De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 1 december pagina 1

1 december 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S*. 3110 Zaterdag l December A' 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSQN Prijg per No. f 0.15. Per 3 mud, f 1.90. Abonn. loopen per jaar ) | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM INHOV»: Bladz. 1: Verdtjigerg. Niet Tornen, door v. H. Jtoitenlandgch Overzicht, door G. W. Kernkamp. 2; Plak-Vi»ite, teekening van Jordaan. Van Dan tot Beraiba", door Maurits Wagenvoort. Tan 't gemakkelijke ster ven, door H. Salomonscn. Krekelzang, door J. H. Speenhoft Beschouwingen, door dr. F. Tan Eeden. 81 Feuilleton: Een Truc, door H. Visser, met Uakening van Ia. van Mens. Nieuwe Uitgaven. 6: Voor Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de Hatour, door Jac. P. Thjjsse. 7: Theodor Mommsen, door prof. H. Brngmans. Boekbespreking, door prof. H. Bragmans «n Jan G-resboff. Brief nit Parijs, door prof. 8. Bocheblave. 9: Mnziek in de Hoofdstad, door mr. H. M. van Leeuwen. "Willem Ses, door 8. Bottenheim. Onthullingen, teekening van Oeorga van Baemdonck. Bramatische Kroniek, door Top Naeff. 10: Finanoiêa en Economie, door J. D. SantUhano. 11: Is er iets omtrent dan aard van den komenden winter te ?voorspellen?, door P. H. Gallé, Ken Jubileum, door C. C. de Gelder. 12: Uit het Kladschrift van Jantje. Buiten sporige berichten van Melis Btoke. fit. Nioolaas geschenken voor Kinderen. 13: Bt. Nicolaas geschenken voor Amsterdam, tcekening van Joh. Braakensiek. 8oh»akrnbriek, red. dr. A. G. Olland. Damrnbriek. led. K. O. de Jonge. Bijvoegsel: Bnsland's Vredesaanbod, teekening van Joh. Braakensiek. IIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIttMIIIIIIIIIIIIIflIlllltllllllflIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII VERDEDIGERS De verscheidene gewichtige strafpro cessen, welke zich in den laatsten tijd in ons land hebben afgespeeld, lieten ook weer eens in 't bijzonder de aan dacht vallen op den verdediger. Er waren gevaarlijke heeren onder, die daar voor de rechters hebben ge staan. En van verschillende zijden bereikte ons de opmerking: hoe heeft een advo caat daar nog voor kunnen optreden! Welk een beroep heeft iemand toch, die er . zijn werk van maakt, zulke gevaar lijke lieden en schandelijke misdadigers aan hun gerechte straf te onttrekken! Hoort men hen,' die zoo spreken, nader aan, dan leggen zij uit, hoe weer zinwekkend en anti-maatschappelijk hun de taak van den verdediger voorkomt, die er op uit is, zwakheden of leemten in het bewijs op te sporen, tegenstrijdig heden ten gunste van de beklaagden in het licht te stellen, en zich in te spannen om hen vrij te krijgen". Waar de stemming zoo is, schijnen ook de verdedigers op hun beurt wel weer eens .eene verdediging noodig te hebben. En, wij voegen er aan toe, dat zulk eene verdediging niet alleen strekt ten gunste van den advocatenstand, maar ook: ten gunste van de maatschappij. Het zou er inderdaad leelijk gaan uitzien, indien wegens het zoogenaamde maatschappelijke belang, het optreden van den verdediger in het strafproces, in discrediet geraken moest. Aangrijpend is het tooneel uit den tijd der Fransche revolutie toen Danton de ;weldige, voor zijne rechters stond. p 't oogenblik dat hij den leeuwenkop ophief, en den adem verzamelde om met al zijne welsprekendheid de ver dediging te voeren ... barstte een roffel los, door twaalf tamboers aangeheven. Zóó bang waren de leiders geweest voor het woord van den tribuun, dat zij dit hadden laten overroffelen! Telkens, als hij 't woord wilde voeren, deden de kalfsvellen hun plicht. En met een quasimilitaire vertooning werd hem belet ? zich verstaanbaar te maken. Zoo wordt in tijden van beroering en tyrannie van 't publieke welzijn" het recht der persoonlijke verdediging geschuwd, geknot. Ook Napoleon sprak: ik zou de tong willen laten uitsnijden aan die praatjesmakers, die helpers van het kwaad, die optreden... tegen de regeering." * * * Wij gaan zeer zeker weer een tijd tegemoet, waarin dit publieke welzijn" een overmachtig potentaat worden kan, die over recht en billijkheid te gemak kelijk dreigt heen te stappen. Maar het zou er slecht uitzien, wan neer de publieke opinie de plaats van den verdediger der beklaagden niet meer ten volle waardeerde. Het trof ons, hoe men naar aanleiding van de jongste strafprocedures, ook van bevoegde zijde, over de advocatie in strafzaken kon hooren spreken als iets eigenlijk minderwaardigs. Goed voor jon gelui, wordt er gemeesmuild, en zoolang 't van de toevoegingen komt. Maar iets, wat nu eenmaal op den duur toch niet dat is. Het ware zeer te betreuren, ook voor het algemeen belang^ en voor de goede justitie, indien de taak der verdedigers in strafzaken werd gedeclineerd tot die der minder bekwamen, minder ervarenen, minder kieschkeurigen. En indien den van goede eerzucht bezielden jongen advocaten de leer werd bijgebracht, dat zij zich met belangrijke strafzaken slechts min of meer kunnen encanailleeren. De taak van den verdediger der be klaagden zal een noodzakelijkheid blij ven, zoolang de Staat de verdachten ver volgt, en zoolang de maatschappij ge diend is bij een eerlijke rechtspraak en eerlijke rechters. Die taak is ook niet moeilijk te be-' grijpen. Wanneer men maar n ding vooropstelt: dat de verdediger nog niet de rechter is. Aan den rechter, over de schuld of de onschuld der beklaagden te beslissen; de den schuldige op te leggen straf te bepalen; onpartijdig en met zooveel moge lijk kennis der omstandigheden. Maar juist om deze volledige onpar tijdigheid en kennis van omstandigheden te waarborgen, is het noodig, dat er vóóraf een verdediger spreke, die niet rechter is, en niet beslist, maar die den rechter voorhouden moet, al wat ten gunste van den beklaagde strekken kan. Staande tegenover den officier van justitie, die óók partijdig mag en moet zijn, naar den kant van de directe maatschap pelijke veiligheid, is de verdediger de kampioen voor het individueele recht en de belangen van den persoon. De rechter moet ten slotte tusschen beide weten te wegen en te beslissen. Hij mag zich door geen van beide over matig laten beïnvloeden. Dan alleen wordt er recht gedaan. Maar dit recht zal eerst ten volle aanspraak op erkenning hebben, wanneer het na het hoor en wederhoor" uitge sproken wordt. Eerst uit het huwelijk van twee el kander kritiseerende en doordringende pleidooien wordt het rechterlijk vonnis in al zijn kracht geboren", zegt de bekende Belgische Senator Picard in zijn Para doxen over den Advocaat. Aan zichzelve overgelaten, is de knapste rechter minder zeker, de waarheid te treffen". Dit is de zaak. Hoe vaak komen nog rechterlijke dwa lingen voor. Het is de taak van den verdediger, den rechter zelf hiertegen te beschermen, door hem op alle twijfelpunten en te genstrijdigheden in het belang van den beklaagde te wijzen. Hij moet daartoe ook zelf zooveel mogelijk materiaal opsporen en schiften; zelf de getuigen a charge ondervragen en op de proef stellen. Telkens bestaat weer de mogelijkheid, dat een onschuldige zou veroordeeld worden. Die mogelijkheid moet daarom ook in elk geval weer getoetst. Telkens bestaat bovendien weer de mogelijkheid, dat vormen van rechts pleging zouden worden veronachtzaamd, en met de wet de hand gelicht. Het is de taak van den verdediger, te zorgen, dat de staatsorganen zich ten nauw keurigste als organen van den recht staat blijven gedragen. Telkenmale eindelijk, al lijkt het opper vlakkig anders, is ook voor den slechtsten schuldige nog op een lichtpunt te wijzen. Voor ieders belang valt iets te zeggen, in ieders belang misschien iets te doen. Voor de ergste misdaad is nog een ver goelijkend gezichtspunt aan te wijzen. Evenals de liefdevolle moeder eene ver ontschuldiging zal weten te uiten voor haar kind, ook als 't het grootste mispunt is. Met is geen flauwe humaniteit, dat de verdediger den rechter hierop wijst. De menschelijke zijde van het recht zal er door winnen. En van des te meerbeteekenis wordt dit, naarmate het strafrecht eene grootere verscheidenheid van strafmiddelen ter beschikking der rechters stellen gaat. Dan komt het er telkens op aan, die straf toe te passen, die de grootst mogelijke maatschappelijke beveiliging paart aan de gunstigst mogelijke werking op den veroordeelde. Hierbij is alweer de eenzijdige verdediger onmisbaar. Bij voorbeeld kan het gaan over de keuze tusschen een korten, harden tijd in de cel, of eene voorwaardelijke veroordeeling met langdurig, gestreng toezicht op den in vrijheid gelatene. Zal de rechter daarover goed oordeelen, dan moet hij ook den pleiter omtrent den persoon des daders hebben gehoord. * -^ * Dit alles verklaart, hoe in eiken be schaafden vorm van samenleving de advocaat voor den strafrechter weer als eene noodzakelijkheid, en wij durven zeggen: eene weldadige noodzakelijkheid, is erkend geworden. Het is dan ook geheel onverschillig, of de verdediger wordt gehonoreerd of niet; zijn taak vrijwillig op zich heeft genomen of niet. Wanneer een pleiter zijn optreden verontschuldigt met de opmerking: dat hij door den voorzitter is toegevoegd geworden," begaat hij reeds een fout. Het uitgangspunt moet integendeel zijn, dat elke beklaagde aanspraak heeft, verdedigd te worden, en dat het recht er op achteruit zou gaan, wanneer dit niet het geval kon zijn. Mét Picard verstaan wij dan ook den advocateneed zoo, dat de verdediging van eenen beklaagde nimmer geweigerd worden mag. Natuurlijk hangt er alles van af, op welke wijze de verdediger voor zijnen cliënt optreedt. Hij blijve zich steeds bewust, dat hij niet 't onrecht goed mag praten of de waarheid helpen verduisteren. Hij verdedigt den beklaagde" zegt Simons, maar spant niet met hem samen; hij is zijn raadsman, niet zijn maat". Dit brengt mee, dat de verdediger nimmer den beklaagde den raad mag geven, om te liegen, en nimmer ook ee/i andere eigen opinie over het proces mag uitspreken, dan hij werkelijk heeft. Wij gaan verder en zeggen: hij heeft den beklaagde op dat punt in 't geheel geen raad te geven, en hij heeft ook in het geheel geene opinie over de zaak ten beste te geven. Zijne opinie doet niets ter zake ! Hij heeft te Borgen, dat den rechter alles wordt voorgehouden, wat wellicht tot twijfel leiden moet of in het belang van den beklaagde strekken kan. Aan den rechter, te beoordeelen, in hoeverre hij dit zal laten gelden. 't Eenige geval, waarin het ten nadeele van de maatschappij .kan werken is, als er te domme rechters zijn, die door te handige advocaten worden medegesleept. Doch dit gebrek ligt dan niet aan de taak van den verdediger in het strafproces, maar aan den staat, die domme rechters aanstelt! Daartegen moet op andere wijze worden voorzien, dan door mis kenning van de waarde der verdedigers. $t * * Wij hopen, hiermede te hebben ver duidelijkt, dat de werkzaamheid van den advocaat in strafzaken, goed opgevat, een eerbiedwaardige en zeer nuttige is, waar zeker niet scheel naar mag worden gezien. Wat de praktijk aangaat, voegen wij er bij, dat weinige functies haar even aren in eisenen van menschenkennis, rechtsbesef, verstand en ridderlijkheid. Weinige ook, wat voldoening betreft, wegens het behartigen van ernstige menschelijke belangen. Het aan den aanvang gezegde, worde hier aan het einde herhaald. Ook het recht staat het hoogst, het verwerft het meest de algemeene achting en het algemeene vertrouwen, wanneer het uit tegenspraak en twijfel is geboren. Dan wekt het de grootste zekerheid. Er valt in dit opzicht te herinneren aan eene merkwaardige, oude instelling van de Roomsen Katholieke Kerk. Wan neer door de Heilige Congregatie over een heiligverklaring beoi,.,. worden moet, besluit zij daarover niet, dan nadat door eenen procurator diaboli" alle beden kingen tegen de heiligverklaring zijn aangevoerd geworden. Zoo komen alle bezwaren op de schaal, eer het zuivere gewicht wordt bepaald. Deze advocaat van den duivel' dient echter aldus in waarheid niet het on heilige, maar hij versterkt het heilige. Zoo dient ook de advocaat in straf zaken niet het onrecht, maar het recbt. Hij werkt niet tegen het algemeen be lang, maar hij draagt er toe bij. v. H. 4-4- + NIET TORNEN Nu tegenwoordig alles op losse schroe ven wordt gezet, kornt vanzelf ook af en toe het Nederlandsche koloniaal bezit ter sprake. In het bijzonder de West, die zich nog het meest voor discussie leent. De tijd is vruchtbaar van de wonder lijkste geruchten. Zoo gaat er een rond, dat een Amerikaansch aanbod onderweg zou zijn, om voor 5 milliard gulden ons West-lndiëover te nemen. Ook werd ons een artikel toegezonden van eenen landgenoot, die 't zelfde be pleit. En sommige Amerikaansche tijd schriften hebben ook al wel eens een stiek gehad, zeggende: Let us buy the Dutch West-lndias". Wij willen waarschuwen, dat men ten onzent deze zaak voorshands toch niet ernstig opnemen en gelooven moet. Dat onze West voor de Vereenigde Staten zekere aantrekkelijkheid kan heb ben, is te denken. Daarover schreven we reeds vroeger (21 April 1.1.). Maar wij wezen er toen ook reeds op, dat de aantrekkelijkheid, de beteekenis voor óns, van ons eigen koloniaal, toch minstens tienmaal zoo groot blijven moet! Nu, hangende den oorlog, stukken van dit gebied te gaan verkoopen, voor nóg zooveel zilverlingen, het ware een uiterst onverstandig stuk. Misschien likkebaardt deze en gene reeds bij de gedachte, dat wij met die dollars van ons geheele, geldelijke distri butiewee af zouden komen. Maar men bedenke eens welk figuur wij zouden maken over de geheele wereld. De geheele wereld, die een tijd van on gehoorde offervaardigheid doormaakt, en toch reeds te vaak Holland aanziet j als het koopliedenland, waar de oorlog bijzonder uit den hoek van materieele voordeden en belangen wordt bezien. Wij zullen ons nationaal prestige nog hard noodig hebben, en wenschen het niet te vergooien, door nu over kolonialen 'verkoop te gaan kwanselen. Voeg hierbij, dat ondenkbaar schijnt, hoe verkoop van zoo groot en gewichtig gebied, in oorlogstijd, aan een der oor logvoerende partijen, tegenover de andere, j als neutraal gelden mocht. Neem nu alleen Curacao, toch ook strategisch van belang. Het blijft toch zeker onze neutrale plicht, dit hangende den oorlog ook in onze neutrale handen te houden. Waar het leveren van oorlogsschepen aan een der oorlogvoerenden reeds niet-onzijdig is, hoeveel te meer dan nog dat van oorlogssteunpunten! Vatte dus het denkbeeld geen post, dat 't met de verkoop van de West nog zoo onnatuurlijk niet zou zijn. Laat ons liever vastgroeien in de ge dachte, dat wij ook op den duur dien West tot een levenskrachtig, Neder landsen gebied moeten ontwikkelen. Maar dan ook onder gén anderen invloed, van welke mogendheid ook. Curacao bijvoorbeeld zou ons, als steunpunt van draadlooze telegrafische verbinding met de Oost, nu een zeer gewichtig nut kunnen bewijzen, 't Is de moeite waard, daaraan de aandacht te geven. En dan tevens hieraan, dat niet andere partijen zich daarvan de voordeelen moeten kunnen gaan verschaffen! Ook hieromtrent past voorzichtigheid, want onder de invloeden, die de kwestie van ONZE pverzeesche, draadlooze ge meenschap sinds jaren hebben beheerscht (en belemmerd), loopen er, die alles behalve zuiver-Nederlandsch zijn. Wanneer die zich ook in de plannen der verbinding over Curacao weten in te werken, blijft Nederland even ver van huis. Aan het Nederlandsen West-Indisch bezit moet dus than^ in geen enkel op zicht getornd. v. H. Langs de Fronten Veertien dagen geleden schreef ik over den veldtocht in Italië: de Italianen schijnen thans stand te willen houden op een front, dat van Zuid-Tirol in de richting W.?O. loopt en aansluit aan den benedenloop van de Piave; maar of zij daar stand kunnen houden en Venetiëvrijwaren voor een be zetting door de centralen, moet nu weldra blijken." Tot nog toe is het hun gelukt. De DuitschOostenrijksche troepen zijn niet over de Piave gekomen, ten minste niet over dat gedeelte van de rivier, dat door de laagvlakte stroomt. Evenmin hebben zij de Italianen verdreven van den hoogen bergwal tusschen de Piave en de Brenta. In de laatste week hebben zij zelfs herhaaldelijk melding moeten maken van afgeslagen aan vallen der Italianen. Het offensief van de centralen hokt dus. Wel te verstaan op dit oogenblik, op den avond van den 28sten November. Als er morgen een telegram komt, dat de cen tralen het offensief hebben hervat, zal ik geen gat in de lucht slaan. Het zware ge schut moet eerst in stelling worden gebracht zoo verklaarden Duitsche couranten den stilstand in den oorlog. Goed dan zullen wij nog een paar weken hebben te wachten, voor wij weten of het hokken een blijvende toestand is geworden. Intusschen hebben de Italianen er al heel wat mee gewonnen, dat zij de centralen konden noodzaken tot het markeeren van den pas. In de eerste plaats dit: zij hebben gele genheid gekregen, van den schrik te beko men. Die schrik moet groot geweest zijn, volgens een artikel in l'Homme Libre, waar van een Wolff-telegram uit Bern den voornaamsten inhoud heeft overgeseind. Na de doorbraak van het front aan den Isonzo zouden niet minder dan 400.000 man van het tweede en het derde Italiaansche leger in een op paniek lijkende wanorde zijn ge vlucht, totdat zij 200 K.M. van het tooneel van den strijd verwijderd waren ; sommigen zouden zelfs heel naar Rome zijn gevlucht. En dan volgt een verhaal over het groot aantal deserteurs, die men reeds vóór de groote nederlaag in de dorpen van Sicilië, Sardiniëen de Romeinsche Campagna kon zien, meestal verlofgangers, die geen zin hadden naar het front terug te keeren en tegen wie nïen geen geweld durfde gebruiken. Dit alles kan wel waar zijn. Uit de be richten over de oproeren, die er dezen zorner in sommige Italiaansche steden, vooral te Turijn, zijn geweest, wisten wij al, dat een deel van het Italiaansche volk genoeg had van den oorlog; verlofgangers, die bleven spijbelen, zullen zich niet uit schaamte hebben moeten verbergen. Ook mag men het plotseling bezwijken van het Isonzo-front althans gedeeltelijk toeschrijven aan den slechten geest in vele afdeelingen van het leger. Maar de gebeurtenissen van de laatste weken hebben aangetoond, dat de kern van dat leger nog gezond is; an ders hadden de centralen Venetiëreeds bezet en zou de bergwal tusschen Piave en Brenta geen belemmering zijn geweest voor hun opmarsch naar de laagvlakte, ook al was dan het zware geschut niet in stel ling gebracht. De aankomst van Engelsche en Fransche troepen heelt den Italianen ook een hart onder den riem gestoken. Het is nog niet gebleken, dat deze bondgenooten reeds deel aan den strijd hebben genomen; ook ver keert men nog in volslagen onzekerheid over de grootte van de hulp, die Engeland en Frankrijk hebben geboden. Is die hulp tot dusverre nog gering, dan zijn de halianen met eigen middelen in staat geweest, den opmarsch der centralen eerst te ver tragen en vervolgens tot stilstand te bren gen; is zij reeds van beteekenis, dan wordt de kans grooter, dat de ramp, die Itali trof, niet in omvang zal toenemen. In elk geval hebben de Franschen en Engelschen niet zooveel troepen naar Itali gezonden, dar* zij aan het westelijke front geen aanval meer kunnen ondernemen. De Franschen hebben, sinds hun laatste succes aan het Oise-Aisne-kanaal, zich niet veel meer geroerd; maar juist in de laatste week bevochten zij weer een overwinning bfl Samogneux, aan den rechteroever van de Maas. De Engelschen trokken ten aanval in de buurt van Kamerijk en veroverden daar in enkele dagen meer terrein, dan zij tot dusverre bij eenig offensief in den eersten aanloop konden bezetten. Een oogenblik scheen het zelfs alsof het hier tot een door braak van het Duitsche front zou komen; maar die verwachting is al weer verijdeld; de Duitschers hebben naar de bedreigde plek van hun front al zooveel versterking gezonden, dat zij niet meer behoeven te vreezen voor een doorbraak; schier dag op dag wordt er verwoed gevochten om eenige dorpen, die dicht bij KamerQk liggen, maar veel verder dan bij den eersten aanloop zijn de Engelschen nog niet gekomen; het laat zich aanzien, dat ook hier de strijd weldra zal hokken. )n Vlaanderen doet hij dat reeds geruimen tijd. De verovering van Passchendaele was in de afgeloopen maand de eenige gebeur tenis, die iets beteekende,- maar het is nu al vijf of zes weken geleden, dat zoowel de Engelschen als de Franschen den zoom van het bosch van Houthulst bereikten, en sedert hebben zij daar ook niet de minste vordering gemaakt. Vóór het einde van dit jaar zullen de Duitschers Ostende en Zee brugge nog niet behoeven te ontruimen; zoolang dit niet gebeurt, heeft de strijd der geallieerden in Vlaanderen zijn doel niet bereikt. Alleen in Aziëen Afrika komt er schot in de gebeurtenissen. Van de Duitsche koloniën heeft OostAfrika zich het langst en hardnekkigst ver dedigd. Ook toen de Duitsche strijdmacht naar het Z.O. van de kolonie was terugge drongen, heeft zij maandenlang weten te ontsnappen aan een omsingeling; telkens brak een afdeeling weer door het cordon heen en soms doken Duitsche troepen plot seling weer op in landstreken, waaruit men ze reeds lang verdreven waande; groote verliezen aan gevangenen hebben zij boven dien nooit geleden In den laatsten tijd is hier echter verandering in gekomen. De be richten over de krijgsgebeurtenissen zij komen alleen van Engelsche zijde tet ons die dikwijls weken lang uitbleven en dan nog vaak weinig belangrijks meldden, volgen elkaar thans snel op; telkens vernemen wij, dat kleine afdeelingen van Duitschers en de bij hen behoorende inlanders zich hebben overgegeven; het terrein van den strijdv wordt bovendien meer en meer beperkt; zoo schijnt de verwachting gegrond, dat binnen niet al te langen tijd Duitschland ook zijn laatste kolonie zal hebben verloren. Vooral in Aziëechter hebben de Engel schen in de laatste maand groote successen behaald. Nadat zij de Turken uit Sinaïhadden verdreven en daardoor het nog altijd drei gende gevaar van een aanval op het Suezkanaal hadden afgewend, waren zij in ZuldPalestina opgerukt. Voor Oaza moesten zij echter halt houden; een aanvankelijke over winning liep hier tenslotte voor hen op een nederlaag uit; maandenlang konden zij niet verder komen. Eerst in het begin van No vember slaagden zij erin, door een omtrek kende beweging, waarbij zij ver naar het O. uithaalden, de Turken tot de ontruiming van Gaza te dwingen. Sedert hebben zij een groot deel van Judaea veroverd. Bui tengewoon snel was hun vooruitgang langs de kust, dank z.fj de omstandigheid, dat hunne oorlogsschepen den weg, waarlangs zij moesten oprukken, konden bestrijken; Askalon, ten slotte ook Jaffa werden door hen bezet. Intusschen hadden de Turken ook het binnenland moeten prijsgeven; zij hielden eerst stand op de hoogten bij Jeru zalem en hebben, naar het schijnt, ondertusschen. versterking gekregen; in de laatste dagen berichten zij althans, dat zij de aan vallen der Engelschen hebben afgeslagen. In de Oostersche wereld zou de verove ring van Jeruzalem door de Engelschen allicht een even grooten indruk maken, als die van Bagdad heeft gedaan; het is dan ook te verwachten, dat de Engelschen hier op een geduchten tegenstand zullen stuiten ; de sinds geruimen tijd bij Aleppo bijeen gebrachte Turksche strijdmacht, die onder aanvoering van maarschalk von Falkenhayn een poging tot herovering van Bagdad zou doen, zal thans wel worden gebruikt ter verdediging van Jeruzalem indien zij al thans niet reeds op weg naar Bagdad was. De Engelschen verwachtten sinds lang een aanval op Bagdad. Vandaar dat de on langs overleden opperbehelhebber Sir Stanley Maude in de vorige maand een expeditie uitzond om de Turken uit Ramadie, aan den Euphraat, te verdrijven en aldus de dekking van Bagdad beter te verzekeren; het garnizoen van Ramadie werd gevangen genomen; de Engelschen ontruimden de plaats weder, nadat zij er alle werken had den geslecht, die een opmarsch van de Turken langs den Euphraat zouden verge makkelijken. Een dergelijke expeditie werd in deze maand uitgezonden om de Turken te verdrijven uit hunne verst vooruitgescho ven stellingen van den Tigris, ten N. van Bagdad; ook bij dezen tocht bereikten de Engelschen hun doal. Meer dan door deze voorzorgsmaatregelen zal echter door den opmarsch der Engel schen in Judaea en de bedreiging van Je ruzalem de veiligheid van Bagdad in Engelsch bezit worden verzekerd. 2S Nov. 1917 G. W. KERNKAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl