De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 8 december pagina 8

8 december 1917 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 8 Dec. '17. No. 2111 HELENE EN HELENE R. VAN QENDEREN STORT, Helene Marveil. Bij Em. Querido, Amsterdam 1917. (Naast Helene Scrvaes, van Herman Robbers) Deze, aanvankelijk in de Nieuwe Gids gepubliceerde roman, is nu, in twee deelen, verschenen. De schrijver noemt haar,ineen opdracht, zijn eersten eenigszins omvangrijken arbeid, en verklaart, bewust te zijn der talrijke gebreken. Intusschen zijn deze niet talrijk. Integendeel. Dit boek heeft slechts n gebrek: het is een boek van onze te-zuiver-intellectueele generatie. *) Het is, alsof het den schrijvrr moeite kost, zich los te maken uit zijne schepselen. Er is een vaak wrange ironie in de visie, en die is wellicht noodzakelijk voor een, die, in stede van de handeling te beschrijven naar het tooneel zijner beschouwelijkheid, zijne objecten denken laat met zijn eigen hersenen. Zoo is het confl'ct er een, tusschen de tegenstrijdige gevoelens van een 'gecompliceerden iptellectueel; zoo is deze roman niet anders geworden dan een poging zij het dan een verstandelijk krachtige om met zich zf l ven tot een vergelijk te komen. De schrijver van dit zeer persoonlijk boek is geen gevoelsmensch. Veeleer kan men hem beschouwen, als wat Jung der inirovertierte Typus" noemt. Het psychologisch type, dat zich in zekeren mate van zijn objekt afwendt, zich in zich zelf terugtrekt, en over het object nadenkt. Wat bij den gevoelsmensch onberedeneerd, soms zelfs pathetisch, opwelt, geeft hij, de zulver-intellectueele denker, weer, als een . vaak on-echt aandoend, bedacht comediegeval. Dit nu voel ik in dezen roman. En hiermede is wellicht het vreemd, pijn lijk- verwrongen?, gestyleerde in 'schrijver's schepselen verklaard. In denzelfden tijd als deze Helene Marveil is Robber's Helene Servaes (zonder accen ten I) geboren. En het is merkwaardig, dat juist deze beide vrouwen tegenover elkander staan als de schepselen van twee psychologische typen: den gevoe_ls- en den verstandsmensen. Rob ber's heldin is levend, en is ons als individu iets waard; Helene Marveil daarentegen be*) Zie b. v. ook: Louis Carbin: De zui vere Eros, besproken door Htrman Robbers in Elseviers' van November. IIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllltllllllllllll '1IIIIIIIIII1I1III HONGER DOOR WILLY CORSARI Die arme Kunst muss immer betteln geh'n Pierrot, heb je de Poolsche dansers ge zien ?" Ja. prachtig hè?" Schitterend." Ik wiegel heen en weer op m'n stoel en gaap nerveus. Wachten is altijd een marte ling voor me. M'n collega, de kleine Pierrot zit op 'n koffer en streelt de rose door schijnende blaadjes van 'n roos waarmee hij straks op tooneel gaat coquetteeren. 't Is 'n artist" merkt hij op. Wie ?" Die danser. Hoe heet ie ook weer ? Pstrechtsch. . ." We barsten alle twee los in lachen. What's in a name." Stel je voor dat je met'zoo'n man trouwt zeg. 'k Hoor je al roepen: lieve Pstrkuck kom 's hier, Pstrupt-Pschtruksch !!..." Voorbij de halfopen deur glijdt een don kere schim en we zwijgen alle twee als ondeugende kinderen die betrapt worden. Zou hij 't gehoord hebben ?" 'k Denk wel." Jij ook altijd." Nee die is goed." We gluren naar de deur. Als 'k me even achterover buig zie 'k dat de schim dichtbij is blijven staan. Sst ! zee hij kan ons nog hooren." 'tPierrotje staat op en glijdt naar de deur. Al klaar?" vraagt hij, met 'n verzoenenden glimlach. Een heel aardige innemende stem ant woord met 'n accent: Nog niet gewerkt. Gleich kommen wir d'r an." De stem lokt me naar de deur, maar het goeden avond" stokt me in de k^el als ik hem zie. Kan een mensch er zóó uitzien, zoo verworden tot een schim van ellende? Ik staar nog, als de bel klinkt, en z'n t slanke figuur wegvliegt, gracieus en licht als een dor blad in den wind. Hij ziet er slecht uit," merkt Pierrotje op. .Slecht? Hij ziet er uit of hij geen dag van z'n leven genpeg te eten het f t gehad." De herinnering aan dat grauwe afschu welijk vervallen gezicht met de eindeloos moede oogen vervolgt me den heelen avond en ik voel een nijpende spijt over m'n lachen, 't Was zoo onschuldig, zoo absoluut niet hatelijk bedoeld, maar dat weet hij niet. Hij zag er uit als zoo'n arme uitgehongerde zwerfhond, die altijd bang is dat je 'm zult trappen als hij te dicht bij je komt, Als 'k naar huis wil eaan kom 'k voorbij z'n kleedkamer en blijf aarzelend staan. Even binnengaan? bepeins ik. Een vrien delijk woord zeggen? Op 't zelfde oogenblik dat ik wil aanklop pen gaat de deur open en komt hij uit de kamer en ik steek m'n hand uit in 'n opwelling van medelijden, nu ik pas goei zie van zoo dichtbij hoe uitgeteerd hij is. Er komt een schuwe verwondering in z'n oogen Ach guten Abend." -Sie haben veil Erfolg gehabt", praat ik, teekent den lezer slechts iets als liet, zij het scherp, pretentieus, geaccentueerde slachtoffer der omstandigheden. Belde vrouwen sterven. Maar, terwijl Robber's boek een smartelijke emotie bij ons achterlaat, geeft van Genderen Stort een griezelig, bedacht-symbolitch effect tot slot. Het is den verstandelijken schrijver van Helene Marveil mogelijk, eene zér voor treffelijke beschrijving te geven als van den rachtelrjken treinreis naar Bazel. Maar hij faalt onvoorwaardelijk in zijn dialoog. Rob bers laat zijne heldin op den drempel van het vertrek, waar zfj haren aanstaanden man komt bezoeken, zeggen: Hèhè, effe uithijgenf" Dat is niet fraai; maar het is goed beluis terd. Van Genderen Stort schrijft (bldz. 170): Zij zuchtte van nervositeit, dacht: God, God, wat ben je toch 'n prelurk Dit is evenmin fraai, maar in hare ge dachten bezigde Hé:ène Marveil zeer zeker lijk niet het borrel-tafel-argot: prelurk. Dat heeft de schrijver niet beluisterd, maar bedacht! Zoo leeft hij in de gedachten en woorden zijner schepselen zelf, en hij trekt de sfeer zijner observaties zóó nauw om zijn ego tesamen, als zijn subject Egbert Rivalen, die zich mild gestemd voelde. Deze epicurisüsche jonge man, toch (blz. 139), zeide zich dit, als hij dien avond bij voorbeeld onverwachts kwam te sttrven, den volgenden middag, bij gelijk schoon weder, op dezen mooien, Ouden weg de volle trams weer zouden stuiv< n naar Scheveningen, ruiters zouden weer draven of galoppeeren op het met rullen kiezel bestrooide paarde npad; oude dames zouden weer als in dei rouw van vel-, herinneringen zwijgend wandalen; kindermeisjes en gouvernantes zouden weer kinderwagens voortduwen en er zouden weer vroolijk pratende en lachende wandelaars zijn. En dat uur, in een stille achterkamer, in een stil bovenhuis, in een stille dwa'sstraat, zou hij liggen op zijn doodsbed, roerloos gestrekt, met gesloten oogen en op de borst gekruiste handen Deze, on-noodzakelijk om een egotesamentrekkende belangstelllngs-sfeer, voel ik in den schrijver ook. En daarbfl het bedachte, en plastisch-onnoodige van sommige be schrijvingsdétails als: de vele herinneringen der oude dames... en het ietwat slappe zins-slot der: vroolyk pratende en lachende wandelaars. Dit is eene observatie, die, bij gebrek aan feitelijke ontdekkingen, weer tot het eigen-ik terugkeert. De vrouw Marveil is, als Madame Bovary, onbevredigd gebleven in haar huwelijks leven. Zij is, behalve in hare conversatie tot de jongelieden in dit boek, zeer aan nemelijk. De beschrijving van haar jeugd, en van hare liefde tot Brodeck, van het om iets vriendelijks te zeggen. Het is trouwens waar, ik heb tot in mijn kamer het applaus gehoord. Hij glimlacht alleen dankbaar, maar schuw, en ik voel dat hij m'n vriendelijkheid niet vertrouwt. Het past ook niet erg bij mij, om zoo toeschietelijk te wezen, dat is 'n feit. Nou tot morgen." Guten Abend mein Fraulein." Den volgenden avond, als een schim geluidelpos langs m'n half open deur glijdt, roep ik hem na: Hoe gaat 't ermee?" Hij keert zich om en in de lijst van de deur zie 'k z'n slanke figuur en z'n leelijke misère kop, en hetzelfde bodemtooze mede lijden komt in me als gisteren, een onweer staanbare drang hem wat goed te doen. Het moet wel van me uitstralen, want de schuw heid vervaagt uit z'n oogen en geleund tegen de deur begint hij te babbelen met z'n leuke stem en hij heeft charmant-kinderlijke expressie's op z'n ellende-gezicht. Even schrikt hij als 't Pierrotje bij ons komt en ik zie weer de fl its van wantrou wen in z'n oogen, wantrou wen van een veel geranselde hond. Maar ze lichten op als een kleine téwitte hand naar hem wordt uitgestoken en Pierrot op z'n vrien delijkste toontje een, mislukte poging doet om z'n naam uit te spreken. De bel klinkt en hij zweeft weg Pauvre feuilledéseschée.." Terwijl ik me verkleed wordt er geklopt. Entrez. Ach sie sind's?" In 'n cabaret wen je je 'n merkwaardig mengelmoesje van allerlei talen aan. Hij is klaar om weg te gaan; naast 'em staat z'n partnerin, een miniatuur vrouwtje, angstig mager en met dezelfde schreinende schuwheid in haar oogen. Er gaat een spheer van misère uit van hen, die m'n hart stil maakt. Sind sie nicht müde" vraag ik haar. 'n Bischen" glimlacht ze bedeesd Hij vertelt dat ze overdag filmen en 't erg vermoeiend is, dat heen en weer trekken, het hangen op repetities. Dan gaan ze weg, beiden met dezelfde schuw-vriendelijke groet. lederen avond, ongeveer op denzelfden tijd als ik de laatste hand leg aan m'n Schoon heid", verschijnt z'n macabere kop om 't hoekje van m'n deur. Mag ik binnen?" En als ik ja heb gezegd glijdt hij binnen en blijft een beetje babbelen, in 't Duitsch en in z'n grappig Hollandsch, leunend tegen de muur. Zitten wil hij nooit, zoo vlak voor z'n opkomst Da wird man zu steif." Later komt dan ook het vrouwtje als 'n stil bang muisje. Ze blijft altijd op den drem pel staan en steunt van den eenen voet op den andere, terwijl ze haar gruwelijk magere armpjes over de borst kruist; ze zien altijd paarsrood van kou hoewel ik het in de kleed kamers benauwd warm vind. En ze is zoo volkomen een beeld van misère in haar avondjapon met de valsche diadeem op het geverfde blonde haar, dat 't me nog stil en triest maakt lang nadat ze weg is. Pierrotje bestelt wijn voor ons allen om haar watm te maken. Zij steekt een uitge teerd handje uit naar 't glas en nipt er aan met kleine slokjes, tot 't leeg is. Dan wordt ze warmer en vroolijker, maar ze behoudt haar huiverige bewegingen. Ze eten niet genoeg, geloof ik, zeg 'k tegen Pierrot. Veel zal 't niet wezen," stemt hij toe. Weet je wat ze hier verdienen ?" Hij noemt me hun gage en ik barst los: Dat is een schandaal l Zulke goeieartisten!" Ja, 'k begrijp niet hoe ze er van leven kunnen met hun kostuums en alles." milieu harer ouders, en van haar huwelijk zijn voortreffelfik van psychologie. Maar Brodeck zelf, de type a grande vie" die een zeer krachtig man is, en be vreesd zijn tot litteraire prestaties gesubli meerde manlijke kracht te verliezen in zins genot, deze Brodeck een zijn paradoxale, vermoeide vrienden, xijn niet belangwekkend. Zij dienen den schrijver tot klankbord zijner bittere overwegingen. Helene Servaes ontmoet, zoogoed als Helene Marveil, een krachtlgen, forschen man; maar Robbers wist dezen, den fabri kant Fokkema, in een zuiver, aannemelijk milieu te plaatsen, terwijl Brodeck uitmunt in... ja, in alweer bedachte fraa'iigheden; hij laat te Parijs een historisch drama op voeren, waarvan de schrijver ons zeer veel mededeelt, zonder ons te overtuigen van de geweldigheid ervan. Robbers' fabrikant daarentegen is, in simpele, forsche lijnen als een levenden mensch neergezet. Helene Servaes leeft, en sterft te midden van menschen. Helene Marveil gaat onder in de confusie der contrasten, waarmede van Genderen Stort, de intellectueel, speelt. Er wordt, in onze generatie, veel gespro ken over het beleven van situalies. Maar juist dit beleven is vaak valsch, want puur-verstandelijk. Er ligt vaak onbil lijke geringschatting in voor eenvoudigen van harte, die smarten gevoelen, zonder d ie te kunnen analyseeren. Van Genderen Stort's schepselen analyseren allen hunne ge voelens. Robbers laat hen alleen de gevoelens, en analyseert zélf, of laat dit den lezer over. Dit zeer menschelijke mist men in de gespannen gedachten-sfeer van dezen roman. De verslappende oplossing, die ligt in het aanvaarden van alle dingen, die reeds ver ouderd was, toen Couperus zijn Noodlot schreef, en waarvan de volkomen nederlaag met juichende levenskracht door Romain Rolland bezongen werd, spreekt nog uit dit boek. En toch heeft Van Geaderen Stort in zijn jonger werk ik denk aan het Vaderschap van Paul Hooz -??? vaak milder en menschelijker gegeven. * * * De stijl, voor zooverre die niet beschrij vend is, heeft hetzelfde stroeve, zij het gesoigneerde, dat die van D. Th. Jaarsma heeft. Maar voegt zich minder naar de modulaties der gedachte. Hier en daar krijgt men de sensatie van een conférence au public, 't geen een gebaar is, dat den lezer in een te nauw verband met den auteur betrekt, en der objectieve behandeling van den stof niet ten goede komt. Dit neemt niet weg, dat de vrouw Marveil mij wel lief is. Het is slechts jammer dat deze Helene tusschen decors beweegt, in tegenstelling Als je dat ook leven noemt," zeg ik bitter Waarom helpt de impressario ze niet vooruit ?" Diéhen vooruithelpen! Hij liet ze nog liever verhongeren. Hoe armer ze't hebben, hoe meer hij ze'kan exploiteeren, dat be grijp je toch wel." Gott strafe den impressario" scherts ik, en hij glimlacht maar er is weinig vrooiijk heid in dien glimlach en nog minder in mijn scherts. lederen avond zitten we nu met ons vieren in m'n kamer en eten koekjes die 'k mee breng, 'n list om ze tenminste iets te laten eten en Pierrot trakteert op wijn. De trieste oogen van onzen danser lichten op en een zeldzaam lieve kinderlijke glimlach maakt z'n gezicht bijna mooi. Hij doet hopelooze pogingen om me Poolsch te leeren. Op 'n koffer stilleljes en kouwelijk inén gedoken zit het vrouwtje, nir_t aan de wijn en eet met heel kliine hapjes van de koekjes of taartjes. En we maken geweldige toekomst plannen, zetten heele cabarets in elkaar, maken tourrée's om de wereld of 't niets is etc. De lurht om ons heen wordt als 't ware eltctrisch van j-ugd en levenslust. Ach eigenlijk zijn we alle vier noch zoo jong, zoo verbazend jong. al vergeten we 't zelf wel eens. Maar soms valt ons vroolijk gepraat, komen grauwe beelden van zorg rondwaren door onze gedachten. Waar ga je heen, hierna?1' Ich weiss nicht.' n hij vertelt dat de impressario hen meestal niet veel contracten achter elkander geeft. Dan sparen ze teveel, kunnen misschien weigeren als hij t c schandalige gages biedt. Liever laat hij ze wachten, voor dat hij met 'n aanbod komt, 'n paar weken, 'n maand zoèlang tot 't schamele beetje verdiende geld is verteerd en ze in angst, in honger alles accepteeten. Hij vertelt het simpelweg, zonder pathos, zonder klacht zelfs. Ook het vrouwtje zwijgt gelaten op mijn verontwaardigde uitroepen en hij maakt 'n moedelooze beweging : Was soll man tnun man ist Fremjilin^ hier hat keine Freunde." Een kloppen op de deur breekt bruusk het gespiek af en alle vier kijken we om naar den binnentredende als samenzweerders. Hij is 't werkelijk, met z'n valschen glimlach en hij beloert ons ten voor ten vaag voe lende hoe vijandig de stilte is die hem ont vangt. Het meest kijkt hij naar mij en ik kijk terug met oogen waarin 'k zoo duidelijk mogelijk laat lezen wat 'n vuil, verachtelijk creatuur 'k 'em vind en hoe graag ik 'em zou doodtrappen onder den hak van m'n schoentje, als 'n vies insect. Zeg" vertelt 't Pierrofje met't genoegelijk gezicht waarmee hij schandaaltje behandelt en dat al heel weinig strookt met z'n geaf fecteerde Pierrot-fijnheid die trouwtns jam merlijk uiterlijk is zeg heb je die groote vent gezien die de heele tijd achter is tegenwoordig? Zoo'n chique type-donker? Ja." ,,'k Geloof dat ie verliefd is op onze danser." Weer wat nieuws," Waarachtig hij komt hem iederen avond opzoeken en brengt bonbons voor hem mee." Dat 's na'uurlijk om 't vrouwtje te doen." Nee zeg 'k geloof 't niet. Vanavond stond k evtn met 'm te praten maar 'k geloof dat 't een gek ;ype is," Zoo." met Helene, die door een wezenlijke, zij het banalere wereld wandelt. ^ En ten slotte nog een citaat. Het is Olivier Morgan, de intellectueel, die spreekt (bldz. 310): .... toen 'k twintig was, dacht 'k, dat 't talent alles was, maar straks ben 'k dertig en 'k ben gaan beseffen dat 't talent... ja, wat anders dan 'n golf is als 'n ander in de wijde, wijde levenszee... Ja, vroeger dacht 'k, dat er niets beters en mooiers zijn kon dan 'n talent en natuurlijk beschouwde 'k de literatuur als de eerste van alle kunsten en mis schien was cat wel juist, misschien ook niet, 't kan me niet schelen.., Maar lang zamerhand ben "k gaan begrijpen, dat er iets b stond, dat veel belangwekkender was dan alle literatuur en dat is 't leven zelf, 't leven, dat zeker niet mooi, maar ook niet ieeli/k, niet goed maar ook niet slecht is, maar dat belangwekkend is, dat aller oelangwekkendheden belang wekkendheid is, de integrale belangwek kendheid, die zich oneindiglijk tot rr.eer bepaaldelijk waarnermbare btlangwekkendheden differentieert. Hoort! Dit is de taal, van hen, die meenen het gebeuren te beleden. Van zu'ke fraseurs is de arme, zeer levende Helene omringd, en in haar waarachtigen smart wrotten drie, vier decadente jongelui rond. Alleen Brodeck, de sterke, die haar liefde afwijst, zwijgt. En zijn zwijgen wekt meer belang . . . maar dat niet bevredigd wordt. Arme Helene, uw figuur alleen ware de entourage dier andere Helene waard geweest! Maar ge blijft eenzaam, in dit intellectueele boek, als een kunstrubriek in de ver moeide, hedendaagsche ooilogs couranten... H. S A L O M O N S ON NIEUWE BOEKEN VOOR JONGENS MAX BLOK/IJL. De wonderlijke avonturen van Jonas Leevend tri z'n Club, 310 pag., illustraties en bandteekening van JAN W. BLOEM. Amsterdam, Schellens (i Giltay. Jonas L»evend, de oplichter en voorzitter van de Club, is een guitige, eerlijke jongen. Hij bedenkt alle st eken welke door hem en zijn medeleden worden ten uitvoer gelegd. Blokzljl vertelt op prettige wijze het lief en leed van de bende en van haar slacht offers: de notabelen van het dorp Willekerke. De beste zet" van dj club is wel het openzetten van de hokken in den dierentuin van den notaris, te wiens huize op dat oogenblik een groot, f eest wordt gegeven. Deze strtek is door Jonas Ltevend op gezet, om luitenant Prikslee, den gelukkigen Ik maak m'n lippen rood 'n beetje déguiitée. Pierrot lacht. Ik zie em in den spiegel en 't valt me op hoe leelijk hij is als jeem goed bekijkt, en hij heef t toch den naam van knap te zijn. Het eenig mooi van em zijn z'n oogen' mooie groote zachte oogen met lange wimpers. Verder is alles even leelijk, de vorm van z'n hoofd, z'n haar z'n kromme neus en leelijke monden vooral nu staai hij me tegen met z'n verborgen gemeene pleizier in dit obscuur verhaaltje. Wat is daaraan te lachen ?" Och niks 'k vindt 't wel grappig." Ik kijk even naar 'm om. 'k Zou niet te hard lachen als 'k jou was." Hij bijt op z'n lippen. Wat ben je toch 'n gemeen kreng.' Ik haal m'n schouders op. Gemeen, ik? Waarom 'f 'k Zeg alleen dat je niet te hard moet lachen." Hij keert zich af, geërgerd, maar twee minuten later is hij m'n insuniatie alweer vergeten en 'k hoor em lachen met den danser. Pas maar op," hoor 'k 'm spotten, voor je weggaat krijg je nog 'n huwelijks aanzoek." De danser lacht als hij bij me komt. Hem staat 't spotten met dergelijke au fond trieste dingen tegen, maar hij schijnt 't zoo zeer als 'n onschuldige grap op te nemen dat 'k onwillekeurig in zijn toon verval. Arme jongen, hij heeft misschien nooit iemand gehad die 'm bewonderde en ver wende. En als de obscure chique meneer blijft komen, blijft strooien met bonbons en bloe men, lach ik zelf mee met de anderen, God je lacht zoo graag. Maar soms sterft onze vrooiijkheid weg en beluisteren we bang het zware klapwieken van de zwarte vogelzorg. Heb je alweer contract?" Neen, hij wil niet vielleicht nachsten Monat. Schade wenn man so lange warten soll." Hij zwijgt en staart voor zich. Ik probeer 'm op te wekken, maar hij fluistert me toe: Voor mij niet erg F.iiulein, aber sie, sie wird 's nicht mehr aushalten so." En hij laat zich ontvallen als 'n angstkreet: !ch frage doch nicht viel, bin mit so wenig zufrieden. Nur nicht mehr nungern!" Zijn koude bevende hand omk'emt mijn bloote arm en zijn oogen staren mij aan. Dan bedenkt hij zich, schijnt beschaamd over z'n uitbarsting. Ach ja immerdiese Sorgen das macht inen auch verrückt. Man ist doch jung und had nichts nichts nicht mal gut zu essen." Hij gaat langzaam weg met 'n moe be wegen van z'n gracieuse lichaam. Het vrouw'je zit in elkaar als'n stervend vogeltje en zwijgt. Eén van de laatste avonden staat hij bij me en speelt gedachteloos met een paar , prachtige orchideeën, die vreemd bloeien j tusschen zijn magere vingers. Bijna uit," verzucht hij, Schade es i war so schön. Es thut so wohl mit Leute i zu sein wie sie." Ik kijk naar hem op, getroffen en ver wonderd. Tot nu toe was hij voor mij een j hongerig kind, met veel talent. Nu opeens voel ik even den mensch in hem,die misschien nÖ2 erger hongert. i Na 'n stilte vraag 'k, om 'm op te beuren, niet 'n blik naar de bloemen, in z'n nerveuse i handen: Wie geht's mit shrem Anbeter?" Hij glimlacht vaag maar zegt niets en in z'n Tritste oogen zie ik even iets van de < verloofde te maken van Jetje, de dochter van notaris Sleep. Prikslee krijgt zijn Jetje, en Jetje haar Prikslee, maar de notaris heeft daarmede zijn dieren nog niet terug. Er wordt een drijf jacht gehouden, waaraan de clubleden ijverig deelnemen, en waarbij natuurlijk allerlei vreemde dingen gebeuren. Voor vele grappige figuren wordt in dit boek onze aandacht en lach gevraagd. Jan Bloem teekende goede en geestige prentjes. JAN FEITH. In de Hollandsche Branding. Een jongensboek van de Zee. Illustra ties en bandteekening van PIETER DAS, 171 pag., Amsterdam, Schellens & Giltay. Het jongensboek van Jan Feith voor 1917 is er eene van schippers, schuiten en zee. Een kostelijk boek dat de Hollandsche jongens n ook de gróóte" Hollanders met graagte zullen lezen. In de Hollandsche Branding" bevat elf schetsen over de zee, over oceaanbooten, onderzeeërs, oorlogsschepen en reddingbooten, hunne bemanning en passagiers. Een hoofdstuk leert ons Hollandsche scheepsspreekwoorden; een ander is gewijd aan stuurstoelopschriften. Zeer belangrijk is het gedeelte over ons reddiagwezen en het verhaal van den koenen, eenvoudigen schipper van de reddingboot. Teekeningen van Pieter Das verluchten den tekst. Dit frissche boek van de zee is waard door groot en klein te worden gelezen. C. SCHRIJVER. In 't Geuzehuis, illustraties van JAN RINKE, 319 pag. Den Haag, D. A. Daamen. In 't Geuzehuis is een vervolg op het boek Toen moeder weg was. De lezers van dit laatste werk zullen in In 't Geuze huis de jongens en meisjes van het gezin de Geuze terugvinden. De kinderen zijn intusschen ouder geworden. Op aangename en stichtelijke wijze wor den de wederwaardigheden van de jongens beschreven. D. + + «f Herfstavond Af en toe met zilvren vegen Smemt de regen 't somber glas, En het licht, ter kim gezegen Maakt de scheemring grauw als asch. Even schuurde daar de ramen, Nauw in 't donker onderkend, Dor, verregend blad, 't eenzame, Dat niet weet, waarheen 't zich wendt. J. A. RISPENS oude schuwheid. En opeens heb 'k spijt van mijn schertsende vraag, spijt van m'n gedachtelooze lachen al die vorige avonden. Ik weet zelf niet waarom. Hij kijkt voor zich terwijl ik bedrukt m'n wenkbrauwen zwarter maak. Dan praat hij over iets anders, terwijl hij langzaam de prachtige bloemen uit elkander trekt. Het vrouwtje steekt haar muizensnuitje om den deur. Komm?" Hij wendt zich lusteloos af en volgt haar. Even later hoor ik de muziek van hun eerste dans. Ik raap de verminkte bloemen op, die hij heeft laten vallen en kijk naar de arme, verscheurde en verknoeide blaadj s met een ellendige triestheid in me die m'n oogen nat maakt. Een zin zeurt door m'n hoofd. Monotoon en kwellend als het druppelen van regen in den nacht: Et la tristesse de tout cela Et la tristesse de tout cela." Als ik wegga zie ik Pierrot, omgekleed, gepoederd met aangezette oogen, ook op 't punt weg te gaan. Hij staat te praten met het chique obscure type. Hij groet me met 'n absoluut vrouwelijke geste en slaat z'n oogen op en neer, een aanwendsel om z'n wimpers te laten zien. Bonjour Pierrette" spot ik. Ik kan 't niet helpen, hij begint me tegen te staan. De laatste avond. De dansers en ik hebben Pierrot helpen pakken die altijd verbazend veel bij zich heeft. En dan drinken we wijn en glimlachen elkander toe. Bon succes!" Waar ga je heen ?" Ich weiss noch nicht." De troosteloosheid van die woorden valt dof op onze vrooiijkheid. Na een stilte vraagt Pierrot: War dein Libhaber noch da?" hij staat op om 't raam open te doen, want het is onverdragelijk warm. Er komt geen antwoord en hij let er niet op. Het vrouwtje bekijkt lusteloos de punt van haar versleten schoenen. Maar ik ontmoet de oogen van den danser die eindeloos moe en hopeloos zijn. Een oogenblik kijken we elkaar aan, dan buigt hij het hoofd en mompelt: Es musz doch gut sein es mal gut zu haben." Het klinkt bijna als een vraag. Ik zwijg. Door 't open venster komt een vochtige luchtstroom en hij huivert. NED. OPERA. Dir. G. H. KOOPMAN. Zondag 9 December, Hall. Schouwburg. MATINEE. - FIGARO. Paleis voor Volksvlijt. HUGENOTEN. Maandag 10 December, Paleis v. Volksvl. Al DA. Dinsdag 11 December, Stadsschouwburg. LOHENGRIN. Woensdag 12 December, Paleis v. Volksvl. TROUBADOUR. Arnhem, FIGARO. Donderdag 13 December, Paleis v. Volksvl. MIGNON. Vrijdag 14 December, Bussum. FIGARO. Leiden, TROUBADOUR. Zaterdag 15 December, Rotterdam, MIGNON.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl