit wat men de «burgerlijke pers" noemt. Ik wil niet zeggen dat deeze de meerder heid vormen van ons volk. Want er is ook een groot deel der massa, dat een religieuze oovertuiging of een sociaal ideaal bezit. En dat maakt hen sterker, vertrouwender, hoop voller. Dat zijn echter niet de meest intellectueelen, ook niet de meest beschaafden en ontwikkelden. Onder deeze laatsten is een geemelijk en ongeduldig pessimisme ooverweegend. En 'dat is natuurlijk, omdat die groep berusten wil in sociaal euvel, om hun behagelijk leeven niet te stooren. Dat maakt hen pruttelende en onwillige meedewerkers in de groote omkeer die zich voltrekt. Er zijn ook nog altijd jonge lui, nu al zoetjes aan middelbare lui, die met een zeekere spijtige berusting vasthouden aan de grootheid van het vervloogen tijdperk van de tachtigers", toen aestétische ver fijning, zonder ethische kracht, een won derlijke mésalliance aanging met het sociaaldemocratisch intellectualisme. Flaubert en Verlaine als voorgangers veieenigd met Marx, Thijm en Kloos samengaand met Gorter zeeker wel de meest disparate verbindingen die ooit in n geestelijke strooming werden beproefd. De groote beweeging, waarvan die Hollandsche opleeving van tachtig een klein neeven-verschijnsel was, gaat geheel voorbij aan die kampioenen voor een verlooren zaak. IIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIII samenstelling der maaltijden; een ander commissielid regelde de inkoop der levens middelen, terwijl de huishoudelijke dagelijksche leiding bij' een der dames-commissieleden berustte, die daarbij het groote voordeel had naast de keuken te wonen. Wat de voedingsmiddelen betrof werd als eerste eisch gesteld om tegemoet te komen aan het groote tekort aan vet bij de voeding van de arbeidende bevolking en de hoeveel heid vet per portie bepaald op 50 gram. Aan eiwit wordt bij de zes porties van een weekmenu een gemiddelde van 45 gram per portie bereikt. Het vet wordt gegeven als regeeringsvet, plantenboter en margarine in een verhouding, die de ervaring als de meest smakelijke voor eiken maaltijd heeft vastgesteld. Enkel regeeringsvet voldeed niet. Bij bruine boonen werd zoolang mogelijk spek verstrekt. Steeds wordt in soep en stamppot vleesch gegeven, omdat het publiek nu eenmaal vleesch in het eten wil zien. Wij geven l K.G. per 40 porties, dit wordt nooit gemalen, altijd in niet te kleine dobbelsteenen gehakt, zoodat het zichtbaar blijft. Daarnaast wordt, om het eiwitgehalte te bereiken, dat natuurlijk reeds in deerwtenen boonenmaaltijden een groote steun vindt, gebruik gemaakt van magere kaas (de zoo genaamde 20 +), wat uitstekend voldoet en de smaak niet verandert. Verder wordt aan daartoe geschikte maal tijden rijst, havermout enz. toegevoegd. Voorop moet echter staan, dat de smake lijkheid hoofdzaak moet blijven, dus men zij met allerlei experimenten tot verhooging der voedingswaarde uiterst voorzichtig. Het publiek noemt al spoedig vies wat het niet kent en dan is het met de populairiteit van de keuken gedaan. Daarom gebruike men ook nooit minder waardige voedingsmiddelen, waartoe ten plattelande de verleiding vaak zoo groot is (goedkoop vleesch en vet van de zooge naamde noodslachters e.d.), terwijl ook de zindelijkheid van keuken en personeel boven alle verdenking hooren te staan. Zij achten het hoogtepunt van Hplland's kuituur in dien tijd van voor dertig jaar be reikt, en zien nu niet anders dan een droe vige neergang in 't verschiet. Men moet er zich oover verwonderen dat die decadente nabloei van 1880, die zich toch verbeeldt internationaal en mondiaal te zijn, niet ziet dat die aestétische beweeging bij de meeste cultuurvolken voorkwam, als een doodloopende.want onethische zijstroom van de machtige menschheids-conversie. Nu, in den oorlogstijd, beteekenen die verfijnings-excessen, die gezocht-mooie woord-kunstenarijen niets meer, de eenigste kunst die er nu zijn mag, moet zijn een voudig, massief en helder, geheel en al ver vuld van en gedragen door het moreele, het ethische, leevenskunst en leevensleer, zuivere deugd en goede handeling. Want het waarlijk groote en duurzame is op komst, en al onze expressie wordt vereischt om het aan te kondigen en tot wer kelijkheid te maken. Er zfjn op dit moment kernen in vorming, waarbij de literair-artistieke kern van 1880 als een vóór-lichtje wegzinkt, kernen van toekomstige helderheid en straling, die alle hoeken der aarde zullen verlichten. Zoo is het in natuurweetenschap, in wijs begeerte, in zelfbeeinning, in artistiekexpressief vermoogen, in sociale handeling, in geestelijke verheffing en liefdevolle aan eensluiting. In dit alles zijn geweldige wer kingen aanstaande, en voor den ziener zijn hun aanvangsstadiën reeds merkbaar. Dat is oneindig veel grooter geluk en hooger schoon, dan de Hollandsche beweeging van 1880 ooit heeft kunnen baren. Wat ik nu om mij zie en ondervind ooverschaduwt de valsche glorie van dat tijdperk gansch. Voor wie dit ziet, zijn de wisselingen van den krijg ook niet meer zoo onbegrij pelijk en hoopeloos. De geestelijke voort gang blijft gestadig en onverstoorbaar aanhouden. Daartoe kan het zelfs gewensch't zijn om het publiek af en toe een kijkje in de keuken en desnoods in de potten en pannen te gunnen. Het wekelijksche menu omvat de zes werkdagen; op Zondag wordt niet gekookt. Het wordt steeds tijdig door aanplakken aan de distributieplaatsen en per advertentie bekend gemaakt. Momenteel is de stand van zaken zoo, dat voor de keuken werken 2 kooksters, 2 helpsters, 2 schilsters en l knecht, gezamelijk een loon ontvangend van f 35.?per week benevens de kost (de knecht werk slechts eenige uren mede.) De administratie wordt door n der leden geheel gratis behartigd evenals trouwens all» verdere diensten van toezicht, distri butie, verkoop van bons enz.: gratis ge schieden. Afgeleverd werden op vier distriebutieplaatsen elk circa 100 porties a \2K cent per portie van l Liter soep of 0.8 Liter stampot, met steeds stijgende aanvraag. Elke distributieplaats heeft eigen bonver koop in een winkel In de nabijheid, welke bons den vorigen dag tot 's avonds 8 uur verkrijgbaar zijn. Dan ontvangen de verschillende scholen 260 porties per dag, wat dus een totaal van ongeveer 650 porties per dag maakt. Aan voedingsmiddelen zijn hiervoor voor een dag stamppot noodig pi. m. 550 K.G. aardappelen, pl.m. 150 K G. groente, 16 K.G. vleesch, 30 K.G. vet enz., 10 K.G. magere kaas (bevat 2 K.G. vet), terwijl aan gas per portie ongeveer % cent verbruikt wordt bij een (uitzonderings)-gasprijs van 10 et. per M3. Een berekening leert.dat voor een kostenden prijs van 12Vs cent per portie de stamppot dus nauwelijks rendeert, echter leveren de dagen waarop soep wordt verstrekt een dusdanig voordeelig saldo, dat de rekening bij dezen prijs ten naastenbij uitkomt. Ten slotte zij nog opgemerkt, dat de schoolvoeding, die zoo belangrijk tot het welslagen der keuken, kan medewerken, geheel in particuliere handen is en geheel los staat van de commissie voor de keuken. Dit is noodzakelijk omdat de keuken, en met name op een dorp, geheel buiten alle partij-geharrewar moet staan. Daarom staat de keuken op een dorp m.i. ook beter los van het gemeentebestuur, zooals in Bodegraven, alleen verleene dit laatste, indien noodig, eenige steun, bijvoor beeld door verleening van de oprichtings kosten. De keuken op een dorp moet er echter naar streven de dagelijksche onkosten zelf te kunnen dekken, dan valt ook alle idee van philantropie weg, wat juist bij velen esn bezwaar kan zijn om eten van de keuken te betrekken. Voorwaarden om hiertoe te geraken zijn echter: uiterste zuinigheid bi/ aanleg en bedrijf met vermijdin g van alles wat niet strikt noodig is; gratis hulp door allen, die bij administratie, leiding, distributie enz. betrokken zijn; goed toezicht op bedrijf en personeel door iemand, die hart heeft voor de zaak, aan gezien die heel wat tijd en moeite vereischt; steeds voeling houden met het publiek en aan billijke vedangens zooveel mogelijk tegemoet komen; groote zorg voor de smakelijkheid van het voedsel; en last but not least groote medewerking van het distributiebedryf van de gemeente. Zijn al deze factoren vervuld, dan zal in elke kleine gemeente de Centrale Keuken" evengoed slagen als te Bodegraven. Bodegraven, Nov. 1917. H. C. VALKEMA BLOUW, Arts Het Kleine Vlammetje" Een nieuwe moraal onder de volken In zijn artikel in het voorgaande nummer ziet Prof. v. Hamel den huldigen Europeeschen toestand onder oogen, en hoe pessi mistisch dit hem ook moge stemmen, meent ItllMIIHIIIIMIlim Ja, de vreede is nog vér. Maar wie kan het anders verwachten, die inziet dat een sterke groep de pruissische autokratie vecht voor haar bestaan? Zulk een groep bezwijkt niet zoo spoedig. Ze behalen nu schijnbaar overwinningen in 't oosten en 't zuiden. Maar dat zijn fysieke, geweldda dige triomfen, die den loop der geestelijke gebeurtenissen ook geen moment vertragen. Is het dan soms toeval, dat juist die beide volken zoo deerlijk geslagen werden, waar van men zeggen kon, dat ze op verraderlijke wijze zich in den strijd mengden ? Men kan daarlaten of dit werkelijk zoo is, maar zeeker is het, dat het Duitsche volk dit gelooft, en daarom met volle geestdrift tegen Italiëen Roemenie ten oorlog ging, En zoolang men den Duitschen soldaten kan beduiden terecht of ten onrechte dat hun zaak gerecht Is, zullen ze dóórvechten, maar langer ook niet. Beteekent dit nu niet volkoomen duidelijk, dat de geestelijke waarden in deezen krijg niet verslagen zijn? Geen Hindenburg kan het Duitsche leeger voorwaarts krijgen, als hij hen niet een waardig doel en waardig motief weet op te dringen. En zal hij dat kunnen, teegenover het revolutionnaire Rus land, het democratische Amerika? Het mooge in Rusland thans een hoopelooze warboel gelijken, n ding staat vast, dat het voik niet minder revolutie, maar mér revolutie verlangt, en dat er van herleeving der autokratie geen sprake is. Men vreest alleen voor een Napoleon, een autokratisch dwingeland, en men vertrouwt er op, de revolutionaire idee ook in het duitsche leeger te kunnen doen ppleeven. Is dit zoo onwaarschijnlijk? Is een revo lutionaire invloed van Rusland niet beeter denkbaar dan een verbintenis tusschen oude reactionairen als Hindenburg en von Hertling met dweepers als Lenin ? Zelfs al zijn het alles door Duitsch geld gesteunde kuiperijen dan nog zullen de hij, dat het kleine vlam met je nog brandend is gebleven onder ons volk. Dit wil ik hem niet betwisten, maar wel meen ik, dat het vlammetje, dat hij zegt waar te nemen, niet zichtbaar is aan de oppervlakte van ons volksbestaan, en dit staat er mee gelijk alsof het niet bestond. Waar in ons land hoort ge ooit getuigen van een meening, die ge zoudt kunnen vergelijken met het vlammetje van moed, overtuiging, onverschrokkenheid in het dienen van een ideaal ? Waar ziet ge in onze politiek een standpunt innemen, dat voortkomt uit «en hooger moraal dar,',aveeren en kleurloos zijn. Niet, .^sat i!c aan de latente aanwezigheid t e'er aangehaalde eigenschappen in ons volk twtf.fc?.', al toont het thans meer neiging ze te*villen koppelen aan het vasthouden van stoffelijke belangen en aan de zucht om ongemoeid te worden gelaten. Dit is echter in zekeren zin het tegengestelde van wat ik hierboven omschreef en getuigt dienovereenkomstig eerder van gebrek aan moed. Juist nu de wolken zich donker opstapelen boven de toekomst van de vrijheid in Europa, mag men van een land als Holland meer verwachten dan dat zij zich alleen richt op het angstig vast houden van stoffelijke belangen. Weinigen zullen ontkennen, dat de Europeesche strijd daar thuns om gaat. Volks bewustzijn en fegeering zijn verlamd door zich blind te staren op het stoffelijk welzijn van ons volk. Men voere hier niet tegen, dat het idealisme van geen der oorlogvoe rende partijen veel hooger staat en eigenlijk zijn oorsprong "vindt in materialistische be langen, in den vorm gehuld van noodzaak. De een heeft den oorlog ontketend, de ander moet zich verdedigen. Geen land is ten strijde getrokken om alleen geestelijke be langen, en geen land vermag dat beginsel van geestelijke vrijheid in te nemen, waar de beide machten om vechten. Waar het, zooals president Wllson en menig ander idealist uit belde kampen heeft uiteengezet, gaat om vrijheid, daar is het duidelijk, dat bijv. Engeland naar buiten vecht voor een doel, dat het naar binnen niet wil en durft verwezenlijken, dat het naar buiten als ideaal een leus stelt, waar het thuis achterlijk in is. Zoo ook Amerika. Geen der Ententelanden is in staat den toon aan te slaan die de nieuwe vrijheid, het algemeen gevoelde oorlogsdoel, zal brengen. Toch blijft waar, dat moge de strijd dan niet gelijk staan met het worden va» dit doel, het vachten thans gaat om een be slissende hinderpaal op te ruimen of te bestendigen, die deze vrijheid in den weg staat. Een vrijheid, die zich eerst en meest voordoet als een vrijheid der rassen, doch waar het geheele begrip vaa vrijheid achter staat zoowel die der klassen als die tusschen man en vrouw, om zich in een nieuwe menschelijke groepeering te ordenen tot de machten van een nieuwe idëeelere bescha ving. Dit is het meest gewichtige punt, dat zich naar voren dringt in het hedendaagsche wereldeonflict. Dit is het kernpunt van de strijd om ons heen evenals van de beteekenis onzer tijd; hier is en vecht men voor of tegen. Hoewel ook de Centralen van der gelijke leuzen reppen, vechten zij er tegen als een kudde-volk, machtig gegroepeerd om de ijzeren vuist, die hen leidt en misleidt. De onderlinge strijdpunten hebben dus behalve een internationaal ook een nationaal karakter, en dit is logisch want hoe kan men een ander wat geven of opdringen, wat men zelf niet heeft. Het is deze men schelijke fout van een ander te willen ver beteren, waar men in eigen boezem het kwaad niet durft uit te roeien, die de vol keren strijdende houdt. Hiermee doet de vraag zich voor ons land voor of het niet dezelfde fout is, die ons land zoo karakterloos doet zijn in onze politiek van economisch laveeren en van verlamming van de vrijheid van denken, welke in ons land sedert de oorlog is afge schaft met een instinctieve eensgezindheid in het negeeren van ieder hooger stand punt. Hoe anders te verklaren dat drie j-aren wereldoorlog om een belang, die de heek menschheid, dus ook ons meer aan gaat, dan alle andere vragen van leven en dood, ons niet gebracht hebben tot het uitspreken van het inzicht, dat alle onmenschelijke verschrikkingen van een oorlog ten spijt, deze voor de toekomst van een volk, niet opwegen tegen het verzaken van partij kiezen en strijden, waar een geestelijk belang zulks gebiedt ? Wrj zijn hiermee dus niet op den goeden weg om het vlammetje brandend te houden. Twee dingen ontbreken hiervoor, twee essentieele dingen voor een volksbestaan, l o. het aanstookers zelfs de bittere nasmaak proe ven van dat gif, waarmee ze de tweedracht deeden ontkiemen. Want steeds weer hoort men de leuzen: Vrijheid, Democratie, zelf-beschikking der volken, geen annexaties, geen schattingen, geen gewelddadige overheersching. Deeze geestelijke waarden worden ooveral erkend. Die munt wordt ooveral aangenoomen. Natuurlijk kan ze vervalscht worden en wordt ze dat telkens weer. Maar het helpt niet, de ondergaande gtoep die aan Satans zijde staat, moet toch met die heemelsche munt betalen, en het valsche goud zal eindelijk wel door de meenigte van het volwigtige worden onderkend. Een van beiden, of de Duitsche macht hebbers spreeken waarheid en meenen het oprecht met hun vrijheid en democratisee ring en dan moeten ze ook meedoen aan den grooten omkeer, die vroeg of laat hun eigen macht vervangen en vernietigen zal of ze liegen om het volk voor hun zeege wagen te spannen, en dan zijn ze verlooren zoodra hun bedrog aan 't licht komt, wat niet uit kan blijven. Want wat is hun macht zonder de ge hoorzaamheid van het volk ? Men ziet in de bewondering voor hun krijgstriomfen voorbij, welk een ooverweegende rol de volksgezindheid in hun macht speelt. Ze kunnen] een gehoorzaam volk goed ten oorlog organiseeren, maar kunnen zij dat volk ook gehoorzaam houden ? Zij, die zich zulke achterlijke en onbeholpen menschenkenners hebben getoond in hun diplomatie, en in hun ruuwe oorlogs methoden ? Maar ook aan de Entente-zijde blijven de geestelijke machten die een schooner toe komst voorbereiden, aan de winnende hand. De beproeving van Italiëmaakt er de saamhoorigheid sterker en de oovermoed en winzucht zwakker. Het zoo winzuchtig ARME, ARME POSTHUMA! Als we zitten zonder kolen, Als er fietsen zijn gestolen, Als ze met ons voedsel knoeien, Als de hooikist niet wil broeien, Als de schoorsteen niet wil trekken, Als de vulpenhouders lekken, Als we van de kou bevriezen, Als de Duitschers niet verliezen, Als de eksteroogen steken, Als de lucifers ontbreken, Als we bier van hakstroo drinken En met fosco moeten klinken, Als de treinen niet meer rijden, Als de kippen honger lijden, Als de ontevreden boeren Koren aan de koeien voeren, Als de grachten leelijk ruiken, Als de bakkers krijt gebruiken, Als de klokken achter gaan, Heeft dat Posthuma gedaan/ Als je jas is meegenomen, Als de vrede niet wil komen, Is dat Posthuma zijn schuld Met zijn engelen-geduld. Als de Franschen op ons schelden Moet dat Posthuma vergelden. Als de eieren niet smaken, Als de Burgemeesters staken, Als de oliebronnen" dalen, Als de Kussen" niet betalen, Roepen we elkander na: Die verdraaide Posthuma! Als we op een houije bijten, Als ze ons met bommen smijten, Als er druk, wordt ingebroken, Als we soep van blaren koken, Als de lamp niet branden kan Dan is Posthuma de man. Nergens hoort men 'n hoera Voor dien armen Posthuma. J. H. SPEENHOFF IWIIIMimillllllllllllllllllllllllllllllllllMHIIIIIIIIIIIIIIillMlllllllfMIIIIIItll H. VAN DOOREN & Cie. DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT lAMEHDEBEN en BONTWERKEN iitMijiitiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiimiiiimiitiiii hebben van een ideaal, 2o. de geest om voor dat ideaal zich alle opofferingen te kunnen getroosten en blijmoedig te kunnen sterven.- Zonder dit laatste is het l o. niet mogelijk; wanneer in een volk de geest niet wakker wordt, dat het erger is een ideaal te missen of te verloochenen, dan er voor te willen sterven, dan behoeft zij zich ook geen moeite ie geven er een ideaal op na te houden, een ideaal bestaat niet zonder dat. Opdat het vlammetje dus brandt in Hol land, moet eerst deze geest over ons volk waardig, worden. Men moet voor zijn overtuiging willen staan. Samen hiermee gaat de inwendige bevrij ding van sleur en achterlijke werkwijze in regeering- en staats-stelsel. Waar in dezen zin het streven van den Economischen Bond en de Atgemeene Staatspartij al valt toe te juichen, is nog meer noodzakelijk dat hier naast of hierboven een partij kome met als doel volksspyche en volksbewustzijn wakker te schudden uit hare verdooving om tot een volks-normaal te komen, gebaseerd op de aloude wetten van normaal, die leiden tot verloochening van het kleine, het persoon lijke, en tot een krachtig regenareerend volksbestaan. Maar geen een volk heeft zulks gedaan of is hiertoe bereid, is de redelijke tegenwerping hierop te maken. Juist, en daarom ziet het er zoo donker uit en dreigt de visie van prof. v. Hamel als een booze werkelrjkkeid boven Europa. Het oogenblik is daar, juist nu, nu de donkere wolken zich hoog opstapelen boven de toekomst van Europa en van de mensch heid, nu, geen der volkeren het woord ver mag te vinden, dat leidt tot een nieuwe beschaving van vrijheid der rassen, der klassen en tusschen man en vrouw. ArnhemH. P.v. TUYLL v. SEROOSKERKEN geheeten Amerikaansche volk bewijst dat het voor eedeier motieven tot de ongeloofelijkste offers bereid is. Engeland dat zooveel oude wandaden op zijn kerfstok heeft, voelt er nu de gevolgen van, door het wantrouwen van kleine naties die het nu waarschijnlijk geheel te goeder trouw zegt te willen helpen. Wee den wolf die in een kwaad gerucht staat, en nu als goede herdershond wil op treeden ! Het zou mij niet verwonderen als Engeland nu met leede oogen aanziet hoe Amerika haar meer en meer het stuur oover het Entente-schip uit handen neemt. En ook dat zou geheel liggen in den noodwendigen loop der groote gebeurtenissen. Geen volk toont aan de waereld beeter dan het .Amerikaansche de kracht van een wei-geordende democratie. Haar democratie is lang niet volmaakt, rnaar toch de beste op aarde in deezen tijd. Amerika toont dat zeer democratische instellingen toch niet, zooals in Rusland, behoeven te leiden tot anarchie en verzwakking. Dat een sterk gevoel van saamhoorigheid en orde kan samengaan met een groote nog al te groote persoonlijke vrijheid. Ia Amerika hebben wij Hollanders nog altijd te zien onze krachtigste beschermer en ons beste voorbeeld. Men heeft aan gindsche zijde van de Oceaan ons volk altijd geëerd en bemind. Niets zou ons meer schaden dan het verliezen van die achting en goede gezindheid. Het past ons Hollanders al heel slecht dien grooten vriend te ver denken of te beleedigen, door een hoogen toon en bittere verwijten. In den grooten omkeer zal Amerika de hoofdrol speciën, omdat het instaat voor de idealen der toe komst die ook de idealen zijn van de besten onder ons. FREDERIKVAN EEDEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl