Historisch Archief 1877-1940
24 Nov. '17. - No. 2109
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
MARGOT BARENDREGT
Voorwaar deze zangeres is door de natuur
wei kwistig met stemmiddelen bedeeld.
Voorloopig evenwel zijn deze middelen de
aantrekkelijkste factor van hetgeen Marie
Buendregt praesteert. Wij vermoeden ook,
dat zij zelve zich d!/ te zeer bewust is,
want er is in de geheele wijze van voor
dracht iets stereotypisch, dat geheel opgaat
In het begrip klankvorming en streven naar
toonexpansie. Technisch is reeds veel be
reikt, al valt nog niet alles te loven. Het
z.g.n. .ophalen" van den toon, waardoor
dikwijls de zuiverheid der intonatie geschaad
wordt, het nog te weinig egale der ver
schillende registers alsmede eene onvol
doende uitspraak van het Fransen het
zijn even zoovele technische onvolkomen
heden, die verbetering behoeven. Bovendien
is de nuanceering van het geluid nog zeer
eenzijdig. Voorshands valt, wat het laatste
betreft, het moeilijk uit te maken, of zulks
het gevolg is van technische of hoogere
artistieke onmacht. Wat nu de artistieke
zijde van het talent van deze zangeres be
treft, moeten we tot onzen spijt verklaren,
ten slotte geen .bepaalden indruk'te hebben
gekregen.
Alles staat nog te zeer in het teeken van
het rein mechanisch-technische, dan dat we
uit deze voordrachten de herinnering aan
de studiejaren zouden kunnen^op zijde zetten.
Zoo kwanf er van de goede bedoeling,
het publiek kennis te doen nemen van het
werk van eenige landgenooten, betrekkelijk
weinig terecht. Van de achttien liederen
waren er dertien van de hand van Neder
landers welhaast een unicum in de an
nalen onzer kamermuziekavonden!
Maar hoe bont en van artistiek onver
mogen getuigend was dit programma samen
gesteld l
Om nu eens te zwijgen over eene keuze
als Oud Lied" van Blok en la lune
blanche", Verlaine's bekend teer stukje
poëzie, door Rosine de Cocq in cabaretstijl
verklankt (die beiden wel de bitterste aan
klacht tegen een i g kritisch inzicht verrieden),
was het wel juist gezien, de volgorde zoo
te regelen, dat een Hu go Wolf als inleider
moest dienen voor het ongelijkwaardige,
dat daarna volgde?
De belangrijkste van hen, die volgden, is
zeker Gerritsen van Roekei. Toch zijn
voorloopig Boutens'*verzen voor hem nog meer
eene soort opwekking tot het op papier
brengen van gevoelens, die vermoedelijk
niet ontstaan zijn, als onmiddellijke uitwer
king van de taal van dezen dichter-wijsgeer.
Maar als stemmingsbeelden, door Bouiens'
atmosfeer geïnspireerd, komen ons deze
stukken, ondanks het vermoedelijk niet
altijd gemotiveerd moduleeren, belangrijk
voor. Na deze mogen we Zagwijn's Ghasel".
noemen, dat naast eigen physionomie een1
over 't algemeen sterker litterair begrip ver
raadt dan het meeste werk, wat we dezen
avond hoorden. Dat litterair begrip is ook
het zwakke punt bij Hans Franco Mendes.
Vooral met diens verklanking van Scheltema's
voor jou en mij" kunnen we ons wegans
de te episodische behandeling niet recht
vereenigen.
Hjft nog over: Henri van Nieuwènhoven,
die met een zestal liederen vertegenwoor
digd was en zelfs zeer artistiek begeleidde.
Een talent, dat, alhoewel geene niéuwe banen
zoekend, ons op gevoelige, beminnelijke
wijze dichterlijke stemmingsbeelden kan
verklanken in tonen, die van goed begrip
van declamatie en van een teeder sentiment
getuigen. Vooral onze Hollandsche dichters
(voor zooverre deze niet te zeer
philosopheeren) zullen den componist op den duur
de stof moeten leveren, al zal de keuze voor
dezen naar het romantische genre
strevenHET ROTTERDAMSCH TOONEEL:
Hedda Gabler.
Als wij,' dooden, ontwaken ... dan weten
wij dat wij niet hebben geleefd. Dat wij
hebben geleefd tegen onzen diepsten aard,
omdat wij onszelf niet, of te laat, in de
oogen zagen. Van deze aanklacht tegen
de duistere machten, die de menschen
in verwarring door elkander drijven, is het
oeuvre van den grooten Hendrik Ibsen door
trokken, en in Hedda Gabler" vinden we
het verzet, dat zich in zijn latere werken
vleugellam neerlegt, pp zijn felst. Zooals
Hedda tegen de kooi fladdert, en zooals
zij den levenden dood kiest boven het doode
leven... Welk een drift heeft Ibsen gehitst
toen hij dit conflict van uitersten wilde, hoe
eenzijdig, maar tevens hoe groot, heeft hij
Hedda gezien in haar révolte tegen de
hulskamerheerschappij, en hoe bitter genegen
nam hij haar partij! De omstandigheden
waaronder zich het levensvonnls aan Hedda
voltrekt, heel dit onverantwoordelijk
Ibsenhuwelijk Hedda Gabler en Jörgens
Testnan! dat zijn maar venijnige verzinsels.
En Ibsen doet ook geen poging on s te doen
begrijpen hoe, ondanks de verregaande on
gelijksoortigheid, Jörgen-Hedda tot zijn ge
zellin begeerde, en waarom Hedda,
moegedanst, juist deze toevlucht voor haar verder
leven aanvaardde. Onbelangrijk en verouderd
komen ons thans deze opzettelijk tegen
strijdige werkelijkheden in Ibsen's
tooneelarbeid voor, doch onaantastbaar blijft de
kern. Dat, wat niet verouderen kan, het
spreekt uit de onverkwikkelijke geschiedenis
van Hedda Gabler met de frissche stem der
waarheid, die haar oorsprong vond in in
stinct". Het instinct tot zelfbehoud... Wij
nebben een tijdlang gemeend aan deze werken
te zijn ontgroeid, en in zekeren zin zijn we
dit ook, tegenover Ibsen's wreede heftigheid,
zijn niets-ontziende voorliefde voor het
individu", stellen wij gaarne thans weer
onzen hang naar altruïsme, een milder
mededoogen, en een zekere offervaardigheid.
TJIT HET
-V.A.2Sr
den man uit de Duitsche literatuur heel wat
gemakkelijker zijn. Hij loopt dan echter ge
vaar in een specifiek Duitsch romantisch
milieu te belanden.
Dat het publiek thans kennis kon nemen
van het werk van enkele veelbelovende
landgenooten was zeer zeker de grootste
verdienste van dezen avond.
VAN LEEUWEN
iiiiiiiiilHiiiiifiHiiiniiiiiiiifiiuuiiiiiifffHfiirffiiiirmtfffifimmfiiiimdf
Louis COUPERUS, ? Jan en Flortnce.
. (Amsterdam, L. J. Veen).
Een Hollander wil, als het moét, zijn
buurman nog wel toestaan om talent te
hebben. Maar dan allén op voorwaarde
dat hij zich behoorlijk, als een brave Hol
landsche burgerman, gedraagt.
De heer Couperus heeft een groot en
bijzonder talent. Maar hij gedraagt zich niet
behoorlijk als een brave Hollandsche burger
man. En 'daarom schrijven de dagbladen en
de tijdschriften niet meer over het groote
en bijzondere talent van Louis Couperus,
maar wel, in een kwaadwillende toon, over
zijn rok, over zijn zijden zakdoek, zijn wijze
van spreken.
Sinds Couperus in het land terug is
wat moet hij zich hier ergeren, dag aan dag
schrijven de platteen af gunstige school
meesters, die hier in Nederland de littera
tuur" maken dus allén maar over den rok
van Couperus, alsof het niet de gewoonste
zaak ter wereld is dat iemand, wiens mid
delen het hem veroorloven, een welgesneden
rok draagt; over zijn hagelwitte overhemd,
alsof het iets ongewoons is dat iemand in
een hemd zonder vetvlekken in het publiek
inlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Illlllllllllllltlllllllllllllllllllllllll
Maar zijn dit feitelijk niet alle min of meer
opgelegde versierselen onzer ziel? en voelen
wij niet daarneven Ibsen's hartstocht voor
den mensen", gelijk ze uit hem, tegen goed
heid en redelijkheid in, zuiver als een na
tuurkracht, is opgevlamd, minstens even
groot en schoon ? Tegenover het liefderijk
gebaar dat heel de lijdende menschheid wil
omvatten, waarschuwt ons Ibsen's vuist:
onszelf niet voor beter te houden dan wij
zijn, doch evenmin ons-beste-zelf te mis
kennen, prijs te geven aan het gedroomd
welzijn van anderen en den drang der om
standigheden. De twee groote Skandlnaviërs,
Jbsen en Strlndberg, zij hebben wel elk
aan een spits gestaan. Bij Strindberg: het
ethische, bij Ibsen : het aesthetische, beiden
den mensch doorschouwend met niets ont
ziende liefde en niets ontzienden haat, moest
de een de moraal preken voor allen, terwijl
de ander het kostbaarst bezit van den enke
ling beschermde als een leeuw, het verhief
boven alle maten !
Poëtisch en romantisch zag Ibsen een af
stootend zelfzuchtige vrouw als Hedda
Gabler, wijl het individu 'in haar zoo diep
en waarachtig leed, dat zij zonder bedenken
den vrijen dood verkoos boven de gevan
genschap van een leven, dat niets in haar
op woelde dan redelooze, toomelooze wraak
op iedereen en alles wat haar innerlijke sfeer
vertroebelde. Op Jörgen, haar man, op den
hoed van tante Juliane, op de naïveteit van
mevrouw Elvsted, het manuscript van Ejlert
Lövborg, en ten slotte op zichzelve. Alleen
een zich wél gevoelend mensch is in staat'
op den duur anderen geluk te geven, zegt
zij, zegt Ibsen, maar wie zich levenslang
daartoe moet dwingen... speelt met de
pistolen, en roept den dood een beetje vroeger
aan. Niet uit wanhoop of lafheid maar een
voudig omdat haar het bestaan, waarvoor
velen zich zoo druk maken, niet meer be
geerlijk dunkt en zij vrij is zich daarvan te
ontdoen. Hedda kent zichzelf en haar capa
citeit, en zij weet voor haar den dood: de
royale weg. Van den dood in schoonheid",
spreekt ze. Ibsen gaat ook hier tot het
uiterste waar hij de kiem tot herziening van
zichzelve, in de mogelijkheid tot n bepaald
geluk: het moederschap, in Hedda legt. En
even lijkt zij inderdaad verteederd door deze
geheimvol flonkerende kans. Zij duift het
zich nauwelijks bekennen, met moeite, op
den haar eigen koelen, doch diep-in
vibreeverschijnt; over zijn lakschoenen. alsof wij
allemaal met polderjongenslaarzen moeten
loopenl
Couperus is eenvoudig een man die er
prijs op stelt jong te blijven, welverzorgd
en aangenaam in den omgang. Maar het is
weer echt Holland op zijn benepenst om
hem daarom voortdurend voor te stellen
als een modegek, als een dwaas mondain
riddertje. Wanneer men niet naar deze uiter
lijkheden oordeelt dan is Couperus, behalve
de zeer belangrijke romanschrijver, waarover
ik thans niet te schrijven heb, een
allerj voortreffelijkst journalist. Een journalist met
j goeden smaak, met een brillanten stijl n
j met geest. Zoo zijn er niet veel.
j In dit boekje schrijft hij over Florence en
j over de Futuiisten. En hij geeft een prachtig
beeld van het onstuimig leven dezer kunste
naars in een stad, die zij tot een levende
stad in Europa willen maken, en die tot nu
toe een museum en een verzamelplaats van
snobistische vreemdelingen was.
Couperus voelt de echtheid van deze
jeugdige verlangens. Hij lacht maar met
verteedering oyer de overdrijvingen, de
luidruchtigheden, de dwaasheden, Maar hij
weet ook dat de jeugd a 11 ij d gelijk heeft.
Dat de toekomst behooren zal aan het nieuwe
leven. En dat zij nu futuristen zijn, als oude
mannen het verleden zullen bepeinzen en
de herinnering liefkozen en als passatisten
zullen worden bestreden door de jonge
kunstenaars die dan 20 jaar zullen zijn.
Couperus is passatist. Als men passatist
geboren is, kan zelfs geen fee van mo
dernisme u herscheppen in een futurist.
En zoo blijf ik, ook zonder zwarte lokken,
helaas, maar passatist. Ik ben passatist ge
boren en zal passatist sterven. Ik heb het
verleden lief".
Couperus kan zich zelve zoo als weinige
zich kennen. Hij speelt met zijn verlangens
en met zijn maniertjes. Maar hij weet op
elk oogenblik precies wat ze waard zijn
voor het leven.
Hij schrijft over de mannenkleeding een
iHimillimillllMltlMlilMMlllllliiimiMlmiiiliiMliiiiimiinmiii ui
renden toon, zegt ze het haar man. En dan
loopt hij, Jörgen Tesman, in zijn vreugde,
naar de keuken om het gauw aan de meiden
te vertellen, en dan is daar voor Hedda de
laatste kans op harmonie", dat is voor haar
onontbeerlijke levensschoonheid, vervlogen,
in haat tegen den man, die geen enkel harer
gevoelens, zelfs dit allereenvoudigste niet,
vermocht te deelen, noch te ontzien. Jörgen
Tesman, haar ras-vijand, tevens de vader
van haar kind ... Ibsen's figuren schipperen
niet. Hedda redt zich in den dood.
Het bijzondere in Alida Tartaud's opvatting
van Hedda Gabler en het is daarom dat
ik er u over schrijf, was, dat zij deze vrouw
geen oogenblik heeft neergehaald tot een
mensch van gewone afmetingen, dat we
niets in haar terugvonden van de hyste
rische, halfslachtige, kinderachtige mevrouw
Tesman. Zij heeft ons belet te vragen:
kwam Hedda waarlijk in dat tergend fan
tastisch morgentoilet aan het burgerlijk
ontbijt? Zij heeft ons belet haar gedragin
gen te misbillljken, ons over iets te ver
wonderen, zij heeft ons dit complex van
gebreken getoond bijkans als een
Uebermensch", juist zooals we het op dezen
afstand van Ibsen nu begrijpen kunnen:
romantisch vergroot, wreed-verheven, een
proto-type. En zij heeft kans gezien dit te
doen, zonder den natuurlijken gesprektoon
ook maar in het minst te belasten, fijn gescha
keerd en aldoor licht ingezet, kei f de noch
tans elke lettergreep, en wij zagen de gene
raalsdochter innerlijk verteerd, in het bevallig
harnas van haar eigen-ik, lang vóór haar
dood. Hedda Gabler is een rol, die zich aan
het talent van mevrouw Tartaud aanpast,
en die zij met doordringende intelligentie,
overtuigend, voor ons speelt.
In geheel tegenovergestelde richting dreef
de heer Tartaud de rol van Jörgen Tesman,
hij verkleinde alle afmetingen. Ook Jörgen
Tesman is: een wereld. Natuurlijk hij is
óók de met ongelooflijk plompe naïeveteit
gelukkige echtgenoot van Hedda. En in I
was Tartaud de brave jongen, die na
een lange reis, opgetogen weder in zijn oude
sfeer terugkomt. Maar allengs verandert er
in dezen man schoon hij, boekengeleerd,
niet bij machte is zichzelf te herkennen"
toch iets. Hij ondergaat den weerslag van
alles wat hij te goeder trouw denkt, zegt
en doet. En langzamerhand wordt die figuur,
op zijn wijze, naast Hedda. in zijn
hulpealleraardlgst, behaagziek en luchtig artikel.
Hij schrijft ook over Papini's Un Homo
finito", een korte maar suggestieve studie.
En men moet slechts letten op het verschil
in toon.
Als hij zoo prettig over de kleine ijdel
heden van het bestaan schrijft, dan gevoelt
men aldoor, dat hij heel goed wét dat hij
over kleine ijdelheden schrijft: een beetje
ironie, een beetje zelfspot, een beetje ver
achting voor de domme lezers die ook dit
weer verkeerd zullen lezen.
Schrijft Couperus over Papini, dan schrijft
hij in de blij- ernstig- n toon van den kunste
naar, die maar n geluk heeft: te bewonderen
wat een ander kunstenaar maakte.
Te kritlzeeren heeft mij nooit toegelachen.
Als schrijver van boeken recencie's te schrij
ven over andere boeken scheen mij steeds
weinig interessant."
Maar uit zijn studie over Papini lezen wij
dat Couperus zoo hij wilde een voortref
felijk essayist kon zijn. En dat hij
recencies" zou kunnen schrijven die voor ons zér
interessant zouden zijn.
Welk een schrijver, wiens kleine werk"
zoo veelzijdig, zoo boeiend en zoo be
koorlijk is!
Maar het is waar: hij kleedt zich met
zorg en toewijding en dat mag niet van
zijn Hollandschen buurman, die uit louter
intellectualiteit, op afgetrapte schoenen loopt.
GRESHOFF
AEM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.
A
B
M
AcU
M EERE.N-ARTI KELEN,
UITRUSTINGEN.
A&M AftM.ABM.ABM.ABM.ABM ABM-ABM.ABMABM
Middenpunt
Het middelpunt van het Heelal
Is hier want... het is overal.
Gij zijt het midden aller dingen.
Gij leeft in 't midden van den Tijd"
Want vóór en na ligt eeuwigheid
En d' eeuwen komen nog, die gingen.
Zie, menschje! van uw middenpunt
Wijd om u heen zoo vér ge kunt,
Gij ziet genoeg om... meer te wenschen,
Ga op deez' eeuwig draaiende aard
Den ether door met duizel vaart,
Gij nadert nimmer eind of grenzen.
Gij blijft, klein menschje l waar gij zijt
In 't middenpunt van eeuwigheid
Zoowel van Tijd" als sterren rijken,
Van uit de centra Hier" en Nu"
Is 't eeuwig doel getroost het u
Een eeuwig zoeken... nooit bereiken.
L. C. STEENHUIZEN
iiiiiiiMiimiiiiiiiiiMiiiiiimMimmiiunmiiiiiiiiiiimiiiiiii
ABM
A
B
M
A
B
M
A
B
M
A
B
ABM
on 1^1 are h
loosheid groot van tragiek. Wanneer Hedda
het manuscript van Lövborg verbrandt heef t
omdat naar zij pour l'amour de l'art liegt
zij wilde beletten, dat een genialer man dan
Jörgen hem met dit geschrift in het open
baar den loef af zou steken, dan weten we
opeens wat ook die kinderlijke man heimelijk
en maar half-bewust wellicht, geleden heeft
onder Hedda's gebrek-aan-geluk ... Zóó
aandoenlijk blij als Jörgen dan is met dit
onverwacht bewijs van haar belangstelling
in hém! Op dit tooheeel moet de
tooneelspeler aanwerken, dan wordt de rol voller
en belangrijker dan de heer Taitau* haar gaf.
De geheele voorstelling (regie Chrispijn)
had weinig atmosfeer, er werkte niet genoeg
in. Van de opvatting dat in een Ibsenstuk
alle figuren zich geheimzinnig en gewichtig
moeten voordoen, zijn we verlost, maar er
is toch toch altijd een bepaalde achtergrond,
en ook de doode dingen leven erin. Geen
middel had bespaard mogen blijven om ons
Hedda's omgeving te suggereeren, de kooi
van goeden wil en benepenheid, die haar
hoe langer hoe enger wordt. Al dadelijk dat
meesterlijk begin: de oude gedienstige, die
zich met verholen vijandigheid uitlaat tegen
tante Juliane over haar nieuwe meesteres
met al haar koffers"! teekent den geest
van het huis. Mevrouw Vervoorn maakt van
dit rolletje een gewone meiderol, en hiermee
deed zij Ibsen tekort.
En zoo ontbrak er telkens dat eigenaardig
accent, dat de innerlijke bedoeling zon
der bedoeling is er niets bij Ibsen «phaalt
en het tooneelbeeld, in telkens gewijzigden
vorm, klaar en scherp voor onze oogen stelt.
Wanneer een Ibsenstuk niet boeit, ligt het
voor mij nooit aan Ibsen. Bij veel boeiends,
waren er in deze opvoering ook doffe plekken.
Drie jonge tooneelspelers, Mien Vermeulen,
Folkert Kramer en Ellen Wiarda, stonden
voor de zware rollen van mevrouw Elvsted,
Ejlert Lövborg en tante Juliane. Langen tijd
is ons. tooneel beheerscht geweest door
vakspelers, die van een rol weinig indruk
ontvingen en dat weinige wisten uit te
drukken, thans vinden we in belangrijke bij
rollen spelers die door eigen intelligentie
of geleid door den reglseur, zich een
dieper beeld van hun taak vormden, doch
niet bij machte blijken dat beeld op het
tooneel te belichamen. Wij kunnen wat
zij presteeren dan als verdienstelijke studie
aanmerken en van dat standpunt uitgaande,
ui IIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
vond ik veel te prijzen in het werk van
Folkert Kramer, belast met een der inge
wikkeldste rollen van het Ibsen-repertoire
(Ejlert Lövborg). Tot de meer geroutineerde
garde behoorde, met de Tartaud's, Henri
Morriën, die zich ditmaal ook innerlijk
moeite had gegeven; zijn Brack" was een
fijn tegenspeler.
Wij zijn tegenwoordig tal van
tooneelgezelschappen rijk... Wanneer zich daaruit
eens n Ibsen-ensemble" in het bijzonder
toelegde op de vertolking van dit, zooveel
inzicht en beeldend vermogen vereischend
werk, hoeveel nader zou het ons kunnen
worden gebracht dan tot dusver, met zoo
eens een voorstelling te hooi en te gras,
waarin met al hun toewijding de acteurs
voor het meerendeel vreemd staan, en waar
tegenover het publiek nog gansch oninge
wijd zit. Hè," hoorde ik een lieve tante
Juliane in de s tal les zuchten op het
oogenblik dat Hedda Gabler zich doorschoot:
Hè, dat's nou jammer!" TOP NAEFF
;NED. OPERA
)ir. G. H. KOOPMAN
AGENDA:
Zondag 25 Nov. Holl. Sch. Matinee
BOHÈM E
Zondag 25 Nov. Haag K. & W.
HUGENOTEN
Maandag 26 Nov. Paleis v. Volksvlijt
FAUST
Dinsdag 27 Nov. G. Stadsschouwburg
WALKüRE
Woensdag 28 Nov. Dordrecht
WALKüRE
Woensdag 28 Nov. Leiden FAUST
Donderdag 29 Nov. Paleis v. Volksvlijt
H UG ENGTEN
Vrijdag 30 Nov. Utrecht
WALKüRE
Zaterdag 1 December Rotterdam
FIGARO