De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 24 november pagina 10

24 november 1917 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 24 Nov. '17. No. 2109 Op den Economische Uitkijk Handelsregisters en Kamers van Koophandel. Ziedaar de vervulling van een reeds sedert lang door handel en nijverheid gekoesterden wensch voorbereid. Wanneer ik weten wil: wie nu eigenlijk een bepaalde handelszaak drijft, in welken vorm die zaak wordt gedreven, wie de bestuurders zijn en welke bevoegd heden dezen hebben, in hoever zij aan sprakelijk zijn, welken weg moet ik dan inslaan ? Er zijn, gelijk iedereen weet, eenige wegen,' die echter niet alle tot het beoogde doel voeren en ook onder die, waarmee dat wel het geval is, zijn er, waarvan het volgen niet gemakkelijk, neen, laat ons maar zeggen: verbazend moeilijk en omslachtig is. In 't algemeen staat dus de zaak zoo: dat de gewenschte kennis óf niet of onvolledig of zoo al! uiterst bezwaarlijk te verkrijgen is. .Gewenschte kennis", want telkens komt het voor, dat men noodtg heeft te weten met wien mtn in zee gnat, wie In en achter de zaak zit, waarmee men relaties aanknoopt. De instelling (bij de wet) van een handels register voorziet dns om den cllché-term te gebruiken in eene lang gevoelde behoefte. Onder dagteekening van 16 November 1.1. is door de Ministers van Justitie en van Land bouw, Nijverheid en Handel een daartoe strekkend ontwerp bij de Tweede Kamer ingediend. Natuurlijk kan het mijne bedoeting niet zijn in het kort bestek van dezen uitkijk" de bijzonderheden dezer regeling crltisch na te gaan. Ik wil slechts in het algemeen er op wijzen, dat door deze in diening een stap wordt gezet op den goeden weg: dat hier te;i behoeve van den eerlijken handel een maatregel wordt entworpen, tot doorvoering waarvan de dwingende kracht van den wetgever noodig is; een overheids bemoeiing, die veel goed en geen kwaad kan doen. Maar waarom eerst nu? zal men vragen. Wij waren het er immers reeds zoo lang over eens, dat instelling van een handels register noodig was l Ach ja, maar men weet hoe langzaam de wetgevende arbeid ten onzent vordert, hoe langzaam en stroef de parlementaire machinerie vaak werkt en vooral ook: hoe lang het duurt eer een in de neutrale zone" gelegen onderwerp ter hand genomen en afgedaan wordt! Hoe oud deze aangelegenheid reeds is, daaraan worden wij ten overvloede herinnerd in de Memorie van Toelichting tot het nu inge-~- vJ«^i>^ *Jf'^'\i\^~?f^-' «M ' fiii»iii»»i»iMiiii»^^ HET LAND DES OELUKS DOOR MARIE SCHMITZ Het groote huis lag geruchtloos in de stilte. In den prillen morgen sliepen nog de ge luiden. Het grijze licht van den uchtend kwam bleek aanschuiven over de donkere kamerdingen en hing sluier-vaag van de hoogte der wanden af. De marmergangen werden als schemerblanke grotten. Toen kraakte geluid door de stilte. Langs de eiken trap, die in breede zwenking naar omlaag boog, kwam een kind, een klein meisje, behoedzaam en licht voetend de treden af. Over haar wit nachtkleedje gleed de aarzelende schijn van het dagbegin. Haar witte voetjes snelden over den don ker-gebloemden looper in de marmeren gang en het was of blanke duifjes in zwierende vlucht gleden over velden in duisternis. Er was alleen een ritselend geluidje van haar wit kleedje. Toen stond aarzelend het kindje stil voor een gesloten deur. Langzaam reikte het de handjes omhoog naar de kruk en boog moeizaam en voorzichtig die omlaag. De deur week, het kind ging binnen. Het snelde de groote tuinkamer door, waar alles levenloos leek in de aansluipende morgenschemer. De bloote voetjes klapperden over de parketvloer; het klonk als het klapperen van golfjes aan de kiel van een bootje. In een hoek bij een der vensters dook het kind diep in elkaar, huiverend in de ochtendkilte. Ook bonsde angst door haar heen en deed haar telkens schichtig gluren naar de kamerdeur. Dieper verborg ze zich dan weer in de zwaren plooienval van het gordijn, tot haar klein figuurtje erin ver dween. En naar buiten staarden haar grijze oogen, wijd in hunkering, vol verwachting. Door de boomkruinen in den tuin schoof een ritselende windstreellng. Er was een nïjging en wuiving in de slanke boome lij ven, die allengs weer verstilde: In fluweel donkere glanzing lagen de grasgazons en achter den diepen tuin, ver-wazig zichtbaar tusschen de stammen, lagen de weiden uit gespreid naar den einder, vaag, grijs-blauwig bedauwd. Langzaam kwam dieper klaarte de dingen overhelderen. Een teer bevend leven look, aarzelend neg, alom op. Het kindje 'was ademloos van aandacht. Nu ging het komen... nu ging gebeuren, wat ze gisteren had gelezen in een boek van Vader. Het was wel heel vreemd ge weest alles, en weinig had ze begrepen van wat ze las. Maar n zinnetje was er, dat had haar niet losgelaten, dat was blijven ruischen in haar hoofdje en vervulde haar zieltje met een bonzend verlangen. Het wa ren deze woorden: Van den hemel daalde de nieuwe dag op de aarde neer". O, was dat niet als een wonder? Toen ze de woorden had gelezen had ze de oogen gesloten, stil van aandacht voor wat ze, diep in zich, v»ag aanschouwde: het glanzend wonder van den jongen dag, die nederdaalde langs de treden des hemels tot zijn voeten op de aarde stonden. En toen, als een brandende smachting, was in het kinderhart opgeweld het verlangen dit heilsdiend ontwerp: de Staatscommissie van 1879 tot samenstelling van ontwerpen in zake de vennootschappen heeft de zaak behandeld; in het Regeerings-ontwerp van 1895 kwam eene regeling van de aangele genheid voor, maar dit ontwerp werd door Mr. Cort van der Linden, toen hij als Mi nister van Justiiie optrad, ingetrokken. Sinds dien bleef de quaestie rusten, bleef zij in overweging", bleef behooren tot de vrome wenschen", die nu en dan, op nijverheidscongressen enz., weer eens geslaakt worden. Dat dan uu dit ontwerp gereed gemaakt is, schijnt toch ook nog aan oorlogsnoodzaak" te danken te zijn. Immers in de Memorie van Toelichting wordt gezegd, dat weliswaar op zichzelf en ook in normale tijden een handelsregister een wenschelijke zaak is, maar dat de noodzakelijkheid onbe twistbaar is met het oog op hetgeen zich laat verwachten bij het naderen en na het sluiten van dan vrede. Ongetwijfeld toch zullen dnn op groote schaal nieuwe zaken warden gegrondvest, zullen nieuwe, relatiën worden aangeknoopt en zal in het alge meen het verkeer een groote vlucht nemen, en van die verlevendiging op zakengebied zullen allicht vele minder goede elementen gebruik trachten te maken om hun slag te slaan. Om deze misstanden te voorkomen is het noodig, thans tot de beoogde voor ziening zijnde het inrichten van een handels register, over te gaan." Het argument schijnt mij wel wat ge zocht, trouwens, zooals ik zei, de Regeering had het waarlijk niet noedig om het ein delijk) aan de orde stellen van een reeds lang gewenschte regeling te verdedigen. Belangwekkender dan deze eerste der M. v. T. is wat zij in de volgende zegt over de positie der Kamers van Koophandel en Fabrieken. Zij wil n.l. aan deze colleges het houden van het handelsregister opdragen, zulks in afwijking van het denkbeeld der bovengenoemde Staatscommissie en van het Regeeringsontwerp van 1895, die beide daar mee den griffier van het kantongerecht be lastten. Deze afwijking schijnt mij zeer aantrekkelijk. Voor de menschen, die in zaken zijn, is de griffier van het kantonge recht een meneer, dien niemand kent''. Die ambtenaar zou, in de vroeger gevolgde gedachtengang, de inschrijvingen in het register moeten bekend maken door plaat sing ia de Nederlandsche Staatscourant. Thans wordt voorgesteld dat overal de K. v. K. het register zal houden en dat dit kosteloos voor ieder ter inzage zal beschik baar zijn. Dit schijnt mfj een verbetering tegenover vroeger, een gelukkige wijziging. Mededeelingen in de Staatscourant zijn onherroepelijk begraven. Is het register ergens kosteloos te raadplegen, dan kan iedereen te allen tijde gemakkelijk daarvan kennis nemen. IIIIIMHIIIIIMIIllllllllHIHIHIIItllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllll gebeuren te zien zich voltrekken in de wer kelijkheid. En nu tuurde ze uit en wachtte en heel haar pure wezen was vol van de jube lende zekerheid omdat het heerlijke nu zoo nabij was. Ze zat doodstil, de kleine handen saamgeklemd, de grijze blikken, in hunkering, verloren zich in de woelende wiegeling van het loover, waar de wind in speelde. Als een bleeke schijn hing daarachter de hemel. Maar de oogen van het kind zochten wij der uitzicht in de belovende hemelblankheid; daar, waar de takken vaneenbogen, boven het weideverschiet, vlogen gretig hun blikken vooruit in de kleurlooze lichtbeving. Het was haar nu, als tuurde ze door de donkere boomennis heen, in een verre lichtgrot. O, daarvandaan zou het komen, het heerlijke, daar zou het gebeuren! Het bonzen van haar hartje gaf een gonzing in haar ?oren. Al heller werd de klaarte, die het Oosten afstraalde, van een dlep-innige kleurentinteling" begon het in de verre grot te leven. Een rood-gouden straling kwam opblinken uit de diepte en kleurde rose en gulden de zwevende wolkjes. Er ging een juiching door de ziel van het kind. Het voelde zich opgenomen en de wenkende heerlijkheid zoo nabij. O, dit was nu de nieuwe dag! Nu hadden de engeltjes de deuren van den hemel opengedaan en er was een trap met gouden treden, waar langs de dag naar beneden klom. Nu liep hij over de weideinde verte: zie de slootjes blonken ervan, heelemaal goud. En in de hoogte zweefde een engeltje en nog een! Ze hadden rose jurkjes aan en op hun blonde haren droegen ze gouden hoedjes. Die deden nu de poort weer toe, nu de dag op de aarde was. Er ging een sterker windruisching door de boomen, over de kantelende blaren flitste het gulden licht. Een warme gloed kwam uitglijden over de grasgazons. De weiden in de verte achter de donkerheid van den tuin, lagen als een lichte wereld apart. Het kind ademde diep als een bevredigde, die aan lavend water zijn dorst mocht lesschen. Het glimlachte zoetjes: nu was de groote poort weer dicht en de dag wandelde over de aarde. Een ruwe greep trok de gordijnen weg, klein en bevend stond daar nu het kindje. En Anna, de kindermeid, breed en groot, stond daar als een dreigende gerechtigheid. Haar stem dreunde het kindje indeooren: Jou ondeugend nest! Is dat een mensen laten zoeken en loopen! Kan je niet komen als je geroepen wordt?1' Het kindje stond zwijgend en verbijsterd. Nou, ben je je tong kwijt?" Toen zei het kind beschroomd en bang: Ik had niets gehoord". Niets gehoord, nou vraag Ik je! Een dooie zou er leven* van geworden zijn! En wat doe je hier eigenlijk" ? Naar buiten kijken", fluisterde het kindje, en toen, heel zacht: hoe de nieuwe dag kwam..." Maar buiten kijken", bromde Anna. Nou, schiet maar gauw op. 't Is Zondag en ik heb geen zin om voor jouw plezier weer iaat te zijn vandaag". In de kinderkamer, die boven de tuin kamer lag, liet het kind zich stil en gedwee helpen. Ze tuurde al maar naar buiten. Maar hier kon ze niet zien de lichte weiden in de verte, hier verloor zich de blik in het wiegelende groen, dat, dicht voor de ramen, schuifelende licht- en schaduwplekjes door«enwierp op het vloerzeil. Het was er nog roezlg; een klein broertje en zusje, al aan gekleed, stoeiden over een bed, en bij de Maar bovendien acht ik de opdracht van de zorg voor het register aan de Kamers van K. ook een goede vondst. Het is beter dat zulk een zaak bezorgd wordt door een college, hetwelk een vertegenwoordiging is van handel en nijverheid, dan door een rechterlijk ambtenaar, die met de geheele aangelegenheid niets heeft te maken. Aan trekkelijk is voor mij de nu gekozen vorm ook hierom: omdat daardoorpractisch werk aan de Kamers van K. gegeven wordt. Waarmee een reorganisatie van die lichamen gepaard gaat, zooals dan ook in het voor nemen der Regeering ligt. Inderdaad is dit niet het minst belang wekkende gedeelte der M. v. T. Terecht zegt de Regeering dat de thans geldende regeling voor deze colleges niet bevredigend is. Her innerd wordt aan de wenschen dezer licha men zelven om de grondslagen van hun bestaan gewijzigd te zien (op de In dit jaar te Utrecht gehouden vergadering). De tweede ondergeteekende" (minister Posthuma) wil dan ook een ingrijpende wijziging van die regeling bevorderen", o. a. hierin bestaande dat handel en nijverheid overalin den lande in zulke Kamers vertegenwoordigd zijn, dus niet alleen daar, waar de gemeenteraad het initiatief neemt tot oprichting van zulk een college. Tevens zal dan het budget van deze Kamers ruimer worden: elke in het register ingeschrevene zal jaarlijks daarvoor een (kleine) retributie betalen, welke bedragen te samen een zeer voldoend bedrag" voor bestrijding van de kosten der Kamer zullen vormen. De Regeering voorziet dat het gezag dezer colleges door die nieuwe taak zal stijgen: er zal daardoor meer belangstelling gewekt worden in hun samenstelling. Men klaagt aldus de M. v. T. niet ten onrechte, dat de Kamers over het algemeen geen beeld geven van handel en nijverheid, die zij heeten te vertegenwoordigen. Niet steeds stellen geschikte personen zich beschikbaar. Ook is hè) kiezerscorps veelal zeer onvolledig samen gesteld. Het handelsregister, eenmaal be staande, zal een goede grondslag zijn voor de kiezerslijst der Kamer. Men hoort hierin toekomst-muziek. Zij klinkt niet kwaad. De instelling van het han delsregister is men ziet het een eerste stap op den weg der reorganisatie van de Kamers van K. Deze colleges zullen, volgens het voornemen der Regeering, zoo gewijzigd worden, dat hun gezamenlijk gebied heel het land omvat. Maar boven deze territoriale uitbreiding" zullen andere ingrijpende wij zigingen van de geldende regeling worden voorgesteld, waardoor de samenstelling der colleges op breeder basis wordt gegrond, hun werkings-sfeer wordt verruimd, hun gezag vergroot. Deze denkbeelden verdienen m.i. toe juiching. Onder onze Kamers van K. zijn er, waschtafel strikte een slank blond meisje een zijden lint in de golvende haren. De zonnestralen gleden over de mooie stoeiende kinderen. Anna bromde nu niet meer. Haar vingers repten zich, wel een beetje hard misschien. Maar het kind bemerkte het nauwelijks. Want in haar leefde, onaantasteUjk, nog het wonder. Wegdroomend in herinnering be leefde ze het weer en weer. En ze peinsde: Hoe zou nu de dag weer in den hemel klimmen, straks, als het avond werd? Zou hij weer weggaan door dezelfde poort, waar door hij kwam? Ach, als ze het wist, dan zou ze weer kunnen kijken! Misschien was het net zoo mooi". En schuchter waagde ze eindelijk aan de oude kindermeid te vragen: Anna, zeg... als straks de dag weer naar den hemel gaat, gaat ie dan weer door dezelfde poort, waar door hij gekomen is, daarnet ? En met haar vingertje wijzend naar den tuin, zei ze zacht nog: daarachter ?.." Het blonde meisje bij de waschtafel barstte in een hoogen schater uit en ze schudde haar blonde krullen over den rug. O dom kind! Weet je dat nu nog niet eens?" En de stoeiende kinderen op het bed joel den het haar na: O dom kind, weet je dat nu nog niet eens ?" Maar Anna, vlug kindje's jurk dichthakend, bromde: Je bent nog maar een onnoozel schaapie, hoor! Als de zon daar opkomt" en haar bruine vinger wees den tuin in, dan gaat ie daar onder," zei ze met een armzwaai naar den anderen kant. Onthou dat nou maar, als je er niet te dom voor bent." En van het bed joelden weer de kinderen: Weet je dat nou nog niet eens! Dom kind! Dom kind!" Nu ging het leven van den dag zijn ge wonen gang, het leven van den stillen gebeurloozan Zondag. In de eetkamer zaten de kinderen aan de zware eiken tafel; de twee jongsten kruimden speelsch hun brood, het oudste meisje at haastig en zwijgend: zij dacht aan haar plannen voor den dag en wilde spoedig opstaan. De vader las zijn morgenkrant en dronk zijn the», hij vloekte op de ongezeggelijke rumoerigheid der kleinen en om de onregelmatigheid en ongezelligheid van alles, doordat zijn vrouw nog altijd niet beneden was. Langs de wanden slipten de zonnestralen. Eindelijk kwam ook de moeder. Ze deed jong en onverschillig, moedwillig negeerend de ontredderdheid der ontbijttafel en de verbrokkeldheid van het gezin, dat door niets werd bijeengehouden. Het oudste meisje stond juist op. Waar ga jij heen?" vroeg bits de moeder, plots geprikkeld om dit, wat haar eigen tekort koming in scherper licht stelde. Weg", antwoordde het meisje. Ik ben klaar." Kon je niet behoorlijk wachten tot ik beneden was?' stoof de moeder driftig op. U kan wel om twaalf uur beneden komen", zeide het meisje hoog en zonder drift. Dan ging ze de kamer uft en sleot rustig de deur achter zich dicht. God! zoo'n nest!" kreet de moeder. En toen, haar drift fel uitlaaiende, pakte ze de beide kleinsten, die speelsch nog stoeiden en ruzieden om een stukje koek, bij de armen en schudde ze ruw door elkaar, dat zij heftig opschreiden. Maar de vader wierp zijn krant weg en sloeg op de tafel. Is 't nu uit met dat misbaar? Kom liever op tijd beneden!" De morgenlichte kamer, waar de zon in speelde, was vol scheurend en krijtend geluid. vooral in grootere gemeenten, die over be langrijke vraagstukken van wetgevenden aard of op het gebied van handel, handels politiek of nijverheid doorwrochte adviezen hebben gegeven ongevraagd dikwijls, ook wel op verzoek van de Regeering of van overheids-organen. Zelven intusschen ge voelen zij de behoefte aan wijziging der grondslagen van haar bestaan. Men moet wenschen dat daaraan tegemoet worde ge komen, opdat zij meer nog dan tot nu toe als levende organen van nijverheid en van handel mogen worden beschouwd. Is dat het geval, dan zal de Regeering wel nooit nalaten van deze colleges advies te vragen in alle dingen, waarin advies van die zijde voor de Regeering gewenscht zal zijn. In dat opzicht wordt thans nog wel eens ge zondigd ... Of is het niet teekenend, dat klaarblijkelijk deze Kamers over dit ontwerp niet vooraf zijn gehoord, terwijl daarbij toch aan haar een actieve rol wordt toebedeeld ? In de M. v. T. wordt gesproken over vele verzoekschriften van Kamers v. K., die op instelling van een handelsregister aandrongen. In een noot wordt dan genoemd het request der K. v. K. te Amsterdam, hetwelk van een uitvoerige nota vergezeld ging. Toen dit verzoekschrift de Regeering bereikte, waren ontwerp en memorie van toelichting reeds in hoofdzaak vastgesteld; het was daarom eene voldoening te zien, in hoevele opzichten de voorgestelde regeling overeenstemt met wat in de Nota als wenschelijk wordt aan bevolen". Meer geluk dan wijsheid, kan men zeggen. Waarom is het voor-ontwerp van deze regeling niet aan de Kamers gezonden? Deze lichamen reorganiseeren, uitmuntend! Hun gezag vergrooten, best! Maar de Regeering geve het voorbeeld van de erkenning, ook reeds nu. Intusschen, wij schijnen hiermee nu wel op een goeden weg. Een handelsregister. Gereorganiseerde Kamers van Koophandel. Twee stappen iceds. SMISSAERT BUITENSPORIGE BERICHTEN van MELIS STOKE BINNENLAND De jachtpartijen pp wilde zwijnen, welke binnenkort door Prins Hendrik en genoodigden op de Veluwe worden gehouden, zullen een geheel ander karakter dragen, dan voorheen het geval was. Niet langer zullen de dieren in eene bepaalde ruimte worden gejaagd, waar geen ontkomen aan het doodend lood van een achter pallisaden beschermd jager bestond. Voortaan zullen de jagers ze hebben op te zoeken in het dichtst der bosschen, waar ten minste nog eenige kans bestaat het leven te redden." iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHimiiiiiiiiiiiiiinniiiniiiiiiiiiii En het kindje, dat droomend had w ggestaard in de luchten, toen de morgen kwam aangloeien als een heerlijk wonder, zat nu bang en geslagen en innerlijk schreiend van een diepe pijn. O, waarom was alles toch zoo vreeselijk, dat ze telkens wel ver weg zou willen zijn, ver weg van allemaal ? Met een hunkerende smachting tuurde ze naar buiten, waar de boomen te wuiven stonden in de overdadigheid van zonstraling en waar het gulden morgenlicht uitgleed over het weideverschiet. Maar toen ook wist ze eensklaps weer van het heerlijke, dat ze had beleefd: de dag, die van de hemeltrappen klom en over het weiland wandelde. Er kwam een werme zoete stilte in haar hartje. Ze hoorde niet meer de schrille geluiden, die wanklankten in de morgenrust en zag niet meer de kamer, de ontredderde tafel, de driftige en booze menschen want in haar herleefde, gaaf en heerlijk, het wonder van dien morgen. Tot de scherpe stem der moeder door haar peinzen sneed en haar deed ontwaken: Kom, eet je boterham op en zit niet te suffen! Moet je weer de laatste zijn!" Toen, bang als een schuw diertje en hun kerend om weg te komen, at ze haar boterham. Dan ontgleed ze stil het huis en sloop den tuin in. Maar toen de zon hooger was gestegen waren zware grijze wolken gekomen en hadden den hemel bedekt en in den middag begon het regenen. Toen kwam stil het kindje wegschuilen in de tuinkamer, waar ze wist, dat nu toch niemand komen zou, en nestelde zich diep in de vensterbank achter het gordijn. Al de ramen stonden open en de kamer was vol van het neurieënd geruisch van regen op blaren. Ze tuurde in de grijze lucht, waarover de stage trilling van regendruppels ging. O, nu was de hemel dicht en er waren geen engeltjes, die de deuren openmaakten, dat ze de blinkende trappen kon zien! Nu hing er een dicht gordijn en ze zou niet kunnen zien straks, als de dag weer in den hemel klom en de poort weer achter hem dient ging. Nu zag alles grijs in de lucht. Maar wat tintelde het! Als ze er lang naar keek zag ze schietende streepen en sterren en sidde rende bogen aanglijden en vervloeien. O, het was als water, als het rimpelend water van een grooten vijver l Nu lag ze in een bootje en stilkens gleed ze over den vijver heen... Hoor, hoe het water ruischt en suizelt! Hoe zoeljes schommelde het bootje op de golfjes en hoe licht was het over het water! Ze moest welhaast de oogen sluiten voor het licht, dat erop viel. En waar waren nu de oevers? Die waren wel ver... wel heel ver. O, het was heerlijk zoo, op die zoete deining... nu ging ze droomen, dat ze weggleed, ver weggleed, waar het licht was.., Toen ze met een schok zichzelf terug vond in de kamerstilte, was er licht en warmte van zon over haar oogen. In den hemel dreven dewit-grijzelichtwolkenlangs het zonnige blauw. De boomen schudden de vonkende druppels af. Het kind zuchtte, diep gelukkig, en be dacht met dansende vreugde: Nu zal ik toch den dag zien weggaan door de poort van den hemel!" Na het eten sloop ze het huis uit. Nie mand bemerkte haar. Ze ging het boschje in, waar het zong in de boomen, en de zon, die al laag stond nu, rossig gloeide op de stammen. Stilernstig ging ze in een bijna vrome blijd schap en ze wist niets meer, dan slechts :: VERHUIZEN :: MEUBELS BEWAREN E. J. VflN SCHfllCK BOOTHSTRflflT UTRECHT iiiiiiiiiiiitiiiiiiuiiiiiiiiittiiiitiiiiimiiiitiiiitiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Dit is geen gesprek van het opperhoofd Winnetou (oef, oefl) tot zijnen blanken broeder Old Shatterhand. Neen, het zijn Nederlandsche jagers, die met hun doodend lood in het dichtst der bosschen, het kunst matig gevoederd zwijn vervolgen. Dat zij het overigens goed met hunne slachtoffers meenen, blijkt wel uit het slot va« 't bericht, waarin met een tikje-teederheid gewaagd wordt van deze knorrepotten". Aardig toch! * , ? KOLENNOOD Op 25 September reisde Mr. Bomans gra tis naar 's Gravenhage. Aldaar heeft hij de presentielijst der leden van de Tweede Kamer geteekend. Vervolgens is Mr. Bomans gratis weer naar Haarlem teruggereisd. Het is in Haarlem bekend schrijft De Tijd dat Mr. B. herhaaldelijk even naar den Haag wipt, naar Binnenhof rent, zijn handteekening op de presentielijst zet, en dan de plaat poetst." Het komt ons voor, dat dit wippen, ren nen en poetsen van Mr. Bomans niet in overeenstemming is met den eisch dezer tijden: beperking van 't spoorwegvervoer. Mr. Bomans verklaart, met een variant op 's grooten meesters Buiten-af": Ik weet zekerlijk, dat ik geheel niet in 'slands ver gaderzaal geweest ben". Is Mr. B. er zeker lijk van overtuigd, dat hij dien morgen 's lands kolennood heeft helpen bevorderen? BUITENLAND Het Gesetz- und Verordnungsblatt" maakt een verordening bekend, waarbij het Brus selaars verboden wordt, paarden, ezels, muildieren en muilezels aan huis te slachten. Het schijnt, dat honderden families, die sinds menschenheugenis gewoon waren van tijd tot tijd een ezel of muildier aan huis te slachten, door dezen nieuwen dwang maatregel zwaar getroffen zijn. minimum imiimimi mmmimm umin H. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOORAAF ZEESTRAAT 65, naast Panotama Mesdag, DEN HAAG. -Tel. 1538. i'iiiiiiiiiiiiliiiimiiiii iiititiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiii dit eene, dat in haar was, vormloos en on uitgesproken maar diep-bewust, dat ze be leven ging het allerheerlijkste, het geluk. Aan den zoom van het bosch lag voor haar de glooiende heide. Brandend koperkleurig gloeide de hemel, waarin de zon nu zonk. Het kind j« was gaan zitten aan de helling van een heuvel, de handjes om de knieën geslagen, en zag wachtend uit. Geen bon zing van hunkerend verlangen was in haar hartje, slechts de vredige zekerheid van wat komen ging. Boven den einder stond een statige drom van wolken, roerloos lijkend. Zij waren strak-gelijnd en spits als bergen, de kruinen en hellingen fel-overgloeid van het vurige licht. Naarmate de zon zonk schoof brandender gloed over'de heuvelende heide; het paars was trillend van een poeierig goud. Nu wandelt de dag over de heide," zeide het kind in zichzelf. Hij gaat lang zaam, langzaam naar de bergen in de verte." Ze zag naar het Oosten, waar het huiverkille blauw al hing. Daar is hij al niet meer," peinsde ze en ze zag snel weer vóór zich in de vlammende zonlaaiïng. De bloedroode zonnebol stond nu vlak boven de bergspitsen, een paar vlossige wolkjes, die daarboven dreven, dropen van vloeiend kleurlicht. Zacht liet het kind zich achteroverglijden, zich nestelend tegen de warme heihelling; de zon overbloosde haar verzaligd gezichtje. O, nu was de dag bij de bergen, nu ging hij klimmen over hun hellingen, den hemel in. De engeltjes zweefden aan en schoven de poort open, wijd... O ! hoe vlamde het daarbinnen en wat een kleuren waren er! Het ruischte en zong er van kleuren! Ja, ze hoorde de stemmen van de engelen, die zongen omdat de dag weer bij hen binnen kwam door de gouden hemelpoort. Daar zweefden ze in hun kleedjes van rose en geel en goud. De zon verdween nu achter de wolken stapeling. Van de heiglooiïngen werd de brandende gloed als opgeslorpt, omhoog getrokken, naar den hemel. Daar gaat de dag de bergen over. Hij heeft een kleed van roode vlammen aan, dat sleept achter hem over de hellingen. Daar stapt hij de poort in ... nu is hij binnen... Ach! De engelen zwaaien met hun kleedjes... nu gaan ze sluiten de poort! Neen, nog niet, nog niet! O, wat is dat nu ver, ver... Ik wil oèk daar zijn, het is er zoo warm en zoo mooi!" Een hunkerend verlangen stormde door kindje's lijf, dat roerloos lag aan de heuvel helling. Het gonsde door haar heen in smeeking: Ik wil ook daar zijn... 't is er zoo mooi... zoo mooi! Kan ik ook niet daarheen gaan... 't is niet zoo ver meer... de heide over... de bergen op. 't Is heel niet ver meer, 't komt al dichter bij! Ik zweef vanzelf er henen, en de poort is nog niet dicht, de engelen houden de deuren nog wfld open.. O, hoe heerlijk is 't er, hoe licht... alles is licht om mij heen en kleuren, kleuren! En er is muziek... en het is zoo blij alles... zoo blij l"... Langs de groenig-blauwen hemel dreven de laatste wolken af; in hun vlossige randen zweemde nog kleur. Wind kwam aanzuchten langs de heuve len. Hij vond alles stil. Aan een donkere helling lag roerloos het kindje. Ver zwedde haar zieltje in lichte landen van geluk.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl