De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 22 december pagina 1

22 december 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

\ . rK'. 3113 Zaterdag 82 December A' 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. & VAN HAfóEt, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO PE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SAIOMONSON | Prijs per No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonp. loepen per jaar | | U1T0EVERS; VAN HOLKEMA ft WAKENÜORF, AMSTERDAM | | Advertentiën omslag 10.35 p. regel, binncnpag. f 0.40 p. regd Aan onze Medewerkers De redactie acht het gewenscht, haren medewerkers en inzenders nadrukkelijk te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo veel mogelijk rekening te houden met den voor het Weekblad meest geschikten om vang. Te lange artikelen leveren ver schillende bezwaren op, zijn ook voor de lezers veel minder aantrekkelijk. De normale afmeting van artikelen moet op ten hoogste 1500 woorden, en, die van Feuilletons op ten hoogste 2000 Woorden worden gesteld. Van met potlood geschreven bijdragen kan de redactie geen kennis nemen; evenmin van die bijdragen waarvan het papier aan beide zijden is beschreven. Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge typte copie in te zenden. Alle inzendingen moeten geadresseerd worden: Aan het Secretariaat der Redactie van ,De Amsterdammer", Week blad voor Nederland, Keizers gracht 333, Amsterdam, zonder vermelding van persoonsnamen. Eventueele vragen over drukproeven, overdrukki n. tijdstip van plaatsing e. d. eveneens en uitsluitend te richten tot ,het Secretariaat". iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIHIIIIIIIIIIIIIIUIHIIIIItlllll INHOUD: Bladz. l: Bethlehem en Brest-Litowsk, door v. H. Monumen tenzorg, door S. de Clercq. 2: Kerst mis 1917, teekening van Jordaan. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. De gesloten deuren, door Pelgrom Muys. 3: Kinderrechtbanken, door jonkvr. mr. J. A. van Verschuer. 5: Voor Vrou wen, door Eüs. M. Rogge. 7: Am sterdam voor en na Kerstmis, teekening van Arjen Galema. Hulst, door W. A. C. 9: Boekbespreking, dpor prof. H. Brugmans en H. S. Kerstmis 1917, teekening van George van Raemdonck. Zeemansliefde, door H. C. Buurman. 10: Oorlogsleeningen in het buitenland, door J. Drinkwater. Schaakrubriek, redacteur dr. A. G. Olland. Damrubriek, red. K. C. de Jonge. 11: Op den Economischen Uitkijk, door jhr. mr. H. Smissaert. 12: Biljartsport, door H de Bruyn. De Verzekering, door E. N. Asscher. Uit het Kladschrift van Jantje. 13: Minister Rambonnet en de Portefeuille kwestie, teekening van Joh. Braakensiek. De Vierde Gast, door F. de Sinclair. Bijvoegsel: Kerstmis 1917, teekening van Joh. Braakensiek. tlllllllltHllimmitllttllllllllHIHHMIIIHIHIIMimilllllHHIIIHIIIIIMIIitllll BETHLEHEM EN BREST-LITOWSK Brengt deze Kerstmis nu waarlijk den vrede dichterbij? Geen der vorige jaren deed ons nog daaraan geiooven. Ditmaal staat de zaak er twijfelachtiger voor. De mogelijkheid der Duitsche over winning dtent zich in yasteren vorm aan. Te berekenen valt niets. Vooral wij, in ons bijzijden den weg gelegen polderlandje, hebben eenen moeilijken kijk op de werkelijke machtsver houdingen en kansen van het oogenblik. Maar wie zal eigenlijk nog, zelfs in den kleinsten, hoogsten kring, bepalen hoever de vermogens der partijen gaan? Voor het leekenbegrlp evenwel moet er toch bijkans een wonder gebeuren, zullen de Geallieerden aan het Wesh lijk front in de komende maanden de Duit sche macht blijven staan. Dit wonder kan liggen in de komst van Amerika. Maar dan zal deze toch ook wonderlijk snel en wonderlijk af doende komen moeten. Zoo niet, dan zien wij, op het vaste land tenminste, den oorlog als een mislukt treurspel ineenzakken onder de Duitsche Ueberlfffenheit' en de Duitsche geluksster. Wat op zee, op 't gebied van de scheepvaart en de overzeesche verbin dingen nog duren kan en den strijd gaande houden, zij een andere zaak. Voor het continent is er eene voorspelling van vrede. | Voor het continent I Dat zijn ook wij. En waarschijnlijk zijn er dan ook niet weinigen, w«en soortgelijke juichtoonen op de lippen komen als Vondel deed klinken, toen Nederland den Vrede van Munster deelachtig was geworden: 't Is bruiloft op de weide : 't Is bruiloft op het land Nu de danst om deze beide, En huppelt hand aan hand. Men weet van landkrakeel noch nijd, Van wederwarigheid, noch spijt: Men zoent, omarmt, bemint en vrijt, De iwist is op den loop. , De koeien geven melk en room Het is al boter tot den boom. Men zingt al pays en vree. Er heerscht ten onzent over 't alge meen veel meer dan in de eerste oorlogs jaren eene stemming van: Als het in hemelsnaam maar vrede wordt, 't Komt er niet op aan, wat voor vrede! Vrede tot eiken prijs." Wat ons aangaat, wjj kunnen deze stemming nog niet deelachtig zijn, hoe zielsgaarne wij wilden. De vredesmogelijkheden, welke dit Kerstfeest biedt, zijn daartoe te somber. Als men maar eens denkt aan 't geen er achter zit. Eerder dan de luchtige dichterregels, klinken ons de woorden in het oor, waarmede eenmaal een gezant, die zoo juist lang verbeide vredesonderhande lingen geopend had, de verwachtingen van zijne angstig gespannen landgenouten kalmeerde: Gij krijgt vrede, over een week; maar... oorlog over een maand'. Peace within a week, and war within a month." Met deze woorden kwam in 1802 Lord Cornwallis, de Engelsche onder handelaar, te Londen terug van Amiens, waar hij met Napoleon den zeven jaren lang door de menschheid afge beden vrede sloot. Hij. wilde zeggen, dat een onuitgevochten oorlog, een in elkaar geflanste vrede geen eindpunt, doch slechts een pauze kan zijn. En de toekomst gaf hem gelijk. Nog geen vijftien maanden later vielen de partijen weder op elkander aan. De steenen des aanstoots staken weer punt g omho 'g. Het vuur laaide op. De be langen ketsten opnieuw. De Europeesche strijd werd voortgezet tot hij waarlijk uitgevochten was... twaalf jaren later. Ook in onzen tijd spreken de lessen der geschiedenis nog voor het vervolg merk waardige taal. Noch de toestanden, noch de verhou dingen, noch de menschen zijn zoozeer veranderd, als men zich oppervlakkig wel eens verbeeldt. En dan valt er iets te zien als de sporen van een noodlottige wet, die zegt: dat wereldoorlogen niet in n bedrijf uit te vechten zijn. Het is, ajsof er tussciienin een oogen blik van eerste uitputting komen moet, waarbij beide partijen zich aamechtig op den vrede werpen, om 't als het ware daarmede weer eens te probeeren. Maar dan is de tijd voor die proef nog niet rijp. De koorts is niet uitgeziekt. Een tweede phase van conflict breekt zich baan, en sleept de volkeren mee. De volkeren, die nog altijd zich ver beelden, met hun verstand zich zelve te regeeren! Die in waarheid echter grootendeels op de vloedgolf van het gebeuren worden gestuwd. Wat zij zelve doen, is hoogstens: meepeddelen. De oorlogen van de Europeesche c<>alitie's tegen Frankrijk, van 1795 tot 1815, gaven van die noodlottige wet reeds een treffend voorbeeld. Met hoeveel hoop is 1802 begroet ge worden, dat jaar van Amiens, waarop geheel Europa weer voor 't eerst tot vrede kwam. Maar hoe snel is de kunstmatige wel willendheid .toen ineengestort! Toen na den hardnekkigen Oostenrijkschen Successieoorlog Europa einde lijk, zonder geestdrift en zonder beslis sing, in 1748 vrede gesloten had, toen schreef de Spaansche Gezant, van het congres te Aken komende: Ce n'estpas une paix, c'est un armistice." Het is geen vrede, 't Is maar een wapenstilstand." Ook toen is het waar geweest. Enkele jaren later stonden de machten reeds weer tegenover elkaar. De Zevenjarige oorlog moest komen, om tenminste rust van wat langeren tijd te brengen ! In 1689 was de groote Europeesche strijd tegen het imperialisme van Lodewiik XIV begonnen. Heeft negen jaren later de vrede van Rijswijk werkelijk den Vrede gebracht? Verre van dien. Ook toen zeide een staatsman: dit is geene pacificatie, doch slechts eene tijdelijke uitputting". En de bloedige Spaansche Successie oorlog brakeenigejaren later uit?.bewijs van het juiste inzicht. Eerst in 1713, met den vrede van Utrecht, kwam over hui opa werkelijk wat meer rust. Zoo kan voor eenen volkerenoorlog gelden, dat hij een ziekte is, te taai om op eenmaal dood te krijgen. En bedriegt dan het voorgevoel, dat zegt dat ook thans deze vrede, als hij nu komt, met den besten wil van de wereld nog geene bevrediging kan zijn? Laat allen hopen en streven. Niemand make zich echter eene illusie: De brand stof is niet opgeruimd, de strijdlust niet vervlogen. * * Er is nog meer, wat aan de twijfel achtige vredestoonen van dezen Kersttijd een gebarsten klank geeft. Gesteld, dat de Duitsche wapenen het vasteland voorloopig den vrede kunnen opleggen, en Rusland, en Roemenië, Italiëoedwingen, Frankrijk tot toegeven bewegen, enzoovoort. Nietwaar, deze mogelijkheid moet nu toch een ieder onder de oogen zien! Het laat zich aanzien, dat de Duitsche staatslieden dan zullen beginnen met zeer gematigd en zeer verstandig te zijn. De heer von Kühlmann heeft zich in dit opzicht, vooral ten onzent, reeds een reputatie verworven. Het voorbeeld levert Bismarck, met zijne houding tegenover Oostenrijk, irf 1866. Doch wie meent, dat dit een blijvende toestand zijn kan, dwaalt en ziet te kort. Geen volk heeft nog de zegevierende gelegenheid gehad, en zich ontzien daarvan op den duur te profiteeren. Matiging is taktiek, doch heerschersmacht noodwendigheid. Ook Bismarck is tiet niet anders vergaan. Met het Duitsche Rijk, noch met zijn reactie, noch met zijne democratie, zal het evenzoo loopen. Wanneer de vrede, dien zij nu zien lonken, hun in de armen valt, dan is dat hun vrede. Is Brest-Litowsk waarlijk de geboorte plaats van een vrede, dan is dit: de Vrede van het Militair isme. En die vrede zal de machtigen in staat stellen, jaren achtereen hun belang en turn wil aan alle andere volken op te leggen. Deze zullen zich schikken en hebben te schikken;'...totdat de tegen stand losbreekt. Dat is dan het tweede bedrijf! Maar tot dien tijd zal voor Europa een toestand van overheersching aan breken, die misschien in het kleed van den volkerenbond zal worden getooid, maar in werkelijkheid onderdrukking zal zijn. Ook ons land moet al zeer spoedig daarvan den weeromstuit ondervinden. Het régime onder de tijdelijke hege monie der groote Duitsche mogendheid kan niet het régime der vrijheid en van den nationalen vooruitgang zijn. * * * Zoo zien wij, met dezen Kerstmis, mo ons heen. De keuze is onverkwikkelijk: strijd tot op het been, of: vrede, om er een op toe te geven. Vrede, zooals die geschreven staat op de barsche gelaatstrekken van Von Hindenburg. Of strijd, zooals die klinkt uit de hardnekkige woorden van Lloyd George en Wiison. En voor de toekomst nog hoopvoller verwachtingen van dien verderen strijd, dan van den i ie i aandienden vrede. Den echten vrede, den waren vrede, den weldadigen vrede, dien zien wij nog niet. Die hangt nog hoog in de lucht. Daar, waar het oog niet do^r 't blauw en door de wolken boren kan. In de verwachting daarop blijft voor een ieder de kracht om in zijn eigen kring het welbehagen van het Kerstfeest deelachtig te zijn. Wat er ook om ons heen gebeure, deze Decemberdagen, deze dagen van den geest van Bethlehem, manen tot den vrede met zichzelve. Maar leert die ook niet het allerbest, hoe hard er vaak voor vrede gestreden worden moet, en hoe een valsche vrede géi;n vrede geeft. v. H. iiHimittiiiiiiiiiMiliiiMiiiitiMiumiiiiiimtiilitiiiiimtiiiimiiiilliiilimii MONUMENTENZORG door S. DE CLERCQ Architect te 's-Gravenhage Dit onderwerp is sinds jhr. V. de Stuers zijn beroemd artikel over Holland op-;ijnsmalst schreef, een onderwerp van daad werkelijke regeerlngszorg geworden. Terecht zullen velen, zoowel leeken, kunstenaars als archeologen, hem en zijne gereratie dank zeggen voor hetgeen er op dit gebied is gewild, doorgezet en verkregen. Doch zooals het meer gaat, is eenmaal een denkbeeld algemeen doorgedrongen, dan gaat men verder en tracht hetzij gede tailleerder, of gewetensvoller, hetzij intenDeur van de kerk te Gouda siever, of kritischer de eenmaal aangenomen beginselen te herzien. Men brhoorJ de monu menten te verzorgen, daa'over is men 't r u allerwege eens; verscheiden zijn echter de antwoorden op de vraag over 't: hoe. fn het jingste nummer van het Bouw kundig Weekblad, mocht ik in den hretde uiteen zetten, welke werkwijzen daarvoor in aanme king komen en waarom. Ik zal voor de lezers van deze Groene daarover niet n t-chnische bijzonderheden treden, doch er alleen op wijzen dat ertweemethoden zijn. De oudere, waarbij men streeft naar stijleenheid, naar vernieuwing, en daarvan als resultaat, vertrouwende zich te kunnen plaatsen op 't standpunt van den kunsti naar van weleer, iets waardevols verwacht. De jongere, waarbij men alle ingrijpen in beginsrl uit den booze acht en het genuineoid" tracht te handhaven uitsiu tend door conservatie, pogende rp de meest gewe tensvolle wijze het authentieke uil welke kunstperiode ook te behouden; en, indit-n er op 't gebied van ambacht of kunsthandwerk noodzakelijk i«-ts vernieuwd moet worden, verloochent men eigen tijd niet, dus onthoudt iich van oude mislei dende vormen: omdat er helaas reeds teveel modern-antieks wordt gebrouwen. Deze twee methoden van resiaureeren, zijn een onderwerp van lang urige gedachtenwisseling geweest in de Ned Oudheidk. bond en in architecten-kringen; en de jongere|richting heeft daar ten sjotte met hare RestauMtieregelcii" de zege bevochten. Dat dit aan onze regeering niet is ontgaan pleit voor haar belangstelling en oplettendheid, en dat zij, waar er jaarlijks Wferkeerende bedragen voor moi umentenzorg worden gevoteerd, ook wenscnt dat deze richting stem In het kapittel krijge, strekt haar tut eere. D >or het "oorstei tot np-ichting van de Rijkscommissie voor Monumentenzorg, onderverdeeld in een bestaande hi*to>isctiaéministratieve af leeling, die de catalogi seering en inventariseering reeds ter hand nam, - en een nieuw opieiicMenaesthetiscfttechnlschêafJeeling, die het daadwerkelijke on lerhoud dier monumenten zal hebben te bezorgen, is in bedoelde rich ing gewerkt. Dit te meer waar er tevens een Commissie van advies zt\ woiden ingesteld in welke commissie allerlei richtingen van monu mentenzorg zuilen vertegenwoordigd zijn. Terwijl dus tot nu toe van rijkswege de aanwijzing van of de contrö'e op restau raties en derg., aan enkele regeeringspersonen was opgedragen; zal straks een commissie van meerdere, onaf ankrlijk van de rijks ambtenaren gekozen deskundigen de richting aanwijzen waarin d^e bemoeiingen zich zullen hewegen. Daardoor zal een continu proces zijn verkregen omdat in die Commissie naast de oulere ook ventuetle nl-uwere inzKhten hun woo dvoerders zullen vin den. Immers zegt de Memorie van Toelich ting op de begroeting igjg terecht: over de wijze van restaureeren toch bestaan, al zoolang er i'errs>aureerd wordt, versch tiende meeningen!" N ets is onweerspn-kelijker juist dan dat; en niets is dus noodzakelijker dan dat die verschillende meening'-n, zelfs wanneer de nu jonge denkbeelden weer zullen zijn verouderd en de dra g o tstaat ze door wellicht nog bett re te vervangen, in deze te stichten Commissie van advies tot naar recht kunnen komen. Men werkt daardoor vóó komend en vermijdt, wat nu een enkele maal is geschied, dat bij geschillen III illllllllllllllllllllllllllllllHIHIUIIIIIIIIMIMIIIIIIIIUIIIIimi over reeds voltooide restauratie de toevlucht tot arbitrage moest werden genomen. Het is dan ook zeer te hopen dat de volksvertegenwoordiging de legeering zal steunen in lure voorgestelde juiste opvatting tr dezer zake, n.l. dat zij zich riet zelf partij stelt in de meeningsv rscnillen, doch van de Commissie van advies maakt ae tribune vai.waar: du choc des opinions jatllit la verité. Het is wellicht niet onwelkom voor hen, die van de jontere monumentenzorg wel hoorden, doch nouit iets 'agen, hiernevens af te drukken een afbeeloing van ae restau ratie van een ingang aan de groote kerkte Gouda, vo gens die beginselen volvoerd. Het str. kt tot groote lof van de Bouw commissie uiF de kerkvoogden, waarvan wijlen de burgemeester van G<JUda d. H. Marlens voorzitter was, dat zij, eenmaal de nieuwere beginselen va» restauratie door archeologen- en architecten-kringen aangenom-n, bepaald ge*enscht heeft dat de architecten met de conservatie belast, deze aan haar kerkgebouw ook daadwerkelijk zou 'en toepassen, - en ren van de eerste licnamen is geweest [die breken met de sleur van copieeren van oud. Zij die ingewijd zijn in de kleine wereld der monumentenzorg, weten dat dit inderdaad een bewijs van beginselvastheid, van ov< rtuiging, ja van moed is geweest, waarvan de resultaten nu ter ieders r>toordcelir>g zijn. Daar de schaal der afbeelding, niet torstaat alle onderdeelen naar behouren te waar deeren, zij het mij vergund een korte be schrijving van de hier gevolgde gedachtengang te geven. Bij de ontmanteling der kerk van enkele kleine hutjes die er tegen waren gebouwd, kvam een oude ingane te voorschijn; de ligging daarvan ten op-ichteva- het v. rkeer was van die.n aard dat de kerkvoogden er puJH op stelden deze voor algemeen gebruik, in eere te herstellen. Maar de^ovrrgebleven resten boden slechts gelegenheid z krre hoofdlijnen, zekere architectonische profielen vast te stellen en dus na te kunnen maken, doch alles wat op 't gebied van het kunstbee!dhouw«erk lag was tot onnerkenbaars toe geschonden. Daar de ingang zelf dicht gemetseld was gevonden, was er van een deur geen sprake meer. Nu redeneerde men als volgt: We her stellen hoofdlijnen en profirls; wat zullen we echter doen op de plaatsen waar kennelijk beeldhouwwerk is geweest? Zullen we daar de traditi >neele gothische hogels, kruis bloem, srhildjes, hoewel de gegevens daar toe ontbrrken, weer trachten te plaatsen? Neen! Wel aanvaarden we 't beginsel dat daar iets gebetldhouwds was bedoeld en dus weer moet komen om de ho .fd werking te verzekenen; doch in stede van het doodsche toepassen van go'hlsche chahlone-ornamenten door een hedencUagsch werkman, zullen we de bekende künstheeldhouwer Zijl te hulp roepen om ó\>- plekken van ornamenten te voorzien, vrijelijk uit zijn verbeelding gespro'en. Daardoor verkrijgen we in de eerste plaats kunsthandwerk, in de tweede plaats duiden we daarmede aan dat dit portaal in )9i7 weer in gebruik is genomen; en'oen slechts gothisch in hoofdvorm en technische profi leering kon zijn. Eerlijker en tevens kunst zinniger kan een restauratie m.i. ni t worden aangevat! Hetzelfde geldt de deur. Van de oor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl