Historisch Archief 1877-1940
15 Dec. '17. No. 2112
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
AMSTERDAM ARNHEM
'8-6RAYENHAGE ROTTERDAM
UTRECHT
llllllflIlllllllllllllllllllllllinilllllIllllllUllllllllttllllllllllllllllllllllllim
TENTOONSTELLINGEN
OPMERKINGEN
1. LIZZY ANSINGH (Rotterdamsche
Kunstkring). Lizzy Ansingh heeft het ironische,
8oms komische, dat een teeken van gezond
heid is bij de Romantici. Bauer heeft dat;
van Konijnenburg had het, sterk en zeker.
Deze schilderes vertoont het. in een Por
tret van het heertje op de vierjaarlijksche
vondt ge het. In andere portretten vindt ge
dieper eigenschap. In mevrouw Van Vloten
is de humor, een teederheid en een traan.
In Coba Ritsema erkent de observatie van
de eene vriendin door een andere (hoe is
die niet); in den Ouden Oom i* de guitig
heid met de fijnheid n geworden. Dit zijn
de goede portretten, met enkele kleine, an
dere, die ik van vroeger reeds waardeer. Maar
er zijn andere beeltenissen; bestelde.
De Hffht van Therese Schwartze, moet ze,
bij erfopvolging de beeltenissen der
aristokraten en der gewichtigen in den lande gaan
schilderen? (Het lijkt op komende wegen te
zijn maar ik hoop in deae op iets anders
dan de schilderes zelve (uiterlijk!) mis
schien verwacht. Ik hoop, dat ze geen be
stelde portretten meer schildert, en alleen
nog die waar haar hart heen jaagt. En
waarom? Het is niet, dat ik het Portret in
't algemeen niet allermeest waardeer. Ik doe
dat zesmaal. Maar ik zie, toch nog liever,
dat iedereen zich daar uit, waar hij, of zij,
het belangrijk! is. En waar ze zich het meest
overeenkomstig haar gave uit.
En dat is voor mij, bij Lizzy Ansingh,
niet het geval in het Portret.
Het is elders, en anders.
En het Is te begrijpen ... Lizzy Ansingh kan
de phantaisie, haar phantaisie, als een over
tuigende realiteit voor ons doen leven, en
doen z ij n. Ik heb dit, vechtend voor haar
erkenning, nooit gering, schamel, of onge
wis gevonden. Ik vind dit nog niet. Integen
deel. Ik ben nog verzot op deze dartele
geestigheid, die een te duidelijk moraliseeren
als te vreezen versmalling, alleen moet
schuwen. Ik kijk altijd naar de poppen, die
loomer maar tragisch als menschen kunnen
zijn, in hun beperkt en rumoerloos leven.
Maar juist daarom ben ik in dit geval
tegen het Portret. Ik zie dat het der schil
deres der phantaisieën niet is in deze op b
esteld werk uit te gaan. Wil zij deze dingen
maken, ik herhaal, dan moet zij die schil
deren, waarheen het hart haar jaagt. En
verder niet. Want de reden is eenvoudig
anders verliest ze in de phatitaisleen haar
spanning, terwijl ze in het (nestelde)
Portret niet iets bereikt dat beter is, meer
is, zeldzamer is. En dan zitten wij, de min
naars van de kunst der poppen en der oude
Collectie
ARTI ET
van 10?4 uur
N. V. HET TOONEEL: Grillen. Trilogie
door J. M. GOEDHART-BECKER.
Een goede twintig jaar geleden verscheen
op het Duitsch tooneel: Frank Wedekind,
en zijn eerste discipel op het onze is een
vrouw. Een verschijning" op haar beurt.
Van de in den laatsten tijd op den voor
grond getreden talentvolle jongere schrijf
sters is mevrouw Goedhart het meest een
persoonlijkheid, de piquantste, een stern,
die zich onderscheidt. Bijna alle schrijvende
vrouwen zijn in de eerste plaats: vrouw,
in 'de tweede: schrijfster. Hier vraagt een
geboren schrijfster de aandacht, welke zich
bij voorkeur anti-vrsuwelijk toont. Niet uit
drang, gelijk Strindberg en, op een lager
plan, bij ons ook Emants zich tegen de
vrouw hebben opgeworpen getuigenis is
dit werk allerminst! maar uit zakelijk
inzicht, en met een bravoure, die niet
spaart... Wat mevrouw Simons en den
vrouwelijk-gevoeligen Nico van Suchtelen
tot vertwijfeling bracht: verdeeldheid, een
ietwat weekhartige 'Ikfde voor de offers
van hunspottenden geest, liet mevrouw Goed
hart onbewogen, en haar werk, kloek
uitn-stuk, ontwies op eenmaal de kinder
schoenen.
Met Martje Vroom's eenvoudig avontuur
was ze nog wel begaan", doch het daarop
gevolgde Gids-verhaal, de legendarische
Dood van de oude mevrouw Van Leeuwen"
strak-knappe beschrijving van een
Hollandsche dame, dieals Voortrekster" onder
het oude boerenvolk van Zuid-Afrika op
haar plaats zou zijn geweest, liet aan
objectiviteit niets meer te wenschen, en de
drie stukjes in n bedrijf, welke onder den
uitnemenden verzamelnaam: Grillen" thans
bij de N.V. Het Tooneel. onder leiding van
Jan C. de Vos worden opgevoerd, kunnen
als een remedie tegen alle menschelijke j
aandoenlijkheid worden aangemerkt. Deze, i
wijven", met de gebakken peren". We
hebben dan een draaglijk portret, en een
Verbeelding" met te weinig intensiteit. Zij
verspeelt dan haar liefst vrij opgroeiende
kracht in dat, waarin ze niet het natuurlijkst
zich bewegen kan. En dit verspelen is juist
in haar geval, niet gering te achten.
Ik hoop dan ook, dat Lizzy Ansingh sterk
zal blijven rnaken, wat zij eens sterk maakte.
Er kan daar kleur, diepte, symbool, en in
nigheid genoeg in gegeven worden. Er kan
daar, naast het spel der phantaisie, praal
genoeg te zien, statigheid (als in de Roode
Visch, bij het gezonken beeldje) genoeg te
erkennen zijn, om hierbij te blijven, en niet
noodig is het, ietwat vergeefs, zich naar
minder eigens, natuurlijks, te wenden....
2. KROP'S MEUBELS. Ik ben geen tegen
stander van het moderne meubel. Waarom
zou ik het zijn? Ik ben een voorstander van
iedere poging, die van pogen gaat tot het
gelukken. Maar ik ben een tegenstander van
die pogingen, waarin ik, op het oogenblik
der bespreking, geen heil zie. En wanneer
ik meer dan eens de meubels van KROP bezie,
dan vind ik er nog niets in gerealiseerd,
dan alleen iets ongewoons. Het ongewone
is niet altijd het nieuwe schoone, het nog
niet erkende juiste. Er bestaan ook vergis
singen, onjuistheden, onzuiverheden en
die aanvaardt de kritikus niet, al zijn ze
ongewoon. Ik aanvaard deze meubels van
KROP om twee redenen niet: niet om hun
vorm, en niet om hun kleur. De vorm heeft
Duitsche allure; ik bedoel hiermee, dat het
materiaal zwaar aandoet; dat het materiaal
als zwaarte te veel naar voren gebracht is;
en de vorm, het geheel heeft dat, wat o
pdringerig heet. Ge kunt zeggen, dat dit
modelleeren is, en dat het oude meubel niet
gemodelleerd is. Maar dat is onjuist. Ineen
binnenkamer moet het meubel een deel zijn
van een groot geheei; er-in zijn dus de hoofd
vormen van de kamer herhaald te zien. De
versiering om-rankt die hoofdvormen, als
een plant een muur; dat kan en dat moet;
dat is bewijs van de weligheid der phantaisie.
Maar de verbeelding moet om der
schoonheids wil gebieideld blijven; er moet over
weging, en overweging zijn; er moet smaak
zijn, dat is gelukkige o/erweging. Ik vind
in Krop's meubel een gebrek aan smaak. Ik
heb dat gezien In zijn kleinere voorwerpen
van allerlei aard. Hij overtreft daar evenmin
RAEDEKER, maar hij stoort daar niet alleen niet,
hij maakte daar zelf s wat. Ik heb daar indertijd
met nadruk op gewezen. Hier maakt" hij
niet. Een onderstel van 't eene meubel lijkt
op twee bootjes van de pontonniers; het
horizontale en vertikale is niet genoeg ge
prononceerd; niet het staan. Bij een ander
tafeltje hangt het blad, waar iets op staan
moet, als over een afgrond; het gevoel voelt
het ais ongesteund. En dat is te vermijden:
't gevoel is de logika hier, onbewust. En
deze dingen zijn fouten. Mijn liefde en mijn
hartstocht naar het nieuwe maken nooit
mijn zuiverheid te ijl. Ik blijf me herinneren,
en ik blijf geweten dingen zien. En dat
doend vind ik de meubels van KROP niet
goed; Duitsch; opdringeiig. De kleur is
daarenboven van gelijke geaardheid. Dit te
saam met het eerste maakt, dat ik, tot nu
toe, de meu'jels van dezen beeldhouwer,
enz., pogingen vind, niet geslaagd, alleen
ongewoon; alleen eigenzinnig-eigenaardig,
maar niet eigenzinnig mot de schoone eigen
zinnigheid, noch eigenaardig van de schoone
eigenaardigheid.
En de remedie?
Versobering, en erkenning...
3. DtRK NIJLAND (Rotterdam, Van Unger
en van Mens). De houtsneden van dezen
teekenaar toonen een gewenschten vooruit
gang; ze zijn, in zijn serieën werken, daar
enboven merkwaardig. Deze merkwaardig
heid komt voort uit twee dingen: uit de
techniek, en uit de verbeelding. In 't algemeen
is Nijland een wezen meer van
naturalistischen, dan van realistischen aanleg, Hij obser
veert, en geeft getrouw weer, zoo getrouw
mogelijk, wat hem, zonder verder keuren, aan
trekt. Het is mogelijk, ik heb daar ook bij
BAKELS eens op gewezen, dat deze realisten,
als door een nulpunt heen gaande, phan
taisie vol worden. Dit is Nijland gebeurd
bij de vsgelskeletten. Daar is de phantaisie
ontstaan, al scherper en scherper waar
nemend; zoo goed als onwillekeurig. Maar
dat is in sommige houtsneden niet het geval.
door den geest aan de werkelijkheid ont
trokken ik zeg vooral niet ontheven" !
stukjes, in wisselvalligen, licht
transponeerenden stijl, kan men eigenlijk niet in n
adem noemen, zóó uifeer.loopend zijn ze, zoo
wel van gehalte als van stemming. En feitelijk
doet ons de grilligheid van mevrouw Goed
hart in de?:e meer genoegen dan de grillen,
die zij haar tooneelfiguren oplegt, opmer
kelijk wrecde liefhebberijen, welke tot niets
leiden dan tot de erkenning dat deze schrijf
ster tot velerlei uiting (hoc verschillend van
factuur zijn ook Martje Vroom" en De
oude mevrouw Van Leeuwen!") in slaat
blijkt. Naast het heel goede handhaaft zich
in haar, op lectuur geïnspireerde kunst, het
heel slechte, en waar wij het eene oogenblik
den moed bewonderen, daar hindert ons het
volgende: een op sensatie beluste brutaliteit.
Werk, dat vooral als studie boeit. Wil het op
den duur bevredigen, dan zal mevrouw Goed
hart het toch eenigermate in haar hart moeten
zoeken, zichzelve moeten toegeven, dat geen
orchidee tot bloei komt in een koude kas,
en alle fantasterij van den geest or.s ten
slotte onverschillig laat, wanneer zij niet
tevens onbewuste en onwillekeurige ge
tuigenis" is. In Lizzy Ansingh's ondeugende
poppen vindt zij in haar richting eea voor
beeld van bezielden spot, van
levenswrangheid, die oplost, en voert tot den
voornaamsten kunstvorm welke wij kennen: de satire.
Oesters", het eerste der drie vettoonde
stukjes, was de verrassende gril van den
avond Wij kunnen het ons droomeri een
droom door de vertooning verstoord als
een souperfje hij Couperus of bij Paul
Bourget. Twte vrouwen, een blondje en een
bruintje, Jeanne, Jeanaette of Jeannetton,
beurtelings de liefste, de geestigste, de
wreedste. De Hij" ertusschen, wist ik maar
wie ik kiezen kon... Hij heeft gekozen, de
arme, opnieuw, een beetje, gekozen, maar
toch niet onherstelbaar.. . Op eiken avond
volgt een ... anderen nacht. Wat dons
van sigaretten, getinte! in de glazen, de
parelsehelpsn blank en symboliek, en in de
oogen de starre l.-irli van het no^enbiik. En
dan, aan !u't s!(if: sved*-r(ipst;',nt1in^ v;i*i hPt
verzonken tafeiije-wei-bereid, thans gedekt
,i deu.x, en met de bloem van het popelend
geweten, van een hartje dat zoete wraak
Daar is de phantaisie vooruit in actie, en
daar-na komt de zucht tot getrouwe, na
tuurlijke, verwerkelijking in 't geweer. De
tooneele» van de onderzeebooten, en de
aartval met de bajonet zijn de voorbeelden
van dit ongewoon geval bij dezen Nijland.
Naast dezen vindt ge de schrometooze waar
nemer. Maar deze waarnemer heeft de eischen
van de houtsneê(god weet uit welk atavisme)
erkend. Hij burineert zijn plank niet fijntjes,
als MANKES, hij is daarvoor te onsamen
gesteld, te simpel, en ook te doctrinair, te
dogmatisch. Maar deze eigenschappen heb
ben hier hem geholpen. Nijland, de realist,
die gaarne détails zag, is meer dan ooit
synthetisch in zijn water-tooneelen en zijn
riviergezichten. Soms is hij op 't kantje af
niet te breed, maar ik hoop toch dat hij
zich in de houtsneêals breed zal blijven
handhaven. Bij zijn type past dat, en is dat
winst; het dogmatische wordt zoo, naar ik
hoop, niet praeponderant. En we hebben
een houtsnijder meer, die geteld kan worden;
een nu met recht eigenzinnige. En een, die
kent, wat hij maakt. De Dordtenaar Nijland,
half nog een Sliedrechtenaar misschien, weet
wat water, booten, getijden zijn; wat de
golven doen, in den riviermond
saamgedrongen; en wat eenzaamheid is bij golven,
of speelsche, spoelende rivieren. En deze
zijn 't onderwerp van zijn Houtsnee
4. ZANDLEVEN (te Utrecht). De werkwijze,
de factuur, de voordracht der verf was bij
Zandleven een persoonlijke en in zeker
opzicht een verwarrende. Zij modelleerde
niet; de vormen zonken door haar, en in
haar te saam, in-een; het schilderij leek
een aantal putjes verf, telkens met een vrij
hoogen rand tegen malkaar staand. Ik weet
te goed dat er sommigen zijn, die iedere
vreemderigheid belangrijk vinden. Maar dat
is onjuist. De persoonlijkheid, de factor der
persoonlijkheid geldt in het kunstwerk
alleen als aangename verrassingen durende
bekoring, als achter haar, in haar, met haar
het algemeene tegelijk op komt. Het per
soonlijke, dat wij zoeken is een schakeering
van 't aigemeene; een nog niet gekende
verlichting ervan. Dit was niet genoeg bij
Zandleven het geval. Nog is Zandleven geen
der groote schilders, maar hij is op een betere
weg, die zuiverder ten doel leidt. Hij is
voller naar den vorm geworden, in den go»den
zin vormelijker. Deze vormelijkheid" is
niet uit den laatsten tijd; ik heb er reeds
naar en reeds op gewezen. Op deze ten
toonstelling in Utrecht is wat begon dui
delijker geworden. Het schilderij vertoont
meer het modélc van de voorwerpen.
Daarenboven is Zandlever (geen wonder van
een schilder noch van schilderkunst, begrijp
dit wel) een werker vol toewijding. Hij kan
een stemming buiten realiseeren. en hij
schildert soms zóó, dat alle voorwerpen niet
meer uit dezelfde stof gemaakt lijken en
dat was een bezwaar bij hem. Zijn Padde
stoelen, een stemming na regen, en als
intimiteit een rood deurtje, waren van zijn
vooruitgang de zekerste bewijzen.
P 1. A S S C H A E K T
MUZIEK
Het Verouderende Toonkunst
(Ingezonden)
Den leden van de Maatschappij ter Be
vordering van Toonkunst is door het
abactiaat dier maatschappij onlangs toege
zonden eene eerste opgave" der voorge
nomen Toonkunst"-uitvoeringen in het
seizoen '17?'18.
Ontstellend is hef te constateeren welk
een conservatisme in de keuze der werken
bij de afdeelingen wederom heeft voorge
zeten.
Rotterdam uitgezonderd, waar men zich
voorstelt in Januari het Requiem van
Gabriel Fauréen l'Enfant prodigue" van
Debussy uit te voeren, brengt men in geen
onuer groote steden het verder, dan een
herhaling van die overbekende antiquiteiten,
die men reeds tientallen jaren geleden van
Toonkunst kon hooren. Het Requiem van
Verdi (dit jaar Amsterdam, den Haag, Lei
den) werd verleden jaar in Dordrecht en
Rotterdam gegeven.
Voor kleinere plaatsen kan men dit vallen
in herhalingen zeer zeker verontschuldigen.
In die plaatsen toch ontbreekt het materiaal
behoeft, getooid. Voor het, onder deze om
standigheden wel weer innig verbeid,
rendez-vous met den stabielen echtgenoot,
de mar,, der Gatte, die Qod's wegen zijn
ondoorgrondelijk -- zijn vrouwtje op dezen
avond voor ru-m liever, monterer, begeer
lijker zal vinden dan ooit! Ossip Dymow,
een fijne Rus, schreef het zoo aardig in zijn
tooneelspcl: Nju :"
In diesem Augenblicke erschcint der
Gatte auf den Schauplatz und ..."
Und?"
Und die ganze lirregung fiillt ihm als
Geschenk zu. Wirkiich, man kö.inte zu al
diesen Leuten hingehen und sich bei ihnen
bedanken."
In Oesters" had, in het kader van bevallige
correctheid, een op de zenuwen werkende
atmosfeer moeten heersenen. En het is
waard, dat het nog eens zóó, uit de drama
tische gemoedelijkheid, maar innerlijk ge
spannen en vibreerend, zal worden vertoond.
Na Oesters" het kleine
Grand-Guignoldrama: De Vaders," geen gril, maar een weer
zinwekkende grap. Wat blijft ons over als
wc zelfs dat: een beetje goedhartigheid voor
onze huisdieren, prijsgeven? Een gehuwde
vrouw bemint, naar zij het noemt, twee
mannen, haar man en diens vriend. Zij vindt
het aangenaam en gemakkelijk ze beiden
bij de hand te hebben en krijgt gedaan
dat de vriend, een nieuw soort paying
guest, bij hen komt inwonen. Elk op
zijn beurt het zou een sprookje kunnen
zijn elk op zijn beurt schenkt haar een
zoon, en de vrouw toont over voldoende
lafheid of geestkracht, al naar men het
nemen wil, te beschikken om dezen heimelijken
harem haar leven lang in stand te houden.
Terwijl ook de vriend, na zes jaren waarin
de fine fleur er wat af ging en er geen
zonen meer geboren werden, van geen be
hoefte eens een luchtje te gaan scheppen
blijk geeft.
De vrouw sterft, omringd door haar
viertal, twee mannen, en twee bijna vol
wassen jongens, en wij wonen den morgen
van haar eervolle begrafenis bij. Tot dusver
heb ik er niets op tegen. Dit sterven, hetzij
HM een i;!imlach van dankbare verlossing
dat liet volbracht was en niemand die haar
lief was, scliade geleden had, hetzij met een
kreet, waarin nog op het laatste moment
DE NIEUWE REMBRANDT
Collectie Goudsfikker
om een modern werk voor te bereiden,
zou men zoe zeggen daarentegen blijkt,
dat, wanneer men het lijstje nakijkt, juist in
de provincie men zich eerder waagt aan 'n
werk, dat buiten het gewone kringetje Bach,
Handel, Haydn, Mendelssohn u.s.w. valt, dan
in de groote steden. Immers Goes zal Le
Déluge" en Oratorio de Noël" van C. Saint
Saëns geven en Bussum de Messa da Re
quiem van Sgambatti, Nijmegen Dvorak's
Stabat Mater", Haarlem Pierné's Croisade
des Enfants", doch Amsterdam herhaalt ten
zooveelste male Verdi's Requiem, den Haag
idem, terwijl Rotterdam voor eerste uitvoe
ring das Paradies und die Pen" heeft uit
verkoren. Zou dit komen, omdat inde kleine
plaatsen jongere musici zitten, die zich moeite
geven, omdat ze er nog moeten komen",
terwijl in de groote steden de godheden
regeeren aan wie toch niet te tornen valt ?
Hoe lang is dat nu al, dat al die koren
steeds weer in herhaling vervallen van al
die overbekende werken ? Dit bewijst hoe
weinig jong leven er heerscht in die Maat
schappij, welker uitvoeringen het cachet gaan
dragen van oude-heeren-onder-onsjes.
Is het niet waarlijk bedroevend, dat zoo'n
prachtig koor als het Amsterdamsche dat
naast zich heeft een der mooiste Europeesche
orkesten, zoo misbruikt wordt als Mengclberg
thans doet.
Wel werd verleden jaar een herhaling
gegeven van Mahler's VIIIstc, welk werk
enorme eisenen aan een koor stelt, doch
als ande.re groote uitvoering moesten we
ons tevreden stellen met eenige prachtige
Bach cantates, waarin het koor 'n meer
toehoorende dan actieve rol vervulde. Van zoo'n
koor, aan welks hoofd een man met zulke
geniale qualiteiten, mag men vergen, dat
iedere uitvoering een gebeurtenis is op mu
zikaal gebied. Waar er slechts twee in "n jaar
zijn (de jaarlijksche herhaling der Matth. P.
rekene niet mee) kan men eischen, dat ge
werkt wordt en iets gepresteerd, wat in
overeenstemming is met de eer en waar
digheid der vereeniging.
Door Mengelberg wordt dat verzaakt en
het lang getorst geheim, dat haar hemel
*n haar kerker was, zich van haar lippen
wrong, het had, op de eene of op de andere
wijze dan, betamelijk kunnen zijn. Maar deze
Ibsen-lezeres vond nog een derden uitweg,
ze ontlastte zich van den leugen per brief,
per verzegelde missieve, en laat zich lief
derijk sterven. Den beminden vriend legt
zij de lont in de argelooze handen... en
hoe ze ook piepen, hij zal, naar haren heiligen
laatsten wil, aan de erfgenamen dien britf
ten einde voorlezen, zin voor zin en woord
voor woord, tot het gehetle gezin in deasch
ligt. En in dien afscheidsgroet laat mama"
dan nog in het midden welke der beide zonen,
Eduard of Bob, bij den eenen, welke bij den
anderen vader behoort, opdat ze alle vier
gedrochteüik aan elkaar gekluisterd blijven.
Vader la Roche, met links den wringenden
Co Balf oort, rechts den kror.ke lenden Constant
van Kerckhoven, het leek de Laokoon-groep
in gekleede jas.
Afgescheiden van den geest, is het stukje
ook zwak geschreven, onvoldoende voor
bereid en verantwoord, een dialoog van
beurt-om-beurt een zin, a's zeiden de vier
treurenden bij meester in de klas hun les
op. Een technische onbeholpenheid welke
mevrouw Goedhart in alle drie deze
stukjes parten speelt, wij weten telkens
naar het rijtje wie zijn duit in het zakje
werpen zal. Het lag ook aan het over het
algemeen te brokkelig spel, dat deze fout
zich zoozeer deed gelden. Jan C. de Vos
(de vriend) vond in het stokkend voorlezen
van den brief een karweitje naar zijn hart.
Hij vertegenwoordigde met Baifoort (Eduard)
het modernisme van tout savoir c'est tout
pardonner, La Roche (de vader) en van
Kerckhoven (Bob) gaven de romantiek die
zich aan het begrip bastaarrrd" vergast.
Radicaal overgehaald naar het groteske zou
er voor deze bekwame spelers wellicht nog
eenig speelterrein te veroveren zijn ge
weest.
Na De Vaders", werkte De Zoen" ver
zoenend. Een blijspelletje zonder de preten
tie der beide voorafgaande stukjes, maar
met althans iets menschelijks... Niet in het
geval, het verdrukte Zusje" vraagt or.s
medegevoel niet, en Mientje van Kerckhoven
heeft dat ook heel juist nagelaten, maar in
de zoen-zelf. Langs een guirlande van
Erhiermee doet hij koor en publiek een groot
onrecht.
Van een Vereeniging, die zich ten doel
stelde de Toonkunst in ons land te bevor
deren eischt men, dat initiatief uitgaat tot
werkelijk ontwikkelen, niet tot een herkau
wen en weder opdisschcn van overbekende
oude kostjes. Mocht men klagen, dat het
ledental afneemt, dan heeft de Maatschappij
dat zichzelf c.q. het bestuur te wijten. Van
het bestuur moet en kan pressie uitgaan.
Het verouderde lichaam moet zich ver
jongen, anders is de begrafenis binnenkort
te wachten, terwijl niemand dan aan het
graf zal weenen, tenzij de enkele dirigenten,
die met weinig moeite hun honorarium
plachten binnen te slepen.
Een lijstje, als het thans rondgezondene,
is echter een schande voor een zoo oud
en gerenommeerde" firma, als Toonkunst.
Hiertegen diene een protest, al zal het
waarschijnlijk dezelfde invloed hebben, als
de stem eens roepende in de woestijn.
W. A. KRAMERS
satz-kusjes herwint hier De Zoen" tusschen
man en vrouw, spelenderwijs, haar hoogste
en innigste recht.
Het is de rehabilitatie van de kus-die-is,.
tegenover de kus-die-wat-lijkt, en door
exécutanten en verwanten danig overschat
wordt. Een naderen en ontwijken, reculer
pour mieux sauter, met telkens lot refrein:
de /oen, als bij de oude menuet, waarin de
paren na korte zwenking weder op de eigen
plaats eikander terugvinden, de hand reiken,
tournez.! ter verlevendiging van het rhyime
de andere hand aanraken... om bij de eerst
volgende rustniaat opnieuw de uitverkorene
in de oogen te zien, eikander blij en dieper
nog te herkennen. Iets van deze bevalligheid
vond ik in het overigens oppervlakkig spel
letje van jaloezie, dat litf gespeeld, den
literairen" avond besloot.
T O F N A E F [?
NED. OPERA.
r. G. H. KOOPMAN.
Zondag 16 December, Koll. Schouwburg.
MIG NON.
Den Haag. LOHENGRIN.
Maandag 17 December, Paleis v. Volksvl.
LOHENGRIN.
[ Dinsdag 18 December, Stadsschouwburg.
CARMEN.
Woensdag 19 December, Leeuwarden.
TROUBADOUR.
Utrecht, MIG NON.
l Donderdag ?0 Cecamber, Paleis v. Vnlksvl. l
MIG NON.
Groningen, TROUBADOUR.
Vrijdag 21 Bscember, Haarlem.
W A L. Kii R E
Zxiy.ri^ri ;.'? :1:::^:>j») -;t r<i.-'l*ri<aryi.
CA R ME N.