Historisch Archief 1877-1940
8 Dec. '17. No. 2111
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Oorlogs-huisvlijt
Oorlogs-hulsvlijt, zoo zouden wij alles wil
len noemen wat wij bijeenzagen in de
Leidschestraat 71 Amste'dam, waar de winkel
ruimte schier te klein blijkt om de talrijke
aanwezige voorwerpen te bevatten.
De tentoonstelling aldaar gehouden, gaat
uit van den Bond der neutrale landen, die
zich o.m. ten doel stelt, den arbeid in de
oorlogslanden door gewonden en verminkten
soldaten verricht, te verkoopen, om zoodoende
voor hen een bestaan te scheppen, waardoor
zij in hun onderhoud zullen kunnen voorzien.
Het werk draagt den stempel van huis
vlijt doch huisvlijt in de goede betéekenis
van het woord. Het is meest Fransch werk.
De Franschman heeft gewoekerd met alle
metaalafval van kanonnen, kogels en geweren.
Smaakvol zijn de voorwerpen daarvan sa
mengesteld, of daarmede belegd. Koffertjes,
doosjes, klossen, vouwbeenen, huiselijke
gebruiksartikelen als melkmaten enz, arm
banden, ringen, broches, knoopen, ja alle
denkbare voorwerpen van nut, zelfs gewone
glazen flacons, zijn door een opgelegd me
talen ornament geworden tot luxe-artikelen.
Het metaal is door opwerken, graveeren
en inleggen met paarlemoer of gekleurde
steenen, viij uit de hand versierd, een ver
siering die in de meeste gevall n gevoelig
en zeer bekoorlijk is.
Onze Nederlandsche huisvlijters kunnen
een lesje nemen aan dat uiterst gracieuse
werk' van den eenvoudigen poilu" die,
zelfs soms het gebruik van een der handen,
armen of oogen, vcor zulk een fijn knutsel
werk moest missen.
Elk voorwerp heeft een etiket waarop staat
de naam van den maker en de vermelding welk
ongeluk hem in den strijd overkwam. Wij
lazen verscheidene dier etiketten. Sombere
lectuur, en de arbeid waaraan het briefje
hangt, verraadt onmiskenbaar den geestigen,
vroolijken aard van den Franschman. Droef
contrast!
Iets dieper den winkel in, is het speelgoed
geëtaleerd, 't Is van dat degelijke, bont ge
kleurde houten kinderspeelgoed, dat tegen
een stootje kan. Glundere poppenbedjes,
-kastjes, -tafeltjes en -stoeltjes zijn te zien.
Ook een menigte dieren, waaronder vooral
hanen, kippen en eenden in groote lijnen
uitgebeeld zoo uitstekend van vorm getrof
fen zijn.
Verder vindt men er flink solide, met wol
bewerkte vloerkleedjes, zóó stijf aaneen
met den ingrijpsteek op stevig linnen ge
werkt als alleen een krachtige mannenband
dat vermag te doen. Ze zijn zeer fraai van
kleur in wazige gobelintinten en hebben een
zoetvloeiende ornamentiek, ook zijn ze aan
beide zijden te gebruiken. Practische werk
stukken die hun weg spoedig zullen vinden.
Blinde soldaten wisten wollen kinder
mantels en kindermutsen te breien van
sierlijk, ongemeen model. Anderen weder
lampekapjes te schilderen, tasschen en
beursjes met kralen te benaaien en klein
meubelwerk te leveren.
En de vrouwen of weduwen van gezinnen
waar de armoede aangrijnst en de strijd de
kostwinning heeft doen verloren gaan, ze
klosten de kanten kleeden en borduurden
de rijke lingeries die overal verspreid lagen.
Dat alles is oorlogs-huisvlijt! Zóó mooi
en zóó heel, heel droef.,, Zóó droef!
E LI s. M. ROGGE
444
Au guste Philippe Uitenhage de Mist
(Later Mevrouw Howen)
Bovenstaand vrouweportretje voert ? ons
reeds van zelf, n door hoofdtooi n door
technische behandeling, terug naar de dagen
van nu ruim een eeuw geleden: naar den
Franschen tijd".
Werkelijk stelt het eene jonge dame voor,
die, in de jaren 1803 en 1804 met haarvader
een reis deed door het zuidelijkst deel van
Afrika. Het was een moeielijke reis vol ont
beringen en gevaren, afwisselend in den
zadel en per ossenwagen, langs or.gebaande
wegen en door onherbergzame wildernissen.
Zij ondernam dezen gevaarvollen tocht uit
gehechtheid aan haar vader, die van wege
de Bataafsche Republiek een zending had
naar deze streken en wiens naam bewaard
bleef in dien van het Uitenhage-district'.
Zijn destijds achttienjarige dochter bad an
VERARMING
Zoowel de Duitsche als de Engelsche
militairen, die zin hebben voor natuurstudie,
maken van hun gedwongen vrrblijf in den
vreemde een zoo goed mogelijk gebruik,
hetgeen blijkt uit verschillende kleine en
groote artikelen in hun vakbladen. Voor
den oorlog kregen wij noch uit
NoordFrankrijk, noch uit Polen en Podoliëop
faunistisch of Holistisch gebied veel
wetenswaardig» te hooren, thans zijn wij veel
beter op de hoogte. Intusschen, dat behoef
ik niet te zeggen, is dat vischje veel en veel
te duur gekocht.
De Duitscher vindt meteen gelegenheid,
om zijn eigen land te vergelijken met Oost
en West en komt tot de ontdekking, dat het
Centraal gebied aan wilde zoogdieren en
vogels armer is dan de aangrenzende
ianden. Alleen zijn er meer herten en reeën
en daarmee is alles gezegd: de eisenen
voor de jicht en visscherij gesteld, schaden
de oorspronkelijke fauna. Deze opmerking
wordt gemaakt door V. Franz in de
Naturvaissenschafiliche Wochenschrift van 4 Nov.
j!, naar aanleiding van een echte wilde kat,
die in de Belgische Ardennen geschoten
werd en opgezonden is aan het Zoologisch
Museum te Berlijn. De echte wilde kat,
niet te verwarren met de verwilderde huis
kat, is in West-Europa uiterst zeldzaam,
komt o. a. in Nederland in het geheel
niet voor.
AMGUSTE PHIMPPF UITF.NIIACJE DE MIST
Illustratie uit Van onze oud-tantes en tantes"
smeekte hem te mogen vergezellen. Zij ont
veinsde zich geenszins de bezwaren, die
haar wachtten, maar gedroeg zich daaronder
tegelijk dapper en bescheiden en hielp, in
de moeielijkste tcestanden, de stemming
redden door haar opgeruimden zin Zij stelde,
in het Fransch, van deze reis een dagverhaal
op, dat later door de bekende schrijfster
Mevr. Van Meerten-Schilperoort, vertaald
en in het tijdschrift Penelope opgenomen
werd. Dit verhaal is den omslachtigen
stijl van die dagen in aanmerking genomen
onderhoudend geschreven; en bij controle
met de aanteekeningen van een der andere
reisgenooten, een Duitschen dokter, blijkt
haar fijne opmerkingsgave en haar juiste
blik op menschen en dingen, in een voor
haar zoo geheel nieuwe en vreemde wereld.
Deze weinig bekende, zeer interessante
historie vormt het eerste der vier
afdeelingen van johanna W. A. Naber's jongste, pas
verschenen boek, met een tactvollen greep
getiteld: Van onze oud-tantes en tantes.
(Haarlem, H' D. TjeenkjWillinkenZn. 1917).
Er worden, in dit boek, aan het
twintigsteeeuwsche publiek vier negentiende-eeuwsche
Nederlandsche vrouwen voorgesteld. Allicht
kan men van deze vier namen beweren, dat
zij wel eenigzins verwonderd mogen zijn,
elkaar in n band te ontmoeten; maar er
is toch een onmiskenbare, en, van haar
feministisch standpunt, zeer verklaarbare
samenhang in der schrijfsters plan.
Na genoemde A. P. UitenUage de Mist
worden hier behandeld de Gedenkschriften
van Eüzabeth Kemper, dochter van Joan
Melchlor Kemper, eervoller gedachtenis van
1813; voorts ds Geschriften van mevrouw
Zwaardemaker-Visscher, die, zelve gelukkige
huismoeder, ijverde voor een ruimere meisjes
opvoeding dan aan de meesten
harertijdgenooten was ten deel gevallen; en eindelijk
het Levenswerk van Anna van Hogendorp,
die hare belangstelling hoofdzakelijk wijdde
aan de paria's der vrouwenwereld.
Kan men dus zeggen dat de twee eersten
representanten zijn van den tijd onzer,oud
tantes" (de eerste helft der 19; eeuw) zoo
vertegenwoordigen de beide laatsten, niet
alleen naar chronologische volgorde maar
ook naar veranderde .gezichtspunten en
idealen, dien van onze tantes", (uit de
tweede helfi).
Terecht heet het in de Inleiding: De
nieuwe cultuur, die thans in opkomst is,
zal er te frisscher en te krachtiger om zijn,
wanneer zij blijft wortelen in den bodem,
Nu vertelt Franz, dat toen die kat ge
schoten werd, een paar Belgische boeren
vroegen om het cadaver, om het te eten als
versnapering, niet uit honger want: die
Kriegserrahrungsverhaltnis«e sind für den
Belgier nicht ungüns'ig." En dan gaat l ranz
voort met zijn landgenoten er opmerkzaam
op te maken, dat menig wild dier, waar je
vroeger nooit naar getaald zou hebben, een
lekker hapje kan opleveren. Egel a la
Tsigane moet heel lekker zijn, gebraden in een
kleikorst. Als je die er af haalt, gaan de
stekels mee en dan is het smakelijk gebraad
zoo klaar, om gegeten te worden. De Zi
geuners wisten dit reeds lang en eten ook
marters en bunsings en dassen. Dan raadt
Franz ook aan, om de muskusratten te eten, ,
een dier uit Amerika in Behren en Sakgen
ingevoerd en dat zich daar zeer lastig heeft
vermenigvuldigd. Verder, zegt hij, is voor
onze Feldgrauen" geen huishond veilig, als
hij hun niet door hoogeren in rang plechtig
als dier persoonlijk eigendom is voorgesteld.
Natuurlijk worden pas gesneuvelde paarden
ook ten zeerste gewaardeerd.
Alles wat vogel heet. moet er aan
gelooven, niet alleen aan de fronten, maar door
geheel Duitschland. De wet op bescherming
van vogels is tijdelijk buiten werking ge
steld, officieel of officieus, dat weet ik niet,
maar het feit blijft even erg. In de
uilstalkasten der poeliers verschijnen thans vogels
^an alle mogelijke soorten, tot buizerden toe
en alles wordt gegeten en zoo is men terug
gekeerd naar de dagen van den ouden
Naumann, die zelfs ten opzichte van het
kleine winterkoninkje de vraag stelde: Kan
men die eten. Franz zelf vertelt dat hij be
halve zeevogels en kraaien ook valken
recommandeeren kan; die heeft hij op
Helgoland gegeten en ze waren wat lekker.
De Duitschers, die vroeger de kampioenen
waaruit zij is voortgekomen: de beste
levenssappen daaruit tot zich blijft trekken.
Wij, die or.s hare draagsters voelen, zullen
ons werk te harmonischer en te vrucht
baarder zien worden, naarmate wij het niet
losmaken van dat onzer voorgangsters.'
De keurige uitvoering van dit boekje
maakt het tot een sierlijk salon-voorwerp.
GS-ERTIMJIDA CA REI s r. N
444
Van Vrouwelijk Doen en Denken
Er zijn twee dingen, die me dagelijks
ergeren. Ten eerste dit: geen twee menschen
ontmoeten elkaar of ze hebben het binnen
twee minuten over rantsoeneering, distributie
en de duurte der tijden. Het materialisme
viert wél hoogtij tegenwoordig! Het is of
er niets hoogers bestaat dan de zorgen voor
den stoffelijken mensch. Nooit werd er
echter zoodanig voor ons j'ezo^gd dat ieder
zooveel mogelijk het zijne kreeg, nimmer
werden wij genoodzaakt zóó zuinig te zijn
met ons bezit en rog worden de O. W'ers
benijd om 't geld, dat ze grootendeels op
oneerlijke manier wisten bijeen te schrapen.
Voor velen zijn de tijden heel erg moeielijk,
o zeker! Maar juist voor hen, die zorgen
hebben, is het zoo noodig om eens aan
andere dingen te denken, om voor n
oogenbiik de zorgen ie vergeten, om te trach
ten het hoofd omhoog te houden door f rissche,
mooie gedachten, door eens te praten over
't goede, dat er toch voor ieder nog over
blijft, om zich eens in't (,'eheugen te prenten
dat achter de wolken toch de zon schijnt.
Wat geeft tobben, wat geeft praten over
dingen, die niet veranderen zullen voordat
de tijden rijp zijn. Tobben bederft onze stem
ming, en als wij ons evenwicht kwijt zijn, lijdt
onze omgeving er onder, ja, 't is wel vreemd,
wy lieettn het zwakke geslacht, maar als
wij moe en af zijn van onze dagtaak, moeten
we de kracht hebben ons niet moe te toonen
en het is onze plicht om een gezicht te
zotten alsof we nog niets hebben uitgevoerd,
als vader straks moe van .://'/; werk thuis
komt, wan! :iy verlangt rust en kalmte
en evenwicht om zich heen. Hij komt naar
zijn huis om xiii te rasten, en moeder de
vrouw :*.?;! w M doen hern de moede rimpels
van '! voorhoofd weg u: strijken. Gelukkig
zij, die nare stemming en hare gedachten
heeft kunnen npfiisschen rnet hoogere dingen
dan distiilvtie en kuk-nrtood'
Het (?.?/e."£ie dinp van mijn dagelijksche
dtr vogv'.btscherminp; mochten hectea, zijn
thans even p r o o t e vogeluilmooiders als de
steeds zoo gehoonde Italianen en Franschen.
Mocht (leze toestand n_:g eenige jaren blij
ven bes:aun, dan zijn daaruit voor de
vogehvcreid de aliercrrsiigste gevolgen te
duchten. In de terugslag op landbouw,
veeteelt en bovenbouw zou niet uitblijven,
want wij kunnen de vogels niet missen.
'vVie wel eens c<jn gioote broedkolonie
van vogels het h. bezocht, hetzij de inlagen
van sjouwen, heizij Rottum toen 't nog
in zijn glorie was, krijgt licht den indruk
da; de vogels talrijk zijn ais het zand der
zee. Men ziet dan de lucht vervuld van de
rondvliegende witte gestalten en hun
gekrijsch is oorverdoovend. Maar als wij eens
nuchter gaan tellen, dan valt het altijd tegen.
Gurnev heeft de Jan van Genten geteld van
de necle wereld. Wie wel eens de Bass-rock
heeft gezien, van onder tot boven wit van
al de broedende vogels en dan verneemt,
dat er rondom Groot-Brittanie' en Ierland
en bij IJsland en New Foundland nog een
aantal van dergelijke broedplaatsen zijn, schat
hun aantal op millioenen en de angst be
kruipt hem, als hij denkt hoeveel haring al
die beesten tr.et elkaar wei opvreten. Nu
heen (r.irney ai die broedplaatsen een voor
een bokt ken en komt tot de slotsom, dat
langs de oevers van de Noord-Atlantische
Oceaan nog maar krap honderduizend paren
van die hanngvrHers huizen.
Tusschen de Schelde en Blaavardshuk
gt het gebied waar de zilvermeeuwen zich
het best ter wereld thuis voelen, maar als
er voor den oorlog tienduizend paren nes
telden v.ü\ lu:t nu/o! zfin. Thans zijn ze op
de rntüie DuiïM'jie '.-iiaiidtn als gevolg van
r) e n noil^t; a:id\vef!cn, net als hij ons op
R.'ittuüi. H:Kii;st*aarschijnlijk nestelden in
I''i7 de zfevogels iu Duitschland alleen nog
ergernis Is de dure kleedij van zoovele
vrouwen, en ik word ook wel een beetje
kregelig over de prententieuse artikeltjes
omtrent mode in de vrouwenbladen. Ofschoon
ik een vrouw, die hare kleeding verwaar
loost, nog erger vindt dan een modepop,
die tenminste nog de schoonheid" zoekt,
al doet ze 't uit louter ijdelheid, toch wil
het er niet bij me in, dat verstandige
vrouwen in deze benarde tijden niets beters
met haar geld zouden weten te doen dan
het uit te geven a.an dure kleeding. Ofschoon
het bont schatten van geld kost, worden
de bontkragen en -moffen steeds grooter.
Ofschoon zijde en kant het dubbele van de
prijs kost in een tijdsverschil van twee jaar,
wordt er meer dan ooit zijde gedragen en
de weelde der onderkleeding kent geen
grenzen. Ik vraag me af, waar dat heen
moet, wanneer niet door een onverwachte
gebeurtenis paal en perk wordt gesteld aan
deze zucht naar weelde. Vrouwen willen
zoo graag verstandig zijn, equivalent zijn
aan de mannen, maar nooit hebben ver
standige mannen, tenminste zij, die met hun
verstand werkten.veel gevoeld voor modieuse,
verfijnde kleeding. Merk eens op, hoe een
voudig groote mannen, groot in hun vak of
ambt, gewoonlijk gekleed gaan.
Je weniger eine Frau hat um ihre Seele
zu schmücken. desto mehr Flitter hangt
sie an ihrem Kürper."
Het is een woord van Jean Paul, en ik
vrees dat het maar al te waar is. Juist in deze
ernstige tijden komt dit zoo bedroevend uit.
Ik kan helaas nog altijd niet inzien, dat
deze oorlogstijd veel aan onze vrouwen
heeft verbeterd, dat hij haar ijdelheid en
pronkzucht heeft gefnuikt, dat hij haar rijper
en ernstiger heeft gemaakt, dat hij vooral
de moeder meer in haar heeft wakker ge
schud, en het besef in haar heeft gewekt,
dat onze kinderen moeten worden opgevoed
pp ardere, hechtere, altruistischer basis.
Niet modepoppen moeten de moeders zijn,
niet mopperaarsters over de moeite van het
huishouden, niet vrouwen, in wie de
concurrentiegeest nog altijd vaardig is. Maar
slechts de nieuwe vrouw, vrij van alle klein
zieligheid, kan de nieuwe moeder worden.
Doch helaas, onder de massa zie ik haar
nog niet.
E. C. v. D. M.
444
l)e moderubriek Voor de dames"
Die rubriek, ze kan me erg'ren,
Die rubriek, ze irriteert!
Hebben dan in deze tijden
Onze dames niets geleerd?
Is het niet een groote schande.
Dat in kranten, groot of klein,
Nog rubrieken van ,,de mode
Voer de dames" moeten zijn.
Hoogst gewichtig wordt behandeld,
Daar het vraagstuk van de vrouw,
Hoe nu weer de rok moet wezen,
Hoe de mantel, hoe de mouw
Hoe je hoed moet op je hoofd staan,
Schuin of recht met lint of bont.
Hoe je voile nu moet hangen,
Tot je neus of tot je mond.
Of je schoenen wel goed kleuren
Bij de kleur van je japon,
Of je crêpe-de-chine moet dragen,
Zij of voile of soms ninon.
Is het niet een contra-dictie,
Naast 't bericht van woesten strijd
Nu te lezen van de mode,
Wijl men ginds van honger schreit?
Kleeren moet je eenmaal dragen,
Winkels moeten ook bestaan,
Zonder dat gepraat van mode
Kan het immers ook wel gaan.
Neen de tijden zijn te ernstig,
F.n de nood is veel te groot,
Dat men babbelt over mode
Nu men klaagt en roept om brood.
Vrouwen, nu geen modepraatjes,
Denk aan andrer nood en smart:
Toon in deze droeve tijden,
Dat gij hebt een vrouwenhart."
P. A. E. Ou STER II U l l
Raadgevingen van vrouwen
aan vrouwen
Deze rubriek staat open voor vrouwen uit
alle standen der maatschappij. Alle medewer
king wordt zeer op prijs gesteld. Verzoeke
de inzendingen o/s hieronder te stellen, g j
Kerstboomlichije
IK heb iets bedacht om mij te behelpen
als ik met Kerstmis een Kerstboom maar
geen kaarsen heb. Ik koop dan een aantal
van de allergoedkoopste vingerhoeden, vul
die met olie en maak er een miniatunr
drijvertje van kurk op, passend met een
gaatje er in, waar ik dan een aluminium
drijfpitje in zet. Dit vingerhoedje, aldus
klaar gemaakt plaats ik in een kaarsenhouder,
zooals we die andere jaren altijd voor de
Kerstboomkaarsjes gebruiken. Het lichtje kan
geruimen tijd branden.
Ik stook hout in mijn kachel en zorg er
voor dat het niet opbrandt. De kachel be
hoeft daardoor niet voortdurend van nieuwe
blokken te worden voorzien. Het hout moet
n.l. gleeien als gloeiende kolen. Daarom laat
ik niets van de asch wegnemen, die lang
zamerhand een laag op de rooster vormt;
in die gloeiende asch, die een heerlijke
warmte afstraalt, liggen de blokken prachtig
te gloeien, uren lang. Hout branden, zonder
gebruik van de asch te maken is een groote
houtverspilling. Voor de nacht voorzie ik
de kachel van twee briketten, bedek deze
onder de asch en vindt deze den volgenden
morgen terug als kooltjes, waarop de nieuwe
blokken weer dadelijk ontvlammen. Het
spreekt van zelf, dat de rooster-openingen
niet te breed moeten wezen, daar anders de
asch door de openingen heen valt en er
zich dan geen aschlaag kan vormen. Voor
deze manier van stoken is droog hout
noodzakelijk.
Ik gebruik om gehakt te bereiden, nu het
broodrantsoen zoo klein en er ook bijna
geen beschuit is, in dezelfde hoeveelheid als
voorheen aan brood of beschuit nu koude
aardappelen. Verder is de bereiding gewoon,
alleen heeft men minder melk neodig.
Onzen hartelijken denk aan allen die
medewerken om in deze rubtiek voort te
helpen.
444
Verzoeke alle stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" ia te zenden
Koninginneweg 93, Haarlem.
TER WEE
THEE
ZAANDAM
enamaft as Ji gekleurde foto's in het Qfhum
,D£ WATERSNOOD 1916
75 ets.
maar op de terreinen van de verschillende
vogelbesehermingsvereenigingen en ook daar
werden eieren ingezameld voor de hospita
len zoover als het raadzaam leek voor den
vogelstand. Bovendien werd er vee' ge
roofd. Maar hoe klein alweer ook daar het
aar.tal der vogels is, blijkt uit de
mededeeling, dat als in den besten tijd alle eieren
van die broedplaatsen ter beschikking waren
gesteld van het Duitsche volk er juist n
ei zou komen op de vijfendertighonderd
inwoners. Kan enkel tlink hoenderpark zou
meer leveren.
Uit dit alles büjkt, van hoe weinig onmid
dellijk voordeel voor de voiksvoedtng het
uitmoorden van alle vogels zou kunnen zijn.
Maar de schade er door aangericht is ont
zettend groot en spoedig onherstelbaar.
Wanneer eenmaal een dierensoort tot opeen
zeker minimum is teruggebracht, dan moet
zij stellig uitsterven en hoe dichter zij tot
dat minimum nadert, des te onwaarschijn
lijker wordt haar herstel. Wij zien hier in
ons land in de laatste twintig jaren de kleine
zeemeeuw at stormmeeuw weer gaandeweg
optreden als broedvogel, maar dat gaat o
zoo langzaam en dan neg maar alleen op
de piaatsen, waar met kracht gewaakt wordt
voor vogelbescherming. Dat er dit jaar niet
minder dan drie paren gebroed hebben op
de Noord west plaat bij Kottum, die behoed
wordt door de Vereeniging tot Behoud van
Natuurmonumenten, is alweer een heele ge
beurtenis. De eidereenden van Sylt zijn
misschien voor goed verdwenen.
De Duitsche vereeniging tot bescherming
van vogels, die veertigduizend leden telt,
doet alles wat ze kan om het kwaad te keeren,
maar het helpt niet veel, doordat bij hongers
nood elk kruimpje meetelt. Met leede ougen
heeft zij moeten aanzien dat de
Dohnenstieg", het lijsterstrikken, weer in eere is
hersteld en zij troost zich nu met het voor
nemen, om na en na den oorlog met inspan
ning van alle ktachten te weiken aan het
herstel der vogelweteld. Deze heeft dat des
te meer noodig, doordat zij twee jaar achter
een onder groote natuurrampen te lijden
heeft gehad, in 1916 de hevige stormvloeden
in den voorzomer, in 1917 den abnormaal
strengen winter en liet koude voorjaar.
Heerlijk zou het zijn, indien wij de over
tuiging mochten koesteren, dat in deze tijden
van nood Nederland ook voor de vogels
een asyl mocht heeten. Doch daar mankeert
veel aan. Indien onze vogelwet stipt werd
uitgevoerd, was al veel gewonnen. Dikwijls
echter zou men haast zeggen, dat onze over
heid den vogels vijandig gezind is. Geheel
zonder noodzaak, maar gelukkig doch
buiten haar toedoen ook zonder kwade
gevolgen, heeft Onze Hooge Regeering zich
dezer dagen ook nog een klein slippertje
veroorloofd. Volgens onze vogelv/et is bij
ons het iijsterstrikken verboden en wel met
dien verstande, dat te beginnen met 1917de
vangperiede telkens met veertien dagen
wordt ingekort en dan zou het dus na
eenige jaren geleidelijk gehee! ophouden.
Nu heeft echter de Regeering ditmaal toch
ook gedurende die veertien dagen de vangst
toegestaan en daarmee getoond in zake
vogelbescherming een nog al zwak stand
punt in te nemen. Gelukkig heeft al dien
tijd de wind uit den verkeerden hoek ge
waaid, dus de lijsters zelf hebben het er
nog al genadig af gebracht en de
koperwieken stapelen nu vutige kolen op des
Ministers hoofd door hem de ritnaalden
weg te pikken uit zijn gescheurde grasland.
JAC, l'. T miss r
444