Historisch Archief 1877-1940
17 Nov. '17. No. 2108
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
J. A. HOETING
HOFJUWEUER
KONIHGSPLEIN 11-13
DIAMANT - P AARLEN
PAARLENCOLLIERS
JAC. VAN LOOY, Jaapje. (Amsterdam,
S. L. van Looy)
Toen ik het eerste hoofdstuk van .Jaapje"
had gelezen was ik verrukt. Verrukt over
de taal, over het wonderbaarlijke zich in
leven van dezen meer dan vrjftigjarlgen
schrijver in een kinderzieltje, over
zrjnsug, gestieve kracht en met welk een een
voudige en tóch geniale methode! om
mij van een zesjarig weesjongetje, nietig
en eigenlijk onbelangrijk, zóó levendig te
vertellen, dat ik het kereltje voor mij uit
zag loopen, en met zrjn zus het snoep win
kelt j e ingaan met zijn Sinterklaasoenten.
Hoe belangrijk werd toen opeens dat ventje
voor mij, hoe volgde ik hem, met hoe'n
'spanning werd ik nieuwsgierig wat hij nu
wel zou kiezen uit al dat mooie lekkerst
In het tweede hoofdstuk- gaat Jaapje naar
zijn grootvader kijken, die dood is, en voor
dm troon Gods staat", en zijn zus Koos
vindt, dat hij huilen moet, maar hij verlangt
ondertusschen naar een sprinkhaan, en naar
pik voor het stokje om hem aan vast te
lijmen. Ik heb het kereltje gezien met zijn
glimmende oogjes en zijn roode haar of hij
vóór me stond, en ik ben met hem mee
teruggegaan naar het weeshuis, en heb het
onweer gehoord, waar ze allemaal zoo bang
voor waren, en waar .moeder" gebeden
onder op liet lezen, om de kinderen en ook,
geloof ik, om zich zelf, gerust te stellen.
Toen het donderen voorbij was dacht Jaapje
.Onze Lieve Heer was nou niet erg boos
meer", en hij viel in slaap met zijn hoofd
tegen den schouder van een ander wees
jongetje.
Ik heb dit alles, drie hoofdstukken lang,
met aahdoening gelezen, en met een gevoel,
of dat nietige, onbelangrijke weesjongetje
heel groot'en belangrijk voor mij was, een
voudig omdat het, door van Looy's vertellen
er van, zoo wonderbaarlijk voor mij leefde,
en zelfs omdat het nu en dan was, of ik
dat jongetje zélf was geworden.
Hoe zou het dan komen, dat, toen ik
verder doorlas, mijn belangstelling toch
verflauwde, en ik het boek heb moeten
neerleggen, hoewel de volgende hoofdstuk
ken toch volstrekt niet minder zijn dan de
vorige? Het begon mij te vermoeien, alles
wat het ventje dacht en deed en medemaakte,
ik kon wél n, en nog twee, en zelfs nog
wel drie hoofdstukken zoo met dat ventje
medeleven en mij met hem occupeeren, maar
op den duur werd het mij te machtig, en
liet ik zijn hand los.
iiiHiniiimiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiii
itruT
CENTS
SI6AAJB
?IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIItUIIII
HOLLAND'S
Itimillllllllllflllllllllllllllllllltlllll
Nieuwe
Fransche Boe/een
BENJAMIN VALLOTTON, Ce qa'en pense
Potterat.
BENJAMIN VALLOTTON, On changeralt
plutót Ie cceur de place, 2 romans,
Paris, Payot, 1917.
Dit vind ik een paar kostelijke boeken.
Vooreerst omdat er, bij vele onbeduidende
of zwak levende, ook enkele prachtige,
volbloedige figuren in rondgaan, figuren die
streven, lijden, liefhebben en vooral
oreeren en betoogen. Daar is b. v. die
gepenslonneerde commissaris van politie, David
Potterat. Wat is dat een hartelijke en goed
moedige kerel! Wel eenigszins een praatjes
maker, als hij zich zoo terstond bereid ver
klaart, nu Zwitserland van oorlogvoerenden
omringd is, de couvrir la fronttere", hij de
zestig-jarige. Ook wel een ietsje
oudbakkenvul-gair in zijn trots van cltoyen libre" en in
zijn uitvaren tegen stoffelijken vooruitgang
en tegen feminisme. Maar in den grond
toch zoo'n in-goede, oprechte en eigenlijk
naïeve oude heer! Een man om echt van
te houden, als hij verjaagde Belgen in zrjn
huls opneemt, als hij Fransche gewonden
aan het station te Lausanne zijn groeten,
zijn versnaperingen en zijn opwekkende
briefjes gaat brengen; een man om met
geamuseerde en sympathiseerende belang
stelling aan te hooren, als hij zijn jaren
bewoond kuis moet verlaten en het aange
daan toeroept: Vaarwel, .botte a beaux
jours!", of als bij uitlegt hoe het was .dans
un moment d'absence de neutralité", dat .hij
zich verstoutte aanmoedigende epistels te
schrijven aan maarschalk J off re en aan koning
Albert in persoon! Alsof absence de neutra
lité" een ziekte was! In totaal: een man wiens
lippen overloopen van de nobelste gedach
ten, de zuiverste gevoelens en van welge
meende taalfouten, die u de echte saveur
van den Fransch-Zwitserschen cru des t«
beter doen genieten.
Daar zrjn ook M. en Mme Bohler, in den
roman On changeralt plutöt Ie cceur de
place" hierna, voor het gemak, te noemen
Le cceur." Hij: stil, standvastig Elzasser,
stoïcynsch lijdend onder de verdrukking van
zfjn beminde land door de Duitschers; z|:
een fijne, ingehouden-gevoelige Francalse.
En daar ia Kummel! Kummel, Duitsch
schoolmeester in een gemoedelijk Elzascisch
plaatsje van beroep bezeten pan-germa
nistisch apostel van roeping. Een onbetaal
baar type. Alles is bij hem methodisch";
b.v. zijn dagverdeeling in de vacantle. A
neuf heures je dis: malntenant une courte
promenade, un peu d'observatlon des plantes
et des mceurs des oiseaux Ensuite,
grammalre et syntaxe, hlstolre et géographle,
non pas en vue de l'école, maïs en vue de
la perfectlon Individuelle." (!) En zoo voort.
Totdat de kais.-kön. zon op het voorge
schreven uur ondergaat. Neuf heures.
Alors je dis: je me coucherai, maintenant,
ainsi que mon pouse, afin de goüter Ie
sommeil." Is het niet prachtig? En in het
Later heb ik het boek weer opgenomen,
en wér een hoofdstuk gelezen, maar toen
moest ik ook wér uitscheiden, en weer uit
dat weeshuis weg, in 't groote leven, en
zelfs toen Jaapje in Amsterdam was, waar
die groote stad hem, na de weeshuis-inti
miteit zoo benauwde, heb ik hem telkens
weer alleen gelaten.
In het circus ben ik óók met hem geweest,
en wat neer zegt, door zijn blinkende oogen,
aanvoelend met zijn zieltje, heb ik den pias
gezien, die een pop in het zand verstopte,
en het meisje gezien, dat met n been aan
bet paard bengelde, en den Zeeuwschen
boer, die met een spa spitte met zijn rug
naar den paardekop, en ik heb het Jaapje
opgetogen hooren antwoorden toen ze hem
vroegen of hij plezier had gehad: .'t Is net
zoo plezierig als visschen!"
Nog altijd, nu het boek reeds lang weer
in mijn boekenkast staat, denk ik met zekere
ontroering aan Jaapje, dien ik ten laatste
ziek heb zien liggen in de zlekenzaal van
het weeshuis, ik zal ze niet licht vergeten,
de torren dte hij ving, en de .veentjes" die
hij op at, en de bril van bladstelen die hij
had opgezet om de wereld beter te kunnen
zien, en de nieuwe pet die hij epkrijgt en
zoo'n groot evenement is in zijn kinderleven,
de kleinste dingen om en aan hem zijn mij
bijgebleven.
En (och... toch weet ik, dat ik telkens
en telkens weer dit stellig heel goede, diep
gevoelde, levensgetrouwe uit handen heb
moeten leggen, omdat ik eenvoudig niet
meer door kón lezen, omdat het mij begon
te vermoeien, al dat kleine détail, ja, omdat
ik mij bekennen moest dat het mij begon...
te vervelen!
Is het, omdat er ten slotte toch, om zoo
te zeggen, geen groote architectuur in zulk
soort werk zit, omdat het wél bij aparte
stukjes, maar niet a's geheel, achter elkaar,
boeit en groot aandoet? Ligt deze ver
moeidheid, ja, eerlQk gezegd, deze verveling
aan mij, of aan den schrijver ? Is het wél
mogelijk, zóó als van Looy het zonder
twijfel geniaal doet, tien bladzijden lang,
maar gén twee honderd zes en vijftig blad
zijden lang te blijven vertellen zonder dat
de hoorder ongedurig wordt en wegloopt?...
Ik weet het niet, ik heb alleen eerlijk mijn
indruk van het geniale, aandoenlijke, maar
op den duur (ik zal maar zeggen) al te
vermoeiende .Jaapje" gegeven.
Bekentenissen van een Bruidegom, door
D. TH. JAARSMA (Amsterdam, P. N.
van Kampen en Zoon.)
Twee honderd twee en zestig bladzijden
bekentenissen, in briefvorm, en gedeeltelijk
ook in dagboekvorm, kunnen belangrijk zijn,
als degene, die zijn hart er in uilstoit, een
belangrijk mensch is, doch anders hebben
ze allén waarde voor den schrijver, en de
vrouw, aan wie ze zijn gericht. Ik ken geen
gevaarlijker vorm voor een romarj dan juist
brief- en dagboekvorm. Het is er alles zoo
persoonlijk en intiem in, de lezer staat er
zoo geheel buiten eigenlijk, en komt er
alleen in" als hij van den schrijver van al
die intimiteiten begint te houden en hij in
hem is gaan gelooven. Gewoonlijk zitten
zulke brieven en dagboeken vol psycholo
gische zelf-analyse, maar, al is deze nog
zoo juist en in dit boek is zij ongetwijfeld
over 't algemeen juist die juistheid kan
den lezer geen zier schelen als de psyche
van den schrijver hem niet belangrijk en
iimiiiiiiiiii iiiiiiiiimiimt
Fransch, dat alles! Want die Indringers in
den Elzas spreken Franich", al is het dan
ook een pedant boekentaaltje, en gretig
teekenen ze echt-Fraasche" uitdrukkingen
uit den mond der inheemsche bevolking op:
de gave om teprofitleren is hun ingeschapen.
Een paar zeer goede karakters heeft de
uitnemende Fransch-Zwitsersche romancier
Vallotton ons dus in deze twee boeken
wederom gegeven. Maar ik moet toch ook
nadrukkelijk zeggen dat ik vele personen
minder voel als levende menschen, dan
wel als kapstokken voor politieke mee
ningen of als schema's van psychologische
betoogen zulks vooral in Le cceur. En
het is jammer.
Want het zrjn toch beide telkens weer
zulke kostelijke boeken! Niet alleen om die
goede figuren, maar ook om de talrijke,
voortreffelijke tafereelen en beschrijvingen.
Daar zijn eronder, die uitmunten door een
goedige geestigheid, als het verhaal van die
drie Duitsche bonzen in den Elzas, onderst»
boven gegooid in de sneeuw door een in
heemsche slee, in Le cceur; en andere die
een bijzondere scherpte en ruimte van waar
neming, tegelijk met een sterk uitdrukkings
vermogen, doen bewonderen, zooals het
vertrek naar de grenzen van deZwltsersche
soldaten, in Potterat; en er zijn er vele die
aangrijpen en ontroeren; ik noem, in Le cceur,
den intocht van een Fransch leger in het
helaas tijdelijk bevrijde Mulhouse»),en
den dood van de Elzassers Jean en Ren
Bohler, op de laatste bladzijden van Le cceur,
den dood dien zij eeavoudig en heldhaftig,
glimlachend en gelukkig, sterven voor hun
ware vaderland, voor Frankrijk! Dat is
prachtig. En er is zooveel van die waarde.
Benjamin Vallotton is een hartstochtelijk
man, een sterke en een goede. Een die houdt
van eenvoud en die alle onwaarheid verfoeit;
een die de rechtvaardigheid liefheeft en
zonder schroom het onrecht aanklaagt. Een
man ook die 't verstaat zonder lange aar
zelingen tusschen recht en onrecht, tusschen
leugen en waarheid te kiezen, een die weet
voor zichzelf en aanwijst aan anderen waar
het goede ligt en waar het verderflijke:
een man met protestantschen geest
En iemand die het goede, waar hij het
heeft gevonden, ook vereert en viert,
met een los en soms wel slordig lan, en
daarbij, 't zij gezegd, met iets dierbaars in
zijn stem: men luistere naar dien titel
nog eerder zou het hart van plaats ver
anderen ..." en naar dezen zin: des poltrines
oii brillent tant de décorations que l'on se
demande s'il reste encore une place pour
Ie cceur."
* . *
Deze romans van Vallotton zijn niet een
paar mooie kunstwerken alleen; zij zrjn ook
nuttig en noodzakelijk op dit oogenblik,
omdat zij de waai held zeggen over vragen
die een ieder thans behoort onder de oogen
te zien.
Ziehier wat Potterat wil betoogen. Duitsch
land heeft den oorlog uitgelokt, bewogen
*) Den officieelen, Duitschen naam van
die stad wil ik niet weten!
groot voorkomt. Hij is dan al gauw geneigd
uit te toepen: wat gaat mij dat nu allemaal
aan, het interesseert mij niet l
De heer Jaar» ma had dit moeten bedenken
vóór hij zijn dikke boek uitgaf. Toen ik, op
de eerste bladzijde reeds, banaliteiten las
als: thans weet ik, en dit is waarheid, dat
ik slechts waande to beminnen. En dat al
wat ik beweend heb om zijn vermeenden;
vroegen dood, nimmer wezenlijk is geweest,
dies niet mijn tranen waard," toen vreesde
ik al, dat ik den stapel nog te volgen Be
kentenissen" niet zou doorkomen.
Het is voor een brieven-schrijver (aan
zekere .Agaat") misschien heel gewichtig,
neer te pennen: .want mijn ouders, op hun
wijze hebben mijn waarachtig beil beoogd"
en .Des eenen neerslachtigheid vond tegen
wicht in anderer uitgelatenheid", en ook
kan het voor hém interessant zijn, dat hij
en zijn kornuiten versloegen (!) den tijd
met dam, halma of schaken", maar den
lezer interesseert dit alles in 't geheel niet,
vooral niet als het in zulke banale taal is
geschreven.
Het is wel heel aandoenlijk voor den
betrokkene vooral om van een meisje
te houden, er mede te trouwen, en dan in
het huwelijk met haar misère te ondervin
den, maar als men zijn bekentenissen hier
over uitgeeft dient men ook aan den lezer
te doen voelen, hoe aandoenlijk dat alle
maal is. Hier en daar (b.v. op blz. 41) slaagt
de auteur er werkelijk in, den lezer te
boeien, maar op den duur niet, en er is iets
onbescheldens in al dat uitpakken van eigen
ervaringen, al dat zelf-beklag, al dat
geanalyseer aan eigen gevoelens, in een taal,
en met een stijl, die maar heel zelden boven
het banale uitkomen. .Kon het anders be
duiden dan dat zij mij bevoorkeurde ?"
vraagt de man zichzelf af van een meisje.
En hij vergeet, dat hij hier op een zóó
banale manier schrijft over zijn wederwaar
digheden, dat niemand behalve hij zelf er
het minste belang in stelt of zij hem
bevoorkeurt" of niet.
De schrijver van deze brieven en
dagboekbladen vindt het blijkbaar verschrikke
lijk gewichtig wat hem allemaal overkomen
is, hij maakt een misbaar van belang over
al zijn tegenspoed, en stelt zich (dit volgt
reeds uit den vorm) doorloopend op den
voorgrond, zonder een oogenblik te beden
ken, of hij zelf wel gewichtig genoeg is,
om daar bultenstaanden mede te vermoeien.
Schrijvers van dergelijke publicaties moes
ten eerst eens leeren schrijven, niet voor
n vriend of vriendin, maar voor het pu
bliek, dat al hun ontboezemingen moet
lezen. Zou de heer Jaarsma nu nooit eens
gedacht hebben om de geweldige tijden,
waarin wij thans leven, zou hrj heusch In
de Veronderstelling zijn, dat zijn Bekente
nisken", in zulk slecht proza geschreven,
de moeite waard zijn, en indruk zullen
maken, waar zooveel grootere wereld be
roerende dingen onzen tijd en onze gedach
ten in beslag nemen?
Ik vind boeken als deze aanmatigend,
juist door den vorm, en niet minder door
de slechte taal. Bekentenissen" zijn alleen
van belang als er Iets te bekennen valt,
dat voor den hoorder gewichtig is. Kunst
is altijd gewichtig, schoonheid is een vreugde
voor altijd, kan de heer Jaarsma hiertegen
aanvoeren, en hij zou gelijk hebben ook.
Als hij er dam maar voor gezorgd had, dat
die in zijn boek te vinden waren.
HENRI BOREL
HHIHimitttllHIIIIIMIIItlllltlllllllllllllllMllllllllllllllltlHIIIIIIUIIIIIItllll
door grootheidswaanzin en door de meeilng
dat macht wel recht zou scheppen. Het
heeft vervolgens den oorlog op de meest
onscrupuleuze wfjze gevoerd, bewogen door
de niet minder onjuist gebleken meening,
dat schrikaaajagiog het beste middel aou
zijn om een spoedig en zegevierend einde
van het conflict te verkrijgen. Zij die daar
voor verantwoordelijk zijn, verdienen ver
achting om hun domheid en haat voor hun
misdaden. Volstrekte verachting en harden
haat. Als verachting en haat ooit gerecht
vaardigd zijn, dan hier.
Een neutraal volk als... Zwitserland had
den plicht daarbij niet werkeloos toe te
zien, maar minstens te protesteeren. De eer
gebood dat evenzeer als het eigenbelang.
Het Is leelrjk om neutraal" te zwijgen als
een onschuldige zwakke wordt aangevallen
en gemarteld. En nog leelijker misschien is
het om, op de klachten der mishandelden, nooit
anders te antwoorden dan het bij sommige
neutralen stereotiep geworden: is het wel
zoo erg? Is dat geen overdrijving?" Dat
ellendige woord overdrijven" heeft in....
sommige neutrale landen al heel wat Fran
schen en Belgen geprikkeld. Mijn zeg broe
ders zijn onschuldig gefusilleerd." Ant
woord: Waren het er geen vijf?" .Het
heele dorp is afgebrand." Antwoord:
Er zullen toch nog wel een paar huizen
zijn blijven staan?" Het is om de menschen
dol te maken. En men doet er zichzelf niet
weinig kwaad mee. Een minder angstige,
een edelmoediger houding zou velen neutra
len zeer zijn ten goede gekomen.
Maar het ongeluk is, dat de neutralen
voortdurend worden heen en weer getrokken
tusschen een zedelijk bevredigende politiek,
en een politiek gericht op de verkrijging
van levensmiddelen. Evenals die goede
Potterat willen zq 't meestal wel uitschreeu
wen, dat er jegens Belgiëen Frankrijk af
schuwelijke wandaden worden begaan, en
privatim doen ze ook wel wat voor de
slachtoffers. Maar ze hebben nu eenmaal
eten en verwarming noodig Het is een
tragische tweespalt, waardoor de
nobelstvoelenden het ergste worden gepijnigd en
die het leven van Potterat b.v. geheel ont
wricht.
Zoo ongeveer Is de zienswijze die in
Potterat wordt uitgesproken. Een nader
betoog zal zij wel niet noodig hebben.
Maar met Le cceur wil Vallotton nog iets
anders; en wat dat is, kan in weinig woorden
gezegd worden.
De Duitschers in den Elzas hebben zich
van 1871 tot nu toe gedragen als hebzuch
tige, taktlooze en onmeedoogende meesters.
Bij al hun goede eigenschappen, als orga
nisatietalent, ijver en plichtsbesef, zijn zij
volkomen bulten staat gebleken een ander,
beschaafder volk met hun overheersching
te verzoenen. In die 40 jaar hebben zrj de
weerloos aan hen overgeleverde Elzassers
bitter doen lijden; want ze trachtten de
bourgeoisie haar moedertaal, het Franscb,
gewelddadig af te leeren; ze drongen den
kinderen opschootDuitsch-patriottischeleu
gens op; ze vierden met uitdagende luidruch
tigheid den Sedan-dag; ze noemden het
overBij de Redevoering van Lloyd George
Teekeiting voor .de Amsterdammer" van George van Raemdonck
Er is meer eenheid onder de
^ e ;t l l i e e i d e n in het oorlogsbeheer
noodig ge bl e ke L"
Waarvoor zij drie jaren noodig hebben gehad, om het te ontdekken
IIIIUIIMIIimillllMllfHIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIlllllimillllll llllllllllllllHIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMItllllllUIIIIIIIII IIIIMIIIItlllllllllllllllllll IIIIIIMIIHII
ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.AeM.ABM.ABn.ABM.ABM.ABM
iFil -ïl y MM
A
B
A. de. UTU&& Sy fatten.
M
A
A M EERE.N-ARTI KELEN, J
g UITRUSTINGEN. e
A Q n A BM. A BM. ABM. ABM ABM.ABM. ABMABM. ABM A BM. ABM
riiiiiin iiiiiiiiiiiiniiii i imiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiii
wonnen Frankrijk, met laffe ironie, la grande
nation; den jongen Elzassers die, door onbaat
zuchtige trouw gedreven, de Fransche natio
naliteit verkozen aan te/ nemen, verboden zij
ooit weer in hun vaderland terug te komen.
Zij brachten over een onschuldige bevolking
een dagelijks terugktertnd, eea aldoor
prlkkelexd en irriteerend leed; geen groote
rampen, geen bepaalde misdaden verwijt
die bevolking hun, maar machtsmisbruik,
plagerij en minachtend gegrinnik. Gelukkig
nog dat zij niet alleen hatelijk, maar ook
belachelijk waren. In alle uiterlijke mani
festaties van het leven waren de honger
lijders die den Elzas kwamen beschaven
van een nimmer falenden wansmaak. . . .
Welk een troost nog voor de verdrukten
dat zij zich vreolijk konden maken over de
gouden brillen, de halfhemden van papier
machéen de boekenwijsheid der mannen
over de kakelbonte jurken, de reusachtige
voeten en de agressieve braafheid der
Germaansche matronen! Door de innerlijk 't
minst beschaafden uit het groote rrjk naar
den Elzas te laten trekken, heeft
Dultschland zrjn nieuwen onderdanen veel kwaad
gedaan; maar het heeft In de oude Fransche
provincie ook menigeen hartelijk doen
lachen. *)
De Elzas is Frankrijk trouw gebleven;
behoeft het nog verklaring? De arbeiders
spreken een Duitsch dialect, en weten van
Frankrijk zoo goed als niets; maar zij
schelden lederen Duitscher een Schwob"
en roepen bij elke gelegenheid Vive la
France, noun de Dié" het eenige Fransch
vaak dat zij kennen. Zij dienen in de Duitsche
kazernes, maar het is noodgedwongen. De
meer beschaafden zijn Fransch met hart en
ziel, sturen hun zoons op dienstplichtigen
leeftQd naar Frankrijk, of, indien zij hen al
ia Duitschen dienst laten gaan, is het alleen
omdat voor iitdenn vertrokken Elzasser, een
vreemdeling, een .Schwob" in de plaats komt.
Neen, de Elzassers hebben zich bij de
annexatie niet neergelegd. Men denkt soms
van wel; de Franschen zelf dachten het.
Een mij bekend Franschman kwam een
vijftien jaar geleden te Aix-les-Bains in aan
raking met een gegoede Straatsburger familie.
Het hoofd van het gezin, de heer K., en zijn
vrouw waren In alles echte Franschen; maar
hun twee zoons, Jean en Maurice, opgevoed
op Duitsche scholen, spraken Duitsch onder
elkaar, geleken op Duitsche jongens, waren
eigenlijk een paar affreux gosses". 't Maakte
op den zeer vaderUndsllevenden Fransch
man een uiterst pijnlijken indruk: want moest
hij niet vreezen, dat de jongste generatie
bezig was geheel te verduitschen, hoe trouw
ook de vorige nog gebleven was? De oorlog
breekt uit; mijn vriend wordt gemobilUeerd,
doet zQn plicht in het leger, wordt, ernstig
gewond, in een hospitaal opgenomen. Op
een goeden dag leest hij in een courant dat
*) Men zie over dit alles, behalve den
hier besproken, zeer overtulgenden roman,
b.v. ook Charles Krumholtz, agrégéde
l'Université, La véritésur les sentiments des
Alsaciens-Lorralm, Besan?on 1917. Vergelijk
ook de prenten van Hansl en derg.
llfliiillllliiililllliiiMilliiiilillilillliiiilimiMimiii
Dr. Jean K., te Straatsburg, veroordeeld is
tot 2 jaar gevangenisstraf, omdat hij zijn
broeder Maurice in het begin van den oorlog
naar Fraakrijk heeft doen ontsnappen, dat
Maurice K. in het Fransche leger luitenant
Is geworden en nu, eveneens gewond, in
een hospitaal ligt. Hij informeert, verneemt
het adres van dat hospitaal, schrijft Maurice
K. een brief: .Monsieur, ceci tient du
romanfeuilleton bent u het jongemensch, dat
in 1902 te Aix-les-Bains zoo betreurens
waardig goed met het Duitsch terecht kon?"
Het was dezelfde! Van de twee schijnbaar
verduitschte affreux gosses" was de eene in
Franschen dienst gewond, de andere veroor
deeld wegens .verraad" jegens Duitschland.
Zoo zijn de Elzassers. Zij
handhavenVóór den oorlog lijdelijk en in stilte; nu
door de daad. Op elke mogelijke wijze
protcsteeren zij tegen het afschuwelijk feit,
dat een beschaafd volk wordt gedwongen
een regeering te dulden, die het niet zelf
heeft gekozen. Elk land heeft het recht te
eischen, dat men het zelf late bepalen hoe
en door wien het zal worden bestuurd; dat
getuigt, in vastberaden ernvoud, de Elzas
onophoudelijk. En als dit kleine landje de
wereld daarvan overtuigt, zal het niet alleen
zichzelf redden, maar bovendien aan alle
andere zwakke naties een grooten dienst
bewijzen.
* * *
Het heeft zijn bezwaren zulke waarheden
uit te spreken in werken van kunst. Zij
krijgen er allicht iets onwezenlijks door.
De gesprekken van Le cceur zijn soms wel
onwaarschijnlijk vol van politiek en vader
landsliefde. Op te veel plaatsen in het boek
vinden wij politiek die speelt voor kunst,
betoog dat vermomd is als verhaal. De dag
zal eenmaal komen, dat er geen onderdrukte
volken meer zijn, en dan zal dit werk veel
van zijn emotioneele waarde verloren hebben.
Maar een boek als Dostojewski's Schuld en
Boete zal eeuwig ontroeren. Dat is het ver
schil tusschen groot-menschelijke kunst
eenerzijds en voortreffelijke, tijdelijk nuttige,
beperkt schoone werken als deze romans
van Vallotton, aan den anderen kant.
De Zwitser Vallofton is eigenlijk op zijn
manier gemobiliseerd. Zijn geschriften zijn
bajonetsteken en kanonschoten. Het is een
der droefheden van den oorlog, mannen van
den geest gedoemd te weten tot de gebaren
en prouessen van vechtersbazen. Evenwel,
het is nog goed en noodig, dat een ieder
strijde. Geen zaak ter wereld, zelfs de kunst
niet, is even schoon als de triumf van recht
en vrijheid. Eerst als een groote, maar nu
verdoolde natie zal hebben opgehouden,
door middel van vergiftige gassen en
brandpastilles, aan de wereld haar nog niet vol
groeide beschaving en haar ongewenschte
hegemonie op te dringen, zal in de beste
geesten weder ruimte komen voor de ge
dachten en gevoelens waaruit volkomen
schoone kunst kan groeien. Primum vivere...
JOHANNES TlELROOY
L