De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 17 november pagina 7

17 november 1917 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

17 Nov. '17. No. 2108 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND J. A. HOETING HOFJUWEUER KONIHGSPLEIN 11-13 DIAMANT - P AARLEN PAARLENCOLLIERS JAC. VAN LOOY, Jaapje. (Amsterdam, S. L. van Looy) Toen ik het eerste hoofdstuk van .Jaapje" had gelezen was ik verrukt. Verrukt over de taal, over het wonderbaarlijke zich in leven van dezen meer dan vrjftigjarlgen schrijver in een kinderzieltje, over zrjnsug, gestieve kracht en met welk een een voudige en tóch geniale methode! om mij van een zesjarig weesjongetje, nietig en eigenlijk onbelangrijk, zóó levendig te vertellen, dat ik het kereltje voor mij uit zag loopen, en met zrjn zus het snoep win kelt j e ingaan met zijn Sinterklaasoenten. Hoe belangrijk werd toen opeens dat ventje voor mij, hoe volgde ik hem, met hoe'n 'spanning werd ik nieuwsgierig wat hij nu wel zou kiezen uit al dat mooie lekkerst In het tweede hoofdstuk- gaat Jaapje naar zijn grootvader kijken, die dood is, en voor dm troon Gods staat", en zijn zus Koos vindt, dat hij huilen moet, maar hij verlangt ondertusschen naar een sprinkhaan, en naar pik voor het stokje om hem aan vast te lijmen. Ik heb het kereltje gezien met zijn glimmende oogjes en zijn roode haar of hij vóór me stond, en ik ben met hem mee teruggegaan naar het weeshuis, en heb het onweer gehoord, waar ze allemaal zoo bang voor waren, en waar .moeder" gebeden onder op liet lezen, om de kinderen en ook, geloof ik, om zich zelf, gerust te stellen. Toen het donderen voorbij was dacht Jaapje .Onze Lieve Heer was nou niet erg boos meer", en hij viel in slaap met zijn hoofd tegen den schouder van een ander wees jongetje. Ik heb dit alles, drie hoofdstukken lang, met aahdoening gelezen, en met een gevoel, of dat nietige, onbelangrijke weesjongetje heel groot'en belangrijk voor mij was, een voudig omdat het, door van Looy's vertellen er van, zoo wonderbaarlijk voor mij leefde, en zelfs omdat het nu en dan was, of ik dat jongetje zélf was geworden. Hoe zou het dan komen, dat, toen ik verder doorlas, mijn belangstelling toch verflauwde, en ik het boek heb moeten neerleggen, hoewel de volgende hoofdstuk ken toch volstrekt niet minder zijn dan de vorige? Het begon mij te vermoeien, alles wat het ventje dacht en deed en medemaakte, ik kon wél n, en nog twee, en zelfs nog wel drie hoofdstukken zoo met dat ventje medeleven en mij met hem occupeeren, maar op den duur werd het mij te machtig, en liet ik zijn hand los. iiiHiniiimiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiii itruT CENTS SI6AAJB ?IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIItUIIII HOLLAND'S Itimillllllllllflllllllllllllllllllltlllll Nieuwe Fransche Boe/een BENJAMIN VALLOTTON, Ce qa'en pense Potterat. BENJAMIN VALLOTTON, On changeralt plutót Ie cceur de place, 2 romans, Paris, Payot, 1917. Dit vind ik een paar kostelijke boeken. Vooreerst omdat er, bij vele onbeduidende of zwak levende, ook enkele prachtige, volbloedige figuren in rondgaan, figuren die streven, lijden, liefhebben en vooral oreeren en betoogen. Daar is b. v. die gepenslonneerde commissaris van politie, David Potterat. Wat is dat een hartelijke en goed moedige kerel! Wel eenigszins een praatjes maker, als hij zich zoo terstond bereid ver klaart, nu Zwitserland van oorlogvoerenden omringd is, de couvrir la fronttere", hij de zestig-jarige. Ook wel een ietsje oudbakkenvul-gair in zijn trots van cltoyen libre" en in zijn uitvaren tegen stoffelijken vooruitgang en tegen feminisme. Maar in den grond toch zoo'n in-goede, oprechte en eigenlijk naïeve oude heer! Een man om echt van te houden, als hij verjaagde Belgen in zrjn huls opneemt, als hij Fransche gewonden aan het station te Lausanne zijn groeten, zijn versnaperingen en zijn opwekkende briefjes gaat brengen; een man om met geamuseerde en sympathiseerende belang stelling aan te hooren, als hij zijn jaren bewoond kuis moet verlaten en het aange daan toeroept: Vaarwel, .botte a beaux jours!", of als bij uitlegt hoe het was .dans un moment d'absence de neutralité", dat .hij zich verstoutte aanmoedigende epistels te schrijven aan maarschalk J off re en aan koning Albert in persoon! Alsof absence de neutra lité" een ziekte was! In totaal: een man wiens lippen overloopen van de nobelste gedach ten, de zuiverste gevoelens en van welge meende taalfouten, die u de echte saveur van den Fransch-Zwitserschen cru des t« beter doen genieten. Daar zrjn ook M. en Mme Bohler, in den roman On changeralt plutöt Ie cceur de place" hierna, voor het gemak, te noemen Le cceur." Hij: stil, standvastig Elzasser, stoïcynsch lijdend onder de verdrukking van zfjn beminde land door de Duitschers; z|: een fijne, ingehouden-gevoelige Francalse. En daar ia Kummel! Kummel, Duitsch schoolmeester in een gemoedelijk Elzascisch plaatsje van beroep bezeten pan-germa nistisch apostel van roeping. Een onbetaal baar type. Alles is bij hem methodisch"; b.v. zijn dagverdeeling in de vacantle. A neuf heures je dis: malntenant une courte promenade, un peu d'observatlon des plantes et des mceurs des oiseaux Ensuite, grammalre et syntaxe, hlstolre et géographle, non pas en vue de l'école, maïs en vue de la perfectlon Individuelle." (!) En zoo voort. Totdat de kais.-kön. zon op het voorge schreven uur ondergaat. Neuf heures. Alors je dis: je me coucherai, maintenant, ainsi que mon pouse, afin de goüter Ie sommeil." Is het niet prachtig? En in het Later heb ik het boek weer opgenomen, en wér een hoofdstuk gelezen, maar toen moest ik ook wér uitscheiden, en weer uit dat weeshuis weg, in 't groote leven, en zelfs toen Jaapje in Amsterdam was, waar die groote stad hem, na de weeshuis-inti miteit zoo benauwde, heb ik hem telkens weer alleen gelaten. In het circus ben ik óók met hem geweest, en wat neer zegt, door zijn blinkende oogen, aanvoelend met zijn zieltje, heb ik den pias gezien, die een pop in het zand verstopte, en het meisje gezien, dat met n been aan bet paard bengelde, en den Zeeuwschen boer, die met een spa spitte met zijn rug naar den paardekop, en ik heb het Jaapje opgetogen hooren antwoorden toen ze hem vroegen of hij plezier had gehad: .'t Is net zoo plezierig als visschen!" Nog altijd, nu het boek reeds lang weer in mijn boekenkast staat, denk ik met zekere ontroering aan Jaapje, dien ik ten laatste ziek heb zien liggen in de zlekenzaal van het weeshuis, ik zal ze niet licht vergeten, de torren dte hij ving, en de .veentjes" die hij op at, en de bril van bladstelen die hij had opgezet om de wereld beter te kunnen zien, en de nieuwe pet die hij epkrijgt en zoo'n groot evenement is in zijn kinderleven, de kleinste dingen om en aan hem zijn mij bijgebleven. En (och... toch weet ik, dat ik telkens en telkens weer dit stellig heel goede, diep gevoelde, levensgetrouwe uit handen heb moeten leggen, omdat ik eenvoudig niet meer door kón lezen, omdat het mij begon te vermoeien, al dat kleine détail, ja, omdat ik mij bekennen moest dat het mij begon... te vervelen! Is het, omdat er ten slotte toch, om zoo te zeggen, geen groote architectuur in zulk soort werk zit, omdat het wél bij aparte stukjes, maar niet a's geheel, achter elkaar, boeit en groot aandoet? Ligt deze ver moeidheid, ja, eerlQk gezegd, deze verveling aan mij, of aan den schrijver ? Is het wél mogelijk, zóó als van Looy het zonder twijfel geniaal doet, tien bladzijden lang, maar gén twee honderd zes en vijftig blad zijden lang te blijven vertellen zonder dat de hoorder ongedurig wordt en wegloopt?... Ik weet het niet, ik heb alleen eerlijk mijn indruk van het geniale, aandoenlijke, maar op den duur (ik zal maar zeggen) al te vermoeiende .Jaapje" gegeven. Bekentenissen van een Bruidegom, door D. TH. JAARSMA (Amsterdam, P. N. van Kampen en Zoon.) Twee honderd twee en zestig bladzijden bekentenissen, in briefvorm, en gedeeltelijk ook in dagboekvorm, kunnen belangrijk zijn, als degene, die zijn hart er in uilstoit, een belangrijk mensch is, doch anders hebben ze allén waarde voor den schrijver, en de vrouw, aan wie ze zijn gericht. Ik ken geen gevaarlijker vorm voor een romarj dan juist brief- en dagboekvorm. Het is er alles zoo persoonlijk en intiem in, de lezer staat er zoo geheel buiten eigenlijk, en komt er alleen in" als hij van den schrijver van al die intimiteiten begint te houden en hij in hem is gaan gelooven. Gewoonlijk zitten zulke brieven en dagboeken vol psycholo gische zelf-analyse, maar, al is deze nog zoo juist en in dit boek is zij ongetwijfeld over 't algemeen juist die juistheid kan den lezer geen zier schelen als de psyche van den schrijver hem niet belangrijk en iimiiiiiiiiii iiiiiiiiimiimt Fransch, dat alles! Want die Indringers in den Elzas spreken Franich", al is het dan ook een pedant boekentaaltje, en gretig teekenen ze echt-Fraasche" uitdrukkingen uit den mond der inheemsche bevolking op: de gave om teprofitleren is hun ingeschapen. Een paar zeer goede karakters heeft de uitnemende Fransch-Zwitsersche romancier Vallotton ons dus in deze twee boeken wederom gegeven. Maar ik moet toch ook nadrukkelijk zeggen dat ik vele personen minder voel als levende menschen, dan wel als kapstokken voor politieke mee ningen of als schema's van psychologische betoogen zulks vooral in Le cceur. En het is jammer. Want het zrjn toch beide telkens weer zulke kostelijke boeken! Niet alleen om die goede figuren, maar ook om de talrijke, voortreffelijke tafereelen en beschrijvingen. Daar zijn eronder, die uitmunten door een goedige geestigheid, als het verhaal van die drie Duitsche bonzen in den Elzas, onderst» boven gegooid in de sneeuw door een in heemsche slee, in Le cceur; en andere die een bijzondere scherpte en ruimte van waar neming, tegelijk met een sterk uitdrukkings vermogen, doen bewonderen, zooals het vertrek naar de grenzen van deZwltsersche soldaten, in Potterat; en er zijn er vele die aangrijpen en ontroeren; ik noem, in Le cceur, den intocht van een Fransch leger in het helaas tijdelijk bevrijde Mulhouse»),en den dood van de Elzassers Jean en Ren Bohler, op de laatste bladzijden van Le cceur, den dood dien zij eeavoudig en heldhaftig, glimlachend en gelukkig, sterven voor hun ware vaderland, voor Frankrijk! Dat is prachtig. En er is zooveel van die waarde. Benjamin Vallotton is een hartstochtelijk man, een sterke en een goede. Een die houdt van eenvoud en die alle onwaarheid verfoeit; een die de rechtvaardigheid liefheeft en zonder schroom het onrecht aanklaagt. Een man ook die 't verstaat zonder lange aar zelingen tusschen recht en onrecht, tusschen leugen en waarheid te kiezen, een die weet voor zichzelf en aanwijst aan anderen waar het goede ligt en waar het verderflijke: een man met protestantschen geest En iemand die het goede, waar hij het heeft gevonden, ook vereert en viert, met een los en soms wel slordig lan, en daarbij, 't zij gezegd, met iets dierbaars in zijn stem: men luistere naar dien titel nog eerder zou het hart van plaats ver anderen ..." en naar dezen zin: des poltrines oii brillent tant de décorations que l'on se demande s'il reste encore une place pour Ie cceur." * . * Deze romans van Vallotton zijn niet een paar mooie kunstwerken alleen; zij zrjn ook nuttig en noodzakelijk op dit oogenblik, omdat zij de waai held zeggen over vragen die een ieder thans behoort onder de oogen te zien. Ziehier wat Potterat wil betoogen. Duitsch land heeft den oorlog uitgelokt, bewogen *) Den officieelen, Duitschen naam van die stad wil ik niet weten! groot voorkomt. Hij is dan al gauw geneigd uit te toepen: wat gaat mij dat nu allemaal aan, het interesseert mij niet l De heer Jaar» ma had dit moeten bedenken vóór hij zijn dikke boek uitgaf. Toen ik, op de eerste bladzijde reeds, banaliteiten las als: thans weet ik, en dit is waarheid, dat ik slechts waande to beminnen. En dat al wat ik beweend heb om zijn vermeenden; vroegen dood, nimmer wezenlijk is geweest, dies niet mijn tranen waard," toen vreesde ik al, dat ik den stapel nog te volgen Be kentenissen" niet zou doorkomen. Het is voor een brieven-schrijver (aan zekere .Agaat") misschien heel gewichtig, neer te pennen: .want mijn ouders, op hun wijze hebben mijn waarachtig beil beoogd" en .Des eenen neerslachtigheid vond tegen wicht in anderer uitgelatenheid", en ook kan het voor hém interessant zijn, dat hij en zijn kornuiten versloegen (!) den tijd met dam, halma of schaken", maar den lezer interesseert dit alles in 't geheel niet, vooral niet als het in zulke banale taal is geschreven. Het is wel heel aandoenlijk voor den betrokkene vooral om van een meisje te houden, er mede te trouwen, en dan in het huwelijk met haar misère te ondervin den, maar als men zijn bekentenissen hier over uitgeeft dient men ook aan den lezer te doen voelen, hoe aandoenlijk dat alle maal is. Hier en daar (b.v. op blz. 41) slaagt de auteur er werkelijk in, den lezer te boeien, maar op den duur niet, en er is iets onbescheldens in al dat uitpakken van eigen ervaringen, al dat zelf-beklag, al dat geanalyseer aan eigen gevoelens, in een taal, en met een stijl, die maar heel zelden boven het banale uitkomen. .Kon het anders be duiden dan dat zij mij bevoorkeurde ?" vraagt de man zichzelf af van een meisje. En hij vergeet, dat hij hier op een zóó banale manier schrijft over zijn wederwaar digheden, dat niemand behalve hij zelf er het minste belang in stelt of zij hem bevoorkeurt" of niet. De schrijver van deze brieven en dagboekbladen vindt het blijkbaar verschrikke lijk gewichtig wat hem allemaal overkomen is, hij maakt een misbaar van belang over al zijn tegenspoed, en stelt zich (dit volgt reeds uit den vorm) doorloopend op den voorgrond, zonder een oogenblik te beden ken, of hij zelf wel gewichtig genoeg is, om daar bultenstaanden mede te vermoeien. Schrijvers van dergelijke publicaties moes ten eerst eens leeren schrijven, niet voor n vriend of vriendin, maar voor het pu bliek, dat al hun ontboezemingen moet lezen. Zou de heer Jaarsma nu nooit eens gedacht hebben om de geweldige tijden, waarin wij thans leven, zou hrj heusch In de Veronderstelling zijn, dat zijn Bekente nisken", in zulk slecht proza geschreven, de moeite waard zijn, en indruk zullen maken, waar zooveel grootere wereld be roerende dingen onzen tijd en onze gedach ten in beslag nemen? Ik vind boeken als deze aanmatigend, juist door den vorm, en niet minder door de slechte taal. Bekentenissen" zijn alleen van belang als er Iets te bekennen valt, dat voor den hoorder gewichtig is. Kunst is altijd gewichtig, schoonheid is een vreugde voor altijd, kan de heer Jaarsma hiertegen aanvoeren, en hij zou gelijk hebben ook. Als hij er dam maar voor gezorgd had, dat die in zijn boek te vinden waren. HENRI BOREL HHIHimitttllHIIIIIMIIItlllltlllllllllllllllMllllllllllllllltlHIIIIIIUIIIIIItllll door grootheidswaanzin en door de meeilng dat macht wel recht zou scheppen. Het heeft vervolgens den oorlog op de meest onscrupuleuze wfjze gevoerd, bewogen door de niet minder onjuist gebleken meening, dat schrikaaajagiog het beste middel aou zijn om een spoedig en zegevierend einde van het conflict te verkrijgen. Zij die daar voor verantwoordelijk zijn, verdienen ver achting om hun domheid en haat voor hun misdaden. Volstrekte verachting en harden haat. Als verachting en haat ooit gerecht vaardigd zijn, dan hier. Een neutraal volk als... Zwitserland had den plicht daarbij niet werkeloos toe te zien, maar minstens te protesteeren. De eer gebood dat evenzeer als het eigenbelang. Het Is leelrjk om neutraal" te zwijgen als een onschuldige zwakke wordt aangevallen en gemarteld. En nog leelijker misschien is het om, op de klachten der mishandelden, nooit anders te antwoorden dan het bij sommige neutralen stereotiep geworden: is het wel zoo erg? Is dat geen overdrijving?" Dat ellendige woord overdrijven" heeft in.... sommige neutrale landen al heel wat Fran schen en Belgen geprikkeld. Mijn zeg broe ders zijn onschuldig gefusilleerd." Ant woord: Waren het er geen vijf?" .Het heele dorp is afgebrand." Antwoord: Er zullen toch nog wel een paar huizen zijn blijven staan?" Het is om de menschen dol te maken. En men doet er zichzelf niet weinig kwaad mee. Een minder angstige, een edelmoediger houding zou velen neutra len zeer zijn ten goede gekomen. Maar het ongeluk is, dat de neutralen voortdurend worden heen en weer getrokken tusschen een zedelijk bevredigende politiek, en een politiek gericht op de verkrijging van levensmiddelen. Evenals die goede Potterat willen zq 't meestal wel uitschreeu wen, dat er jegens Belgiëen Frankrijk af schuwelijke wandaden worden begaan, en privatim doen ze ook wel wat voor de slachtoffers. Maar ze hebben nu eenmaal eten en verwarming noodig Het is een tragische tweespalt, waardoor de nobelstvoelenden het ergste worden gepijnigd en die het leven van Potterat b.v. geheel ont wricht. Zoo ongeveer Is de zienswijze die in Potterat wordt uitgesproken. Een nader betoog zal zij wel niet noodig hebben. Maar met Le cceur wil Vallotton nog iets anders; en wat dat is, kan in weinig woorden gezegd worden. De Duitschers in den Elzas hebben zich van 1871 tot nu toe gedragen als hebzuch tige, taktlooze en onmeedoogende meesters. Bij al hun goede eigenschappen, als orga nisatietalent, ijver en plichtsbesef, zijn zij volkomen bulten staat gebleken een ander, beschaafder volk met hun overheersching te verzoenen. In die 40 jaar hebben zrj de weerloos aan hen overgeleverde Elzassers bitter doen lijden; want ze trachtten de bourgeoisie haar moedertaal, het Franscb, gewelddadig af te leeren; ze drongen den kinderen opschootDuitsch-patriottischeleu gens op; ze vierden met uitdagende luidruch tigheid den Sedan-dag; ze noemden het overBij de Redevoering van Lloyd George Teekeiting voor .de Amsterdammer" van George van Raemdonck Er is meer eenheid onder de ^ e ;t l l i e e i d e n in het oorlogsbeheer noodig ge bl e ke L" Waarvoor zij drie jaren noodig hebben gehad, om het te ontdekken IIIIUIIMIIimillllMllfHIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIlllllimillllll llllllllllllllHIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMItllllllUIIIIIIIII IIIIMIIIItlllllllllllllllllll IIIIIIMIIHII ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.AeM.ABM.ABn.ABM.ABM.ABM iFil -ïl y MM A B A. de. UTU&& Sy fatten. M A A M EERE.N-ARTI KELEN, J g UITRUSTINGEN. e A Q n A BM. A BM. ABM. ABM ABM.ABM. ABMABM. ABM A BM. ABM riiiiiin iiiiiiiiiiiiniiii i imiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiii wonnen Frankrijk, met laffe ironie, la grande nation; den jongen Elzassers die, door onbaat zuchtige trouw gedreven, de Fransche natio naliteit verkozen aan te/ nemen, verboden zij ooit weer in hun vaderland terug te komen. Zij brachten over een onschuldige bevolking een dagelijks terugktertnd, eea aldoor prlkkelexd en irriteerend leed; geen groote rampen, geen bepaalde misdaden verwijt die bevolking hun, maar machtsmisbruik, plagerij en minachtend gegrinnik. Gelukkig nog dat zij niet alleen hatelijk, maar ook belachelijk waren. In alle uiterlijke mani festaties van het leven waren de honger lijders die den Elzas kwamen beschaven van een nimmer falenden wansmaak. . . . Welk een troost nog voor de verdrukten dat zij zich vreolijk konden maken over de gouden brillen, de halfhemden van papier machéen de boekenwijsheid der mannen over de kakelbonte jurken, de reusachtige voeten en de agressieve braafheid der Germaansche matronen! Door de innerlijk 't minst beschaafden uit het groote rrjk naar den Elzas te laten trekken, heeft Dultschland zrjn nieuwen onderdanen veel kwaad gedaan; maar het heeft In de oude Fransche provincie ook menigeen hartelijk doen lachen. *) De Elzas is Frankrijk trouw gebleven; behoeft het nog verklaring? De arbeiders spreken een Duitsch dialect, en weten van Frankrijk zoo goed als niets; maar zij schelden lederen Duitscher een Schwob" en roepen bij elke gelegenheid Vive la France, noun de Dié" het eenige Fransch vaak dat zij kennen. Zij dienen in de Duitsche kazernes, maar het is noodgedwongen. De meer beschaafden zijn Fransch met hart en ziel, sturen hun zoons op dienstplichtigen leeftQd naar Frankrijk, of, indien zij hen al ia Duitschen dienst laten gaan, is het alleen omdat voor iitdenn vertrokken Elzasser, een vreemdeling, een .Schwob" in de plaats komt. Neen, de Elzassers hebben zich bij de annexatie niet neergelegd. Men denkt soms van wel; de Franschen zelf dachten het. Een mij bekend Franschman kwam een vijftien jaar geleden te Aix-les-Bains in aan raking met een gegoede Straatsburger familie. Het hoofd van het gezin, de heer K., en zijn vrouw waren In alles echte Franschen; maar hun twee zoons, Jean en Maurice, opgevoed op Duitsche scholen, spraken Duitsch onder elkaar, geleken op Duitsche jongens, waren eigenlijk een paar affreux gosses". 't Maakte op den zeer vaderUndsllevenden Fransch man een uiterst pijnlijken indruk: want moest hij niet vreezen, dat de jongste generatie bezig was geheel te verduitschen, hoe trouw ook de vorige nog gebleven was? De oorlog breekt uit; mijn vriend wordt gemobilUeerd, doet zQn plicht in het leger, wordt, ernstig gewond, in een hospitaal opgenomen. Op een goeden dag leest hij in een courant dat *) Men zie over dit alles, behalve den hier besproken, zeer overtulgenden roman, b.v. ook Charles Krumholtz, agrégéde l'Université, La véritésur les sentiments des Alsaciens-Lorralm, Besan?on 1917. Vergelijk ook de prenten van Hansl en derg. llfliiillllliiililllliiiMilliiiilillilillliiiilimiMimiii Dr. Jean K., te Straatsburg, veroordeeld is tot 2 jaar gevangenisstraf, omdat hij zijn broeder Maurice in het begin van den oorlog naar Fraakrijk heeft doen ontsnappen, dat Maurice K. in het Fransche leger luitenant Is geworden en nu, eveneens gewond, in een hospitaal ligt. Hij informeert, verneemt het adres van dat hospitaal, schrijft Maurice K. een brief: .Monsieur, ceci tient du romanfeuilleton bent u het jongemensch, dat in 1902 te Aix-les-Bains zoo betreurens waardig goed met het Duitsch terecht kon?" Het was dezelfde! Van de twee schijnbaar verduitschte affreux gosses" was de eene in Franschen dienst gewond, de andere veroor deeld wegens .verraad" jegens Duitschland. Zoo zijn de Elzassers. Zij handhavenVóór den oorlog lijdelijk en in stilte; nu door de daad. Op elke mogelijke wijze protcsteeren zij tegen het afschuwelijk feit, dat een beschaafd volk wordt gedwongen een regeering te dulden, die het niet zelf heeft gekozen. Elk land heeft het recht te eischen, dat men het zelf late bepalen hoe en door wien het zal worden bestuurd; dat getuigt, in vastberaden ernvoud, de Elzas onophoudelijk. En als dit kleine landje de wereld daarvan overtuigt, zal het niet alleen zichzelf redden, maar bovendien aan alle andere zwakke naties een grooten dienst bewijzen. * * * Het heeft zijn bezwaren zulke waarheden uit te spreken in werken van kunst. Zij krijgen er allicht iets onwezenlijks door. De gesprekken van Le cceur zijn soms wel onwaarschijnlijk vol van politiek en vader landsliefde. Op te veel plaatsen in het boek vinden wij politiek die speelt voor kunst, betoog dat vermomd is als verhaal. De dag zal eenmaal komen, dat er geen onderdrukte volken meer zijn, en dan zal dit werk veel van zijn emotioneele waarde verloren hebben. Maar een boek als Dostojewski's Schuld en Boete zal eeuwig ontroeren. Dat is het ver schil tusschen groot-menschelijke kunst eenerzijds en voortreffelijke, tijdelijk nuttige, beperkt schoone werken als deze romans van Vallotton, aan den anderen kant. De Zwitser Vallofton is eigenlijk op zijn manier gemobiliseerd. Zijn geschriften zijn bajonetsteken en kanonschoten. Het is een der droefheden van den oorlog, mannen van den geest gedoemd te weten tot de gebaren en prouessen van vechtersbazen. Evenwel, het is nog goed en noodig, dat een ieder strijde. Geen zaak ter wereld, zelfs de kunst niet, is even schoon als de triumf van recht en vrijheid. Eerst als een groote, maar nu verdoolde natie zal hebben opgehouden, door middel van vergiftige gassen en brandpastilles, aan de wereld haar nog niet vol groeide beschaving en haar ongewenschte hegemonie op te dringen, zal in de beste geesten weder ruimte komen voor de ge dachten en gevoelens waaruit volkomen schoone kunst kan groeien. Primum vivere... JOHANNES TlELROOY L

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl