De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 8 december pagina 1

8 december 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

2111 Zaterdag 8 December A" 19Ï7 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON PrifcperNo. f 0.15. Per 3 mad. f 1.90. Abonn. toppen per jaar] | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM [ [_Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, Mnnenpag. f 0.40 p. fëgëTl INHOlWi Bladz. 1: De Zand-en Grindkwestie en Hare Oplossing, door v. H. Bnitenlandsch Overzicht, door G. W. Kernkamp. 2: Een Kabi netportret ..., teekening van Jordaan. Nederland's Natuurlijke Plooipolitiek, door C. Eitje. Krekelzang, door J. H. Speenhofc Ia een Limbnrg8oheMt|n,doorFred. v. Eeden.?SiSpreekzaal. Nieuwe Wegen TOOI onze Economische Politiek, door J. H. HolR«ri. 5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Bogge. Uit de Hatnur, door Jae. P. Thflsse. 7: De Collectie Goudstikker, d»oc W. Martin. Muziek in de Hoofdstad, door mr. H. M. ran Leeuwen. _ Oyer Geneeskrachtig* Planten, I, door dr. D. H. Wester. Kunstidylle, teekening van George van Baemdonck. 8: Boekbespreking, door H. Balomonson. Nieuwe Boeken voor Jongens, door D. Feuilleton: Honger, door Willy OorsarL 9: Op den Eeonomisohen Uitkijk, door jhr. mr. H. Smissaert. 10: Den Haag van uit een Eendekker, door Tliegenier. Damrnbriek. red. E. G. de Jonge. Uit het Kladschrift van Jantje. 11: De Grondwetsherziening bekrachtigd, teekening van Joh. Braakensiek. Bchaakmbriek, red. dr. A. G. Olland. BQToegsel: Bassische onthullingen, teekening Tam Jen. Braakensiek. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMII DE ZAND- EN GRINDKWESTIE en HARE OPLOSSING Men misleidt ons volk, wanneer men het, zooals enkele dagbladen nu weer op hoogen toon hebben gedaan, dietsch tracht te maken dat in de zand- engrindkwestie de Engelschen nietsdan het schan delijkste ongelijk van de wereld hebben en onze Regeering zich als eene even lief lijke als verstandige duive gedragen heeft. Zulke voorstellingen, met den borsttoon der overtuiging uitgesproken, kun nen slechts bijdragen om de oplossing van 't geval moeilijker te maken. De kwestie's zijn nog allerminst niet uit den weg. Nog altijd beklaagt Engeland zich, door onze Regeering op on-neutrale wijze behandeld te zijn, en houdt het ons daarom van overzeesch telegrammenverkeer verstoken. Dat het voor de diamant-nijverheid nu iets beter gaat, beteekent voor 't algemeen weinig. Reeds gedurende zekeren tijd hebben de Engel schen voor 't telegrafisch verkeer, waar mede Engelsche belangen gediend zijn, bijzondere gunsten" bewezen. Gesteld al, dat dit ten onzent aangenaam kan zijn, zoo helpt 't toch voor 't overige, b.v. voor de Indische correspondentie, weinig. Dit dus in de eerste plaats. Doch met Maart breekt bovendien het heele lieve leven opnieuw aan. Dan vor dert Duitschland weder doorvoer over onze wateren van de groote zand- en grindmassa's voor 't Belgische bezettings gebied en schreeuwt Engeland daartegen opnieuw moord en brand. In de knel blijven wij, en de vraag rijst uit het Witboek met nieuwe kracht: hoe lost men de moeilijkheid op? Dit is de verantwoordelijke vraag, niet die van het met hoogen borst en zonder behoorlijk nadenken schoonpraten van het Nederlandsche standpunt. * * Wie de zaak goed doorziet, zal be merken, dat zij daarom juist zoo lastig is, omdat elk der drie partijen: Duit schland, Engeland en Nederland, elk ten deel ongelijk en ten deele gelijk heeft. Elk harer heeft sterke punten, en fouten. De kracht van het Engelsche stand punt is, dat onder de gegeven omstandig heden noch de doorvoer van zand en grind van Duitschland naar zijn Belgisch occupatiegebied, noch 't metalenvervoer viceversa onbetwistbaar handelsvervoer" kanwordengenoemd.dat Nederland direct zou verplicht zijn, door te laten. De onjuistheid van de Duitsche be wering is daartegenover, dat Nederland in den tegenwoordigen oorlogstoestand zonder meer over den Rijn en de Rijn monden doorvoeren zou moeten toelaten, waarvan, gelijk de Britsche nota het teekenachtig zegt: de Duitsche regeering aan de twee einden der transactie staat"! De Engelsche fout is evenwel geweest, te meenen, dat onze Regeering zoo maar op een Britsch bevel of onder Britsche pressie, kon overgaan tot een verbod van den doorvoer, dien wij eerst, zelfs na een omstandig onderzoek door onze eigen officieren, hadden erkend als voor vreed zame doeleinden in Belgiëte worden gebruikt. Daarvan kan een land, als het onze niet zoo ineens-afstappen. En de kracht der Duitschers ligt er dan ook in, dat zij steeds zijn ingegaan op ons verlangen om verzekeringen, dat de doorvoeren werkelijk geene militaire motieven hadden. Onzerzijds is dit herhaaldelijk geslikt. Welnu, zoo hebben wij immers zelve aanvaard, dat wij dan tot den doorvoer verplicht waren? * * En ons eigen standpunt? Wie het Witboek nauwkeurig door ziet, kan een bijkans dramatischen in druk krijgen van de figuur van een Nederlandschen minister van Buitenlandsche Zaken, die telkens van twee kanten door de pootige naburen wordt benaderd. Hij zit er met recht tusschen". Dit is dan ook van 't geheele verloop dui delijk, te duidelijk, merkbaar. Het ongeluk van den heer Loudon is in dezen geweest, er niet in geslaagd te zijn een absoluut vierkant eigen stand punt in te blijven nemen. Nu is hij voort durend van links en van rechts bedrongen geworden en vandaar ten slotte eene onzekerheid van de aan ons Departement gevolgde lijn, waardoor de beide andere regeeringen nog maar geprikkeld zijn geworden bovendien. Het lust ons waarlijk niet, hier eene studie te geven van de aanmerkingen, welke ook op de. ten dezen door Neder land ingenomen houding zouden te maken zijn. Liever stellen wij vooral ook de kracht van on» standpunt voorop: den goeden wil en de goede trouw naar beide kanten. Wij hebben steeds onzen best gedaan. Ongetwijfeld hadden wij echter sterker gestaan, indien wij: of van den aanvang af tegenover Engeland hadden volgehouden aan een beperkter begrip van de volgens de Haagsche conventie te weigeren kon vooien krijgsvoorraden" waaronder dan eens voor al de schepen zand, grind of metaal niet begrepen zouden zijn. Eene interpretatie, die allerminst ongrijmd ge weest ware.... of tegenover Duitschland elk beroep op de Rijnvaartacte en de vrijheid der handelsvaart beantwoord met de repliek: dat hier van handelsvaart geen sprake is, ook al heeft men niet direct met militaire konvooien te doen. Er is nu eenmaal nog een middending tusschen: militair transport" en vervoer van handelswaren", en met dit middending hebben wij juist in de zendingen over den Rijn naar 't geoccupeerde Ant werpen en Gent te maken! Had Neder land daaraan vastgehouden, het zou den Duitschen strijder in Belgiëongetwijfeld minder tot gemak hebben gestrekt. Nu leidde ons standpunt daartoe. En dan was het alweer een fout, dat wij ons door de Duitschers zeer licht een doekje voor het bloeden hebben doen voorbinden. Dat, nu in Belgiëalles de oorlogszzak dient, grind en zand tot wegenaanleg of verbetering, tot spoor wegversterking, of beton voor onder komens tegen vliegaanvallen, geen ge wone vredesdoeleinden bevordert, is toch duidelijk genoeg. Maar alweer zitten wij hierbij vast, omdat onze Regeering, tenminste voor het zand en grind, voor de metalen heeft zij eigenlijk juist andersom geredeneerd, nu eenmaal aangenomen heeft, dat de ar tikelen waarvan de militaire bestemming niet afdoend bewezen was, vrij mochten doorgaan. Daarbij kwam het zeker van oprechte overweging getuigende eigen onderzoek door onze officieren, dat ten slotte echter weinig satisfactie opgeleverd heeft. Van een herhaald onderzoek, nu weer door onze Regeering aangevraagd, ver wachten wij dan ook bitter weinig. Het kan ons slechts meer nog vastwerken. * * * En eindelijk komt dan, ook alweer uit de onzekerheid geboren, een reeks de tails, welke eiken man van vleesch en bloed begrijpen doen, dat de Engelschen er door gepiqueerd werden, al moet ook in dit opzicht onze lastige positie veel verklaren. Wanneer telkens de dringende vragen der Engelsche regeering tot de onze ge richt, eenige maanden op beantwoording wachten, en nog een of twee rappels noodig hebben om deze te verkrijgen; wanneer onze minister bij herhaling op eenmaal gegeven verzekeringen te rugkomt of vergissingen en niet-bedachte bijzonderheden erkent, dan komt de Engelsche verbittering ons nog wel een zijdig, maar toch menschelijk voor. Het toppunt is zeer zeker bereikt bij de voor de Duitschers zoo gunstige verlenging van den doorvoertermijn wegens mo gelijke vorst". 't Is wel vrij scherp, maar toch ook vrij netjes door den Engelsche Gezant aan Mr. Loudon gezegd: ik kan niet nalaten te verklaren, dat ieder die niet bekend is met het hooge gevoel van plicht en verantwoordelijkheid, onver anderlijk door de Nederlandsche Regee ring aan den dag gelegd en in het bij zonder door haren minister van Buiten landsche Zaken, in den loop van zaken een trouwbreuk zou kunnen zien". De waarheid is slechts, dat het geval van den aanvang af voor onze Regeering te doornig is geweest, om er geheel zonder kleerscheuren doorheen te komen. Zij heeft er niets van haar eer of goeden naam bij verloren. Maar wij zitten met dat al in de fouten, die van de verschillende zijden gemaakt zijn, vast. # * * Des te vaster, doordat Engeland zich heeft laten meesleepen tot de ontaktvolle re/e^rammenrepresaille; misschien van Engelsche zijde de ernstigste fout, in dezen begaan. Waarom heeft men in Downing Street niet eerst eens de grieven publiek ge maakt, en ons van niets wetend publiek gelegenheid gegeven, er zich voor te interesseeren? Een beroep op het goed inzicht van de Nederlandsche natie had in dezen allicht eene betere uitwerking gehad, dan deze plotselinge krachts- en plaagmaatregel. Maar jawel, de heeren diplomaten schijnen alles in 't verborgen te moeten doen! In dit opzicht blijft ook een appeltje, zuiver binnenlandsch van aard, met onze eigen Regeering te schillen. Wat er van te zeggen, dat zij ons volk steeds van den domme heeft gehouden, ook wanneer de ernstigste incidenten zich afspeelden? 5 Juni 1917 weigert de Engelsche regeering de Noordam en de Zyldijk met voor ons land bestemd krijgsmateriaal uit Amerika te laten varen, om reden dat wij den doorvoer van metaal uit Belgisch gebied naar Duitschland niet wilden verbieden. En daarvan heeft ons publiek niets geweten! * Zelfs het stopzetten der telegrammen is onzen menschen niet medegedeeld. Zij hebben het moeten merken, toen.... ongeveer na een dag of 10 hunne tele grammen niet beantwoord werden! Voor het vertrouwen op de openlijklijkheid van onze Regeering, die juist voor haar goed recht steun moest zoeken bij de natie, doen ons deze dingen ten zeerste leed. Van alle kanten is over onze, toch waarlijk niet onmondige, hoofden heen gehandeld en.... geblunderd. * * * Onze slotsom is dus, dat de mogend heden er te zamen in geslaagd zijn, deze zaak vast te werken. Wie daarvan den last draagt, is Neder land. Kritiek helpt hierbij niet, evenmin trouwens als lof of gefoeter. Wanneer de oorlog niet binnen weinige maanden eindigt, zien wij voor ons maar n middel tot uitkomst: het probleem moet geheel nieuw en frisch worden opgezet. Alle doorborduren op de eenmaal in genomen standpunten zal met vruchte loosheid geslagen zijn. Op de hand, door Engeland nog in October 1.1. stillekens onder de tafel toe gestoken : het aanbod van eenig meerder bewijs, is onze Regeering ook al niet ingegaan. Het psychologische oogenblik is voor alle partijen daar om een nieuwe bladzij op te slaan. Wij wenschen hiertoe de aandacht te vestigen op dezen eenigen praktischen weg: dat de zaak uit de handen der betrokken mogendheden gegeven wordt, en voor gelegd aan een of meer hoog staande onpartijdige scheidslieden. Deze moeten zoo vrij mogelijk in hun oordeel zijn. Niet bijzondere vraagpunten zijn hun voor te leggen. Vooral ook geen feitelijke onderzoekingen, bijv. in België, nog weer opgedragen. Alleen deze algemeene vragen voor gelegd: heeft, en, zoo ja, eventueel onder welke nadere voorwaarden, Duitsch land het recht, van Nederland als neu tralen staat en volgens de tradaten en omstandigheden, het toestaan van den doorvoer van zand en grind naar Belgi en van metalen uit dat gebied te ver langen ? of heeft, en zoo ja, eventueel onder welke restricties, Engeland het recht van Neder land als neutralen staat en volgens de tractaten en omstandigheden, te ver langen, dat het dien doorvoer verbiedt?" * * Wanneer de drie mogendheden er toe konden besluiten, dat deze vragen wer den voorgelegd aan scheidsrechters, b.v. te benoemen door de Deensche, de Noorsche of de Spaansche regeering of door den Paus, dan zou door gezamenlijke medewerking jegens ons, op eenen ruiterlijken weg der buiten-nationale be slissing, een nieuwe, gezonde basis voor onze, Nederlandsche moeilijkheid wor den geschapen. Pleiten zou er zeker niet eens veel meer voor noodig zijn. De stukken geven de verschillende standpunten reeds volledig weer. En er is op dezen boog nog een tweede snaar! Gesteld, dat het bezwaarlijk is, de medewerking van de Duitsche en de Engelsche regeeringen voor dit plan te vragen. Wat hoeft Nederland te beletten, zelf standig de zaak, waarin zij nog steeds van twee zijden bedrongen wordt, aan zulke scheidsrechters voor te leggen, en zich naar derzelver besluit te gedragen? Zien wij goed, dan hebben zich voor zulk een eenzijdig ingeroepen uitspraak wel precedenten voorgedaan. Daarmede zou onze Regeering ten minste eene sententia nuda declaratoria erlangen. Wij zouden in onze houding dien overeenkomstig, zuiverder en sterker staan dan ooit te voren, en tegenover de beide buren voortaan met het volste recht aan ons stuk blijven vasthouden. Sommigen mogen zulk eene oplossing niet met volle ingenomenheid begroeten. Wij zullen het gaarne vernemen, als zij een betere aan de hand kunnen doen. Men wijst misschien ook op 't bezwaar, om in dezen fel bewogen tijd nog hoog staande mannen te vinden, wier onzijdig heid van geest boven twijfel gebleven is. Uitgesloten is dit echter toch geenszins! En tot eene oplossing moet het waarlijk komen. Bezien wij de positie onzer Regeering, zoowel als die der beide andere goed, dan blijft het met haarlieden allén, voor Nederland anders helaas pokken en mazelen. Wij leggen dus de zooeven ontwik kelde denkbeelden gaarne ter over weging voor. De zaak is thans in eene phase ge komen, dat zij in 't openbaar moet be handeld worden. Ook de publieke opinie ten onzent heeft haren best te doen, om tot eene beëindiging mede te werken. Vindt de genoemde oplossing bijval, dan zal ons dit eene versterking zijn voor de meening, dat verder in die richting moet worden aangestuurd. v. H. EINDELIJK! Eindelijk! Neen, mevrouw, u raadt het toch niet in zessen, wat ik met dat eindelijk" bedoel. Probeer u het maar eens. Dat de maximalisten ik ben u dank baar, dat u Lenin en de zijnen" maar maxima listen blijft noemen en niet bolsjeviki, want dat woord vermijd ik maar liever, omdat ik niet weet hoe ik het moet uitspreken; u misschien ook niet ? dat de maximalisten dan bezig zijn te onderhandelen over een wapenstilstand, wil zeggen: vrede, wil zeg gen: afzonderlijken vrede? Misgeraden. Ik zou u ' p bijna van ver denken, dat u Russische coupons heeft en dat u daarom allereerst aan Rusland denkt. Maakt u maar niet ongerust; met die coupons komt het wel teiecht, al worden ze voorlooprg niet uitbetaald; onmetelijke rijkdom men nog in Rusland, mevrouw; en een land met een prachtig financieel verleden (al interesseert u op dit «ogenblik misschien meer zijne fiaancieele toekomst) heeft ook in 1905 de rente van zfln staatsschuld trouw uitbetaald, ondanks den oorlog met ]apan en ondanks de revolutie; da staatsschuld van 1905 was wel niets vergeleken bij die van 1917, maar de oorlog met Japan en de revolutie van 1905 waren ook maar kinder spel vergeleken bij den oorlog en bij de revolutie van nu; zoodat u ziet, mevrouw, dat de verhouding tusschen schuld en oorlog plus revolutie dezelfde is gebleven, en dus tegen deze logica zult u toch geen bezwaar hebben? behoeft u zich nu ook niet ongerust te maken over uwe coupons, even min als u dit in 1905 heef t behoeven te doen. Of ik de gebeurtenissen in Rusland dan niet belangrijk vind? Zeker, mevrouw, buitengewoon belangrijk «n ontzettend ern stig. Maar juist daarom ook voor deze logica reken ik op uwe instemming kan ik er niet op den gepasten toon over schrij ven ; u zult vermoedelijk nooit neiging tot vloeken hebben gevoeld bij een lijkrede ik helaas wel eens! maar ik ben er zeker van, dat u wel eens op uwe lippen hebt moeten bijten om niet te lachen op een eogenblik, als de meeste menschen in uwe omgeving een plechtstatig gezicht zetten. Zoo gaat het m^ nu, «Is ik vele menschen hoor spreken over de gebeurtenissen in Rusland. Wie daar echt van onder den indruk zijn, spreken of schrijven er niet over, althans niet in het openbaar; zij zwijgen en wach ten af: L'homme n'écrit den sur Ie sable" A l'heure oüpassé1'aqnilon." En hoort u niet den valschen klank in de stem van vele menschen, die er toch over spreken? Zij verkondigen plechtig, dat wij staan aan den vooravond van de beslissing over de groote wereldvragen"; zij verheu gen zich over den vrede, die niet door het geweld der wapenen, maar door den wil van het volk wordt opgelegd, nu in Rusland, straks overal elders; zij zien den dageraad gloren van een morgen van vrede en recht. Er zijn veel brave menschen, die dat oprecht gelooven, in wier blijd vertrouwen geen zweem is van onechtheid. Maar er zijn er ook, en vooral onder hen die er over spre ken, bij wie al dat moois maar voorgewend is; dat zijn de menschen, van wieHeine een van de weinige Duitsche auteurs, die u en ik nog citeeren, mevrouw heeft gezegd: Ich weisz, sie tranken heimlich Wein" Und predigten ffentlich Wasser". In het openbaar getuigen zij van hun on partijdigheid en begroeten zij vol hoop de gebeurtenissen in Rusland, niet omdat die voor de Centralen zoo'n buitenkansje zijn, maar omdat die de wereld zullen verlossen van den jammer van den oorlog. Maar zij doen alsof, onder elkaar gnuiven zij er stiekum in. dat het de Entente zoo lekker tegenloopt en dat, al komt er geen alge meene vrede, de Centralen in elk geval aan het oostelijk front niet meer zullen behoeven te vechten en dus voortaan aan het westelijk front hunne tegenstanders wel moris leeren. Zij hebben plezier over den triumf van Lenin, maar zouden hun hart vasthouden, wanneer de geestverwanten van Lenin In ons land de lakens konden uitdeelen. En als ik die menschen maar het zijn eigenlijk couranten nu openlijk Wasser" d. w. z. onpartijdigheid hoor prediken, dan moet ik mij op de lippen bijten om niet te laat ik maar zeggen: om niet te lachen, want ten slotte, nietwaar mevrouw ?/is het toch altijd beter om de menschen te lachen dan je er over te ergeren. Zoodat u nu weet, waarom ik niet in de stemming ben, ernstig over de gebeurtenissen In Rusland te schrijven. Het was dus niet om den wapenstilstand, dat ik begon met .eindelijk!" u moogt nog eens raden/ Omdat er gisteren een Reuter-telegram ia de couranten stond: Duitsch Oost-Afrika is geheel van den vijand gezuiverd; zoo doende is de geheele laatste overzeesche bezitting van Duitscland in onze (Engelscbe) handen en in die van onze Belgische bondgenooten overgegaan'' ? Neen mevrouw, ook daarom niet. Want, als getrouwe leierei van deze overzichten herinnert u zich, dat ik de vorige week, toen ik u langs de fronten" voerde, u heb aangekondigd, in den plechtigsten stijl, waar over ik beschik: zoo schijnt de verwachting gegrond, dat binnen niet al te langen tfld Duitschland ook zijn laatste kolonie zal heb ben verloren". Daarom mocht ik mij er niet verwonderd over toonen want in zeo'n eindelijk!" ligt toch ook de bekentenis, dat je het nog niet verwacht had, juist omdat het al zoo lang was uitgebleven dat OostAfrika nu werkelijk gezuiverd" was. moogt nog vier keer raden, want ik beb het u in zessen gegeven; maar ik zal u de moeite besparen en u dadelijk zeggen: neen, het was niet om de een of andere reden, die u kunt bedenken; want u denkt natuurlijk, dat ik eindelijk!" schreef om een of andere gebeurtenis aan het front of in het Engelsche parlement of in den Rijksdag, in elk geval om iets, dat behoort tot het emplooi, waar voor de redactie van De Groene" mij speciaal geëngageerd heeft. Maar u vergat, dat het vandaag Sinter klaas is en dat u zich er niet over moogt beklagen, wanneer zelfs het buitenlandsch overzicht van De Groene" u een surprise bezorgt, deze verrassing namelijk, dat het woord, waarmede het begint, aan mijn geprangden boezem ontsnapte door een ge beurtenis, die niet in het buiten-, maar in het binnenland voorviel. Of eigenlijk door een binnenlandsche gebeurtenis, waar heel veel buitenlandsch aan is. Om uwe nieuwsgierigheid nu maar dadeIqk te bevredigen: ik heb eindelflk" ge roepen, toen de couranten berichtten, dat er een conflict was ontstaan tusschen minister Treub en minister Posthuma. U weet wel, Jantje heeft het de vorige week al ? voor ons geteekend, toen hij St. Nicolaas in de Kamer" liet komen: minister Treub en minister Posthuma aan het bakke leien ; minister Posthuma lag onder; ik help het Jantje van harte wenschen. Ze hebben het aan den stok gekregen over de consenten tot uitvoer van kaas; maar minister Cort van der Linden heeft in de Kamer al gezegd, dat er aan deze zaak nog een andere kant is". Zoo is het, mevrouw; ik geloof zelfs, dat er vele kanten aan zijn; dat het niet alleen gaat om den uitvoer van kaas, «aar om den geheelen uitvoer van ons land naar Duitschland en om wat wij in ruil daarvoor krijgen; dat het gaat om de contracten, die wij met Duitschland wél, en met Engeland niet ge sloten hebben, en vooral om de voorwaar den van die wél gesloten contracten; dat het gaat om onze geheele economische poli tiek, d.w.z. om onze onzijdigheidspolitiek, want het onzijdig zijn van Nederland zit hem niet alleen in het gelijkelijk protestee ren tegen de komst van Engelsche en Duit sche vliegtuigen boven ons land en het gelijkelijk interneeren van Duitsche en Engel sche duikbooten, die binnen ons gebied geraakten, maar hoofdzakelijk in het zorg dragen ervoor, dat wij in economisch op zicht de eene partij niet bevoordeelen boven de andere en dat wij economisch van geen van beide meer afhankelijk worden, dan noodzakelijk is. Het Volk schreef dezer dagen naar aan leiding van het geschil: het kan best zijn, dat de arbeidersbelangen beter door Treub werden behartigd dan door Posthuma". Maar in plaats van arbeidersbelangen" had het wel kunnen schrijven: de belangen van ons geheele volk. Want daar gaat het ten slotte om, mevrouw. En omdat ik nu een van die mensehen ben, die al lang hunne ergernis hebben op gekropt over onze economische politiek tijdens dezen oorlog «n over de tendentieuse berichten, die daarover in de pers zijn gekomen, heb ik eindelijk!" geroepen, toen de bom dreigde te barsten. Ik hoop, mevrouw, dat de bom zal barsten en dat het minister Coit van der Linden niet zal gelukken, de ontploffing te beletten. Maar het moet toch een ontploffing bin nenskamers blijven; de menschen buiten zullen den knal wel hooren, maar zij be hoeven niet te weten, wat er eigenlijk ge beurt. Ik bedoel eigenlijk binnensKamers. De Kamer moet precies weten, wat er ge beurt, en vooral wat er gebeurd is. En als het gevolg van dat weten dan eens was, dat er een groote schoonmaak werd gehouden, niet onder onze ministers all honorable men maar onder de advi seurs van onze Regeering in economische zaken, dan zou de Tweede Kamer geen groote gard verdienen en zouden er geen namaak- Sinterklaasen cadeautjes aan de Kamerleden behoeven uit te deelen, zooa;s Jantje dat de vorige week zoo mooi getee kend heeft, maar dan mocht ik lijden dat de echte Sinterklaas bij voorbaat reeds van avond de heeren beloond heeft voor de goede werken, die zij straks zullen verrichten. 5 Dec. 1917 G. W. KERNKAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl