De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 1 december pagina 2

1 december 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND l Dec. '17. No. 2110 PLAK-VISITE Teekenlng voor nde Amsterdammer" van fordaan Meneer Cort als 't misschien uw tijd'is?" iiiiiiiiiiiniimiiimiiiii VAN DAN TOT BERSEBA" Onder ons Bijbel-lezend volk zal er nu menigeen wezen, die voor zich zelf de Reuter-telegrammen, 's avonds in de krant, toelicht door het opslaan van zijn Oude Testament. Het Engelsche leger dringt uit het land, dat onder de twaalf stammen Israels aan Simeon was toebedeeld, opwaarts door Judea naar Dan, om, zijwaarts, Benjamins' grondgebied te veroveren, en aldus den droom der Kruisvaarders te verwerkelijken en de Heilige plaatsen" van Jeruzalem te brengen onder het symbool van Het Kruis." Te veel profanatie van een verleden, dat heilig is voor de aanhangers van drie gods diensten, welke, hoe zeer »ok elkaar vijandig, allen den zelfden God heeten te aanbidden: jodendom, Christenheid en Islam. Het is allerminst met de bezieling der Kruisridders, ofschoon ook deze door hun. daden hun ideaal verguisden, dat van Berseba uit het Engelscke leger is voortgedrongen naar Askalon en, noordelijker zelfs, reeds Jaffa heeft bereikt. Palestina is niet groot, zelfs nog Iets kleiner van uitgestrektheid dan ons land, en het gedeelte ten Westen van Jordaan en Doode Zee, het Bijbelsche land bij uitstek, nauwelijks veel grooter dan Utrecht, Gelderland en Noord-Brabant te zamen. Maar welke herinneringen zijn er voor heel de menschheid aan dit kleine land verbonden! Er zal hier niet over de wenschelijkheid geschreven worden van een herschepping in het Heilige Land van een Joodsch gemeenebest. Het tost het denken moeite zich voor te stellen hoe zulk een Joodsch Palestina er zal uit zien. Zal het waarlijk ooit weer een land overvloeiende van melk en honing" worden? Sinds zestien eeuwen bevolkt door de stammen, die voorheen de Moabieten, de Medianleten, de Ammonleten werden geheeten, werd Palestina allengs een woest land, bevolkt door tentbewoners, die ook nu nog 's winters de vlakten zoeken om tegen het heete jaargetijde voor zich zelf BESCHOUWINGEN oover beelden en zingen Louis COUPERUS. De Komedianten. Rot terdam, Nijgh en Van Ditmar's Uitg. Maatschappij. Dit vind ik nu het mooye in Couperus, dat ik hem vroeger eigenlijk niet uitstaan kon, dat ik ook zijn boeken niet bizonder goed vond, lang zoo goed niet als hun re putatie, ook Eline Vere, dat zijn beste werk genoemd werd, niet, en dat ik nu volkoomen vreede heb met zijn figuur in onze literaire waereld. Hij heeft mijn antipathie geheel ooverwonnen, zonder dat hij, naar mijn weeten, ooit een woord oover mij en mijn werk gezegd het-ft, en die ooverwinning behaalde hij door zijn geduld, zijn rustige, eerlijke volharding, door zijn goed moedigheid, zijn vriendelijke ironie, zijn kalme zelfbeschouwing. En ook, door het juiste, eevenwigtige ge bruik van de hem gegeeven krachten, zijn kennis, zijn waarneemings-enbeeldingsvermoogen, door zijn steeds eenvoudiger en natuurlijker schrijftrant. Hij is werkelijk hierin uniek in onze lite ratuur, dat hij al het ooverspannene, het te hoog streevende, het krampachtig zoekende naar Grootheid en Verheevenheid heeft los gelaten en zich bepaald heeft tot het hem natuurlijke, het prettige en gewoone. Daardoor heeft hij een ongezochte grootheid gekreegen, waarteegen de kritische geest zich niet onwillig behoeft te kamen, waarmee men vreede kan hebben, een grootheid die niet gewild is en niet aggresief aandoet. Hij is een dichter geworden en een eedel schrij ver, door het opgeven van wat hem niet natuurlijk afging, zonder bekommering om de opinie en de verwachting der leezers. Hij heeft geen artistiek dogma, geen systeem of theorie oover kunst, hij reikt niet booven zijn kracht, hij doet wat hem welgevallig is en toont zich daarbij in al zijn bevoor rechting. koelte en voor hun kudde gras en water te vinden in de bergen. En wanneer in de laatste tijden voornamelijk het land der Philistijnen bevolkt wordt door Joodsche nederzetters, de meesten Asjkenazim" uit Galicië, en dit gedeelte van Palestina door hun vlijt een hooger cultuurwaarde ontvangt, dit neemt niet weg, dat de nomadische be volking, de Bedowinen, er de eerst-rechthebbende bewoners van zijn, en het niet zoo gemakkelijk zal wezen, hen tot een huiszittend leven te brengen. Niettemin is Palestina sinds een eeuw toch reeds krachtig herbloeid. Toen de dichter Chateaubriand het bezocht, was het waarlijk nog wel het land der Turksche verwaarloozing. Maar de Westersche geest bracht het tot betere toestanden alleen reeds door er op te letten, dat de Heilige plaatsen" toegankelijk bleven voor de devotie der Christenheid. Ook voor de volgelingen van Mohammed is Jeruzalem een heilige stad: de Moskee van Omar, gebouwd op de fun damenten van den tempel der Joden, is, na die van Mekka, het voornaamste heiligdom van hun geloof Niets teekent echter beter het verschil tusschen de heerschende denk beelden van honderd jaar geleden en nu, dan het feit, dat zij toen den Ongeloovigen" op straffe des doods verboden was, terwijl vóór dezen oorlog dit heiligdom, gedurende het vreemdelingenseizoen, jaarlijks door duizen den Joden en Christenen bezocht werd. Hon derd jaar geleden kwam een voornaam rei ziger bij den Basja van Jeruzalem met, ineen aanbevelingsbrief van den Grootvizier te Stamboel het verlof, om het binnen te gaan. Ik kan er voor zorgen", antwoordde de Basja, dat u het heiligdom zult betreden, maar niet, dat u er weer levend uit komt." En nu? De Islamieten van Jeruzalem hebben ervaren, dat het bezoek van hun prachtig gebedshuis door Ongeloovigen" hun geloof niet schaadt en bepaald voordeelig is voor henzelf. Ook de nomadische bevolking des lands aan deze zijde van de Jordaan, heef t zachtere IIIIHIItllllllllMIIIHtlHItllmimillltMI Hij poseert, zegt men, in zijn dagelijksch leeven. Dat kan zijn. Maar dat behoeft ons niet te ergeren. Vooreerst Is het voor een eerlijk man in onzen tijd bijna onmoogelijk niet te poseeren, als hij eenige bizondere begaafdheid bez.it en toch het verkeer met gewoonen, minder begaafden niet geheel wil schuuwen. En dan, poseerden niet alle modellen van Van Dijk en Frans Hals, tevreeden en weivoldaan dat hun figuur er zijn mocht in het geheel onzer cultuur? Dat was geen ijdel heid, mits zij iets deegelijks en duurzaatnmoois te toonen hadden. Alzoo voel ik mij geheel verzoend met zijn figuur in onze nationale beschaving en met zijn werk van den laatsten tijd, meer dan dat bij een onzer literatoren het geval is. Zijn laatste boek: de Komedianten" heb ik met het meeste genoegen en de zuiverste waardeering van 't begin tot het eind doorgeleezen. Iets wat ik van geen zijner oudere werken zeggen kan. Het is de beschrijving van een episode uit het Romeinsche leeven in de eerste eeuw van de Christelijke jaartelling. Ten tooneele koomen de Romeinsche schrijvers Plinius, Suetonius, Juvenalis, Martialls ook de keizer Domitianus en de apostel Johannes. De hoofdpersoonen zijn ein paar twee lingen, Cecilius en Cecilianus, nog zeer jonge, joolige, oolijke fijne en mooye tweelingbroertjes. Wij wisten reeds dat Couperus de Menaechmi voor het Ned. Tooneel bewerkt had. Het blijkt nu, hoezeer hij zich in dat merkwaardige schitterende en zware leeven der Romeinsche comedianten heeft ingeleefd. Met een, in onze bewoogen dagen onbe grijpelijke concentratie heeft hij zich in dat tijdperk verdiept, en zijn fantasie heeft er in gearbeid als nooit te voren. De creatie der tweeling broertjes is wer kelijk meesterlijk. Ze zijn amusant, bewonderswaardig, vol waarheid en leeven. En de zeden gewonnen, welke zich gunstig onder scheiden van de onbetrouwbaarheid in alle opzichten der Bedowinen in het Over-Jordaansche. Doch juist deze Nomadische zeden van de bevolking des lands hebben er den Bijbel levend gehouden. Jaffa begint reeds iets te gelijken op een gewone havenstad van het Oostersche bekken der Mlddellandsche Zee; de streken en dorpen, waarin gedurende de jongste kwart-eeuw de Joodsche land bouwers zich hebben neergezet, verliezen, zeer tot grooter bloei van het land, hun Bijbelsch karakter. Jeruzalem is echter nog wel de middeleeuwsehe stad der Kruis vaarders door haar bouw; Bethlehem is het door haar bijzondere bevolking, nagenoeg ge heel christelijk. Men mag haast beweren: sinds het ontstaan van het Christendom. Maar slechts de eigenlijke bewoners des lands, de Bedowinen, hebben hun aartsvaderltjke zeden en gewoonten onverlet bewaard, en er is nauwelijks n uiting van hun nog wel zeer primitief leven, waar voor een bfjbelvast lezer van de Heilige Schrift, niet een toepasselijk vers zou kunnen aanhalen. Het voortdringen van een Europeesch leger ia het Heilige Land is een dier ge weldige historische feiten, waaraan wij mis schien nu slechts een half-af geleide aandacht schenken. Er gebeurt zoo verschrikkelijk veel, wij worden zoo zeer verbijsterd, dat een feit, 't welk in de late middeleeuwen of het begin der Renaissance hart en geest der toenmalige menschheid geheel zou hebben vervuld, het doordringen van een Westersch leger in dit gewijde Oostersche land, nu slechts door weinigen op zijn rechte beteekenis wordt geschat. Is het een verblij dend feit? Er ontbreekt aan de gruwelen vanldezen oorlog slechts, dat straks Bethlehem door de legers van generaal' Allenby zal worden beschoten, misschien zelfs verwoest, in den Kerstnacht. Het Vrede op aarde", dat, naar het verhaal van Christus geboorte, hier het eerst door herders werd gehoord, zooals er ook heden nog met hun kudden door het land trekken, zal overstemd worden door het gebulder van het kanon. Maar de heilige plaatsen", van Jeruzalem: de graf kerk, van Bethlehem: de geboortekerk, zijn door de onderlinge onverdraagzaamheid en den blinden geloofsijver van allerlei soort Christenen reeds zoolang en zoo droevig ontwijd, dat niet weinigen, die eens naar Jeruzalem gingen in de hoop er een ver sterking te vinden van hun wankelend ge loof, juist door wat zf daar zagen zich bun laatsten godsdienstigen houvast voelden ont glippen. De oorlog kan Jeruzalem, Gethsemané, Bethlehem niet erger ontwijden dan haatdragende Christenen het reeds eeuwen lang gedaan hebben. En toch. ?.. van Dan tot Berseba", het kleine heilige" land waarvoor nu het laatste uur der klassieke geschiedenis heeft gesla gen, zooals voor zooveel reeds, dat wij onder onze oogen hebben zien verdwijnen, kan morgen opnieuw worden het land over vloeiende van melk en honing". Maar het zal de vraag zijn of het in zijn stoffel ij ken welvaart aan de zielen van hen, die zich Christenen noemen, evenveel zal te schen ken hebben als het verwaarloosde land der Bedowinnen, zonals het gekend werd door het menschengesfacht, dat met dezen oorlog uit het leven zal verdwijnen. MAURITS WAOENVOORT VAN 'T GEMAKKELIJKE STERVEN Vertroosting aan soldaten Drie vierden der menschen, die schrijven of spreken, doen dit uit den drang om met zichzelf tot een vergslfjk te komen. Nimmer is dit zoo gebleken als in dezen tijd. De meest simpele categorie dier menschen zoekt eene mogelijke oplossing in het dagelijksch gesprek. Onder hen vallen de scheerders en heerenachter-op-de-tram,die weifelend vragen hoe lang het nog wel duren kan", en de moge lijkheden van absoluut pacifisme met benij denswaardig optimisme overwegen. De tweede categorie is even simpel, doch pretentieuser, en omvat hen, die zichzelf en die zelfde gedachten van genoeg waarde achten, om ze door drukkers-handen in brochurevorm, of als ingezonden stuk te doen verveelvuldlgen. Maar vél belangrijker dan deze belde categorieën, is die der intellectueelen, die pijnlijk zoeken naar diepere oorzaken, en, achtergrond waarteegen zij uitkoomen, tegelijk tuuw en bloedig, en geweldig en schoon vormt er mee een machtig en toch niet onwaarschijnlijk contrast. De broertjes zijn fijn, fraai, joolig en geestig, Fraayer naar het uiterlijk dan eenig mensch van onzen tijd, wonderlijk gemengd in teer gevoeligheid en perverse brutaliteit. Die broertjes zijn prachtig. Zonder een blad voor den mond te neemen beschrijft Couperus het liederlijke leeven in de Romeinsche achterbuurten. De patrici rvrouwen die op de emotie-jacht gaan en zich mengen met gladiatoren en boeven. Dingen die nóg gebeuren in de groote Babels van onzen tijd. Maar het is geen hinderlijk realisme. Waarom ergert dit niet, zooals het onleesbaar Zeedijk-gezwets van Querido ? Is het omdat het fraayer is, of verder weg? of minder banaal en vulgair? Of is het omdat de schrijver blijkbaar zich nooit verlustigt in het gemeene, maar het met een voorname wijsheid beschouwt, in den trant van Plinius en zijn vrienden? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat er een wel-opgewoogen eevenwigt is in het boek, tusschen de grove sfeer van bordeelen en gladiatoren, en het waardige en verfijnde der voorname Romeinen. Johannes de Apostel komt door het ge woel als een lichtende figuur, maar toch niet in de volle glorie waarmee een oovertuigd Christen hem zou hebben bekleed. De tweeling-broertjes zijn komedianten, en geen Christenen en zij worden het ook niet. Nu ooverzie ik in mijn herinnering de veele historische romans, die ik in jonger jaren heb verzwolgen. Scott, Ebers, Dahn, neen! geen van deezen kon iets maken als de Komedianten". Hun boeken zijn mij nuonuitstaanbaar om het valsche licht waarin de voorbijgegane menschheidsperioden wer den getoond. Het ergst is wel het beroemde en ondragelijk valsche en tendentieuse Quo Vadis. Hoe veel helderder en zuiverder is ! de spiegel waarin Couperus ons zijn oude vooral, naar 't geen er aan waarde door de nieuwe toestanden geschapen wordt. En het is vooral uit Frankrfjk, dat die stemmen tot ons spreken. Daar was Romain Rolland, die eenige thema's vond in de aanvankelijke confuste van klanken, en daar was Maurice Barrès, die in zijn cyclus L'Ame Franchise et la puerre" gedurende de twee eerst» oorlogs jaren om de twee maanden een band liet verschijnen, ei sindsdien is voottgegaan met studiën en romans; de groote idealist, die nu weer in zijn Diverses Families spirituelles de la France van de geestelijke een heid in zijn land getuigt. * , * Maar wat er met den mensch gebeurd is na Augustus 1914 weet niemand. Toen de oorlog een half jaar geduurd had, is er iemand geweest, die sprak over de verenging der mensehelijke belangstellings-sfeer"; sindsdien zijn er velen geweest, die bevonden dat zij vreemd stonden tegenover hun gevoelen van vóór den oorlog. En nu hebben de meesten er zich bij neergelegd, dat zij zich in den chaos, waarin het zonlicht verduisterd is, niet meer kunnen oriënteeren, dan naar de meest nabijgelegen punten. Men krijgt het gavoel, dat regeerders en gehoorzamenden niet anders zijn dan quasi-levende werktuigen eener ? onzichtbare macht. Waar het gevaar is, dringen de menschen vreemd te hoop: in hooggelegen kerken, als bij een watersnood... in eene vaak ón-redelijke aaneensluiting als bevreesde dieren op het vrije veld, wan neer de lucht verduisteren gaat. Wanneer de oorlog komt, wordt de be schouwelijkheid van het individu verdrongen door de noodzakelijke actie; en, In het ge vaar sublimeert deze geleidelijk tot een hooger soort van contemplatie, die wij niet kenden dan uit het onbegrepen overbewustzijn van Oostersche wijzen. Dit is een roode draad, die door de geheele Fransche oorlogslitteratuur gaat: door de brieven van den litterator Maurice Masson, die zegt: la guerre est une chose qu'il faut agtr, et non pas subir", die de actie verklaart van Le Feu, het werk van den dichter Henri Barbusse, die de verzoe ning met den dood begrijpelijk maakt van den jongen schilder, die zijn Lettres d'un soldat" schreef, en die men vindt in vele, vele andere oorlogsboeken. Daarnaast staan, vreemd, de volstrekt practische strijdpunten, die metdertfjd uit gekristalliseerd zijn. De strijdpunten, waaraan het individu zich op zoo moeilijke wijze dienstbaar moet maken. Daar is Elzas-Lothariagen... Wij denken aan de vele vredes in onze jaartallenboekjes, en vragen ons af, of niet alle geweldige gemoedsbewegingen dezer tijden voor niet zullen zijn; en hoe de vrede voor on ze verre nakomelingen ontdaan zal zijn van alles, wat ons nu nog heroïsch schijnt, in 't sterven van een soldaat. Over dit alles verneemt men slechts het oordeel der sprekenden en schrijvenden. En dat waren, voor 't grootste deel de zoekers, die met hunne menschelijkheid tot een ver gelijk willen komen... en daartoe wellicht de sociale stroomingen overschatten. Er zijn ook nuchteren, die slechts n ding zien: vernietiging. Vernietiging van kapitaal, en 't vernietigen van 't lichaam door den geest. Zij zien de groote politieke vraagstukken en verhoudingen niet anders, dan als de weloverwogen standen en daden van ge raffineerde schermers. Maar de diepere oorzaak dezer practische aanvals-, verdediging»- en handhavingsuitingen blijft hen verborgen. Waarheen die diepere oorzaken voeren zullen, blijkt pas een halve eeuw na de overwinning. En er is een leuze noodig voor den strij der, een vaandel als symbool van 't practisch resultaat, die hij niet zien zal. Een ieder weet wel waar, of in welken groep de leuze te vinden is, waartoe hij zijne individualiteit wil doen sublimeeren. De enkeling, die haar niet vindt, omdat hij niet bij machte is zijne persoonlijkheid te offeren of dood-te-dweepen vindt in dat martelaarschap de kracht tot sterven. Zoo wordt het sterven in den chaos ge makkelijk. De vorige eeuw heeft ons, na een larmoyante romantiek, tot eene geestelijke anaIIIIIIIIIIHIIMIIIIIII tlllllllllHIIIIII waereld laat zien. En zijn boek is wel ge bouwd met een uitneemende structuur. Zeldsame deugd in onzen tijd, nu men meent er maar onsamenhangend op los te kunnen schrijven, zonder van elk boek een weigebalanceerd kunstwerk te maken, een ding als een tempel staande in eigen eevenreedigheid. Ik heb toch aanmerkingen. Er zijn dingen in de Komedianten" die mij ligtelijk hin deren. Couperus heeft humor en kan fijngemoedelijk geestig zijn. Hij is een der weinige oovergebleven humoristen, die de goede traditie van Hollandsche humor, be schaafd en waardig voortzetten. De humor van Hildebrand, maar dan minder provinciaal. Ook in de Komedianten" komt die humor voor; maar daar mislukt ze een weinig. De historische juistheid en zuiverheid wordt er door aangetast. Wij ondergaan sterk de sug gestie, dat het alles er werkelijk zoo heeft uitgezien of ten minste ongeveer zoo. Wij gelooven in de waarheid van het beeld dier tijden. Maar dan maakt Couperus er grapjes tusschendoor, die hinderen. Het is of hij zijn eigen schildering niet au serieux neemt, het geen wij leezers wél doen. Zoo laat hij een eezel optreeden die tel kens, op zeer gepaste momenten Hi!-ha! zegt. jk is er een beer, die op eeven ge schikte oogenblikken, aanvullend den dia loog, bromt, terwijl hij een eindje verder een gekruisigd mensch verscheurt. Dat deugt niet. Dat brengt er iets kluchtspel-achtig in. Iets van het zeer antipathiek grappige, waarmee Shaw zijn antieke tooneelspeelen ongeloofbaar maakt. Men weigert terstond te gelooven aan dien eezel. Hij is niet echt. Hij is er in ge bracht voor de malligheid. Ook is hij slecht geobserveerd. Een eezel zegt niet Hi-ha" en dan een oogenblikje later wér Hi-ha" om de conversatie op gang te houden. Een eezel balkt maar zelden, en niet als REMBRANDT Rembrandt heeft niet stil gezeten, Stuk na stuk heeft hij gewrocht, Telkens hoort men weer van werken, Door professors opgezocht. Maar als Rembrandt nu nog leefde, Keek hij deze heeren an, En dan vroeg hij hoe een doode, Nog zoo'n massa schildren kan. Weer is er een opgeduikeld, Op een zolder, hier of daar, Hoeveel duizend meesterstukken, Zijn er nu al bij elkaar? Als hij al die doeken maakte, Zooals van hem wordt beweerd, Heeft hij, om 't bij te houden, Zeker nacht en dag gesmeerd. Als we voortgaan met ontdekken, Van dien wonderlijken vent, Krijgt men in 't jaar tweeduizend, Rembrandt bij de worst present. Heel zijn lange, arme leven, Is hij schraal bij kas geweest, Millioenair kon hij niet worden, Daarvoor had hij te veel geest. Maar wanneer hij nu eens hoorde, Wat er voor hem wordt gedaan, Was hij in een jaar owejer, En nu niet failliet gegaan. J. H. SPEENHOFF iiini iiiiiiiiiiiiiiiimiumiii'iiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT DAMES-HOEDEN en BONTWERKEN inflmmiftnlMittimiiiHiiiliiHiiiiHlHiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiMiHiiiiiii lyse geleid, die het leven moeilijk en zwaar maakte. Deze eeuw brengt het besef, dat 't streven niet zwaar is voor hem, die over de formules beschikt, die de oplossing van zijn levensconflict symboliseeren. En dat in een visie, die die der droomen nabijkomt. Wij allen strijden heftig mee tot de oplossing van door ons zelf geschapen conflicten. En 't eenig zichtbaar resultaat is ver nietiging. Slechts den zwakkeling klinkt dit hopeloos. Want nimmer was de hoop zoo waar achtig en onbaatzuchtig als nu. Het is de hoop voor een volgend geslacht. De hoop van een moeder voor haar kind. Ons blijft de zware taak tot het aanvaar den der gevolgtrekking dat vernietiging, en niets anders dan dat voor ons zichtbaar zal blijven in dezen oorlog. Wie als soldaat ten strijde trekt begrijpe: Hier past slechts zwijgen." Ik weet niet welke vorst het was, die, over het slagveld rijdend, een luidkeels kermenden vaandrig zag liggen, en hem toeriep: Vaandrig, sterf zwijgend!" Het was niet de gebieder die sprak, maar uit hem de Evolutie, die onze individualiteit aan zich dienstbaar maakt. Maeterlinck verhaalt, hoe de bijen uit zwermen, om hun woning over te laten aan een nieuwe generatie, en dikwijls omkomen in koude nachten daarbuiten. Zwijgend terzijde gaaa en ruimte maken. Wellicht is dit de hooger soort Redelijk heid, die men vindt in de Fransche oorlogsboeken. De oorlog blijft woeden. Geen tijdelijke dijk of dam weerhoudt lang den druk der duizenden individuen, die opstuwen in n golf van tijd. / Totdat het evenwicht hersteld is. H. SALOMONSON hij honger heeft, maar door een of andere geheimzinnige emotie, en dan is het een benauwd kabaal dat minuuten aanhoudt, en dan voor langen tijd weer zwijgt. Zoo doen ten minste moderne eezels, en de antieken zullen wel niet veel anders ge weest zijn. Ook is het elkaar precies nabauwen van de tweelingen niet zeer geloof baar gemaakt. Het kan wel geobserveerd zijn, maar het schijnt mij niet geslaagd dit door typogra fische middelen te verduidelijken. Ook de modern Hollandsche expressies Het zal niet gaan!" en hadtje Hiernaar!'' hinderen mij. Ze geeven misschien vrij nauwkeurig de kracht der antieke woorden weer, hun associaties bederven den indruk. Maar dit zijn kleinigheden die mijn dank baarheid voor het gegeevene niet merkbaar verminderen. FREDERIK VAN EEDEN ROBBERT KALFF&CS AMSTEQOArt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl