Historisch Archief 1877-1940
17 Nov. '17. No. 2108
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Herinneringen aan Rusland
v
Iets over Heffeesten en het Kretnlin.
Tijdens mijn tweeden winter in Rusland
verbaalt Miss Eagar, werd heel in 't begin
van Januari het openingsbal in het Winter
paleis gegeven. Er waren ruim 5000 gasten
tegenwoordig en de feestzalen voerden hen
als 't ware in een sprookjeswereld. De keizer
lijke familie was nog in den rouw over
Grootvorst George, 's Keizers jongeren broer,
die om zijn longlijden hoofdzakelijk in de
Caucasus woonde, waar zijn moeder en
zusters hem afwisselend een tijdlang gezel
schap hielden. Dat jaar was hun reis naar
het Zuiden uitgesteld door de geboorte van
de kleine Marie Anastasia, een dubbele teleur
stelling > voor den Prins, zoowel om het sterke
verlangen naar zijn vrouwelijke familieleden,
dat hij vlak voor zijn dood nog in een
brief uitsprak, als om het vervliegen van
zijn vurige hoop, dat zijn broer ditmaal een
zoon zou geboren worden, die hem (George)
van den ondraaglijken last van het
troonsopvolgerschap zou ontheffen. Den dag na
den doop der kleine Marie voelde de
Czarovitch zich zoo blzonder wel dat hij, tegen
den raad van zijn kamerdienaar in, per flets
uitging. Bij het afrijden van een heuvel viel
hij plotseling neer, kreeg een bloedspuwing
en stierf, in zijn laatste oogenblikken ge
holpen door een oude boerin, die zijn hoofd
in haar schoot liet rusten. Hij bracht de
voorspelling, betreffende de Romanoffs in
vervulling: dat geen van hen in bed zal
sterven, een profetie waaraan de Russen
groote waarde hechten, en die tot nu toe
vrijwel is bewaarheid.
Na deze afwijking keeren we tot het
hofbal terug, waar de vrouwelijke leden
der Keizerlijke familie om den rouw over
den Czarovitch in mauve of wit verschenen.
Het bal werd geopend met een polonaise,
waarbij de opperceremonlemeester, achter
waarts loopende, een weg baande door al
de gasten. Op hem volgde eerst de oudste
hofdame, Prinses Galitzin, daarna, statig en
langzaam, de Czaar en Czarina, de
Grootvorsten en Grootvorstinnen. Na de officieeele
polonaise begon het eigenlijke dansen en
onderhielden de Keizer en zijn gemalin zich
zooveel mogelijk met verschillende gasten.
De zalen waar gesoupeerd zou worden,
waren in tuinen omgetooverd. Palmgroepen,
bloeiende seringenstruiken en gouden regens
vormden dichte, bekoorlijke boschjes op
kleine gazons, waaruit crocussen, narcissen
en andere bloeiende bollen te voorschijn
kwamen. Paden, met bruingrijze loopers be
legd, om zoo natuurlijk mogelijk zand na
te bootsen, slingerden zich in allerlei rich
tingen door de zalen, electrische lichtjes
hingen in palmen en heesters, waartusschen
overal tafeltjes en stoelen waren neergezet
die iet gezelligheid uitlokten.
Dat de consumptie bij dergelijke feesten
enorm is, en de Petersburgsche leveranciers
ten %oede komt, laat zich denken. Een kijkje
in de keukens, waar om slechts iets te
noemen 2000 bossen asperges gekookt
werden, deed mij verbaasd staan, en nog
niet zoozeer over de ongelooflijke massa's
soepvleesch, gevogelte, gebak, vruchten, wijn,
ijs, enz, enz., als wel over het gehalte van
de personen die ik er aantrof. Behalve eenige
eigenaars van hotels en restaurants, liepen
er verscheiden graven en baronnen rond,
die met den chef-kok onderhandelden over
de restanten van al die heerlijkheden. De
chef ontving zooveel per gast, zorgde voor
alles en stak zooveel van 's keizersgeld in
zijn zak als hij gevoeglijk doen ko».
Er werden elk jaar vijf a zes van die kolos
sale bals gegeven; verder verschillende groote
diners en tweemaal per week een voorstel
ling in den Paleisschouwburg: een opera
of een tooneelstuk, altijd gevolgd door een
souper. De Keizer heeft een eigen
tooneelen operagezelschap met ballet.
Den 6den Januari had de plechtigheid
plaats van het zegenen der wateren. Na
een mis in het Winterpaleis, waarbij groot
gala was voorgeschreven, wandelden de
priesters in vol ornaat, gevolgd door den
Keizer, de Grootvorsten en allerlei hooge
personages aan de hoven verbonden, naar
een paviljoen dat boven de rivier was
opBEGROOTINGSDEBAT
De algemeene beschouwingen zijn als een
verlanglijstje. Sommige van de desiderata
komen ieder jaar weer opnieuw de aandacht
vragen, andere verdwijnen voor een paar
keer en komen opeens weer opduiken, nog
andere vertoonen zich een enkele maal in
een helder licht, om dan voorgoed te ver
dwijnen, net als een nieuwe ster aan den
hemel, die een paar weken boven alles uit
blinkt en dan nooit meer terugkomt. Welk
lot nu beschoren is aan den wensch van
den heer Kleerekoper, om Artis in Amster
dam te brengen", zou ik niet durven voor
spellen, 't Is te wenschen, dat er iets van
komt, al is het dan ook in een eenigszins
gewijzigden vorm.
Het zou zeer ongewenscht zijn, om van
Artis een gemeentezaak te maken, daar staat
die instelling veel te hoog voor. Artis is geen
dierentuin, maar een Koninklijk Zoölogisch
Genootschap, dat zijn taak, de beoefening
van de dierkunde op velerlei wijze vervult
en die nog veel beter en veel ruimer zou
kunnen vervullen, indien de Amsterdammers
en andere Nederlanders wat beter voelden,
hoe goed het is, om zoo'n instelling te steunen
door schenkingen of door toe te treden als
lid. De jaarlijksche contributie is laag genoeg
gesteld, vooral voor d« buitenleden. Ook
staan voor schoolkinderen, voor studeerenden
en voor het groote publiek de hekken al
heel wijd open ? n als de burgemeester, zooals
hij beloofd heeft, nu eens met het Bestuur
en Directie gaat praten, dan komen er wel
licht nog wel een paar extra dubbeltjes- of
gericht en vanwaar de plechtige zegening
geschiedde. Nadat er een bijt in het ijs was
gehakt, liet een der geestelijken hier een kruis
in zakken en sprak den zegen uit. Daarna
begaven de priesters zich onder de ontzet
tende menschenmenigte, die ze met een in
't heilige water gedompeiden kwast bespren
kelden.
Een bakvol va» het rivierwater werd dan
naar het paleis gedragen, in speciaal daar
voor bestemde glazen neergezet en na veel
gebeden en zegeningen door de geloovigen
gedronken.
Vroeger plachten veel arme menschen,
zoodra de bijt gehakt was, in de opening te
springen en dan in stijf bevroren kleeren, de
bewijzen hunner heiligheid, langs de deuren
te bedelen. Nadat echter een paar van die
pseudo-martelaren verdronken, en er allerlei
misbruiken ingeslopen waren, maakten de
autoriteiten aan die indompelingen een einde.
"De dames gingen vroeger ook in den stoet
mee naar het paviljoen, maar daar bloote
halzen en armen niet zeer bevorderlijk waren
voor de gezondheid bij een temperatuur van
twintig of meer graden Fahrenhelt onder
het vriespunt, werd ook dit gebruik afge
schaft.
Toen de Paaschtijd weer aanbrak gingen
we naar het .heilige" Moskou de oude
Czarenstad, met haar zeven maal zeven
kerken, waar we logeerden in het paleis
het historische Kremlin, de citadel, die
door een muur wordt ingesloten met vijf
poorten, wier tien groen geworden koperen
torentjes een schilderachtig effect maken.
Dit versterkte stadsdeel omvat 32 kerken
binnen zijn muren; in n er van is het
huwelijk van den Czaar ingezegend; in een
andere werd mij de plek aangewezen, waar
Ivan de Verschrikkelijke, buiten het gewijde
gedeelte der kerk, met de drie laatste van
zijn zes vrouwen den dienst mocht bijwo
nen. De Grieksche Kerk staat niet meer dan
drie huwelijken toe. Een der belangrijkste
kerken, de Iwan Weliki heeft een bekende
klokkentoren van 82 M. hoogte; aan den
voet hiervan lag vroeger in een geweldigen
kuil de oude klok die naar beneden stortte,
65,000 K. G. woog en nu op een voetstuk
er naast is opgesteld.
Moskou is een karakteristieke stad. Voor
een groot deel modern opgebouwd na de
verwoesting door de Franschen, heeft het
toch nog veel van zijn geschiedkundige
schoonheid behouden. Het Kremlin, dat Na
poleon te vergeefs trachtte te doen sprin
gen (hij bracht het slechts betrekkelijk ge
ringe schade toe), behoort tot de oudste
stadsdeelen uit de 12de eeuw. Zich ver
heffend op de hoogten aan den Moskwa,
is het meer dan een uur in omtrek en omvat
het een interessant mengelmoes van
Oostersche pracht en armelijke Kalmuksche hutten.
Behalve al de kerken omsluiten zijn muren
twee paleizen; het oude Czarenpaleis en het
prachtige nieuwe, dat pas sedert 1850 vol
tooid is; verder het senaatsgebouw, het
tuighuis (een museum) een paar kloosters
enz. enz.
De half Aziatische, half Europeesche
weelde, die de Russische edelen aan den dag
leggen wanneer ze met hun talrijk dienstper
soneel de wintermaanden in Moskou door
brengen, en de stad zoodoende tijdelijk
meer bevolken, grenst aan het fabelachtige.
Bijna alle aanzienlijke Russische geslachten
bezitten een palels in de oude Czarenstad,
aan welke residentie velen de voorkeur
geven boven Petersburg, waar ze gevaar
loopen dóór den glans van het hof in de
schaduw te worden gesteld.
In de groote zaal van het Paleis staat een
troon, die geheel met hermelijn gedrapeerd
is. De wanden dier zaal zijn versierd met
fresco's, voor 't meerendeel bijbelsche on
derwerpen voorstellende, o.a. de geschie
denis van Jozef en zijn broeders, gekleed
als Russische boeren met lange kielen en
kaplaarzen. Potifars huisvrouw heeft een
helblauwe japon aan, waar een witte
damesrok onderuit komt. Volgens de Russische
opvatting schijnt ze een crinoline, hoogge
hakte laarsjes en witte kousen gedragen te
hebben. De kinderen Israëls trokken, naar
een andere muurschildering te oordeelen,
ook in Russisch costuum door de woestijn.
Heel boven in deze troonzaal, en zóó ver
scholen dat men het van beneden niet on
derscheiden kan, is een raampje aangebracht,
waardoor in vroeger eeuwen de in afzon
dering levende vrouwen op het feestgewoel
mochten neerzien. De arme
Grootvorstinnetjes, van alles buitengesloten, konden zoo
een kijkje nemen van hun toekomstige
echtgenooten, De kamers waarin die dochters
iiiiiiniiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiii
kwartjesdagen bij. En verder wensche men
dat Artls voortga met zich te ontwikkelen
zooals het zich in de laatste kwarteeuw
met steeds nieuwe en jonge kracht heeft
ontwikkeld.
Echter blijft de klacht bestaan: er is in
Amsterdam voor de jeugd en voor de men
schen, die eens een vrijen dag of wat vrijen
tijd hebben, buitenshuis niet genoeg te doen
of te zien; voor een stad van bijna
zevenhonderdduizend inwoners zijn onze parken
en plantsoenen niet talrijk genoeg, te klein
en te weinig interessant. Dertig, veertig jaar
geleden was dat heel wat beter, toen was
de stad half zoo groot als nu en begon de
natuur al eventjes buiten de oude poorten.
Het Vondelpark lag toen in de vrije natuur
en heeft in de eerste dertig jaren van zijn
bestaan een rijke wereld van vogels en in
secten tot zich kunnen trekken, om daarna,
toen het rondom bebouwd werd, gaandeweg
te verarmen. Ook stond de Plantage toen
in gemeenschap met de buitenwereld door
boschjes en tuinen waar nu de straten zijn
van Z.Z. de Indische buurt en de
Transvaalbuurt. De Ringdijk was heelemaal echt
bulten en de oevers van het Nieuwe Diep
waren een moerassig woud en voor de
studenten van Prof. Oudemans een even
belangrijk terrein als thans de plassen van
Ankeveen en Kortenhoef voor de alumni
van De Vries en Stomps.
Ook in andere opzichten was Amsterdam
destijds interessanter dan tegenwoordig. We
kregen toen gemakkelijker te zien, dat het
een zeehaven is, we bewogen ons ongestoord
langs de handelsterreinen, schip op en schip
af. Daar is tegenwoordig geen denken aan
en er zijn ook wel goede redenen voor,
maar dat neemt niet weg, dat het opgroeiend
geslacht en de wandelaar in het algemeen
tegenwoordig in onze goede stad minder te
zien krijgen dan voorheen. Daar is wel van
allerhand nieuws binnenshuis voor in de
plaats gekomen, musea, theaters, birscopen
De Mode in den Vreemde
Teekening voor de Amsterdammer" van
Hanna Lamberts
iiiiiimiiiiiiiHii
H.L.
Peignoir a la Sultane
ntiMliNHiiimirHiinnitimiiiiiiiiiti
van Keizerlijken huize moesten leven, zijn te
bezichtigen; met hun kleine raampjes hoog
in den muur, maken ze een kalen, hollen,
naargeestigcn indruk. Hier brachten de be
klagenswaardige jonge schepsels de einde
loos eentonige dagen met fijn borduurwerk
door. In verschillende kerken en paleizen
wordt de aandacht der bezoekers nog ge
vestigd op hun kunstig naaldwerk, dat in
onze moderne oogen dikwijls weinig smaak
verraadt, maar diep medelijden wekt voor
zooveel droevig tijddoodenden arbeid.
Onder de merkwaardigheden van het
Kremlio beslaat het museum een groote
plaats. Hier wordt o.a. als een blijvend
staaltje van haar gtof karakter de kroon van
Catharina de Groote bewaard, waaruit ze
al de juweelen liet nemen om er eem parure
van te laten maken. Tusschen de interessante
verzameling oude hofrfltuigen staat ook de
reiswagen van deze Keizerin, een wonder
lijk voertuig, langer dan een tramwageu,
met een smalle tafel er midden doorheen.
't Kwam mij voor dat de reusachtige
staatsiekoetsen in de meeste Moskousche straten
niet hadden kunnen draaien.
Gedurende de zeöjaar die ik aan 't Rus
sische Hof doorbracht, trof het mij hoe 'n
bijgeloovige vereering de, .Rus voor zijn
keizerlijke familie gevoelt, een vereering die
zich telkens tegenover de kinderen uitte.
Op een keer dat de kleine meisjes (we
logeerden in het zomerpaleis te Livadia bij
Yalta in de Krim), met wollen broekjes en
strandschoentjes gewapend, in het
lauwwarme water mochten loopen om steentjes
te zoeken, kwamen we op den terugweg
een jong officier tegen, die ons aansprak
en vroeg wat de kinderen in hun hand
hadden. De meisjes lieten hun vondst zien
en vroegen of hij er wat van hebben wilde.
Overgelukkig nam de jonge man van elk
kind een steentje aan, en toen ik hem later
weer ontmoette droeg hij ze in goud gevat
aan zijn horlogeketting. Ik zou er voor
geen schatten weer afstand van willen doen",
zei hij.
Toen ik bij een andere gelegenheid te
Peterhof juist met de kinderen voor 't paleis
in 't rijtuig stapte, kwam er een heer buiten
adem aanloopen om hen te groeten. De
Groot vorstinnetjes, heel vriendelijk van aard,
begonnen dadelijk van allerlei te vertellen;
Tatiana haalde een houten beestje voor den
dag en zei dat hij het hebben mocht, 't Was
eigenaardig om te zien met welk een blij
gezicht de man het speelgoed aannam.
Ik zit in groote moeilijkheden", zei hij
tegen mij, en toen ik de kinderen in de
en haast nog volksbibliotheken ook, maar
daar hebben we heusch niet genoeg aan.
Het denkbeeld, om een kijktuin voor de
Amsterdammers aan te leggen, verdient der
halve alle overweging. In de Uitbreiding
Zuid is er zeker gelegenheid genoeg voor
te vinden. Het behoeft geen dierentuin te
zfln, maar er dient toch wel om gedacht te
worden, dat verscheidede dieren er een
plaatsje vinden. In sommige plaatsen van
ons land is in deze richting reeds gewerkt
en met bescheiden middelen heeft men wel
aardige dingen verkregen ook. In de eerste
plaats denk ik daarbij aan de hertekampen
en eendenvijvers. En in het bijzonder aardig
aangelegde park 1e Sneek, zag ik een wel
verzorgde vollere van flinke afmetingen,
waar allerlei gevleugelde vrienden blijkbaar
een heel goed bestaan hadden, terwijl ze op
goeden voet stonden met het publiek. Daar
was onder anderen een oolijke spreeuw, die
heel wat vreugde verschafte aan zijn Friesche
vrienden.
Nu kunnen wij dat in Zuid veel mooier
en grootscher aanleggen en daar een park
maken van hooge opvoedende waarde. Het
moet maar eens schoolmeesterig opgevat
worden, daar is in dit geval veel goeds vad
te wachten. De ligging in het Zuiden en
Westen van de stad maakt het mogelijk, dat
we ook aan planten en boomen kunnen
denken, die anders in den walm der
huizen en fabrieken niet willen tieren. De
omvangrijke vergravingen en ophoogingen
die toch al in dat gebied moeten geschieden
maken het mogelijk dat er in dat park ver
scheidenheid kan worden bereikt van
grondsoort en hoogte. Er behoeven geen heuvels
aangelegd te worden, maar alleen wat
zandplaten en kleiplaten van hoogstens twee
meter boven het gewone niveau. Dergelijke
vlakke buitjes komen in verschillende deelen
van ons land reeds op natuurlijke wijze in
het laagveenlandschap voor en maken meteen
een bijzondere begroeiing mogelijk. Ook
verte zag, dacht ik, als ik nog maar bijtijds
voor 't paleis kon wezen om ze goeden dag
te zeggen, zou mij dat stellig geluk brengen.
Nu ik ze zelfs een handkus gegeven en
iets van hen gekregen heb, zal er gauw
licht in de duisternis komen. U begrijpt dat
ik dat houten beestje tot aan mijn dood als
iets kostbaars bewaar!"
Toen ik hem een week later weer zag,
kwam hQ naar me toe om mij te vertellen
dat zijn gelukkig voorgevoel al bewaar
heid was.
De staaltjes van zooveel naïve aanhan
kelijkheid en vereering lezende, rijst on
willekeurig de vraag, of al die sinds eeuwen
diep gewortelde liefde voor Vadertje" en
zijn gezin zoo opeens door een revolutie
uit de traag-trouwe Russische harten kan
worden verdreven.
G. E.
iiniiiHiffiiniiiniiiiiiiintiiHitiiiiMHjiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Schraalhans keukenmeester en
Schrielhans zedemeester
Ja, het is maar zoo! Wij zuchten onder
die beide heeren en alle gehaspel
entegengesputter helpen ons geen zier; wij moeten
aan hun heerschappij gelooven! Ik weet
haast niet, wat het naarste is, dat
Schraalhans baas is in de keuken, of dat Schriel
hans ons heele leven op afschuwelijke wijze
tyrannizeert. 't Zijn beide zulke onsympa
thieke meesters en die van zoo ingrijpende
beteekenis zijn voor ons physieke en voor
ons spiritueele leven. Hoe ellendig is die
zuinigheid in de keuken! De lekkere tand
laten uittrekken is nog zoo verkeerd niet,"
zegt moeder de vrouw, en zij kan wel gelijk
hebben, omdat wij zonder die tand zooveel
gemakkelijker de ontbering van nu zullen
dragen. Maar in 't algemeen beschouwd?
Neen, leve de tijd van echt smakelijk eten,
bereid met de beste ingrediënten in juist
passende mate; de tijd van schoteltjes, die
heugenis van heerlijkheid achterlieten, de
tijd in n woord van overvloed in zake
boter, melk en eieren l Dat is een overvloed,
die niet schaadt, die evenmin nadeelig is
voor ons geestelijk en lichamelijk welzijn als
overvloed van gas en steenkool. Ik durf
zelfs beweren, dat onze goede qualiteiten
alleen kunnen gedijen in een atmosfeer,
waarin wij over die zaken niet behoeven
te peinzen en te tobben, omdat wij er niet
schriel mee behoeven te zijn!
E* nul Niet enkel schrielheid het parool
voor den inwendige», ook voor den
uitwendigen mensch en voor al, wat er om hem
heen is! Schrielhans heeft het hoogste woord
tegenwoordig. Hij is onze zedemeester,
schudt ons ruw heen en weer en dreigt met
allerlei afgrijselijkheden, als wij niet precies
doen, zooals hij wil. O, die Schrielhans!
HQ is een van die satanische machten, die
het der arme menschheid zoo moeilijk maken,
het hoofd boven water te houden. Ja, ik
weet het wel, den oorlog zelven mee te
maken zou v»el en veel erger zijn; de gru
wel van de menschenvernietiging direct,
met al wat er aan annex is, schreit nog
luider ten hemel; maar is dit, die heer
schappij van meester Schrielhans, ook niet
een soort van menschenvernietiging?
Denk eens, wat het voor de gulle, harte
lijke naturen onder ons moet zijn, afgebrande
lucifers weer te laten aangloeien, oud kran
tenpapier hoog te vereeien, elk schepje
cokes, dat de kachel ingaat, na te oogen
met weemoedig verlangen l Wat een ellende,
wat een verschrompeling van goade
menschelijke qualiteiten, van gulheid en gast
vrijheid en royaliteit! Zuinigheid werd ons
in de jeugd aangeprezen; maar hieldt ge toch
niet het meest van de niet-zuinige menschen?
De krenterigen en schrielen voelen zich
misschien thuis in deze dagen van misère,
nu de omstandigheden allen in hun schuitje
drijven. Laat ons hun dat genoegen gunnen;
er valt overigens voor hen zoo weinig
vreugde van de tafel des levens.
Maar als het eenmaal vrede is, als de
warme zon van geluk weer opgaat over de
arme wereld, o, laat ons dan zoo gauw
mogelijk onttronen die beide meesters,
Schraalhans in de keuken en Schrielhans,
den zedemeester.
F. J. VAN UlLDRIKS
iiimiiiiiiitiiimiii
iliiiiiiiiiiliiiiiiimiiiiiiiiiiiiiliiHiiiiimiiiiiiiiiim
St. Maartensdag
Het was Zondag 11 November. Eenmeoie
strakblauwe najaarslucht overspande het
heelal en de natuur wekte mede op, tot
vroolijke stemming onder de wandelaars.
Wij waren dan op dien Zondag in Brabant,
in 't hartje van Brabant, tusschen den
Bosch en Eindhoven, in het meei landelijke
gedeelte dier streek. Reeds den ganschen
morgen hadden wij onze aandacht gewijd
aan de pracht der natuur. De boschgezichten
en heidevlakten met hun najaarsbruin rijk
getooid en opgesierd door de witte
berkenstammen en citroengele bladeren deden ons
onwillekeurig stilstaan, om al de natuur
weelde diep in ons op te nemen. Schitterend
was de natuur op dien dag daar ter plaatse.
We wandelden voort langs
glashelder-vlietende beekjes, welks bodem, begroeid met
de meest verscheiden sooit planten, welke
zich daar in dat zilvernat ophouden, een
verrukkelijk gezicht opleverden, tot we
eindelijk te ruim twaalf uur, aan de kom
eener gemeente aankwamen waar wij in
het dorpsrestdurant het noenmaal gebruikten,
Het was een echt gezellig binnenhuis,
waar wij, bediend, door een ferme boeren
dochter met een frisch blozend gelaat en
een vriendelijk: Gen dag; soft weer wannie,"
een echt degelijk Brabantsch maal nuttig
den. Na nog een sterke kop koffie gebruikt
te hebben, gingen wij weder op stap. We
moesten niet lang wachten, want om half
zes wordt het reeds donker. Van stok en
eenige «hocolade voorzien, dus op marsch.
Overal landwegen en lanen, bosschen en
heide, hier en daar boerenwoningen
met stal en houtmijten. Langzaam werd
het dampig over het veld, hier en
daar zelfs wordt de mist zwaarder en
eensklaps onderbroken door een ongewonen
vuurgloed. Héwat eigenaardig! Ziet, meer
dere vlammen, hier, daar, ginds, kijk op
elk boerenerf n of meerdere vuren. Daarbij
klinkt nog een kinderzang! Wat mocht dat
zijn? Hoort! We treden nader om te
luisteren naar wat die knapen en meisjes
in rondedans om dat vuur zingen. Het vuur
werd gevoed met sprokkelhout en aardap
pelloof, wat vanzelf, behalve meters hooge
vlammen, ook zware rookwolken omhoog
deed steigen. We hoorden htt volgende
liedje :
Vandaag is het St. Maarten
Morgen is het St. Crue.
We komen uit goede harte
Elk jaar eens terug
Een houtje of een turfke
In St. Maartens kurfke
Hout, hout St. Maartenshout
Morgen is het bitterkoud,
Nog lang en meerdere malen hoorden wij
dit vers herhalen, tot het geheel duister
werd, De frissche avond maakte dan ook
aan dit vreedzaam geÊruik een eind en
dwong de jeugd naar binnen te gaan waar
de avondboterham wachtte.
Ook wij gingen huiswaarts. Onder het
genot van een warme dronk en een pittige
sigaar zat ik weldra in de gezellige huis
kamer deze herinneringen van den dag neer
te schrijven. Nog lang zal die Brabantsche
St. Maarten mij in de gedachte blijven, die
waarlijk genetvolle, landelijke rustdag be
leeft bij die gulle Brabantsche lieden!
Leve het mooie Brabant!
J. VAN DE POEL
Verzoeke alle stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden
Koninginneweg 93, Haarlem.
iiitttitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitniiiiiuiiiiiiiiiliiiiituiHiiuiitiiiiiii
TER WEE
THEE
ZAA.NDAM
erzame/t de J2. gekleurde foto's in het Qlbum
.DE WATERSNOOD"I916
75 ets
l
diende erom gedacht te worden, dat het
Park in ruime open gemeenschap blijft met
de vrije natuur, dan krijgt het vanzelf reeds
een natuurlijke bevolking van vogels en
insecten.
Het zou dan zaak zijn, in de eerste plaats
in dat park zooveel mogelijk de
Nederlandsche landschappen te doen vertegen
woordigen: vijvers begroeid met al onze
water- en oeverplanten en langs hun boorden
gestoffeerd met boschjes van elzen, esschen,
wilgen en al de planten waardoor die in den
regel vergezeld zijn. Ook moeten wij er een
veentje hebben, dat gemakkelijk bekeken
kan worden en dan moet de tuinarchitect
er maar niet tegen op zien om wat met
beton te werken tarwille van het vasthouden
van water en voor de gelegenheid van 't
bekijken. Dat kan veel beter slagen dan het
veentje in den Hortus, dat door zijn ligging
midden in de stad te veel te lijden heeft
van onzuivere lucht. Het zou ongelooflijk
mooi kunnen worden.
Op de verhoogingen komen de eigenlijke
boschstukken, naaldhout, beuken eiken en
ge kunt u op de verschillende buitens en
boerenplaatsen langs den Amstel ervan over
tuigen, dat met een weinig inspanning die
boschpartflen best kunnen worden aangelegd.
Daar komt dan natuurlijk een hertekamp in
en vogelasylen liggen door het geheele ge
bied verspreid. Ook is er heelemaal niets
tegen om in dat hooge gedeelte een stuk
te wijden aan de planten van Zuid-Limburg
en den Achterhoek. Met vijfentwintig wagons
kalksteen van allerlei soort is al heel wat
te bereiken. Mijn tuinarchitect zal zeggen:
wat heb ik aan al die pedanterie" maar ik
antwoord, dat ik vertrouwen genoeg in hem
heb, om aan te nemen, dat hij om onder de
bezieling van het aardige van al die wetens
waardigheden ook nog heel bevredigende
dingen te zien zal geven op het gebied van
stijl en schoonheid. Hij kan het licht zoo
mooi maken als de rotsrand in de buurt
van het Vredespaleis te 's-Gravenhage. En
met Limburgschen steen kun je veel aardiger
werken dan met de roode lavasteen, die
men veelal voor rotspartijen gebruikt.
Over die Nederlandsche landschappen zou
nog veel te zeggen zijn, maar we hebben
nog meer noodig, daarem moet het Park
dan ook heel groot worden. In een bijzonder
omheind gedeelte moeten we het een en
ander te zien kunnen krijgen van onze land
en tuinbouwgewassen en de grens van de
mogelijkheid mag niet al te eng woorden
getrokken. Men beseffe steeds, dat het hier
gaat om belangstelling en waardeering bij
het publiek jte wekken en die gaande te
houden. Daarvoor moet ook alles zoo ge
schikt worden dat het gemakkelijk is te
overzien en moeten duidelijke naamborden
zooveel mogelijk voorlichting geven. Ge kunt
er ook van op aan, dat de School met geest
drift van dit en dergelijke parktuinen ge
bruik zal maken.
Ook mogen wij ons niet tot Nederland
beperken, daarvoor zijn er al vanzelf te veel
uitheemsche schoonheden in onze tuinen
vertegenwoordigd. Maar ook hier zou ik
weer pedant te werk willen gaan: een lage
rotspartij gewijd aan planten van de Alpen,
de Kaukasus, de Pyreneën en de
Middellandsche Zee, een Japansch-Chineesch parkje,
een tuin met Kapenaren en een met
Canadeezen. Dozijnen van die soorten staan nu
al in onze parken en plantsoenen, maar nie
mand merkt ze op. Behoorlijk gegroepeerd
en aangeduid, zullen ze zeker de belang
stelling opwekken die ze verdienen en de
voldoening schenken, die thans uitblijft.
Men moet zijn eischen nooit te laag stel
len: beter is beter. Misschien meent men
dat dit allemaal veel te veel geld zal kos
ten, maar mogen wij op geld zien, waar het
een belang van honderdduizenden geldt?
We hebben onze belastingpenningen wel
geofferd voor dingen van minder allooi.
J A C. P. T H IJ S S E
J