Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
l Dec. '17. No. 2110
PLAK-VISITE
Teekenlng voor nde Amsterdammer" van fordaan
Meneer Cort als 't misschien uw tijd'is?"
iiiiiiiiiiiniimiiimiiiii
VAN DAN TOT BERSEBA"
Onder ons Bijbel-lezend volk zal er nu
menigeen wezen, die voor zich zelf de
Reuter-telegrammen, 's avonds in de krant,
toelicht door het opslaan van zijn Oude
Testament. Het Engelsche leger dringt uit
het land, dat onder de twaalf stammen
Israels aan Simeon was toebedeeld, opwaarts
door Judea naar Dan, om, zijwaarts, Benjamins'
grondgebied te veroveren, en aldus den
droom der Kruisvaarders te verwerkelijken
en de Heilige plaatsen" van Jeruzalem te
brengen onder het symbool van Het Kruis."
Te veel profanatie van een verleden, dat
heilig is voor de aanhangers van drie gods
diensten, welke, hoe zeer »ok elkaar vijandig,
allen den zelfden God heeten te aanbidden:
jodendom, Christenheid en Islam. Het is
allerminst met de bezieling der Kruisridders,
ofschoon ook deze door hun. daden hun
ideaal verguisden, dat van Berseba uit het
Engelscke leger is voortgedrongen naar
Askalon en, noordelijker zelfs, reeds Jaffa
heeft bereikt. Palestina is niet groot, zelfs
nog Iets kleiner van uitgestrektheid dan
ons land, en het gedeelte ten Westen van
Jordaan en Doode Zee, het Bijbelsche land
bij uitstek, nauwelijks veel grooter dan
Utrecht, Gelderland en Noord-Brabant te
zamen. Maar welke herinneringen zijn er
voor heel de menschheid aan dit kleine land
verbonden!
Er zal hier niet over de wenschelijkheid
geschreven worden van een herschepping in
het Heilige Land van een Joodsch
gemeenebest. Het tost het denken moeite zich voor
te stellen hoe zulk een Joodsch Palestina er
zal uit zien. Zal het waarlijk ooit weer een
land overvloeiende van melk en honing"
worden? Sinds zestien eeuwen bevolkt door
de stammen, die voorheen de Moabieten, de
Medianleten, de Ammonleten werden
geheeten, werd Palestina allengs een woest
land, bevolkt door tentbewoners, die ook
nu nog 's winters de vlakten zoeken om
tegen het heete jaargetijde voor zich zelf
BESCHOUWINGEN
oover beelden en zingen
Louis COUPERUS. De Komedianten. Rot
terdam, Nijgh en Van Ditmar's Uitg.
Maatschappij.
Dit vind ik nu het mooye in Couperus,
dat ik hem vroeger eigenlijk niet uitstaan
kon, dat ik ook zijn boeken niet bizonder
goed vond, lang zoo goed niet als hun re
putatie, ook Eline Vere, dat zijn beste werk
genoemd werd, niet, en dat ik nu
volkoomen vreede heb met zijn figuur in onze
literaire waereld. Hij heeft mijn antipathie
geheel ooverwonnen, zonder dat hij, naar
mijn weeten, ooit een woord oover mij en
mijn werk gezegd het-ft, en die
ooverwinning behaalde hij door zijn geduld, zijn
rustige, eerlijke volharding, door zijn goed
moedigheid, zijn vriendelijke ironie, zijn
kalme zelfbeschouwing.
En ook, door het juiste, eevenwigtige ge
bruik van de hem gegeeven krachten, zijn
kennis, zijn
waarneemings-enbeeldingsvermoogen, door zijn steeds eenvoudiger en
natuurlijker schrijftrant.
Hij is werkelijk hierin uniek in onze lite
ratuur, dat hij al het ooverspannene, het te
hoog streevende, het krampachtig zoekende
naar Grootheid en Verheevenheid heeft los
gelaten en zich bepaald heeft tot het hem
natuurlijke, het prettige en gewoone.
Daardoor heeft hij een ongezochte grootheid
gekreegen, waarteegen de kritische geest zich
niet onwillig behoeft te kamen, waarmee men
vreede kan hebben, een grootheid die niet
gewild is en niet aggresief aandoet. Hij is
een dichter geworden en een eedel schrij
ver, door het opgeven van wat hem niet
natuurlijk afging, zonder bekommering om
de opinie en de verwachting der leezers.
Hij heeft geen artistiek dogma, geen systeem
of theorie oover kunst, hij reikt niet booven
zijn kracht, hij doet wat hem welgevallig is
en toont zich daarbij in al zijn bevoor
rechting.
koelte en voor hun kudde gras en water te
vinden in de bergen. En wanneer in de
laatste tijden voornamelijk het land der
Philistijnen bevolkt wordt door Joodsche
nederzetters, de meesten Asjkenazim" uit
Galicië, en dit gedeelte van Palestina door
hun vlijt een hooger cultuurwaarde ontvangt,
dit neemt niet weg, dat de nomadische be
volking, de Bedowinen, er de
eerst-rechthebbende bewoners van zijn, en het niet
zoo gemakkelijk zal wezen, hen tot een
huiszittend leven te brengen.
Niettemin is Palestina sinds een eeuw toch
reeds krachtig herbloeid. Toen de dichter
Chateaubriand het bezocht, was het waarlijk
nog wel het land der Turksche
verwaarloozing. Maar de Westersche geest bracht
het tot betere toestanden alleen reeds door
er op te letten, dat de Heilige plaatsen"
toegankelijk bleven voor de devotie der
Christenheid. Ook voor de volgelingen van
Mohammed is Jeruzalem een heilige stad:
de Moskee van Omar, gebouwd op de fun
damenten van den tempel der Joden, is, na
die van Mekka, het voornaamste heiligdom
van hun geloof Niets teekent echter beter
het verschil tusschen de heerschende denk
beelden van honderd jaar geleden en nu, dan
het feit, dat zij toen den Ongeloovigen" op
straffe des doods verboden was, terwijl vóór
dezen oorlog dit heiligdom, gedurende het
vreemdelingenseizoen, jaarlijks door duizen
den Joden en Christenen bezocht werd. Hon
derd jaar geleden kwam een voornaam rei
ziger bij den Basja van Jeruzalem met, ineen
aanbevelingsbrief van den Grootvizier te
Stamboel het verlof, om het binnen te gaan.
Ik kan er voor zorgen", antwoordde de
Basja, dat u het heiligdom zult betreden,
maar niet, dat u er weer levend uit komt."
En nu? De Islamieten van Jeruzalem hebben
ervaren, dat het bezoek van hun prachtig
gebedshuis door Ongeloovigen" hun geloof
niet schaadt en bepaald voordeelig is voor
henzelf.
Ook de nomadische bevolking des lands
aan deze zijde van de Jordaan, heef t zachtere
IIIIHIItllllllllMIIIHtlHItllmimillltMI
Hij poseert, zegt men, in zijn dagelijksch
leeven. Dat kan zijn. Maar dat behoeft ons
niet te ergeren. Vooreerst Is het voor een
eerlijk man in onzen tijd bijna onmoogelijk
niet te poseeren, als hij eenige bizondere
begaafdheid bez.it en toch het verkeer met
gewoonen, minder begaafden niet geheel wil
schuuwen.
En dan, poseerden niet alle modellen van
Van Dijk en Frans Hals, tevreeden en
weivoldaan dat hun figuur er zijn mocht in het
geheel onzer cultuur? Dat was geen ijdel
heid, mits zij iets deegelijks en
duurzaatnmoois te toonen hadden.
Alzoo voel ik mij geheel verzoend met
zijn figuur in onze nationale beschaving en
met zijn werk van den laatsten tijd, meer
dan dat bij een onzer literatoren het geval is.
Zijn laatste boek: de Komedianten" heb
ik met het meeste genoegen en de zuiverste
waardeering van 't begin tot het eind
doorgeleezen. Iets wat ik van geen zijner oudere
werken zeggen kan.
Het is de beschrijving van een episode
uit het Romeinsche leeven in de eerste eeuw
van de Christelijke jaartelling.
Ten tooneele koomen de Romeinsche
schrijvers Plinius, Suetonius, Juvenalis,
Martialls ook de keizer Domitianus en de
apostel Johannes.
De hoofdpersoonen zijn ein paar twee
lingen, Cecilius en Cecilianus, nog zeer jonge,
joolige, oolijke fijne en mooye
tweelingbroertjes.
Wij wisten reeds dat Couperus de
Menaechmi voor het Ned. Tooneel bewerkt
had. Het blijkt nu, hoezeer hij zich in dat
merkwaardige schitterende en zware leeven
der Romeinsche comedianten heeft ingeleefd.
Met een, in onze bewoogen dagen onbe
grijpelijke concentratie heeft hij zich in dat
tijdperk verdiept, en zijn fantasie heeft er
in gearbeid als nooit te voren.
De creatie der tweeling broertjes is wer
kelijk meesterlijk. Ze zijn amusant,
bewonderswaardig, vol waarheid en leeven. En de
zeden gewonnen, welke zich gunstig onder
scheiden van de onbetrouwbaarheid in alle
opzichten der Bedowinen in het
Over-Jordaansche. Doch juist deze Nomadische zeden
van de bevolking des lands hebben er den
Bijbel levend gehouden. Jaffa begint reeds
iets te gelijken op een gewone havenstad
van het Oostersche bekken der Mlddellandsche
Zee; de streken en dorpen, waarin gedurende
de jongste kwart-eeuw de Joodsche land
bouwers zich hebben neergezet, verliezen,
zeer tot grooter bloei van het land, hun
Bijbelsch karakter. Jeruzalem is echter nog
wel de middeleeuwsehe stad der Kruis
vaarders door haar bouw; Bethlehem is het
door haar bijzondere bevolking, nagenoeg ge
heel christelijk. Men mag haast beweren:
sinds het ontstaan van het Christendom. Maar
slechts de eigenlijke bewoners des lands,
de Bedowinen, hebben hun aartsvaderltjke
zeden en gewoonten onverlet bewaard, en
er is nauwelijks n uiting van hun nog
wel zeer primitief leven, waar voor een
bfjbelvast lezer van de Heilige Schrift, niet
een toepasselijk vers zou kunnen aanhalen.
Het voortdringen van een Europeesch
leger ia het Heilige Land is een dier ge
weldige historische feiten, waaraan wij mis
schien nu slechts een half-af geleide aandacht
schenken. Er gebeurt zoo verschrikkelijk veel,
wij worden zoo zeer verbijsterd, dat een
feit, 't welk in de late middeleeuwen of het
begin der Renaissance hart en geest der
toenmalige menschheid geheel zou hebben
vervuld, het doordringen van een Westersch
leger in dit gewijde Oostersche land, nu
slechts door weinigen op zijn rechte
beteekenis wordt geschat. Is het een verblij
dend feit? Er ontbreekt aan de gruwelen
vanldezen oorlog slechts, dat straks Bethlehem
door de legers van generaal' Allenby zal
worden beschoten, misschien zelfs verwoest,
in den Kerstnacht. Het Vrede op aarde",
dat, naar het verhaal van Christus geboorte,
hier het eerst door herders werd gehoord,
zooals er ook heden nog met hun kudden
door het land trekken, zal overstemd worden
door het gebulder van het kanon. Maar de
heilige plaatsen", van Jeruzalem: de graf
kerk, van Bethlehem: de geboortekerk, zijn
door de onderlinge onverdraagzaamheid en
den blinden geloofsijver van allerlei soort
Christenen reeds zoolang en zoo droevig
ontwijd, dat niet weinigen, die eens naar
Jeruzalem gingen in de hoop er een ver
sterking te vinden van hun wankelend ge
loof, juist door wat zf daar zagen zich bun
laatsten godsdienstigen houvast voelden ont
glippen. De oorlog kan Jeruzalem,
Gethsemané, Bethlehem niet erger ontwijden dan
haatdragende Christenen het reeds eeuwen
lang gedaan hebben.
En toch. ?.. van Dan tot Berseba", het
kleine heilige" land waarvoor nu het laatste
uur der klassieke geschiedenis heeft gesla
gen, zooals voor zooveel reeds, dat wij
onder onze oogen hebben zien verdwijnen,
kan morgen opnieuw worden het land over
vloeiende van melk en honing". Maar het
zal de vraag zijn of het in zijn stoffel ij ken
welvaart aan de zielen van hen, die zich
Christenen noemen, evenveel zal te schen
ken hebben als het verwaarloosde land der
Bedowinnen, zonals het gekend werd door
het menschengesfacht, dat met dezen oorlog
uit het leven zal verdwijnen.
MAURITS WAOENVOORT
VAN 'T GEMAKKELIJKE STERVEN
Vertroosting aan soldaten
Drie vierden der menschen, die schrijven
of spreken, doen dit uit den drang om met
zichzelf tot een vergslfjk te komen.
Nimmer is dit zoo gebleken als in
dezen tijd.
De meest simpele categorie dier menschen
zoekt eene mogelijke oplossing in het
dagelijksch gesprek.
Onder hen vallen de scheerders en
heerenachter-op-de-tram,die weifelend vragen hoe
lang het nog wel duren kan", en de moge
lijkheden van absoluut pacifisme met benij
denswaardig optimisme overwegen.
De tweede categorie is even simpel, doch
pretentieuser, en omvat hen, die zichzelf en
die zelfde gedachten van genoeg waarde
achten, om ze door drukkers-handen in
brochurevorm, of als ingezonden stuk te
doen verveelvuldlgen.
Maar vél belangrijker dan deze belde
categorieën, is die der intellectueelen, die
pijnlijk zoeken naar diepere oorzaken, en,
achtergrond waarteegen zij uitkoomen,
tegelijk tuuw en bloedig, en geweldig en
schoon vormt er mee een machtig en
toch niet onwaarschijnlijk contrast.
De broertjes zijn fijn, fraai, joolig en geestig,
Fraayer naar het uiterlijk dan eenig mensch
van onzen tijd, wonderlijk gemengd in teer
gevoeligheid en perverse brutaliteit. Die
broertjes zijn prachtig.
Zonder een blad voor den mond te neemen
beschrijft Couperus het liederlijke leeven in
de Romeinsche achterbuurten. De patrici
rvrouwen die op de emotie-jacht gaan en
zich mengen met gladiatoren en boeven.
Dingen die nóg gebeuren in de groote
Babels van onzen tijd. Maar het is geen
hinderlijk realisme. Waarom ergert dit niet,
zooals het onleesbaar Zeedijk-gezwets van
Querido ? Is het omdat het fraayer is, of
verder weg? of minder banaal en vulgair?
Of is het omdat de schrijver blijkbaar
zich nooit verlustigt in het gemeene, maar
het met een voorname wijsheid beschouwt,
in den trant van Plinius en zijn vrienden?
Ik weet het niet. Ik weet alleen dat er
een wel-opgewoogen eevenwigt is in het
boek, tusschen de grove sfeer van bordeelen
en gladiatoren, en het waardige en verfijnde
der voorname Romeinen.
Johannes de Apostel komt door het ge
woel als een lichtende figuur, maar toch
niet in de volle glorie waarmee een
oovertuigd Christen hem zou hebben bekleed.
De tweeling-broertjes zijn komedianten, en
geen Christenen en zij worden het ook niet.
Nu ooverzie ik in mijn herinnering de
veele historische romans, die ik in jonger
jaren heb verzwolgen. Scott, Ebers, Dahn,
neen! geen van deezen kon iets maken als
de Komedianten". Hun boeken zijn mij
nuonuitstaanbaar om het valsche licht waarin
de voorbijgegane menschheidsperioden wer
den getoond. Het ergst is wel het beroemde
en ondragelijk valsche en tendentieuse Quo
Vadis. Hoe veel helderder en zuiverder is
! de spiegel waarin Couperus ons zijn oude
vooral, naar 't geen er aan waarde door de
nieuwe toestanden geschapen wordt.
En het is vooral uit Frankrfjk, dat die
stemmen tot ons spreken.
Daar was Romain Rolland, die eenige
thema's vond in de aanvankelijke confuste
van klanken, en daar was Maurice Barrès,
die in zijn cyclus L'Ame Franchise et la
puerre" gedurende de twee eerst» oorlogs
jaren om de twee maanden een band liet
verschijnen, ei sindsdien is voottgegaan
met studiën en romans; de groote idealist,
die nu weer in zijn Diverses Families
spirituelles de la France van de geestelijke een
heid in zijn land getuigt.
* , *
Maar wat er met den mensch gebeurd is
na Augustus 1914 weet niemand.
Toen de oorlog een half jaar geduurd
had, is er iemand geweest, die sprak over
de verenging der mensehelijke
belangstellings-sfeer"; sindsdien zijn er velen
geweest, die bevonden dat zij vreemd
stonden tegenover hun gevoelen van vóór
den oorlog. En nu hebben de meesten er
zich bij neergelegd, dat zij zich in den
chaos, waarin het zonlicht verduisterd is,
niet meer kunnen oriënteeren, dan naar de
meest nabijgelegen punten. Men krijgt het
gavoel, dat regeerders en gehoorzamenden
niet anders zijn dan quasi-levende werktuigen
eener ? onzichtbare macht. Waar het gevaar
is, dringen de menschen vreemd te hoop: in
hooggelegen kerken, als bij een watersnood...
in eene vaak ón-redelijke aaneensluiting
als bevreesde dieren op het vrije veld, wan
neer de lucht verduisteren gaat.
Wanneer de oorlog komt, wordt de be
schouwelijkheid van het individu verdrongen
door de noodzakelijke actie; en, In het ge
vaar sublimeert deze geleidelijk tot een
hooger soort van contemplatie, die wij niet
kenden dan uit het onbegrepen
overbewustzijn van Oostersche wijzen.
Dit is een roode draad, die door de
geheele Fransche oorlogslitteratuur gaat: door
de brieven van den litterator Maurice
Masson, die zegt: la guerre est une chose
qu'il faut agtr, et non pas subir", die de
actie verklaart van Le Feu, het werk van
den dichter Henri Barbusse, die de verzoe
ning met den dood begrijpelijk maakt van
den jongen schilder, die zijn Lettres d'un
soldat" schreef, en die men vindt in vele,
vele andere oorlogsboeken.
Daarnaast staan, vreemd, de volstrekt
practische strijdpunten, die metdertfjd uit
gekristalliseerd zijn.
De strijdpunten, waaraan het individu zich
op zoo moeilijke wijze dienstbaar moet maken.
Daar is Elzas-Lothariagen... Wij denken
aan de vele vredes in onze jaartallenboekjes,
en vragen ons af, of niet alle geweldige
gemoedsbewegingen dezer tijden voor niet
zullen zijn; en hoe de vrede voor on ze verre
nakomelingen ontdaan zal zijn van alles,
wat ons nu nog heroïsch schijnt, in 't sterven
van een soldaat.
Over dit alles verneemt men slechts het
oordeel der sprekenden en schrijvenden. En
dat waren, voor 't grootste deel de zoekers,
die met hunne menschelijkheid tot een ver
gelijk willen komen... en daartoe wellicht
de sociale stroomingen overschatten.
Er zijn ook nuchteren, die slechts n
ding zien: vernietiging.
Vernietiging van kapitaal, en 't vernietigen
van 't lichaam door den geest.
Zij zien de groote politieke vraagstukken
en verhoudingen niet anders, dan als de
weloverwogen standen en daden van ge
raffineerde schermers.
Maar de diepere oorzaak dezer practische
aanvals-, verdediging»- en
handhavingsuitingen blijft hen verborgen.
Waarheen die diepere oorzaken voeren
zullen, blijkt pas een halve eeuw na de
overwinning.
En er is een leuze noodig voor den strij
der, een vaandel als symbool van 't
practisch resultaat, die hij niet zien zal.
Een ieder weet wel waar, of in welken
groep de leuze te vinden is, waartoe hij zijne
individualiteit wil doen sublimeeren.
De enkeling, die haar niet vindt, omdat
hij niet bij machte is zijne persoonlijkheid
te offeren of dood-te-dweepen vindt in dat
martelaarschap de kracht tot sterven.
Zoo wordt het sterven in den chaos ge
makkelijk.
De vorige eeuw heeft ons, na een
larmoyante romantiek, tot eene geestelijke
anaIIIIIIIIIIHIIMIIIIIII tlllllllllHIIIIII
waereld laat zien. En zijn boek is wel ge
bouwd met een uitneemende structuur.
Zeldsame deugd in onzen tijd, nu men meent
er maar onsamenhangend op los te kunnen
schrijven, zonder van elk boek een
weigebalanceerd kunstwerk te maken, een ding
als een tempel staande in eigen
eevenreedigheid.
Ik heb toch aanmerkingen. Er zijn dingen
in de Komedianten" die mij ligtelijk hin
deren. Couperus heeft humor en kan
fijngemoedelijk geestig zijn. Hij is een der
weinige oovergebleven humoristen, die de
goede traditie van Hollandsche humor, be
schaafd en waardig voortzetten. De humor
van Hildebrand, maar dan minder provinciaal.
Ook in de Komedianten" komt die humor
voor; maar daar mislukt ze een weinig. De
historische juistheid en zuiverheid wordt er
door aangetast. Wij ondergaan sterk de sug
gestie, dat het alles er werkelijk zoo heeft
uitgezien of ten minste ongeveer zoo.
Wij gelooven in de waarheid van het beeld
dier tijden.
Maar dan maakt Couperus er grapjes
tusschendoor, die hinderen. Het is of hij zijn
eigen schildering niet au serieux neemt, het
geen wij leezers wél doen.
Zoo laat hij een eezel optreeden die tel
kens, op zeer gepaste momenten Hi!-ha!
zegt. jk is er een beer, die op eeven ge
schikte oogenblikken, aanvullend den dia
loog, bromt, terwijl hij een eindje verder
een gekruisigd mensch verscheurt.
Dat deugt niet. Dat brengt er iets
kluchtspel-achtig in. Iets van het zeer antipathiek
grappige, waarmee Shaw zijn antieke
tooneelspeelen ongeloofbaar maakt.
Men weigert terstond te gelooven aan
dien eezel. Hij is niet echt. Hij is er in ge
bracht voor de malligheid. Ook is hij slecht
geobserveerd. Een eezel zegt niet Hi-ha"
en dan een oogenblikje later wér Hi-ha"
om de conversatie op gang te houden.
Een eezel balkt maar zelden, en niet als
REMBRANDT
Rembrandt heeft niet stil gezeten,
Stuk na stuk heeft hij gewrocht,
Telkens hoort men weer van werken,
Door professors opgezocht.
Maar als Rembrandt nu nog leefde,
Keek hij deze heeren an,
En dan vroeg hij hoe een doode,
Nog zoo'n massa schildren kan.
Weer is er een opgeduikeld,
Op een zolder, hier of daar,
Hoeveel duizend meesterstukken,
Zijn er nu al bij elkaar?
Als hij al die doeken maakte,
Zooals van hem wordt beweerd,
Heeft hij, om 't bij te houden,
Zeker nacht en dag gesmeerd.
Als we voortgaan met ontdekken,
Van dien wonderlijken vent,
Krijgt men in 't jaar tweeduizend,
Rembrandt bij de worst present.
Heel zijn lange, arme leven,
Is hij schraal bij kas geweest,
Millioenair kon hij niet worden,
Daarvoor had hij te veel geest.
Maar wanneer hij nu eens hoorde,
Wat er voor hem wordt gedaan,
Was hij in een jaar owejer,
En nu niet failliet gegaan.
J. H. SPEENHOFF
iiini iiiiiiiiiiiiiiiimiumiii'iiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT
DAMES-HOEDEN en BONTWERKEN
inflmmiftnlMittimiiiHiiiliiHiiiiHlHiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiMiHiiiiiii
lyse geleid, die het leven moeilijk en zwaar
maakte.
Deze eeuw brengt het besef, dat 't streven
niet zwaar is voor hem, die over de formules
beschikt, die de oplossing van zijn
levensconflict symboliseeren.
En dat in een visie, die die der droomen
nabijkomt. Wij allen strijden heftig mee tot
de oplossing van door ons zelf geschapen
conflicten.
En 't eenig zichtbaar resultaat is ver
nietiging.
Slechts den zwakkeling klinkt dit hopeloos.
Want nimmer was de hoop zoo waar
achtig en onbaatzuchtig als nu.
Het is de hoop voor een volgend geslacht.
De hoop van een moeder voor haar kind.
Ons blijft de zware taak tot het aanvaar
den der gevolgtrekking dat vernietiging, en
niets anders dan dat voor ons zichtbaar zal
blijven in dezen oorlog.
Wie als soldaat ten strijde trekt begrijpe:
Hier past slechts zwijgen."
Ik weet niet welke vorst het was, die,
over het slagveld rijdend, een luidkeels
kermenden vaandrig zag liggen, en hem
toeriep:
Vaandrig, sterf zwijgend!"
Het was niet de gebieder die sprak, maar
uit hem de Evolutie, die onze individualiteit
aan zich dienstbaar maakt.
Maeterlinck verhaalt, hoe de bijen uit
zwermen, om hun woning over te laten aan
een nieuwe generatie, en dikwijls omkomen
in koude nachten daarbuiten.
Zwijgend terzijde gaaa en ruimte maken.
Wellicht is dit de hooger soort Redelijk
heid, die men vindt in de Fransche
oorlogsboeken.
De oorlog blijft woeden.
Geen tijdelijke dijk of dam weerhoudt
lang den druk der duizenden individuen,
die opstuwen in n golf van tijd. /
Totdat het evenwicht hersteld is.
H. SALOMONSON
hij honger heeft, maar door een of andere
geheimzinnige emotie, en dan is het een
benauwd kabaal dat minuuten aanhoudt,
en dan voor langen tijd weer zwijgt.
Zoo doen ten minste moderne eezels, en
de antieken zullen wel niet veel anders ge
weest zijn.
Ook is het elkaar precies nabauwen van
de tweelingen niet zeer geloof baar gemaakt.
Het kan wel geobserveerd zijn, maar het
schijnt mij niet geslaagd dit door typogra
fische middelen te verduidelijken. Ook de
modern Hollandsche expressies Het zal
niet gaan!" en hadtje Hiernaar!'' hinderen
mij. Ze geeven misschien vrij nauwkeurig
de kracht der antieke woorden weer, hun
associaties bederven den indruk.
Maar dit zijn kleinigheden die mijn dank
baarheid voor het gegeevene niet merkbaar
verminderen.
FREDERIK VAN EEDEN
ROBBERT
KALFF&CS
AMSTEQOArt