De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 17 november pagina 5

17 november 1917 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

17 Nov. '17. No. 2108 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Herinneringen aan Rusland v Iets over Heffeesten en het Kretnlin. Tijdens mijn tweeden winter in Rusland verbaalt Miss Eagar, werd heel in 't begin van Januari het openingsbal in het Winter paleis gegeven. Er waren ruim 5000 gasten tegenwoordig en de feestzalen voerden hen als 't ware in een sprookjeswereld. De keizer lijke familie was nog in den rouw over Grootvorst George, 's Keizers jongeren broer, die om zijn longlijden hoofdzakelijk in de Caucasus woonde, waar zijn moeder en zusters hem afwisselend een tijdlang gezel schap hielden. Dat jaar was hun reis naar het Zuiden uitgesteld door de geboorte van de kleine Marie Anastasia, een dubbele teleur stelling > voor den Prins, zoowel om het sterke verlangen naar zijn vrouwelijke familieleden, dat hij vlak voor zijn dood nog in een brief uitsprak, als om het vervliegen van zijn vurige hoop, dat zijn broer ditmaal een zoon zou geboren worden, die hem (George) van den ondraaglijken last van het troonsopvolgerschap zou ontheffen. Den dag na den doop der kleine Marie voelde de Czarovitch zich zoo blzonder wel dat hij, tegen den raad van zijn kamerdienaar in, per flets uitging. Bij het afrijden van een heuvel viel hij plotseling neer, kreeg een bloedspuwing en stierf, in zijn laatste oogenblikken ge holpen door een oude boerin, die zijn hoofd in haar schoot liet rusten. Hij bracht de voorspelling, betreffende de Romanoffs in vervulling: dat geen van hen in bed zal sterven, een profetie waaraan de Russen groote waarde hechten, en die tot nu toe vrijwel is bewaarheid. Na deze afwijking keeren we tot het hofbal terug, waar de vrouwelijke leden der Keizerlijke familie om den rouw over den Czarovitch in mauve of wit verschenen. Het bal werd geopend met een polonaise, waarbij de opperceremonlemeester, achter waarts loopende, een weg baande door al de gasten. Op hem volgde eerst de oudste hofdame, Prinses Galitzin, daarna, statig en langzaam, de Czaar en Czarina, de Grootvorsten en Grootvorstinnen. Na de officieeele polonaise begon het eigenlijke dansen en onderhielden de Keizer en zijn gemalin zich zooveel mogelijk met verschillende gasten. De zalen waar gesoupeerd zou worden, waren in tuinen omgetooverd. Palmgroepen, bloeiende seringenstruiken en gouden regens vormden dichte, bekoorlijke boschjes op kleine gazons, waaruit crocussen, narcissen en andere bloeiende bollen te voorschijn kwamen. Paden, met bruingrijze loopers be legd, om zoo natuurlijk mogelijk zand na te bootsen, slingerden zich in allerlei rich tingen door de zalen, electrische lichtjes hingen in palmen en heesters, waartusschen overal tafeltjes en stoelen waren neergezet die iet gezelligheid uitlokten. Dat de consumptie bij dergelijke feesten enorm is, en de Petersburgsche leveranciers ten %oede komt, laat zich denken. Een kijkje in de keukens, waar om slechts iets te noemen 2000 bossen asperges gekookt werden, deed mij verbaasd staan, en nog niet zoozeer over de ongelooflijke massa's soepvleesch, gevogelte, gebak, vruchten, wijn, ijs, enz, enz., als wel over het gehalte van de personen die ik er aantrof. Behalve eenige eigenaars van hotels en restaurants, liepen er verscheiden graven en baronnen rond, die met den chef-kok onderhandelden over de restanten van al die heerlijkheden. De chef ontving zooveel per gast, zorgde voor alles en stak zooveel van 's keizersgeld in zijn zak als hij gevoeglijk doen ko». Er werden elk jaar vijf a zes van die kolos sale bals gegeven; verder verschillende groote diners en tweemaal per week een voorstel ling in den Paleisschouwburg: een opera of een tooneelstuk, altijd gevolgd door een souper. De Keizer heeft een eigen tooneelen operagezelschap met ballet. Den 6den Januari had de plechtigheid plaats van het zegenen der wateren. Na een mis in het Winterpaleis, waarbij groot gala was voorgeschreven, wandelden de priesters in vol ornaat, gevolgd door den Keizer, de Grootvorsten en allerlei hooge personages aan de hoven verbonden, naar een paviljoen dat boven de rivier was opBEGROOTINGSDEBAT De algemeene beschouwingen zijn als een verlanglijstje. Sommige van de desiderata komen ieder jaar weer opnieuw de aandacht vragen, andere verdwijnen voor een paar keer en komen opeens weer opduiken, nog andere vertoonen zich een enkele maal in een helder licht, om dan voorgoed te ver dwijnen, net als een nieuwe ster aan den hemel, die een paar weken boven alles uit blinkt en dan nooit meer terugkomt. Welk lot nu beschoren is aan den wensch van den heer Kleerekoper, om Artis in Amster dam te brengen", zou ik niet durven voor spellen, 't Is te wenschen, dat er iets van komt, al is het dan ook in een eenigszins gewijzigden vorm. Het zou zeer ongewenscht zijn, om van Artis een gemeentezaak te maken, daar staat die instelling veel te hoog voor. Artis is geen dierentuin, maar een Koninklijk Zoölogisch Genootschap, dat zijn taak, de beoefening van de dierkunde op velerlei wijze vervult en die nog veel beter en veel ruimer zou kunnen vervullen, indien de Amsterdammers en andere Nederlanders wat beter voelden, hoe goed het is, om zoo'n instelling te steunen door schenkingen of door toe te treden als lid. De jaarlijksche contributie is laag genoeg gesteld, vooral voor d« buitenleden. Ook staan voor schoolkinderen, voor studeerenden en voor het groote publiek de hekken al heel wijd open ? n als de burgemeester, zooals hij beloofd heeft, nu eens met het Bestuur en Directie gaat praten, dan komen er wel licht nog wel een paar extra dubbeltjes- of gericht en vanwaar de plechtige zegening geschiedde. Nadat er een bijt in het ijs was gehakt, liet een der geestelijken hier een kruis in zakken en sprak den zegen uit. Daarna begaven de priesters zich onder de ontzet tende menschenmenigte, die ze met een in 't heilige water gedompeiden kwast bespren kelden. Een bakvol va» het rivierwater werd dan naar het paleis gedragen, in speciaal daar voor bestemde glazen neergezet en na veel gebeden en zegeningen door de geloovigen gedronken. Vroeger plachten veel arme menschen, zoodra de bijt gehakt was, in de opening te springen en dan in stijf bevroren kleeren, de bewijzen hunner heiligheid, langs de deuren te bedelen. Nadat echter een paar van die pseudo-martelaren verdronken, en er allerlei misbruiken ingeslopen waren, maakten de autoriteiten aan die indompelingen een einde. "De dames gingen vroeger ook in den stoet mee naar het paviljoen, maar daar bloote halzen en armen niet zeer bevorderlijk waren voor de gezondheid bij een temperatuur van twintig of meer graden Fahrenhelt onder het vriespunt, werd ook dit gebruik afge schaft. Toen de Paaschtijd weer aanbrak gingen we naar het .heilige" Moskou de oude Czarenstad, met haar zeven maal zeven kerken, waar we logeerden in het paleis het historische Kremlin, de citadel, die door een muur wordt ingesloten met vijf poorten, wier tien groen geworden koperen torentjes een schilderachtig effect maken. Dit versterkte stadsdeel omvat 32 kerken binnen zijn muren; in n er van is het huwelijk van den Czaar ingezegend; in een andere werd mij de plek aangewezen, waar Ivan de Verschrikkelijke, buiten het gewijde gedeelte der kerk, met de drie laatste van zijn zes vrouwen den dienst mocht bijwo nen. De Grieksche Kerk staat niet meer dan drie huwelijken toe. Een der belangrijkste kerken, de Iwan Weliki heeft een bekende klokkentoren van 82 M. hoogte; aan den voet hiervan lag vroeger in een geweldigen kuil de oude klok die naar beneden stortte, 65,000 K. G. woog en nu op een voetstuk er naast is opgesteld. Moskou is een karakteristieke stad. Voor een groot deel modern opgebouwd na de verwoesting door de Franschen, heeft het toch nog veel van zijn geschiedkundige schoonheid behouden. Het Kremlin, dat Na poleon te vergeefs trachtte te doen sprin gen (hij bracht het slechts betrekkelijk ge ringe schade toe), behoort tot de oudste stadsdeelen uit de 12de eeuw. Zich ver heffend op de hoogten aan den Moskwa, is het meer dan een uur in omtrek en omvat het een interessant mengelmoes van Oostersche pracht en armelijke Kalmuksche hutten. Behalve al de kerken omsluiten zijn muren twee paleizen; het oude Czarenpaleis en het prachtige nieuwe, dat pas sedert 1850 vol tooid is; verder het senaatsgebouw, het tuighuis (een museum) een paar kloosters enz. enz. De half Aziatische, half Europeesche weelde, die de Russische edelen aan den dag leggen wanneer ze met hun talrijk dienstper soneel de wintermaanden in Moskou door brengen, en de stad zoodoende tijdelijk meer bevolken, grenst aan het fabelachtige. Bijna alle aanzienlijke Russische geslachten bezitten een palels in de oude Czarenstad, aan welke residentie velen de voorkeur geven boven Petersburg, waar ze gevaar loopen dóór den glans van het hof in de schaduw te worden gesteld. In de groote zaal van het Paleis staat een troon, die geheel met hermelijn gedrapeerd is. De wanden dier zaal zijn versierd met fresco's, voor 't meerendeel bijbelsche on derwerpen voorstellende, o.a. de geschie denis van Jozef en zijn broeders, gekleed als Russische boeren met lange kielen en kaplaarzen. Potifars huisvrouw heeft een helblauwe japon aan, waar een witte damesrok onderuit komt. Volgens de Russische opvatting schijnt ze een crinoline, hoogge hakte laarsjes en witte kousen gedragen te hebben. De kinderen Israëls trokken, naar een andere muurschildering te oordeelen, ook in Russisch costuum door de woestijn. Heel boven in deze troonzaal, en zóó ver scholen dat men het van beneden niet on derscheiden kan, is een raampje aangebracht, waardoor in vroeger eeuwen de in afzon dering levende vrouwen op het feestgewoel mochten neerzien. De arme Grootvorstinnetjes, van alles buitengesloten, konden zoo een kijkje nemen van hun toekomstige echtgenooten, De kamers waarin die dochters iiiiiiniiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiii kwartjesdagen bij. En verder wensche men dat Artls voortga met zich te ontwikkelen zooals het zich in de laatste kwarteeuw met steeds nieuwe en jonge kracht heeft ontwikkeld. Echter blijft de klacht bestaan: er is in Amsterdam voor de jeugd en voor de men schen, die eens een vrijen dag of wat vrijen tijd hebben, buitenshuis niet genoeg te doen of te zien; voor een stad van bijna zevenhonderdduizend inwoners zijn onze parken en plantsoenen niet talrijk genoeg, te klein en te weinig interessant. Dertig, veertig jaar geleden was dat heel wat beter, toen was de stad half zoo groot als nu en begon de natuur al eventjes buiten de oude poorten. Het Vondelpark lag toen in de vrije natuur en heeft in de eerste dertig jaren van zijn bestaan een rijke wereld van vogels en in secten tot zich kunnen trekken, om daarna, toen het rondom bebouwd werd, gaandeweg te verarmen. Ook stond de Plantage toen in gemeenschap met de buitenwereld door boschjes en tuinen waar nu de straten zijn van Z.Z. de Indische buurt en de Transvaalbuurt. De Ringdijk was heelemaal echt bulten en de oevers van het Nieuwe Diep waren een moerassig woud en voor de studenten van Prof. Oudemans een even belangrijk terrein als thans de plassen van Ankeveen en Kortenhoef voor de alumni van De Vries en Stomps. Ook in andere opzichten was Amsterdam destijds interessanter dan tegenwoordig. We kregen toen gemakkelijker te zien, dat het een zeehaven is, we bewogen ons ongestoord langs de handelsterreinen, schip op en schip af. Daar is tegenwoordig geen denken aan en er zijn ook wel goede redenen voor, maar dat neemt niet weg, dat het opgroeiend geslacht en de wandelaar in het algemeen tegenwoordig in onze goede stad minder te zien krijgen dan voorheen. Daar is wel van allerhand nieuws binnenshuis voor in de plaats gekomen, musea, theaters, birscopen De Mode in den Vreemde Teekening voor de Amsterdammer" van Hanna Lamberts iiiiiimiiiiiiiHii H.L. Peignoir a la Sultane ntiMliNHiiimirHiinnitimiiiiiiiiiti van Keizerlijken huize moesten leven, zijn te bezichtigen; met hun kleine raampjes hoog in den muur, maken ze een kalen, hollen, naargeestigcn indruk. Hier brachten de be klagenswaardige jonge schepsels de einde loos eentonige dagen met fijn borduurwerk door. In verschillende kerken en paleizen wordt de aandacht der bezoekers nog ge vestigd op hun kunstig naaldwerk, dat in onze moderne oogen dikwijls weinig smaak verraadt, maar diep medelijden wekt voor zooveel droevig tijddoodenden arbeid. Onder de merkwaardigheden van het Kremlio beslaat het museum een groote plaats. Hier wordt o.a. als een blijvend staaltje van haar gtof karakter de kroon van Catharina de Groote bewaard, waaruit ze al de juweelen liet nemen om er eem parure van te laten maken. Tusschen de interessante verzameling oude hofrfltuigen staat ook de reiswagen van deze Keizerin, een wonder lijk voertuig, langer dan een tramwageu, met een smalle tafel er midden doorheen. 't Kwam mij voor dat de reusachtige staatsiekoetsen in de meeste Moskousche straten niet hadden kunnen draaien. Gedurende de zeöjaar die ik aan 't Rus sische Hof doorbracht, trof het mij hoe 'n bijgeloovige vereering de, .Rus voor zijn keizerlijke familie gevoelt, een vereering die zich telkens tegenover de kinderen uitte. Op een keer dat de kleine meisjes (we logeerden in het zomerpaleis te Livadia bij Yalta in de Krim), met wollen broekjes en strandschoentjes gewapend, in het lauwwarme water mochten loopen om steentjes te zoeken, kwamen we op den terugweg een jong officier tegen, die ons aansprak en vroeg wat de kinderen in hun hand hadden. De meisjes lieten hun vondst zien en vroegen of hij er wat van hebben wilde. Overgelukkig nam de jonge man van elk kind een steentje aan, en toen ik hem later weer ontmoette droeg hij ze in goud gevat aan zijn horlogeketting. Ik zou er voor geen schatten weer afstand van willen doen", zei hij. Toen ik bij een andere gelegenheid te Peterhof juist met de kinderen voor 't paleis in 't rijtuig stapte, kwam er een heer buiten adem aanloopen om hen te groeten. De Groot vorstinnetjes, heel vriendelijk van aard, begonnen dadelijk van allerlei te vertellen; Tatiana haalde een houten beestje voor den dag en zei dat hij het hebben mocht, 't Was eigenaardig om te zien met welk een blij gezicht de man het speelgoed aannam. Ik zit in groote moeilijkheden", zei hij tegen mij, en toen ik de kinderen in de en haast nog volksbibliotheken ook, maar daar hebben we heusch niet genoeg aan. Het denkbeeld, om een kijktuin voor de Amsterdammers aan te leggen, verdient der halve alle overweging. In de Uitbreiding Zuid is er zeker gelegenheid genoeg voor te vinden. Het behoeft geen dierentuin te zfln, maar er dient toch wel om gedacht te worden, dat verscheidede dieren er een plaatsje vinden. In sommige plaatsen van ons land is in deze richting reeds gewerkt en met bescheiden middelen heeft men wel aardige dingen verkregen ook. In de eerste plaats denk ik daarbij aan de hertekampen en eendenvijvers. En in het bijzonder aardig aangelegde park 1e Sneek, zag ik een wel verzorgde vollere van flinke afmetingen, waar allerlei gevleugelde vrienden blijkbaar een heel goed bestaan hadden, terwijl ze op goeden voet stonden met het publiek. Daar was onder anderen een oolijke spreeuw, die heel wat vreugde verschafte aan zijn Friesche vrienden. Nu kunnen wij dat in Zuid veel mooier en grootscher aanleggen en daar een park maken van hooge opvoedende waarde. Het moet maar eens schoolmeesterig opgevat worden, daar is in dit geval veel goeds vad te wachten. De ligging in het Zuiden en Westen van de stad maakt het mogelijk, dat we ook aan planten en boomen kunnen denken, die anders in den walm der huizen en fabrieken niet willen tieren. De omvangrijke vergravingen en ophoogingen die toch al in dat gebied moeten geschieden maken het mogelijk dat er in dat park ver scheidenheid kan worden bereikt van grondsoort en hoogte. Er behoeven geen heuvels aangelegd te worden, maar alleen wat zandplaten en kleiplaten van hoogstens twee meter boven het gewone niveau. Dergelijke vlakke buitjes komen in verschillende deelen van ons land reeds op natuurlijke wijze in het laagveenlandschap voor en maken meteen een bijzondere begroeiing mogelijk. Ook verte zag, dacht ik, als ik nog maar bijtijds voor 't paleis kon wezen om ze goeden dag te zeggen, zou mij dat stellig geluk brengen. Nu ik ze zelfs een handkus gegeven en iets van hen gekregen heb, zal er gauw licht in de duisternis komen. U begrijpt dat ik dat houten beestje tot aan mijn dood als iets kostbaars bewaar!" Toen ik hem een week later weer zag, kwam hQ naar me toe om mij te vertellen dat zijn gelukkig voorgevoel al bewaar heid was. De staaltjes van zooveel naïve aanhan kelijkheid en vereering lezende, rijst on willekeurig de vraag, of al die sinds eeuwen diep gewortelde liefde voor Vadertje" en zijn gezin zoo opeens door een revolutie uit de traag-trouwe Russische harten kan worden verdreven. G. E. iiniiiHiffiiniiiniiiiiiiintiiHitiiiiMHjiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Schraalhans keukenmeester en Schrielhans zedemeester Ja, het is maar zoo! Wij zuchten onder die beide heeren en alle gehaspel entegengesputter helpen ons geen zier; wij moeten aan hun heerschappij gelooven! Ik weet haast niet, wat het naarste is, dat Schraalhans baas is in de keuken, of dat Schriel hans ons heele leven op afschuwelijke wijze tyrannizeert. 't Zijn beide zulke onsympa thieke meesters en die van zoo ingrijpende beteekenis zijn voor ons physieke en voor ons spiritueele leven. Hoe ellendig is die zuinigheid in de keuken! De lekkere tand laten uittrekken is nog zoo verkeerd niet," zegt moeder de vrouw, en zij kan wel gelijk hebben, omdat wij zonder die tand zooveel gemakkelijker de ontbering van nu zullen dragen. Maar in 't algemeen beschouwd? Neen, leve de tijd van echt smakelijk eten, bereid met de beste ingrediënten in juist passende mate; de tijd van schoteltjes, die heugenis van heerlijkheid achterlieten, de tijd in n woord van overvloed in zake boter, melk en eieren l Dat is een overvloed, die niet schaadt, die evenmin nadeelig is voor ons geestelijk en lichamelijk welzijn als overvloed van gas en steenkool. Ik durf zelfs beweren, dat onze goede qualiteiten alleen kunnen gedijen in een atmosfeer, waarin wij over die zaken niet behoeven te peinzen en te tobben, omdat wij er niet schriel mee behoeven te zijn! E* nul Niet enkel schrielheid het parool voor den inwendige», ook voor den uitwendigen mensch en voor al, wat er om hem heen is! Schrielhans heeft het hoogste woord tegenwoordig. Hij is onze zedemeester, schudt ons ruw heen en weer en dreigt met allerlei afgrijselijkheden, als wij niet precies doen, zooals hij wil. O, die Schrielhans! HQ is een van die satanische machten, die het der arme menschheid zoo moeilijk maken, het hoofd boven water te houden. Ja, ik weet het wel, den oorlog zelven mee te maken zou v»el en veel erger zijn; de gru wel van de menschenvernietiging direct, met al wat er aan annex is, schreit nog luider ten hemel; maar is dit, die heer schappij van meester Schrielhans, ook niet een soort van menschenvernietiging? Denk eens, wat het voor de gulle, harte lijke naturen onder ons moet zijn, afgebrande lucifers weer te laten aangloeien, oud kran tenpapier hoog te vereeien, elk schepje cokes, dat de kachel ingaat, na te oogen met weemoedig verlangen l Wat een ellende, wat een verschrompeling van goade menschelijke qualiteiten, van gulheid en gast vrijheid en royaliteit! Zuinigheid werd ons in de jeugd aangeprezen; maar hieldt ge toch niet het meest van de niet-zuinige menschen? De krenterigen en schrielen voelen zich misschien thuis in deze dagen van misère, nu de omstandigheden allen in hun schuitje drijven. Laat ons hun dat genoegen gunnen; er valt overigens voor hen zoo weinig vreugde van de tafel des levens. Maar als het eenmaal vrede is, als de warme zon van geluk weer opgaat over de arme wereld, o, laat ons dan zoo gauw mogelijk onttronen die beide meesters, Schraalhans in de keuken en Schrielhans, den zedemeester. F. J. VAN UlLDRIKS iiimiiiiiiitiiimiii iliiiiiiiiiiliiiiiiimiiiiiiiiiiiiiliiHiiiiimiiiiiiiiiim St. Maartensdag Het was Zondag 11 November. Eenmeoie strakblauwe najaarslucht overspande het heelal en de natuur wekte mede op, tot vroolijke stemming onder de wandelaars. Wij waren dan op dien Zondag in Brabant, in 't hartje van Brabant, tusschen den Bosch en Eindhoven, in het meei landelijke gedeelte dier streek. Reeds den ganschen morgen hadden wij onze aandacht gewijd aan de pracht der natuur. De boschgezichten en heidevlakten met hun najaarsbruin rijk getooid en opgesierd door de witte berkenstammen en citroengele bladeren deden ons onwillekeurig stilstaan, om al de natuur weelde diep in ons op te nemen. Schitterend was de natuur op dien dag daar ter plaatse. We wandelden voort langs glashelder-vlietende beekjes, welks bodem, begroeid met de meest verscheiden sooit planten, welke zich daar in dat zilvernat ophouden, een verrukkelijk gezicht opleverden, tot we eindelijk te ruim twaalf uur, aan de kom eener gemeente aankwamen waar wij in het dorpsrestdurant het noenmaal gebruikten, Het was een echt gezellig binnenhuis, waar wij, bediend, door een ferme boeren dochter met een frisch blozend gelaat en een vriendelijk: Gen dag; soft weer wannie," een echt degelijk Brabantsch maal nuttig den. Na nog een sterke kop koffie gebruikt te hebben, gingen wij weder op stap. We moesten niet lang wachten, want om half zes wordt het reeds donker. Van stok en eenige «hocolade voorzien, dus op marsch. Overal landwegen en lanen, bosschen en heide, hier en daar boerenwoningen met stal en houtmijten. Langzaam werd het dampig over het veld, hier en daar zelfs wordt de mist zwaarder en eensklaps onderbroken door een ongewonen vuurgloed. Héwat eigenaardig! Ziet, meer dere vlammen, hier, daar, ginds, kijk op elk boerenerf n of meerdere vuren. Daarbij klinkt nog een kinderzang! Wat mocht dat zijn? Hoort! We treden nader om te luisteren naar wat die knapen en meisjes in rondedans om dat vuur zingen. Het vuur werd gevoed met sprokkelhout en aardap pelloof, wat vanzelf, behalve meters hooge vlammen, ook zware rookwolken omhoog deed steigen. We hoorden htt volgende liedje : Vandaag is het St. Maarten Morgen is het St. Crue. We komen uit goede harte Elk jaar eens terug Een houtje of een turfke In St. Maartens kurfke Hout, hout St. Maartenshout Morgen is het bitterkoud, Nog lang en meerdere malen hoorden wij dit vers herhalen, tot het geheel duister werd, De frissche avond maakte dan ook aan dit vreedzaam geÊruik een eind en dwong de jeugd naar binnen te gaan waar de avondboterham wachtte. Ook wij gingen huiswaarts. Onder het genot van een warme dronk en een pittige sigaar zat ik weldra in de gezellige huis kamer deze herinneringen van den dag neer te schrijven. Nog lang zal die Brabantsche St. Maarten mij in de gedachte blijven, die waarlijk genetvolle, landelijke rustdag be leeft bij die gulle Brabantsche lieden! Leve het mooie Brabant! J. VAN DE POEL Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden Koninginneweg 93, Haarlem. iiitttitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitniiiiiuiiiiiiiiiliiiiituiHiiuiitiiiiiii TER WEE THEE ZAA.NDAM erzame/t de J2. gekleurde foto's in het Qlbum .DE WATERSNOOD"I916 75 ets l diende erom gedacht te worden, dat het Park in ruime open gemeenschap blijft met de vrije natuur, dan krijgt het vanzelf reeds een natuurlijke bevolking van vogels en insecten. Het zou dan zaak zijn, in de eerste plaats in dat park zooveel mogelijk de Nederlandsche landschappen te doen vertegen woordigen: vijvers begroeid met al onze water- en oeverplanten en langs hun boorden gestoffeerd met boschjes van elzen, esschen, wilgen en al de planten waardoor die in den regel vergezeld zijn. Ook moeten wij er een veentje hebben, dat gemakkelijk bekeken kan worden en dan moet de tuinarchitect er maar niet tegen op zien om wat met beton te werken tarwille van het vasthouden van water en voor de gelegenheid van 't bekijken. Dat kan veel beter slagen dan het veentje in den Hortus, dat door zijn ligging midden in de stad te veel te lijden heeft van onzuivere lucht. Het zou ongelooflijk mooi kunnen worden. Op de verhoogingen komen de eigenlijke boschstukken, naaldhout, beuken eiken en ge kunt u op de verschillende buitens en boerenplaatsen langs den Amstel ervan over tuigen, dat met een weinig inspanning die boschpartflen best kunnen worden aangelegd. Daar komt dan natuurlijk een hertekamp in en vogelasylen liggen door het geheele ge bied verspreid. Ook is er heelemaal niets tegen om in dat hooge gedeelte een stuk te wijden aan de planten van Zuid-Limburg en den Achterhoek. Met vijfentwintig wagons kalksteen van allerlei soort is al heel wat te bereiken. Mijn tuinarchitect zal zeggen: wat heb ik aan al die pedanterie" maar ik antwoord, dat ik vertrouwen genoeg in hem heb, om aan te nemen, dat hij om onder de bezieling van het aardige van al die wetens waardigheden ook nog heel bevredigende dingen te zien zal geven op het gebied van stijl en schoonheid. Hij kan het licht zoo mooi maken als de rotsrand in de buurt van het Vredespaleis te 's-Gravenhage. En met Limburgschen steen kun je veel aardiger werken dan met de roode lavasteen, die men veelal voor rotspartijen gebruikt. Over die Nederlandsche landschappen zou nog veel te zeggen zijn, maar we hebben nog meer noodig, daarem moet het Park dan ook heel groot worden. In een bijzonder omheind gedeelte moeten we het een en ander te zien kunnen krijgen van onze land en tuinbouwgewassen en de grens van de mogelijkheid mag niet al te eng woorden getrokken. Men beseffe steeds, dat het hier gaat om belangstelling en waardeering bij het publiek jte wekken en die gaande te houden. Daarvoor moet ook alles zoo ge schikt worden dat het gemakkelijk is te overzien en moeten duidelijke naamborden zooveel mogelijk voorlichting geven. Ge kunt er ook van op aan, dat de School met geest drift van dit en dergelijke parktuinen ge bruik zal maken. Ook mogen wij ons niet tot Nederland beperken, daarvoor zijn er al vanzelf te veel uitheemsche schoonheden in onze tuinen vertegenwoordigd. Maar ook hier zou ik weer pedant te werk willen gaan: een lage rotspartij gewijd aan planten van de Alpen, de Kaukasus, de Pyreneën en de Middellandsche Zee, een Japansch-Chineesch parkje, een tuin met Kapenaren en een met Canadeezen. Dozijnen van die soorten staan nu al in onze parken en plantsoenen, maar nie mand merkt ze op. Behoorlijk gegroepeerd en aangeduid, zullen ze zeker de belang stelling opwekken die ze verdienen en de voldoening schenken, die thans uitblijft. Men moet zijn eischen nooit te laag stel len: beter is beter. Misschien meent men dat dit allemaal veel te veel geld zal kos ten, maar mogen wij op geld zien, waar het een belang van honderdduizenden geldt? We hebben onze belastingpenningen wel geofferd voor dingen van minder allooi. J A C. P. T H IJ S S E J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl