De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 15 december pagina 1

15 december 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

2112 Zaterdag 15 December A°1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON Prijs per No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loopcn per jaar | | UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM | | Adverteniiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regd j IBTBO17B t Bladz. 1: Bij de invoering van het Algemeen Kitkrecht.?Niet gesohikt.ma&rgeschokt, doorv.H.?DeliassischeBevolatie en de Vrede.door W. H. Vliegen. 2: Verbroedering, teekenin? van Jordaan. ErekelEang, door J. U. Speenhcff. Handboek voor Soheepvaaitbelangen, door J. Odewald. Feuilleton : Zeemansliefde, door H. C. Bnnrman. * De Mobilisatie en de Toekomst van ons Leger, door Flavias. Leekenspiegel. Van den Geest in Amerika, door M. 5: Voor Vrouwen, door Elia. M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P. Thflase. 7: Tentoonstellingen, door Plasschaert Het verouderde Toonkunst, door W. A. Kramers. De Nieuwe Eembrandt. Dram. Kroniek, door Top Naeft'. 8: Boekbespreking, door H. Borel. Werkelijkheid, teekening van George van Baemdonck. Nieuwe Fransche Boe ken, door Joh. Tielrooy.?9: Financiën en Eaonomie, door J. D. SantUhano. 10: 25-jarig Jnbilenm van Max van Gelder, door Eduard Visser. Morgen in Mei, door J. A. Bispene. Achter de Schermen, door Joan. De BoUchewik^Regeering en de Russische Btaatsschnld, teekening van Joh. Braa~ kensiek. Schaakrnbriek, red. dr. A. G. Olland. Damrubriek, red. E. O. de Jonge. Bijvoegsel: De Engelscheu veroveren Jeruzalem, teekening van Joh. Braakensiek. iiiiiiiiiiiiiiitiimiiiiiiiiili minimin n immuun i iiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii BJJ DE INVOERING VAN HET ALGEMEEN KIESRECHT De 12de December moet een kwade dag geweest zijn voor alle brompotten, zuurkijkers en zwaartillers. Wat langen, langen tijd hebben zij niet gefronst en gegrimlacht tegen het Alge meen Kiesrecht. Nu is het toch gekomen. Het had er tien, of een dozijn jaren eerder kun nen zij», en heel wat verbittering, en heel wat strijd uitgespaard, indien de misoneïsten, zij, die het nieuwe vreezen, er niet telkens met zooveel zwaarwich tige en onoverkomenlijke bezwaren tegen waren blijven optornen, om ten slotte toch te zwichten. Wie heeft nu nog, bij de invoering, van eenigszins omvangrijken tegenstand gehoord? Bijna zelfs is de totstandkoming van het algemeen kiesrecht nu te nuchter, te geestloos geschied! Wie zich trachtte op te warmen, leek gekunsteld. Wie er nog over spraken, gezocht. Het is als vanzelf gegaan, evenals de bakker 's morgens het broodje brengt. Een behartigingswaardige les toch voor de conservatieve of.reactionaire geestes richting in het algemeen. Zij moge zien, dat de meeste bezwa ren steeds veel heeter op tafel worden gezet, dan gegeten. Tegenstand schept eindelooze oneenigheid, afscheiding en vertraging. Wie meer vertrouwen heeft in de toe komst, en naar het onbekende durft te koersen, ook hij komt, als Columbus, wel weer te land. En in een nieuwer, rijker land. Wie de huiselijke haven niet uit durft, en steeds alleen maar op de oude vuurtoren vertrouwt, welke resul taten zijn ten slotte voor hem weggelegd? Onze eigen staatkundige geschiedenis sinds 1890 tot nu toe, is een bewijs, hoeveel oppositie men kan besparen, als men maar vooruit belieft te denken aan wat toch in de natuurlijke rede ligt. Partijen zijn uiteengespat. Regeeringen omvergeworpen. Volksbewegingen ge toomd. Uit afkeer van het algemeen kiesrecht. En nu is het er tóch. Ieder bedenke, waai hij zich druk tegen maakt. Te nuchter, te geestloos, zeiden wij, doet het algemeen kiesrecht thans zijn intocht. Het lijdt mee onder de oorlogsmalaise. Het lijdt misschien ook al onder over rijpheid. Toch is het in allen ernst voor eene natie een groot feit. Vooral in idee. En wanneer de Nederlanders nog tot eenigen geestdrift in staat zijn, doen zij goed, dien hier toch te laten vonken. Men kan van het algemeen kiesrecht eene zeer slijmerige opvatting hebben. En het is helaas in deze slijmerige voorstelling, dat het algemeene kiesrecht ten slotte in den laatsten tijd ten onzent eene zeer voorname verdediging heeft gevonden. Ook daaraan is misschien, de tamheid van den intocht wel wat te verklaren. Vooral van regeeringswege is het algemeen kiesrecht zeer sterk voorgesteld als een beroep op de massa. Het geheele volk wordt gedacht als een groote brouwketel met burgers, burgertjes zou men eerder gaan denken, en hun gezamelijke stem, hun gezamelijke wil, wordt dan door het kiesrecht tot uiting gebracht. De gezamelijke wilsuiting der natie". Een soort mystiek getal van zeven cijfers, waarin de ziel der verantwoor delijke bevolking is neergelegd. Maar wat blijft er zoo voor u en voor mij en vooral ook voor den nieuwen kiezer, aan waardigheid en beteekenis in het kiesrecht over? Deeltje wordt ge er door van het ge heel. Atoom in de massa. Druppel in het groote slijm. Hoogstens chorist in het millioenenslotkoor van de 9e Symphonie. Dit moge zeer belangwekkende en moderne staatstheorie zijn. Zij maakt van het kiesrecht geen kracht, doch eene zwakheid. Geen opwekking, doch een depressie. * * * Neen, wil men het kiesrecht in zijne vruchtbaarheid beschouwen, dan moet het niet als massaal maar als individueel feit worden bezien. Als individueel feit, voor eiken burger voor zich, naar den gedachtengang, eens door Benjamin Constant geestig geteekend in zijn Gesprek van eenen kiezer met zichzelven". Hem, den nieuwen kiezer, roept het kiesrecht op tot verantwoordelijk deel nemen in de publieke zaak. Het geeft hem deel aan de macht van het algemeen belang. Het verklaart hem gelijkwaardig, volgerechtigd staatsburger, met de anderen. Hoe schraal zijn bezit, hoe gering zijn kundigheden, hoe bescheiden zijn ge moed: op dit eene punt wordt hij vol waardig mede geroepen. Daarmede vallen in eene natie grenzen weg, tusschen man en man, tusschen jas en kiel, tusschen wijsheid en gezond verstand. Dit is de verheffende beteekenis van het algemeene kiesrecht, zooals het op de personen werken moet. Dit is ook de groote aanmoedigende kracht tegenover de tot dusverre uitge stotenen, dat hun geest nu wordt opge vorderd voor deelneming aan de zaak des lands, voor aandacht aan den groote ren kring dan dien van het enge dagelijksche leven. Dit is ook de groote beteekenis tegen over de anderen, dat zij nu een groot aantal medeburgers niet meer beneden zich zien geplaatst. In zooverre is het algemeen kiesrecht het einde van eene vernedering in een volk. Het staat op n lijn met de af schaffing van de slavernij, van de lijf eigenschap en van de heerlijke rechten. Het plaatst de burgers schouder aan schouder naast elkaar. En zoolang een land er wel bij zal varen, dat ieder van zijn leden in ge meenschapsgevoel wordt versterkt en tot samenwerking aangespoord, zoolang zal ook het algemeen kiesrecht een goed voor eene natie zijn. Voor onze natie is den tegenwoordigen bangen tijd daarom stellig ook in 't bij zonder. * * * Wie zal blind zijn voor de bezwaren, voor de onvolkomenheden ? Nieuwe terreinen worden geopend voor demagogie en lichtvaardige massamacht. Maar, alleen aaar doorheen zal hoogere en meer welbewuste volkskracht bereikt worden. Niet, door er altijd schuw voor stil te blijven staan en den deksel potdicht te houden. Zullen de nieuwe kiezers aanstonds in staat zijn, geschikte keuzen te doen en oordeelen vestigen? Zullen zij degelijke afgevaardigden aanwijzen, -?of het regeeringsstelsel der praatjesmakers in de hand werken? 't Gevaar is aanvankelijk niet uitge sloten, en het land wordt wel aan een vuurproef gewaagd. Een vuurproef, die met name in den tegenwoordigen moeilijken oorlogstijd wel eene gevaarlijke beproeving kan zijn! Doch ook in dit opzicht moet gezegd, dat alleen vertrouwen vertrouwen wekt, dat alleen recht recht beseffen doet, en vrijheid tot vrijheid geschikt maakt. Aan de volksleideis en volksvoor lichters wordt hier zeker een zware taak gesteld. De aanstaande verkiezingen zullen een soort examen zijn, een ziel kundig onderzoek van het Nederlandsche volk. Zal het in staat zijn, hooge, verderstrekkende ideën te grijpen, of zal het zich verliezen in een verkiezings strijd voor een dubbeltje duurdere of goedkoopere distributie, of voor leuzen zonder achtergrond? De wissel is nu getrokken, 't is in Juni dat de eerste termijn vervalt Het Nederlandsche volk laat zich daarvoor nog wel solvabel aanzien. * Ook desillusie's zal het algemeen kies recht brengen. Volstrekt niet noodwendig blijft het de drager van werkelijke volksmacht, volks belangen en democratie. Heeft Bismarck het daarvoor in 1870 in het Rijk ingevoerd? En is onder den Duitschen Rijksdag het regime vooruit strevender, democratischer geweest, dan bijvoorbeeld ten onzent, onderde beperkte electorale wet? Immers, neen. ,,Het algemeen kiesrecht is een uit nemende voedingsbodem voor enkele oligarchische beheerschers", zoo heeft een Russisch bureaucraat het aanbevolen ! Het kan leiden tot kliekregeering en corruptie. Dit is in verscheidene staten van NoordAmerika reeds de ervaring geweest. Daar is men aan het algemeen kiesrecht voorbij gekomen, en hebben referendum, volks initiatief, nationale conventie's, verkiezing van ambtenaren, uitbreiding van het zelfbestuur, erkenning van organisatie's, den werkelijken, gezonderen volksinvloed moeten beschermen. In het oude Athene werd zelfs beweerd, dat verkiezing een arristocratisch be stuursmiddel is, en alleen aanwijzing der vertegenwoordigers door het lot met den waren volkseisch strookt! Maar ook afgezien van zulke uitersten: het algemeen kiesrecht is volstrekt niet de laatste, de beste schrede. En het wordt reeds de taak van alle ware volksvrienden, de natie tegen de gevaren te beschermen, en ook de verdere ontwikkeling der democratie te wijzen. Deze grondwetsherziening is zeker de laatste niet geweest, en ook niet die van den meest vruchtbaren volksinvloed. Nieuw werk blijft aan den winkel. Reeds aanstonds, waar het gelden zal, de vrouwen in dékiesrechtwereld te betrekken. * * * Maar op het oogenblik mogen wij wel even stil staan, en terug zien op den stap, die gezet is. Denken ook aan hen, aan de volksbewegingen en aan de leiders, die 't daartoe hebben gebracht. Het beginsel van algemeen stemregf' zeide Thorbecke in 1844, ligt onmis kenbaar in de Staatsgeschiedenis dezer eeuw. Gestadig, schoon trapsgewijze, tracht zij het te verwezenlijken. Het is wat dezen tijd van den vorigen onderscheidt. Bijzondere personen zijn tevens en van zelf publieke personen, regeerende tevens en geregeerd, onderdanen tevens en wet gevers". Dit is nu in het begin van de 20ste eeuw voor allen verwezenlijkt. De verantwoordelijkheid van het Neder landsche volk is hooger opgevoerd. Zijn gemeenschappelijke kracht ver meerderd. Thans : Plus ultra. Verder vooruit ! ... ? v. H... NIET GESCHIKT, MAAR GESCHOKT Zet die bloemen maar weer weg, zij hooren hier niet langer," kan het Woens dag 1.1. van achter de ministerstafe! geklonken hebben, toen de interpellatie De Jong op dreef geraakte. Wat moest daar nog de kiesrechtsruiker doen, door eenige verheugde sociaal democraten des morgens aan den premier aangeboden ? 's Middags waren het onaangenamer en drukkender zaken: kaas en millioe nen, wanorde en hoofdeloosheid, die de tafel vulden. Het kon niet anders dan eenmaal uitkomen, met hoeveel moeite en zorg ook de stijfselpot en de lapzak steeds worden gehanteerd om den schijn van een nog voortreffelijken, althans houdbaren regeeringstoestand op te houden. Wat wij hier reeds herhaaldelijk zeiden : de leiding der regeeringszaken is te loor. Ziet nu weer, hoe twee ministers zonder gezamenlijk overleg, quasi broe derlijk verzoend, ter openbare zitting van de Volksvertegenwoordiging in plei dooien vervielen, en de een den ander verwijten moest, nzijdige en onvolledige inlichtingen te geven. Ziet, hoe deze regeerder genen tele grafisch in de wielen rijdt, maar ook, hoe de commissie's en ambtenaren onder de verantwoordelijkheid van dien ander, een gewichtige instelling als de Exportcentrale feitelijk saboteeren! De belang rijke mededeelingen van den heer Van Beresteijn wezen het uit. Naar alle kanten wordt getrokken. En wie in het midden zit, de minister president, die de wijze en sterke leids man van het geheel moest wezen, de gids van wien Nederland afhangt, toont hij de kapitein te zijn? Waar was de hand, die onmiddellijk ingreep, toen de moeilijkheden aan den dag kwamen? Waar was de autoriteit, wiens gezag de anderen er zelfs vooraf van had moeten doen terugdeinzen, zulke zaken anders dan in onderling overleg te regelen? Waar eindelijk de bewindsman, die tegenover de Kamer terstond een kordate en kloeke, afdoende verzekering begreep te moeten geven, over het herstel der zwakheden ? En waar de chef, die na de griezelige mededeelingen van den heer Van Bere steijn, aanstonds opsprong, en een allergestrengst en diepgaand onderzoek toezegde ? Van dit alles niets. Als gold het een familiegesprek op een kaartavondje, ziet het hoofd der regeering alles begaan. Wat ook botst en divergeert en scheef loopt, het moet maar rollen. Met dit al zijn wij weer een voorbeeld rijker van den ongeloofelijk verwar den toestand, waartoe in dezen tijd, let wel: in dezentijd, onze regeeringmachine is geraakt. Hoe stelt ons dit tegenover de aan gelegenheden met het buitenland? Hoe tegenover de misstanden en knoeierijen en misbruiken, die binnen lands om krachtige onderdrukking vragen? Hoe, tegenover de benauwende volks belangen van leyensmiddelenvoorziening, financiën, politieke vraagstukken, zorg voor de toekomst, waaraan zelfs eene zoo vast en flink mogelijke regeering nog de grootste moeite hebben zal? Wij hebben bijkans geene regeering meer. Het blijft voornamelijk schijn. Waartoe die schijn eigenlijk dient? Er wordt gezegd, dat er geen andere mannen zouden zijn, om thans in een ge reconstrueerd ministerie met krachtiger opperleiding, zitting te willen nemen. Indien dit zoo is, indien waarlijk op een roep van het land en van de koningin, niet eenige van de beste mannen de plaats op de brug tijdens 't stormweer zouden kunnen innemen, dan, waarlijk, ziet het er met Nederland droevig uit! Verzakt in gemoedelijke politiek en in vrees voor verantwoordelijkheden. Want dit laatste is het eigelijk, wat de verbetering het meeste tegenhoudt. Van verschillende zijden vindt men het gemakkelijker, de regeering voor alles te laten staan, in plaats van zelf de moeilijk heden te aanvaarden. Bovendien: het is immer eene regeering, waarvan voor verscheidene partijen toch juist op aller zins bevredigende wijze te profiteeren valt! De persoonlijke krachten ontbreken echter niet. Zij zullen wel klaar staan. Maar wat nog komen moet, dat is de moed om den toestand onder de oogen te zien, en door te tasten, aan te grijpen, voor wat het welzijn van ons benarde vaderland eischt. Niet uitzingen, schipperen of plooien is hier de zaak, maar zich geven en durven. De zwakheid van 't oogenblik is wezen lijk erger dan het volk nog weet. Het begint, ook pas, uit den droom te wor den geschud, waarin het, ook alweer voor den schijn, met zooveel zorg gesust ge worden is. Nu nog zou een formeele poging tot afkeuring van het regeeringssysteem, slechts gebruikt zijn geworden om het er nog wat bovenop te houden! Maar de opium heeft langzamerhand uitgewerkt. Het nuchtere inzicht zal zich wel binnenkort doen gelden. v. H. DE RUSSISCHE REVOLUTIE EN DE VREDE door W. H. V L i E E .N De Bolschewiki, die het goede beoogen, zullen het kwade bereiken Toen in Alaart van het nu ten einde spoedende jaar de Russische revolutie uitbrak, bemerktemeninde landen derEntente groote vreugde. Immers waar de strijd tusschen die landen en de Centralen meer en meer was gewor den een beginselstrijd, meer en meer ging tus schen het halfabsolutisme der beide groote middenrijken en de opdemolisatische beginselen berustende systemen der WestEurupeesche landen, daar was het Cynristische Rusland de groote smet voor de Entente, en konden de Duitsche regeerders met eenig recht beweren dat er in de aan geheven leuze iets onoprechts lag. Bovendien bracht het korrupte Cynristlsche stelsel iederen dag het gevaar mede dat de zaak der Entente in Rusland haar verraders zou vinden, wat trouwens ook wel bewezen is geen denkbeeldig gevaar te zijn geweest. Zoolang de revolutie onder leiding van Kerensky en zijn aanhang heeft gestaan, had de Entente dan ook geen reden zich over den loop der gebeurtenissen te bekla gen. Wel is waar mislukte het Russische juli-offensief en drongen de Centralen het gedesorganiseerde Russische leger stukken achteruit, maar men had het gevoel dat dit weer veranderen kon, zoodra de toestanden eenige vastigheid zouden hebben gekregen, en in elk geval was de situatie ook voorde Duitschers onbetrouwbaar, zoodat zij op hun hoede moesten blijven. Hier kwam bij dat volkeren die hun vrijheid pas hebben ver overd, gevaarlijke tegenstanders zijn. Ze geven soms zoodanige blijken van energie, dat het niet raadzaam is al te veel op hun incatie te rekenen. Daarom moesten de Cen tralen in elk geval hun legers in het Oosten op een zeker peil van sterkte houden, en zoolang dat het geval was, bleef Rusland een factor in den oorlog en in den vrede waarover in het begin der revolutie meer gesproken werd dan te voren. Want de Russische revolutie had aan de vredesactie een zeker perspectief gegeven, en was dan ook aanleiding tot het initiatief van de Nederlandsche delegatie in het Inter nationaal Socialistisch Bureau voor het bijeen roepen van de conferentie te Stockholm. Op dat oogenblik, voorjaar 1917, bestond inde landen der Centralen een buitengewoon sterken vredesdrang, gevolg van de groote schaarschte aan levensmiddelen en van een inderdaad dreigende oorlogstand. Het Engelsche leger zou in den zomer van 1917 het toppunt van zijn kracht bereiken, de Italianen hadden zich, na hun misslagen van 1916, goed hersteld, de Russen hadden in 1916 den Oostenrijkers zware slagen toegebracht, Amerika was, door den in Februari 1917 begonnen Riicksichtlosen" duikbootoorlog tot vijand gemaakt, het was te voorzien dat de Centralen in den zomer van 1917 een zwaarder taak zouden hebben dan ooit te voren. In Duitschland was dan ook wel het gevoel levendig dat de strijd een eind moest nemen en de publieke opinie neigde sterk zich te verzoenen met de idee dat de ehrenvolle" vrede, geen voordeelige vrede zou kunnen zijn. Ik ben nog van meening dat op dat oogen blik een vergelijk zou zijn geweest, waarbij Frankrijk, Belgiëen Serviëzonder schade aan grondgebied of zelfstandigheid er uit zouden zijn gekomen, Rusland zou misschien een veer hebben moeten laten, Italiëen Roemeniëzouden tevreden hebben moeten zijn als de zaak voor hen zonder verlies afliep. Zelfs heb ik van bevoegde Duitsche zijde de mogelijkheid van een vergelijk over Elzas-Lotharingen hooren toegeven. Maar in de entente-landen rekende men op aanstaande overwinningen, men voelde zich nu pas in zijn volle militaire kracht en het toetreden van de Vereenigde Staten tot de entente, opende inderdaad voor hen een hoopvol perspektief. Bovendien ver trouwde men het niet, om de groene tafel te gaan zitten met een tegenstander wiens groote militaire kracht ongebroken is en die zulke kostbare panden in handen heeft als België, Noord-Frankrijk en Polen vormen. Het is te verklaren dat de entente-mogendheden in zulk een situatie niet om de onder handelingstafel gaan zitten, zoolang ze een redelijke kans hebben zich eene betere te bevechten. En deze redelijke kans zagen ze in den zomer van 1917 opdagen. Doch nu kwam de groote Russische tegen valler. Het was op zich zelf al een gevaarlijk element in de Russische revolutie, dat de soldaten er zoo'n groote rol in speelden. Politiseerende legers hebben nog nooit veel anders dan onheil gesticht. Het Russische leger als machtsinstrurnent was dan ook weldra lamgcslagen. De leiders die door de Revolutie aan het hoofd van den Staat waren geplaatst, konden niets doen tot consolideering van den nieuwen staatsvorm, hun voornaamste zorg was het leger te be werken, ten einde het voor het gebruik, 't zij tegen den binnen-, 't zij tegen den buitenlandschen vijand, paraat te kunnen houden. Daardoor bleef elke ernstige poging tot het ordenen van den toestand uit. Van de verkiezing van een volksvertegenwoordiging kwam niets. De soviet te Petiogad stelde ministers aan en zette ze af, een paar menschen die het ministerie vormden riepen de republiek uit, maar van republikeinsche instellingen viel niets te bekennen. Een regeering zonder gezag, een leger zonder chef, een volk zonder politieke organisatie, dat alles vormt te zamen de anarchie. In zoo'n toestand krijgt ten slotte altijd de uiterste partij gemakkelijk de macht in handen. Lenln, die jarenlang in Duitschland heeft gewoond, die door de Duitsche regee ring welwillend doorgelaten werd om zich over Duitschland naar Rusland te begeven en die in den aanvang geen voet aan den grond scheen te zullen krijgen, kreeg wel degelijk invloed, zooals ieder die in zulk een chaos de uiterste stellingen verkondigt, invloed zou krijgen. Langzamerhand ver overde hij den Petrogadschen soviet en dit leidde eindelijk tot de overwinning van de Bolschewiki *). Lenin en Trolzki kregen de macht in handen. Was er geen oorlog, dan zou men hun overwinning zonder bizondere aandoening knnnen waarnemen en rustig af wachten wat ze tot stand zullen brengen. De praktijk zou hun den weg wel wijzen. Maar 't is wél oorlog, en er bestond een overeenkomst tusschen Rusland en de andere geallieerden, behelzend dat zij allen zich jegens elkaar verbonden geen afzonderlijke vredes-onderhandelingen aan te knoopen. Trad in Rusland dus een regeering op die vrede wilde, dan was de weg daartoe de regeeringen der geallieerden bijeen te brengen en tot vredes-onderhandelingen te bewegen of te dwingen, zoo noodig bij mislukking de overeenkomst op te zeggen. Haar zonder meer te verbreken en met den vijand onder handelingen te gaan aanknoopen, lijkt be denkelijk veel op verraad. Maar bovendien heeft de Bolschewikiregeering zich zelf in eene, voor eene oorlogvoerende partij die over vrede onder handelen wil, onmogelijke positie gebracht, door de totale desorganisatie van het leger. Wanneer twee tegenstanders over vrede onderhandelen en de eene partij doet al maar vast of de vrede al geteekend is en laat haar gewapende macht in den meest ontredderden toestand brengen, terwijl haar tegenpartij tot aan de tanden gewapend blijft, dan behoeft over den loop, welke zulke vredes-onderhandelingen nemen zullen, geen twijfel te bestaan, de ongewapende zal van een koude kermis thuiskomen. Voorshands is het twijfelachtig of het wel tot eigenlijke vredes-onderhandelingen tusschen Rusland en de Centralen, komen *) Bolschewiki beteekent de aanhangers der meerderheid, Menschewiki beteekent aanhangers der minderheid. Zoo werden de beide richtingen in de Russische sociaaldemokratie sinds jaren genoemd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl