Historisch Archief 1877-1940
2111
Zaterdag 8 December
A" 19Ï7
DE
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
PrifcperNo. f 0.15. Per 3 mad. f 1.90. Abonn. toppen per jaar] | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM [ [_Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, Mnnenpag. f 0.40 p. fëgëTl
INHOlWi Bladz. 1: De Zand-en Grindkwestie
en Hare Oplossing, door v. H. Bnitenlandsch
Overzicht, door G. W. Kernkamp. 2: Een Kabi
netportret ..., teekening van Jordaan.
Nederland's Natuurlijke Plooipolitiek, door C. Eitje.
Krekelzang, door J. H. Speenhofc Ia een
Limbnrg8oheMt|n,doorFred. v. Eeden.?SiSpreekzaal.
Nieuwe Wegen TOOI onze Economische Politiek,
door J. H. HolR«ri. 5: Voor Vrouwen, door Elis.
M. Bogge. Uit de Hatnur, door Jae. P. Thflsse.
7: De Collectie Goudstikker, d»oc W. Martin.
Muziek in de Hoofdstad, door mr. H. M. ran
Leeuwen. _ Oyer Geneeskrachtig* Planten, I, door
dr. D. H. Wester. Kunstidylle, teekening van
George van Baemdonck. 8: Boekbespreking,
door H. Balomonson. Nieuwe Boeken voor
Jongens, door D. Feuilleton: Honger, door
Willy OorsarL 9: Op den Eeonomisohen Uitkijk,
door jhr. mr. H. Smissaert. 10: Den Haag van
uit een Eendekker, door Tliegenier. Damrnbriek.
red. E. G. de Jonge. Uit het Kladschrift van
Jantje. 11: De Grondwetsherziening bekrachtigd,
teekening van Joh. Braakensiek. Bchaakmbriek,
red. dr. A. G. Olland.
BQToegsel: Bassische onthullingen, teekening
Tam Jen. Braakensiek.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMII
DE ZAND- EN GRINDKWESTIE
en
HARE OPLOSSING
Men misleidt ons volk, wanneer men
het, zooals enkele dagbladen nu weer
op hoogen toon hebben gedaan, dietsch
tracht te maken dat in de zand-
engrindkwestie de Engelschen nietsdan het schan
delijkste ongelijk van de wereld hebben
en onze Regeering zich als eene even lief
lijke als verstandige duive gedragen heeft.
Zulke voorstellingen, met den
borsttoon der overtuiging uitgesproken, kun
nen slechts bijdragen om de oplossing
van 't geval moeilijker te maken.
De kwestie's zijn nog allerminst niet
uit den weg.
Nog altijd beklaagt Engeland zich,
door onze Regeering op on-neutrale wijze
behandeld te zijn, en houdt het ons
daarom van overzeesch
telegrammenverkeer verstoken. Dat het voor de
diamant-nijverheid nu iets beter gaat,
beteekent voor 't algemeen weinig. Reeds
gedurende zekeren tijd hebben de Engel
schen voor 't telegrafisch verkeer, waar
mede Engelsche belangen gediend zijn,
bijzondere gunsten" bewezen. Gesteld
al, dat dit ten onzent aangenaam kan
zijn, zoo helpt 't toch voor 't overige, b.v.
voor de Indische correspondentie, weinig.
Dit dus in de eerste plaats.
Doch met Maart breekt bovendien het
heele lieve leven opnieuw aan. Dan vor
dert Duitschland weder doorvoer over
onze wateren van de groote zand- en
grindmassa's voor 't Belgische bezettings
gebied en schreeuwt Engeland daartegen
opnieuw moord en brand.
In de knel blijven wij, en de
vraag rijst uit het Witboek met nieuwe
kracht: hoe lost men de moeilijkheid op?
Dit is de verantwoordelijke vraag,
niet die van het met hoogen borst en
zonder behoorlijk nadenken schoonpraten
van het Nederlandsche standpunt.
* *
Wie de zaak goed doorziet, zal be
merken, dat zij daarom juist zoo lastig
is, omdat elk der drie partijen: Duit
schland, Engeland en Nederland, elk ten
deel ongelijk en ten deele gelijk heeft.
Elk harer heeft sterke punten, en fouten.
De kracht van het Engelsche stand
punt is, dat onder de gegeven omstandig
heden noch de doorvoer van zand en
grind van Duitschland naar zijn Belgisch
occupatiegebied, noch 't metalenvervoer
viceversa onbetwistbaar handelsvervoer"
kanwordengenoemd.dat Nederland direct
zou verplicht zijn, door te laten.
De onjuistheid van de Duitsche be
wering is daartegenover, dat Nederland
in den tegenwoordigen oorlogstoestand
zonder meer over den Rijn en de Rijn
monden doorvoeren zou moeten toelaten,
waarvan, gelijk de Britsche nota het
teekenachtig zegt: de Duitsche regeering
aan de twee einden der transactie staat"!
De Engelsche fout is evenwel geweest,
te meenen, dat onze Regeering zoo maar
op een Britsch bevel of onder Britsche
pressie, kon overgaan tot een verbod van
den doorvoer, dien wij eerst, zelfs na
een omstandig onderzoek door onze eigen
officieren, hadden erkend als voor vreed
zame doeleinden in Belgiëte worden
gebruikt. Daarvan kan een land, als het
onze niet zoo ineens-afstappen.
En de kracht der Duitschers ligt er
dan ook in, dat zij steeds zijn ingegaan
op ons verlangen om verzekeringen, dat
de doorvoeren werkelijk geene militaire
motieven hadden.
Onzerzijds is dit herhaaldelijk geslikt.
Welnu, zoo hebben wij immers zelve
aanvaard, dat wij dan tot den doorvoer
verplicht waren?
* *
En ons eigen standpunt?
Wie het Witboek nauwkeurig door
ziet, kan een bijkans dramatischen in
druk krijgen van de figuur van een
Nederlandschen minister van Buitenlandsche
Zaken, die telkens van twee kanten door
de pootige naburen wordt benaderd.
Hij zit er met recht tusschen". Dit
is dan ook van 't geheele verloop dui
delijk, te duidelijk, merkbaar.
Het ongeluk van den heer Loudon is
in dezen geweest, er niet in geslaagd te
zijn een absoluut vierkant eigen stand
punt in te blijven nemen. Nu is hij voort
durend van links en van rechts
bedrongen geworden en vandaar ten slotte eene
onzekerheid van de aan ons Departement
gevolgde lijn, waardoor de beide andere
regeeringen nog maar geprikkeld zijn
geworden bovendien.
Het lust ons waarlijk niet, hier eene
studie te geven van de aanmerkingen,
welke ook op de. ten dezen door Neder
land ingenomen houding zouden te maken
zijn.
Liever stellen wij vooral ook de kracht
van on» standpunt voorop: den goeden
wil en de goede trouw naar beide kanten.
Wij hebben steeds onzen best gedaan.
Ongetwijfeld hadden wij echter sterker
gestaan, indien wij:
of van den aanvang af tegenover
Engeland hadden volgehouden aan een
beperkter begrip van de volgens de
Haagsche conventie te weigeren kon
vooien krijgsvoorraden" waaronder dan
eens voor al de schepen zand, grind of
metaal niet begrepen zouden zijn. Eene
interpretatie, die allerminst ongrijmd ge
weest ware....
of tegenover Duitschland elk beroep
op de Rijnvaartacte en de vrijheid der
handelsvaart beantwoord met de repliek:
dat hier van handelsvaart geen sprake
is, ook al heeft men niet direct met
militaire konvooien te doen. Er is nu
eenmaal nog een middending tusschen:
militair transport" en vervoer van
handelswaren", en met dit
middending hebben wij juist in de zendingen
over den Rijn naar 't geoccupeerde Ant
werpen en Gent te maken! Had Neder
land daaraan vastgehouden, het zou den
Duitschen strijder in Belgiëongetwijfeld
minder tot gemak hebben gestrekt.
Nu leidde ons standpunt daartoe. En
dan was het alweer een fout, dat wij
ons door de Duitschers zeer licht een
doekje voor het bloeden hebben doen
voorbinden. Dat, nu in Belgiëalles de
oorlogszzak dient, grind en zand tot
wegenaanleg of verbetering, tot spoor
wegversterking, of beton voor onder
komens tegen vliegaanvallen, geen ge
wone vredesdoeleinden bevordert, is toch
duidelijk genoeg.
Maar alweer zitten wij hierbij vast,
omdat onze Regeering, tenminste voor het
zand en grind, voor de metalen heeft zij
eigenlijk juist andersom geredeneerd,
nu eenmaal aangenomen heeft, dat de ar
tikelen waarvan de militaire bestemming
niet afdoend bewezen was, vrij mochten
doorgaan.
Daarbij kwam het zeker van oprechte
overweging getuigende eigen onderzoek
door onze officieren, dat ten slotte echter
weinig satisfactie opgeleverd heeft.
Van een herhaald onderzoek, nu weer
door onze Regeering aangevraagd, ver
wachten wij dan ook bitter weinig. Het
kan ons slechts meer nog vastwerken.
* *
*
En eindelijk komt dan, ook alweer uit
de onzekerheid geboren, een reeks de
tails, welke eiken man van vleesch en
bloed begrijpen doen, dat de Engelschen
er door gepiqueerd werden, al moet
ook in dit opzicht onze lastige positie
veel verklaren.
Wanneer telkens de dringende vragen
der Engelsche regeering tot de onze ge
richt, eenige maanden op beantwoording
wachten, en nog een of twee rappels
noodig hebben om deze te verkrijgen;
wanneer onze minister bij herhaling
op eenmaal gegeven verzekeringen te
rugkomt of vergissingen en niet-bedachte
bijzonderheden erkent, dan komt de
Engelsche verbittering ons nog wel een
zijdig, maar toch menschelijk voor. Het
toppunt is zeer zeker bereikt bij de voor
de Duitschers zoo gunstige verlenging
van den doorvoertermijn wegens mo
gelijke vorst".
't Is wel vrij scherp, maar toch ook
vrij netjes door den Engelsche Gezant
aan Mr. Loudon gezegd: ik kan niet
nalaten te verklaren, dat ieder die niet
bekend is met het hooge gevoel van
plicht en verantwoordelijkheid, onver
anderlijk door de Nederlandsche Regee
ring aan den dag gelegd en in het bij
zonder door haren minister van Buiten
landsche Zaken, in den loop van zaken
een trouwbreuk zou kunnen zien".
De waarheid is slechts, dat het geval
van den aanvang af voor onze Regeering
te doornig is geweest, om er geheel
zonder kleerscheuren doorheen te komen.
Zij heeft er niets van haar eer of
goeden naam bij verloren.
Maar wij zitten met dat al in de fouten,
die van de verschillende zijden gemaakt
zijn, vast.
# *
*
Des te vaster, doordat Engeland zich
heeft laten meesleepen tot de ontaktvolle
re/e^rammenrepresaille; misschien van
Engelsche zijde de ernstigste fout, in
dezen begaan.
Waarom heeft men in Downing Street
niet eerst eens de grieven publiek ge
maakt, en ons van niets wetend publiek
gelegenheid gegeven, er zich voor te
interesseeren? Een beroep op het goed
inzicht van de Nederlandsche natie had
in dezen allicht eene betere uitwerking
gehad, dan deze plotselinge krachts- en
plaagmaatregel.
Maar jawel, de heeren diplomaten
schijnen alles in 't verborgen te moeten
doen!
In dit opzicht blijft ook een appeltje,
zuiver binnenlandsch van aard, met onze
eigen Regeering te schillen.
Wat er van te zeggen, dat zij ons volk
steeds van den domme heeft gehouden,
ook wanneer de ernstigste incidenten
zich afspeelden?
5 Juni 1917 weigert de Engelsche
regeering de Noordam en de Zyldijk
met voor ons land bestemd krijgsmateriaal
uit Amerika te laten varen, om reden
dat wij den doorvoer van metaal uit
Belgisch gebied naar Duitschland niet
wilden verbieden.
En daarvan heeft ons publiek niets
geweten! *
Zelfs het stopzetten der telegrammen
is onzen menschen niet medegedeeld.
Zij hebben het moeten merken, toen....
ongeveer na een dag of 10 hunne tele
grammen niet beantwoord werden!
Voor het vertrouwen op de
openlijklijkheid van onze Regeering, die juist
voor haar goed recht steun moest zoeken
bij de natie, doen ons deze dingen ten
zeerste leed.
Van alle kanten is over onze, toch
waarlijk niet onmondige, hoofden heen
gehandeld en.... geblunderd.
*
* *
Onze slotsom is dus, dat de mogend
heden er te zamen in geslaagd zijn, deze
zaak vast te werken.
Wie daarvan den last draagt, is Neder
land.
Kritiek helpt hierbij niet, evenmin
trouwens als lof of gefoeter.
Wanneer de oorlog niet binnen weinige
maanden eindigt, zien wij voor ons maar
n middel tot uitkomst: het probleem
moet geheel nieuw en frisch worden
opgezet.
Alle doorborduren op de eenmaal in
genomen standpunten zal met vruchte
loosheid geslagen zijn.
Op de hand, door Engeland nog in
October 1.1. stillekens onder de tafel toe
gestoken : het aanbod van eenig meerder
bewijs, is onze Regeering ook al niet
ingegaan.
Het psychologische oogenblik is voor
alle partijen daar om een nieuwe bladzij
op te slaan.
Wij wenschen hiertoe de aandacht te
vestigen op dezen eenigen praktischen
weg: dat de zaak uit de handen der
betrokken mogendheden gegeven wordt,
en voor gelegd aan een of meer hoog
staande onpartijdige scheidslieden.
Deze moeten zoo vrij mogelijk in hun
oordeel zijn. Niet bijzondere vraagpunten
zijn hun voor te leggen. Vooral ook geen
feitelijke onderzoekingen, bijv. in België,
nog weer opgedragen.
Alleen deze algemeene vragen voor
gelegd: heeft, en, zoo ja, eventueel
onder welke nadere voorwaarden, Duitsch
land het recht, van Nederland als neu
tralen staat en volgens de tradaten en
omstandigheden, het toestaan van den
doorvoer van zand en grind naar Belgi
en van metalen uit dat gebied te ver
langen ? of
heeft, en zoo ja, eventueel onder welke
restricties, Engeland het recht van Neder
land als neutralen staat en volgens de
tractaten en omstandigheden, te ver
langen, dat het dien doorvoer verbiedt?"
* *
Wanneer de drie mogendheden er toe
konden besluiten, dat deze vragen wer
den voorgelegd aan scheidsrechters, b.v.
te benoemen door de Deensche, de
Noorsche of de Spaansche regeering of door
den Paus, dan zou door gezamenlijke
medewerking jegens ons, op eenen
ruiterlijken weg der buiten-nationale be
slissing, een nieuwe, gezonde basis voor
onze, Nederlandsche moeilijkheid wor
den geschapen.
Pleiten zou er zeker niet eens veel meer
voor noodig zijn. De stukken geven de
verschillende standpunten reeds volledig
weer.
En er is op dezen boog nog een tweede
snaar!
Gesteld, dat het bezwaarlijk is, de
medewerking van de Duitsche en de
Engelsche regeeringen voor dit plan te
vragen.
Wat hoeft Nederland te beletten, zelf
standig de zaak, waarin zij nog steeds
van twee zijden bedrongen wordt, aan
zulke scheidsrechters voor te leggen, en
zich naar derzelver besluit te gedragen?
Zien wij goed, dan hebben zich voor
zulk een eenzijdig ingeroepen uitspraak
wel precedenten voorgedaan.
Daarmede zou onze Regeering ten
minste eene sententia nuda declaratoria
erlangen.
Wij zouden in onze houding dien
overeenkomstig, zuiverder en sterker staan
dan ooit te voren, en tegenover de beide
buren voortaan met het volste recht
aan ons stuk blijven vasthouden.
Sommigen mogen zulk eene oplossing
niet met volle ingenomenheid begroeten.
Wij zullen het gaarne vernemen, als
zij een betere aan de hand kunnen doen.
Men wijst misschien ook op 't bezwaar,
om in dezen fel bewogen tijd nog hoog
staande mannen te vinden, wier onzijdig
heid van geest boven twijfel gebleven is.
Uitgesloten is dit echter toch geenszins!
En tot eene oplossing moet het waarlijk
komen.
Bezien wij de positie onzer Regeering,
zoowel als die der beide andere goed,
dan blijft het met haarlieden allén, voor
Nederland anders helaas pokken en
mazelen.
Wij leggen dus de zooeven ontwik
kelde denkbeelden gaarne ter over
weging voor.
De zaak is thans in eene phase ge
komen, dat zij in 't openbaar moet be
handeld worden. Ook de publieke opinie
ten onzent heeft haren best te doen, om
tot eene beëindiging mede te werken.
Vindt de genoemde oplossing bijval,
dan zal ons dit eene versterking zijn voor
de meening, dat verder in die richting
moet worden aangestuurd.
v. H.
EINDELIJK!
Eindelijk!
Neen, mevrouw, u raadt het toch niet in
zessen, wat ik met dat eindelijk" bedoel.
Probeer u het maar eens.
Dat de maximalisten ik ben u dank
baar, dat u Lenin en de zijnen" maar maxima
listen blijft noemen en niet bolsjeviki, want
dat woord vermijd ik maar liever, omdat
ik niet weet hoe ik het moet uitspreken; u
misschien ook niet ? dat de maximalisten
dan bezig zijn te onderhandelen over een
wapenstilstand, wil zeggen: vrede, wil zeg
gen: afzonderlijken vrede?
Misgeraden. Ik zou u ' p bijna van ver
denken, dat u Russische coupons heeft en
dat u daarom allereerst aan Rusland denkt.
Maakt u maar niet ongerust; met die coupons
komt het wel teiecht, al worden ze
voorlooprg niet uitbetaald; onmetelijke rijkdom
men nog in Rusland, mevrouw; en een land
met een prachtig financieel verleden (al
interesseert u op dit «ogenblik misschien
meer zijne fiaancieele toekomst) heeft ook
in 1905 de rente van zfln staatsschuld trouw
uitbetaald, ondanks den oorlog met ]apan
en ondanks de revolutie; da staatsschuld
van 1905 was wel niets vergeleken bij die
van 1917, maar de oorlog met Japan en de
revolutie van 1905 waren ook maar kinder
spel vergeleken bij den oorlog en bij de
revolutie van nu; zoodat u ziet, mevrouw,
dat de verhouding tusschen schuld en oorlog
plus revolutie dezelfde is gebleven, en dus
tegen deze logica zult u toch geen bezwaar
hebben? behoeft u zich nu ook niet
ongerust te maken over uwe coupons, even
min als u dit in 1905 heef t behoeven te doen.
Of ik de gebeurtenissen in Rusland dan
niet belangrijk vind? Zeker, mevrouw,
buitengewoon belangrijk «n ontzettend ern
stig. Maar juist daarom ook voor deze
logica reken ik op uwe instemming kan
ik er niet op den gepasten toon over schrij
ven ; u zult vermoedelijk nooit neiging tot
vloeken hebben gevoeld bij een lijkrede
ik helaas wel eens! maar ik ben er zeker
van, dat u wel eens op uwe lippen hebt
moeten bijten om niet te lachen op een
eogenblik, als de meeste menschen in uwe
omgeving een plechtstatig gezicht zetten.
Zoo gaat het m^ nu, «Is ik vele menschen
hoor spreken over de gebeurtenissen in
Rusland.
Wie daar echt van onder den indruk zijn,
spreken of schrijven er niet over, althans
niet in het openbaar; zij zwijgen en wach
ten af:
L'homme n'écrit den sur Ie sable"
A l'heure oüpassé1'aqnilon."
En hoort u niet den valschen klank in de
stem van vele menschen, die er toch over
spreken? Zij verkondigen plechtig, dat wij
staan aan den vooravond van de beslissing
over de groote wereldvragen"; zij verheu
gen zich over den vrede, die niet door het
geweld der wapenen, maar door den wil
van het volk wordt opgelegd, nu in Rusland,
straks overal elders; zij zien den dageraad
gloren van een morgen van vrede en recht.
Er zijn veel brave menschen, die dat oprecht
gelooven, in wier blijd vertrouwen geen
zweem is van onechtheid. Maar er zijn er
ook, en vooral onder hen die er over spre
ken, bij wie al dat moois maar voorgewend
is; dat zijn de menschen, van wieHeine
een van de weinige Duitsche auteurs, die
u en ik nog citeeren, mevrouw heeft
gezegd:
Ich weisz, sie tranken heimlich Wein"
Und predigten ffentlich Wasser".
In het openbaar getuigen zij van hun on
partijdigheid en begroeten zij vol hoop de
gebeurtenissen in Rusland, niet omdat die
voor de Centralen zoo'n buitenkansje zijn,
maar omdat die de wereld zullen verlossen
van den jammer van den oorlog. Maar zij
doen alsof, onder elkaar gnuiven zij er
stiekum in. dat het de Entente zoo lekker
tegenloopt en dat, al komt er geen alge
meene vrede, de Centralen in elk geval aan
het oostelijk front niet meer zullen behoeven
te vechten en dus voortaan aan het westelijk
front hunne tegenstanders wel moris leeren.
Zij hebben plezier over den triumf van Lenin,
maar zouden hun hart vasthouden, wanneer
de geestverwanten van Lenin In ons land
de lakens konden uitdeelen.
En als ik die menschen maar het zijn
eigenlijk couranten nu openlijk Wasser"
d. w. z. onpartijdigheid hoor prediken, dan
moet ik mij op de lippen bijten om niet te
laat ik maar zeggen: om niet te lachen,
want ten slotte, nietwaar mevrouw ?/is het
toch altijd beter om de menschen te lachen
dan je er over te ergeren. Zoodat u nu
weet, waarom ik niet in de stemming ben,
ernstig over de gebeurtenissen In Rusland
te schrijven.
Het was dus niet om den wapenstilstand,
dat ik begon met .eindelijk!" u moogt nog
eens raden/
Omdat er gisteren een Reuter-telegram ia
de couranten stond: Duitsch Oost-Afrika
is geheel van den vijand gezuiverd; zoo
doende is de geheele laatste overzeesche
bezitting van Duitscland in onze (Engelscbe)
handen en in die van onze Belgische
bondgenooten overgegaan'' ?
Neen mevrouw, ook daarom niet. Want,
als getrouwe leierei van deze overzichten
herinnert u zich, dat ik de vorige week,
toen ik u langs de fronten" voerde, u heb
aangekondigd, in den plechtigsten stijl, waar
over ik beschik: zoo schijnt de verwachting
gegrond, dat binnen niet al te langen tfld
Duitschland ook zijn laatste kolonie zal heb
ben verloren". Daarom mocht ik mij er niet
verwonderd over toonen want in zeo'n
eindelijk!" ligt toch ook de bekentenis, dat
je het nog niet verwacht had, juist omdat
het al zoo lang was uitgebleven dat
OostAfrika nu werkelijk gezuiverd" was.
moogt nog vier keer raden, want ik beb
het u in zessen gegeven; maar ik zal u de
moeite besparen en u dadelijk zeggen: neen,
het was niet om de een of andere reden, die
u kunt bedenken; want u denkt natuurlijk,
dat ik eindelijk!" schreef om een of andere
gebeurtenis aan het front of in het Engelsche
parlement of in den Rijksdag, in elk geval
om iets, dat behoort tot het emplooi, waar
voor de redactie van De Groene" mij
speciaal geëngageerd heeft.
Maar u vergat, dat het vandaag Sinter
klaas is en dat u zich er niet over moogt
beklagen, wanneer zelfs het buitenlandsch
overzicht van De Groene" u een surprise
bezorgt, deze verrassing namelijk, dat het
woord, waarmede het begint, aan mijn
geprangden boezem ontsnapte door een ge
beurtenis, die niet in het buiten-, maar in
het binnenland voorviel.
Of eigenlijk door een binnenlandsche
gebeurtenis, waar heel veel buitenlandsch
aan is.
Om uwe nieuwsgierigheid nu maar
dadeIqk te bevredigen: ik heb eindelflk" ge
roepen, toen de couranten berichtten, dat
er een conflict was ontstaan tusschen minister
Treub en minister Posthuma.
U weet wel, Jantje heeft het de vorige
week al ? voor ons geteekend, toen hij St.
Nicolaas in de Kamer" liet komen: minister
Treub en minister Posthuma aan het bakke
leien ; minister Posthuma lag onder; ik help
het Jantje van harte wenschen.
Ze hebben het aan den stok gekregen
over de consenten tot uitvoer van kaas;
maar minister Cort van der Linden heeft
in de Kamer al gezegd, dat er aan deze
zaak nog een andere kant is". Zoo is het,
mevrouw; ik geloof zelfs, dat er vele kanten
aan zijn; dat het niet alleen gaat om den
uitvoer van kaas, «aar om den geheelen
uitvoer van ons land naar Duitschland en
om wat wij in ruil daarvoor krijgen; dat
het gaat om de contracten, die wij met
Duitschland wél, en met Engeland niet ge
sloten hebben, en vooral om de voorwaar
den van die wél gesloten contracten; dat
het gaat om onze geheele economische poli
tiek, d.w.z. om onze onzijdigheidspolitiek,
want het onzijdig zijn van Nederland zit
hem niet alleen in het gelijkelijk protestee
ren tegen de komst van Engelsche en Duit
sche vliegtuigen boven ons land en het
gelijkelijk interneeren van Duitsche en Engel
sche duikbooten, die binnen ons gebied
geraakten, maar hoofdzakelijk in het zorg
dragen ervoor, dat wij in economisch op
zicht de eene partij niet bevoordeelen boven
de andere en dat wij economisch van geen
van beide meer afhankelijk worden, dan
noodzakelijk is.
Het Volk schreef dezer dagen naar aan
leiding van het geschil: het kan best zijn,
dat de arbeidersbelangen beter door Treub
werden behartigd dan door Posthuma".
Maar in plaats van arbeidersbelangen" had
het wel kunnen schrijven: de belangen van
ons geheele volk. Want daar gaat het ten
slotte om, mevrouw.
En omdat ik nu een van die mensehen
ben, die al lang hunne ergernis hebben op
gekropt over onze economische politiek
tijdens dezen oorlog «n over de
tendentieuse berichten, die daarover in de pers
zijn gekomen, heb ik eindelijk!" geroepen,
toen de bom dreigde te barsten.
Ik hoop, mevrouw, dat de bom zal barsten
en dat het minister Coit van der Linden
niet zal gelukken, de ontploffing te beletten.
Maar het moet toch een ontploffing bin
nenskamers blijven; de menschen buiten
zullen den knal wel hooren, maar zij be
hoeven niet te weten, wat er eigenlijk ge
beurt. Ik bedoel eigenlijk binnensKamers.
De Kamer moet precies weten, wat er ge
beurt, en vooral wat er gebeurd is.
En als het gevolg van dat weten dan
eens was, dat er een groote schoonmaak
werd gehouden, niet onder onze ministers
all honorable men maar onder de advi
seurs van onze Regeering in economische
zaken, dan zou de Tweede Kamer geen
groote gard verdienen en zouden er geen
namaak- Sinterklaasen cadeautjes aan de
Kamerleden behoeven uit te deelen, zooa;s
Jantje dat de vorige week zoo mooi getee
kend heeft, maar dan mocht ik lijden dat
de echte Sinterklaas bij voorbaat reeds van
avond de heeren beloond heeft voor de
goede werken, die zij straks zullen verrichten.
5 Dec. 1917 G. W. KERNKAMP