De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 8 december pagina 5

8 december 1917 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

8 Dec. '17. No. 2111 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Oorlogs-huisvlijt Oorlogs-hulsvlijt, zoo zouden wij alles wil len noemen wat wij bijeenzagen in de Leidschestraat 71 Amste'dam, waar de winkel ruimte schier te klein blijkt om de talrijke aanwezige voorwerpen te bevatten. De tentoonstelling aldaar gehouden, gaat uit van den Bond der neutrale landen, die zich o.m. ten doel stelt, den arbeid in de oorlogslanden door gewonden en verminkten soldaten verricht, te verkoopen, om zoodoende voor hen een bestaan te scheppen, waardoor zij in hun onderhoud zullen kunnen voorzien. Het werk draagt den stempel van huis vlijt doch huisvlijt in de goede betéekenis van het woord. Het is meest Fransch werk. De Franschman heeft gewoekerd met alle metaalafval van kanonnen, kogels en geweren. Smaakvol zijn de voorwerpen daarvan sa mengesteld, of daarmede belegd. Koffertjes, doosjes, klossen, vouwbeenen, huiselijke gebruiksartikelen als melkmaten enz, arm banden, ringen, broches, knoopen, ja alle denkbare voorwerpen van nut, zelfs gewone glazen flacons, zijn door een opgelegd me talen ornament geworden tot luxe-artikelen. Het metaal is door opwerken, graveeren en inleggen met paarlemoer of gekleurde steenen, viij uit de hand versierd, een ver siering die in de meeste gevall n gevoelig en zeer bekoorlijk is. Onze Nederlandsche huisvlijters kunnen een lesje nemen aan dat uiterst gracieuse werk' van den eenvoudigen poilu" die, zelfs soms het gebruik van een der handen, armen of oogen, vcor zulk een fijn knutsel werk moest missen. Elk voorwerp heeft een etiket waarop staat de naam van den maker en de vermelding welk ongeluk hem in den strijd overkwam. Wij lazen verscheidene dier etiketten. Sombere lectuur, en de arbeid waaraan het briefje hangt, verraadt onmiskenbaar den geestigen, vroolijken aard van den Franschman. Droef contrast! Iets dieper den winkel in, is het speelgoed geëtaleerd, 't Is van dat degelijke, bont ge kleurde houten kinderspeelgoed, dat tegen een stootje kan. Glundere poppenbedjes, -kastjes, -tafeltjes en -stoeltjes zijn te zien. Ook een menigte dieren, waaronder vooral hanen, kippen en eenden in groote lijnen uitgebeeld zoo uitstekend van vorm getrof fen zijn. Verder vindt men er flink solide, met wol bewerkte vloerkleedjes, zóó stijf aaneen met den ingrijpsteek op stevig linnen ge werkt als alleen een krachtige mannenband dat vermag te doen. Ze zijn zeer fraai van kleur in wazige gobelintinten en hebben een zoetvloeiende ornamentiek, ook zijn ze aan beide zijden te gebruiken. Practische werk stukken die hun weg spoedig zullen vinden. Blinde soldaten wisten wollen kinder mantels en kindermutsen te breien van sierlijk, ongemeen model. Anderen weder lampekapjes te schilderen, tasschen en beursjes met kralen te benaaien en klein meubelwerk te leveren. En de vrouwen of weduwen van gezinnen waar de armoede aangrijnst en de strijd de kostwinning heeft doen verloren gaan, ze klosten de kanten kleeden en borduurden de rijke lingeries die overal verspreid lagen. Dat alles is oorlogs-huisvlijt! Zóó mooi en zóó heel, heel droef.,, Zóó droef! E LI s. M. ROGGE 444 Au guste Philippe Uitenhage de Mist (Later Mevrouw Howen) Bovenstaand vrouweportretje voert ? ons reeds van zelf, n door hoofdtooi n door technische behandeling, terug naar de dagen van nu ruim een eeuw geleden: naar den Franschen tijd". Werkelijk stelt het eene jonge dame voor, die, in de jaren 1803 en 1804 met haarvader een reis deed door het zuidelijkst deel van Afrika. Het was een moeielijke reis vol ont beringen en gevaren, afwisselend in den zadel en per ossenwagen, langs or.gebaande wegen en door onherbergzame wildernissen. Zij ondernam dezen gevaarvollen tocht uit gehechtheid aan haar vader, die van wege de Bataafsche Republiek een zending had naar deze streken en wiens naam bewaard bleef in dien van het Uitenhage-district'. Zijn destijds achttienjarige dochter bad an VERARMING Zoowel de Duitsche als de Engelsche militairen, die zin hebben voor natuurstudie, maken van hun gedwongen vrrblijf in den vreemde een zoo goed mogelijk gebruik, hetgeen blijkt uit verschillende kleine en groote artikelen in hun vakbladen. Voor den oorlog kregen wij noch uit NoordFrankrijk, noch uit Polen en Podoliëop faunistisch of Holistisch gebied veel wetenswaardig» te hooren, thans zijn wij veel beter op de hoogte. Intusschen, dat behoef ik niet te zeggen, is dat vischje veel en veel te duur gekocht. De Duitscher vindt meteen gelegenheid, om zijn eigen land te vergelijken met Oost en West en komt tot de ontdekking, dat het Centraal gebied aan wilde zoogdieren en vogels armer is dan de aangrenzende ianden. Alleen zijn er meer herten en reeën en daarmee is alles gezegd: de eisenen voor de jicht en visscherij gesteld, schaden de oorspronkelijke fauna. Deze opmerking wordt gemaakt door V. Franz in de Naturvaissenschafiliche Wochenschrift van 4 Nov. j!, naar aanleiding van een echte wilde kat, die in de Belgische Ardennen geschoten werd en opgezonden is aan het Zoologisch Museum te Berlijn. De echte wilde kat, niet te verwarren met de verwilderde huis kat, is in West-Europa uiterst zeldzaam, komt o. a. in Nederland in het geheel niet voor. AMGUSTE PHIMPPF UITF.NIIACJE DE MIST Illustratie uit Van onze oud-tantes en tantes" smeekte hem te mogen vergezellen. Zij ont veinsde zich geenszins de bezwaren, die haar wachtten, maar gedroeg zich daaronder tegelijk dapper en bescheiden en hielp, in de moeielijkste tcestanden, de stemming redden door haar opgeruimden zin Zij stelde, in het Fransch, van deze reis een dagverhaal op, dat later door de bekende schrijfster Mevr. Van Meerten-Schilperoort, vertaald en in het tijdschrift Penelope opgenomen werd. Dit verhaal is den omslachtigen stijl van die dagen in aanmerking genomen onderhoudend geschreven; en bij controle met de aanteekeningen van een der andere reisgenooten, een Duitschen dokter, blijkt haar fijne opmerkingsgave en haar juiste blik op menschen en dingen, in een voor haar zoo geheel nieuwe en vreemde wereld. Deze weinig bekende, zeer interessante historie vormt het eerste der vier afdeelingen van johanna W. A. Naber's jongste, pas verschenen boek, met een tactvollen greep getiteld: Van onze oud-tantes en tantes. (Haarlem, H' D. TjeenkjWillinkenZn. 1917). Er worden, in dit boek, aan het twintigsteeeuwsche publiek vier negentiende-eeuwsche Nederlandsche vrouwen voorgesteld. Allicht kan men van deze vier namen beweren, dat zij wel eenigzins verwonderd mogen zijn, elkaar in n band te ontmoeten; maar er is toch een onmiskenbare, en, van haar feministisch standpunt, zeer verklaarbare samenhang in der schrijfsters plan. Na genoemde A. P. UitenUage de Mist worden hier behandeld de Gedenkschriften van Eüzabeth Kemper, dochter van Joan Melchlor Kemper, eervoller gedachtenis van 1813; voorts ds Geschriften van mevrouw Zwaardemaker-Visscher, die, zelve gelukkige huismoeder, ijverde voor een ruimere meisjes opvoeding dan aan de meesten harertijdgenooten was ten deel gevallen; en eindelijk het Levenswerk van Anna van Hogendorp, die hare belangstelling hoofdzakelijk wijdde aan de paria's der vrouwenwereld. Kan men dus zeggen dat de twee eersten representanten zijn van den tijd onzer,oud tantes" (de eerste helft der 19; eeuw) zoo vertegenwoordigen de beide laatsten, niet alleen naar chronologische volgorde maar ook naar veranderde .gezichtspunten en idealen, dien van onze tantes", (uit de tweede helfi). Terecht heet het in de Inleiding: De nieuwe cultuur, die thans in opkomst is, zal er te frisscher en te krachtiger om zijn, wanneer zij blijft wortelen in den bodem, Nu vertelt Franz, dat toen die kat ge schoten werd, een paar Belgische boeren vroegen om het cadaver, om het te eten als versnapering, niet uit honger want: die Kriegserrahrungsverhaltnis«e sind für den Belgier nicht ungüns'ig." En dan gaat l ranz voort met zijn landgenoten er opmerkzaam op te maken, dat menig wild dier, waar je vroeger nooit naar getaald zou hebben, een lekker hapje kan opleveren. Egel a la Tsigane moet heel lekker zijn, gebraden in een kleikorst. Als je die er af haalt, gaan de stekels mee en dan is het smakelijk gebraad zoo klaar, om gegeten te worden. De Zi geuners wisten dit reeds lang en eten ook marters en bunsings en dassen. Dan raadt Franz ook aan, om de muskusratten te eten, , een dier uit Amerika in Behren en Sakgen ingevoerd en dat zich daar zeer lastig heeft vermenigvuldigd. Verder, zegt hij, is voor onze Feldgrauen" geen huishond veilig, als hij hun niet door hoogeren in rang plechtig als dier persoonlijk eigendom is voorgesteld. Natuurlijk worden pas gesneuvelde paarden ook ten zeerste gewaardeerd. Alles wat vogel heet. moet er aan gelooven, niet alleen aan de fronten, maar door geheel Duitschland. De wet op bescherming van vogels is tijdelijk buiten werking ge steld, officieel of officieus, dat weet ik niet, maar het feit blijft even erg. In de uilstalkasten der poeliers verschijnen thans vogels ^an alle mogelijke soorten, tot buizerden toe en alles wordt gegeten en zoo is men terug gekeerd naar de dagen van den ouden Naumann, die zelfs ten opzichte van het kleine winterkoninkje de vraag stelde: Kan men die eten. Franz zelf vertelt dat hij be halve zeevogels en kraaien ook valken recommandeeren kan; die heeft hij op Helgoland gegeten en ze waren wat lekker. De Duitschers, die vroeger de kampioenen waaruit zij is voortgekomen: de beste levenssappen daaruit tot zich blijft trekken. Wij, die or.s hare draagsters voelen, zullen ons werk te harmonischer en te vrucht baarder zien worden, naarmate wij het niet losmaken van dat onzer voorgangsters.' De keurige uitvoering van dit boekje maakt het tot een sierlijk salon-voorwerp. GS-ERTIMJIDA CA REI s r. N 444 Van Vrouwelijk Doen en Denken Er zijn twee dingen, die me dagelijks ergeren. Ten eerste dit: geen twee menschen ontmoeten elkaar of ze hebben het binnen twee minuten over rantsoeneering, distributie en de duurte der tijden. Het materialisme viert wél hoogtij tegenwoordig! Het is of er niets hoogers bestaat dan de zorgen voor den stoffelijken mensch. Nooit werd er echter zoodanig voor ons j'ezo^gd dat ieder zooveel mogelijk het zijne kreeg, nimmer werden wij genoodzaakt zóó zuinig te zijn met ons bezit en rog worden de O. W'ers benijd om 't geld, dat ze grootendeels op oneerlijke manier wisten bijeen te schrapen. Voor velen zijn de tijden heel erg moeielijk, o zeker! Maar juist voor hen, die zorgen hebben, is het zoo noodig om eens aan andere dingen te denken, om voor n oogenbiik de zorgen ie vergeten, om te trach ten het hoofd omhoog te houden door f rissche, mooie gedachten, door eens te praten over 't goede, dat er toch voor ieder nog over blijft, om zich eens in't (,'eheugen te prenten dat achter de wolken toch de zon schijnt. Wat geeft tobben, wat geeft praten over dingen, die niet veranderen zullen voordat de tijden rijp zijn. Tobben bederft onze stem ming, en als wij ons evenwicht kwijt zijn, lijdt onze omgeving er onder, ja, 't is wel vreemd, wy lieettn het zwakke geslacht, maar als wij moe en af zijn van onze dagtaak, moeten we de kracht hebben ons niet moe te toonen en het is onze plicht om een gezicht te zotten alsof we nog niets hebben uitgevoerd, als vader straks moe van .://'/; werk thuis komt, wan! :iy verlangt rust en kalmte en evenwicht om zich heen. Hij komt naar zijn huis om xiii te rasten, en moeder de vrouw :*.?;! w M doen hern de moede rimpels van '! voorhoofd weg u: strijken. Gelukkig zij, die nare stemming en hare gedachten heeft kunnen npfiisschen rnet hoogere dingen dan distiilvtie en kuk-nrtood' Het (?.?/e."£ie dinp van mijn dagelijksche dtr vogv'.btscherminp; mochten hectea, zijn thans even p r o o t e vogeluilmooiders als de steeds zoo gehoonde Italianen en Franschen. Mocht (leze toestand n_:g eenige jaren blij ven bes:aun, dan zijn daaruit voor de vogehvcreid de aliercrrsiigste gevolgen te duchten. In de terugslag op landbouw, veeteelt en bovenbouw zou niet uitblijven, want wij kunnen de vogels niet missen. 'vVie wel eens c<jn gioote broedkolonie van vogels het h. bezocht, hetzij de inlagen van sjouwen, heizij Rottum toen 't nog in zijn glorie was, krijgt licht den indruk da; de vogels talrijk zijn ais het zand der zee. Men ziet dan de lucht vervuld van de rondvliegende witte gestalten en hun gekrijsch is oorverdoovend. Maar als wij eens nuchter gaan tellen, dan valt het altijd tegen. Gurnev heeft de Jan van Genten geteld van de necle wereld. Wie wel eens de Bass-rock heeft gezien, van onder tot boven wit van al de broedende vogels en dan verneemt, dat er rondom Groot-Brittanie' en Ierland en bij IJsland en New Foundland nog een aantal van dergelijke broedplaatsen zijn, schat hun aantal op millioenen en de angst be kruipt hem, als hij denkt hoeveel haring al die beesten tr.et elkaar wei opvreten. Nu heen (r.irney ai die broedplaatsen een voor een bokt ken en komt tot de slotsom, dat langs de oevers van de Noord-Atlantische Oceaan nog maar krap honderduizend paren van die hanngvrHers huizen. Tusschen de Schelde en Blaavardshuk gt het gebied waar de zilvermeeuwen zich het best ter wereld thuis voelen, maar als er voor den oorlog tienduizend paren nes telden v.ü\ lu:t nu/o! zfin. Thans zijn ze op de rntüie DuiïM'jie '.-iiaiidtn als gevolg van r) e n noil^t; a:id\vef!cn, net als hij ons op R.'ittuüi. H:Kii;st*aarschijnlijk nestelden in I''i7 de zfevogels iu Duitschland alleen nog ergernis Is de dure kleedij van zoovele vrouwen, en ik word ook wel een beetje kregelig over de prententieuse artikeltjes omtrent mode in de vrouwenbladen. Ofschoon ik een vrouw, die hare kleeding verwaar loost, nog erger vindt dan een modepop, die tenminste nog de schoonheid" zoekt, al doet ze 't uit louter ijdelheid, toch wil het er niet bij me in, dat verstandige vrouwen in deze benarde tijden niets beters met haar geld zouden weten te doen dan het uit te geven a.an dure kleeding. Ofschoon het bont schatten van geld kost, worden de bontkragen en -moffen steeds grooter. Ofschoon zijde en kant het dubbele van de prijs kost in een tijdsverschil van twee jaar, wordt er meer dan ooit zijde gedragen en de weelde der onderkleeding kent geen grenzen. Ik vraag me af, waar dat heen moet, wanneer niet door een onverwachte gebeurtenis paal en perk wordt gesteld aan deze zucht naar weelde. Vrouwen willen zoo graag verstandig zijn, equivalent zijn aan de mannen, maar nooit hebben ver standige mannen, tenminste zij, die met hun verstand werkten.veel gevoeld voor modieuse, verfijnde kleeding. Merk eens op, hoe een voudig groote mannen, groot in hun vak of ambt, gewoonlijk gekleed gaan. Je weniger eine Frau hat um ihre Seele zu schmücken. desto mehr Flitter hangt sie an ihrem Kürper." Het is een woord van Jean Paul, en ik vrees dat het maar al te waar is. Juist in deze ernstige tijden komt dit zoo bedroevend uit. Ik kan helaas nog altijd niet inzien, dat deze oorlogstijd veel aan onze vrouwen heeft verbeterd, dat hij haar ijdelheid en pronkzucht heeft gefnuikt, dat hij haar rijper en ernstiger heeft gemaakt, dat hij vooral de moeder meer in haar heeft wakker ge schud, en het besef in haar heeft gewekt, dat onze kinderen moeten worden opgevoed pp ardere, hechtere, altruistischer basis. Niet modepoppen moeten de moeders zijn, niet mopperaarsters over de moeite van het huishouden, niet vrouwen, in wie de concurrentiegeest nog altijd vaardig is. Maar slechts de nieuwe vrouw, vrij van alle klein zieligheid, kan de nieuwe moeder worden. Doch helaas, onder de massa zie ik haar nog niet. E. C. v. D. M. 444 l)e moderubriek Voor de dames" Die rubriek, ze kan me erg'ren, Die rubriek, ze irriteert! Hebben dan in deze tijden Onze dames niets geleerd? Is het niet een groote schande. Dat in kranten, groot of klein, Nog rubrieken van ,,de mode Voer de dames" moeten zijn. Hoogst gewichtig wordt behandeld, Daar het vraagstuk van de vrouw, Hoe nu weer de rok moet wezen, Hoe de mantel, hoe de mouw Hoe je hoed moet op je hoofd staan, Schuin of recht met lint of bont. Hoe je voile nu moet hangen, Tot je neus of tot je mond. Of je schoenen wel goed kleuren Bij de kleur van je japon, Of je crêpe-de-chine moet dragen, Zij of voile of soms ninon. Is het niet een contra-dictie, Naast 't bericht van woesten strijd Nu te lezen van de mode, Wijl men ginds van honger schreit? Kleeren moet je eenmaal dragen, Winkels moeten ook bestaan, Zonder dat gepraat van mode Kan het immers ook wel gaan. Neen de tijden zijn te ernstig, F.n de nood is veel te groot, Dat men babbelt over mode Nu men klaagt en roept om brood. Vrouwen, nu geen modepraatjes, Denk aan andrer nood en smart: Toon in deze droeve tijden, Dat gij hebt een vrouwenhart." P. A. E. Ou STER II U l l Raadgevingen van vrouwen aan vrouwen Deze rubriek staat open voor vrouwen uit alle standen der maatschappij. Alle medewer king wordt zeer op prijs gesteld. Verzoeke de inzendingen o/s hieronder te stellen, g j Kerstboomlichije IK heb iets bedacht om mij te behelpen als ik met Kerstmis een Kerstboom maar geen kaarsen heb. Ik koop dan een aantal van de allergoedkoopste vingerhoeden, vul die met olie en maak er een miniatunr drijvertje van kurk op, passend met een gaatje er in, waar ik dan een aluminium drijfpitje in zet. Dit vingerhoedje, aldus klaar gemaakt plaats ik in een kaarsenhouder, zooals we die andere jaren altijd voor de Kerstboomkaarsjes gebruiken. Het lichtje kan geruimen tijd branden. Ik stook hout in mijn kachel en zorg er voor dat het niet opbrandt. De kachel be hoeft daardoor niet voortdurend van nieuwe blokken te worden voorzien. Het hout moet n.l. gleeien als gloeiende kolen. Daarom laat ik niets van de asch wegnemen, die lang zamerhand een laag op de rooster vormt; in die gloeiende asch, die een heerlijke warmte afstraalt, liggen de blokken prachtig te gloeien, uren lang. Hout branden, zonder gebruik van de asch te maken is een groote houtverspilling. Voor de nacht voorzie ik de kachel van twee briketten, bedek deze onder de asch en vindt deze den volgenden morgen terug als kooltjes, waarop de nieuwe blokken weer dadelijk ontvlammen. Het spreekt van zelf, dat de rooster-openingen niet te breed moeten wezen, daar anders de asch door de openingen heen valt en er zich dan geen aschlaag kan vormen. Voor deze manier van stoken is droog hout noodzakelijk. Ik gebruik om gehakt te bereiden, nu het broodrantsoen zoo klein en er ook bijna geen beschuit is, in dezelfde hoeveelheid als voorheen aan brood of beschuit nu koude aardappelen. Verder is de bereiding gewoon, alleen heeft men minder melk neodig. Onzen hartelijken denk aan allen die medewerken om in deze rubtiek voort te helpen. 444 Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" ia te zenden Koninginneweg 93, Haarlem. TER WEE THEE ZAANDAM enamaft as Ji gekleurde foto's in het Qfhum ,D£ WATERSNOOD 1916 75 ets. maar op de terreinen van de verschillende vogelbesehermingsvereenigingen en ook daar werden eieren ingezameld voor de hospita len zoover als het raadzaam leek voor den vogelstand. Bovendien werd er vee' ge roofd. Maar hoe klein alweer ook daar het aar.tal der vogels is, blijkt uit de mededeeling, dat als in den besten tijd alle eieren van die broedplaatsen ter beschikking waren gesteld van het Duitsche volk er juist n ei zou komen op de vijfendertighonderd inwoners. Kan enkel tlink hoenderpark zou meer leveren. Uit dit alles büjkt, van hoe weinig onmid dellijk voordeel voor de voiksvoedtng het uitmoorden van alle vogels zou kunnen zijn. Maar de schade er door aangericht is ont zettend groot en spoedig onherstelbaar. Wanneer eenmaal een dierensoort tot opeen zeker minimum is teruggebracht, dan moet zij stellig uitsterven en hoe dichter zij tot dat minimum nadert, des te onwaarschijn lijker wordt haar herstel. Wij zien hier in ons land in de laatste twintig jaren de kleine zeemeeuw at stormmeeuw weer gaandeweg optreden als broedvogel, maar dat gaat o zoo langzaam en dan neg maar alleen op de piaatsen, waar met kracht gewaakt wordt voor vogelbescherming. Dat er dit jaar niet minder dan drie paren gebroed hebben op de Noord west plaat bij Kottum, die behoed wordt door de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, is alweer een heele ge beurtenis. De eidereenden van Sylt zijn misschien voor goed verdwenen. De Duitsche vereeniging tot bescherming van vogels, die veertigduizend leden telt, doet alles wat ze kan om het kwaad te keeren, maar het helpt niet veel, doordat bij hongers nood elk kruimpje meetelt. Met leede ougen heeft zij moeten aanzien dat de Dohnenstieg", het lijsterstrikken, weer in eere is hersteld en zij troost zich nu met het voor nemen, om na en na den oorlog met inspan ning van alle ktachten te weiken aan het herstel der vogelweteld. Deze heeft dat des te meer noodig, doordat zij twee jaar achter een onder groote natuurrampen te lijden heeft gehad, in 1916 de hevige stormvloeden in den voorzomer, in 1917 den abnormaal strengen winter en liet koude voorjaar. Heerlijk zou het zijn, indien wij de over tuiging mochten koesteren, dat in deze tijden van nood Nederland ook voor de vogels een asyl mocht heeten. Doch daar mankeert veel aan. Indien onze vogelwet stipt werd uitgevoerd, was al veel gewonnen. Dikwijls echter zou men haast zeggen, dat onze over heid den vogels vijandig gezind is. Geheel zonder noodzaak, maar gelukkig doch buiten haar toedoen ook zonder kwade gevolgen, heeft Onze Hooge Regeering zich dezer dagen ook nog een klein slippertje veroorloofd. Volgens onze vogelv/et is bij ons het iijsterstrikken verboden en wel met dien verstande, dat te beginnen met 1917de vangperiede telkens met veertien dagen wordt ingekort en dan zou het dus na eenige jaren geleidelijk gehee! ophouden. Nu heeft echter de Regeering ditmaal toch ook gedurende die veertien dagen de vangst toegestaan en daarmee getoond in zake vogelbescherming een nog al zwak stand punt in te nemen. Gelukkig heeft al dien tijd de wind uit den verkeerden hoek ge waaid, dus de lijsters zelf hebben het er nog al genadig af gebracht en de koperwieken stapelen nu vutige kolen op des Ministers hoofd door hem de ritnaalden weg te pikken uit zijn gescheurde grasland. JAC, l'. T miss r 444

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl