De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 22 december pagina 2

22 december 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 22 Dec. '17. No. 2ÏI3 spronkelijke deur bestaat niets, is er daarom reden een nieuw-gotht&che deur te gaan maken ? Neen l Vooral daarom niet, omdat de hooge gothtsche begrater.i» deur ande/c eischen stelt aan erifehedendaagsche ingangadeur met tocJKpartMi voor kerkgangera. Oe architect Kromhout maakt ervan een dubbele eikendeur met bovenlicht voor de windvacg; bescheiden in zijn groote indeelingen ten opzichte van de rijke steenbehaPdeling der omgeving, doch levendig van dé'all-snflwerk om van nabij te boeien. Ook hier, straks niet de schijn een Rpthïsche deur te hebben ontdekt of voorgewend, doch steeds de eerlijke bekentenis, hoe 't was, wisten we niet; hoe 't is geworden: geen Schablone doch levende kunst uit onze dagen l Wie in Gouda komt, verzuime niet het resultaat te gaan zien! Daar op de afbeel ding de waarde der détails niet voldoende spreekt, zal ik mij onthouden van een nadere bespreking daarvan; hoezeer mij 't resultaat ook aantrekt en hoezeer ik het een plicht van dankbaarheid acht, tot de Bouwcommissie uit de kerkvoogden en de nedendaagsche kunstenaars die daartoe medewerk ten een wooid van instemming te richten. Ieder die ter plaatse, mijn overtuiging zal gaan deelen, aarzele niet aan deze rich ting van monumentenzorg de groote be langstelling te geven die haar toekomt. iiiiiiiiiiiiiitiiiuiiiiiiiiiiHiiMiiiHitiiiiiiiiiiiHiiiiiimifiniiitiiiiiiiiiiiimi Nieuwe Boeken van deze Week: Mr. T. J. VERSCHUUR, Be^lnselcolUiek. Een woord tot katholieke kiezers, met voor woord van mr. A. baron VAN WIJNBERGEN. Bussum, Paul Band. Prof. dr. H. BRUQMANS en prof. dr. G. W. KERNKAMP, Al^emeene Geschildenis, sfl. 2 en 3. Tweede, herziene en bijgewerkte druk f 0.65 p. afl. Leiden, A. W.^Sflthoffs Uitgevers Mij. uiiiiumumiiiniiuiiiiMiiitiimiiimwmiiiitiimiiiiiiiuimuimiiitititi DOOR GESLOTEN DEUREN Een Kerstverhaal door PELGROM MUIJS 't Was de avond voor Kerstmis en het sneeuwde. Natuurlijk sneeuwde het, want wat is een Kerstavond zonder sneeuw? Vader Heul had er de sneeuw echter graag aan gegeven; hij vond sneeuw een beroerde, vieze boel en hij voelde geen snars voor traditie. Kerstmis was hem niets anders dan een gelegenheid om zijn dronken hart nog eens fat-oenlijk te luchten tegen de rotzooi", waarin hij verzeild was geraakt. Smerige huichelarij allemaal; ze voerden oorlog en lieten de arme menschen verrekken, en dan gingen ze naar de kerk om te zingen van vrrde op aarde. Ze moesten hier ook maar eens kletsnat door de sneeuw slenteren, met schoenen, die zoo afgetrapt waren, dat je met je bloote zolen op gemeentegrond liep. Vader" Heul wüs geen vader; zoo ver bad hij het nooit gebracht. Hij had het niet verder gebracht dan tot vagebond, en de eer van het vader-chap was hem louter als scheldnaam te beurt gevallen. De jongens noemden hem zoo, als hij met zijn dronken kop het stadje doorkwam om centjes op te halen. Dan riepen ze 't hem na: .Ha, vader Heul, ouwe zuiplap, leelijke rotboef l" Maar hij had geen lef genoeg om ze na te zetten, en sukkelde maar door, binnens monds een scheldwoord prevelend. Vanavond zou hij 't er toch eens lekkertjes van nemen. Mocht hij ook geen Kerstavond vieren, als zullie het deden, die roowers en grootmoordenaars van de kerken ? Die bloedzuigers stalen in 't groot voor hun Kerst- smulpartö; mocht hij, als in het klein bedrijf zijnde, dan niet een beetje stelen om ook eens een reuzenfuifje te hebben ? Nou, 't was hem mee geloopen; fijne waren had hij gegapt, en hij marcheerde met zijn pakje net zoo goed als zullie, die tusschen de fuif door naar de kerk zouden stappen. Als 't nu maar niet zoo bliksems sneeuwde; 't werd zóó zoo'n natte rommel, en waar moest hij er mee heen? Hij wou nu eens op zijn eentje lol hebben, zoo stiekum smullen met de deuren dicht, en hij zou ergens wel een hokkte of huisje vinden, waar je als gesjochte jongen droog en warm kon zitten. Buiten het stadje vond hij er een. 't Liep hem wel zeldzaam mee van avond. Stond daar niet zoo waar een echt hulfje teeg en onbewaakt? De deur stond aan en de blinden waren dicht; een onbewoond zaakje, mis schien wel or bewoonbaar verklaard, maar voor hem goed genoeg HIJ zou 'de deur dicht doen, en dan zijn lekkers eens fijntjes IKZIEIRSTIMIZS 1917 Teekenlng voor De Amsterdammer" van fordaan In de menseden een welbehagen" iiiiiiiiuiiitHiiiiimiiiMiiiHiiimiiimHHiMmiiHmiMniiiiiiiutiiHmniMiitHmiimiiiumiMiiuiiiiiiiiiHiiiiiH uitstallen. wachten. 'n Mooie avond stond hem te Tante Pleuntje was eindelflfc in slaap ge zakt na haar aanval van pijn. 't Was erg geweest ditmaal, maar dood zou ze er niet van gaan. Ze zeiden, dat 't ongevaarlijk was, en daarom hoefde er bij haar ook niet ge waakt. Buurvrouw van den molen kwam overdag af en toe eens kijken, gaf haar d'r nat en droog, stookte d'r kachel op en bracht d'r water aan de kook. En dan redde Pleuntje verder zicluetf wel. Ze vond het toch eigenlijk wel eens een beetje schril, zoo alleen daar te liggen aan den buitenweg. Dan vond ze het toch wel jammer, dat nicht Aag zich van a'r had afgetrokken. Maar wat zou je ervan zeggen ? Vroeger, toen ze nog zou'n bee'je gezond was, och, dan was ze daar welkom. Dan kon tante Pleun je nog eens wat meedoen in 't hu siouden, en neef maakte niks geen bezwaar, als ze dan uit den pot nu e at. Ook mocht ze dan wel eens blijven slapen; 't vorig jaar nog, toen Aag de griep had ge had, toen had ze op a'r eenighetdje het huishouden voor jaap gedaan. Maar nu ze bedlegcrig werd... Och, wat zou je er al van zeggen ? 't Warm ook menschen met een huishouden. En Jaap had haar genoeg gewaarschuwd. Hoor eens, Pleun-moei," had hQ gezegd, als 't mocht komen te gebeuren, dat je nou ziek werd, dan moet je maar niet op ons rekenen, want wij kunnen je niet hebben." Ze had het zich tóch aangetrokken, en was er wel eens door van streek geraakt, dat die kinderen nou heelemaal niet meer bij d'r kwamen uit pure angst, dat tante hun tot last zou kunnen worden, nu ze begon af te takelen. Nu kenden ze haar niet meer en was 't langer geen familie. En zoo lag ze alleen. Buurvrouw hielp haar zoo'n beetje, maar toen d«k>er gezegd had, dat 't niet gevaarlijk was, had ze buur vrouw verzocht, 't maar niet bij Jaap en Aag te zeggen, om de fimllie niet in ongelegen heid te brengen Ze lag daar eigenlijk ook wel zoo rustig op d'r eentje. Alleen vond ze 'teen eng idee, dat er, al<i ze slieo, zoo maar volk over huis kon komen. Er zwierven bij wintertijd zulke akelige keMs rond. En er viel bij haar wel voor geen drie centen te stelen en ze zouden haar, oud mensen, ook wel niets doen, maar de schrik alleen zou al erg genoeg wezen. Daarom had ze buurvrouw gevraagd, de deur op slot te doen en den sleutel mee naar hu'S te nem^n, als ze weg ging. Buur vrouw deed dit ook trouw. D t ze't ditmaal door de Kerstdrukte vergeten had. en dat ze in haar haast zelfs de deur had laten aanstaan, kon tante Pleuntje niet weten. Buurvrouw wist ook niet, dat Pieuntje's toestand plotseling verergerd was De koorts was na dien pij'-aanval zoo hoog geklom men, dat de stumpert razend te ijlen lag. Nu werd ze uit haar sluimer wakker door een geluid. Ze had net zoo zalig gedroomd. Zeker door wat buurvrouw over't Kerstfeest van d'r kinderen verteld had, Och ja, wat had ze dat altijd trouw meegemaakt. En trouw naar de kerk was ze ook altijd ge weest. Ze vond het nu zoo heerlijk, dat ze zoo echt geloofde. Daardoor was ze nou ook niks bang alleen. Christus was altijd bij haar, moest ze maar denken, had dominee laatst nog gezegd toen hQ bij haar op ziekenbezoek was. Als ze de d>ur sloot, sloot ze Hem niet buiten. Was hij bij zijn discip< l* ook wel niet door de gesloten deur heen gekc men ? Ze had daarnet juist zoo mooi van Chnsi us gedroomd. En nu was 't net of ze alles nog zag en hoorde, 't Was zoo wonderlQk Ifcht voor haar oogen en 't ruischte in haar ooren zoo wonderlijk vreemd. Net engelen die zongen en een licht dat scheen Net als in den Kerstnacht, toer, Hij werd geboren. Vreemd, maar hij nr>est vanavond eens komen! 't Zuu niks gek rijn, als hij haar oude zieke vrouw, in haar eenigheid op Kerstavond kwam troost» n. Dat had hij wel meer eeddan. Hij was zoo goed voor arme en zieke menschen. Die zocht hij toch immers altijd het eerst; daar was hij eigenlijk ooit het meest voor. Op eens breidde ze d- armen uit. Wijd open spreidden zich haar vingers Vergroot st <arden haar strakke oogen. Want daar was HQ! Ze zag, in 't dansende licht van haar oogen, een lange gedaante, die aan tafel zat. Voorovergebogen, net ais op de plaatjes. 't Licht van a'r petroleumlampje scheen in zijn gezicht: ten la n e, strak, bliek gezicht; grauw, als van mergel. Op zijn schedel, puntig als een suikerbrood en kaal als een tl, glom de weerschijn van 't lampje als een lichtkrans. En zijn magere hind met de lange vingers wriemelde in zijn vlaschachiig puntbaardje. 't Vonkengedans voor haar koorts-oopen werd te sterk, en ze viel terug in haar duisternis. Maar nu hoorde ze een stem tot haar spreken. Dat was Hij, maar wat hij zei verstond ze niet. Ze zonk weer in slaap. * * De man, d'e in zijn bedrijvigheid de oude vrouw in de brdstee niet had opgemerkt, was op haar kreet opgesprongen, 't Wasén kreetj-, licht als van een muis, ma^r 't had hem doen schrikken. Hij dacht, dat hQ alleen was. Wel had hQ 't wat eng gevonden, ai die sporen, dat 't huis toch niet onbewoond was; 't vuur in het kacheltje, dat hij daarnet opgepookt had en de ketel, waarin hQ zijn kotfktje had gezet, en 't looplampje en 't blad met kopjes en rommel op tafel. Maar hij had gedacht, dat de bewoor ster uit was, naar de kerk, of een Kerstfeestje of zoo. en dat hij zoolang 't rijk alleen zou hebben. Op 't eerste gerucht kon bij hem smeren. En nu lag daar een oud wijf in de bedstee. Dat bliksimsche oude wijf l Moest die hem nu net komen hinderen, DU alles zoo lekker klaar stond? 't Blanke broodje met zóó'a knurf worst, en zijn half fleschje wijn. Ja, waarachtig, hij had een half Q schje wijn kunnen gappen. En nu had hij net zijn ge bedje- voor- 't-eten gedaan, en daar had je 't oude wijf Als hij dat ouwe wijf eens... Maar nee, hij was toch geen moordenaar? Hij kon 't met d'r op een accoordje gooien. En hij stapte naar de bedstee. Toen hij de bedstee-deur wijder open getrokken had, en zijn lampje bescheen het gezicht van de vrouw, werd vader Heul eensklaps wonderlijk getroffen, "t Herinnerde hem plotseling aan iets, waar hij in langen tijd nooit meer aan had gedacht. Wie had daar óók zoo gelegen ? Met zoo'n geelig gezicht tusschen warrelig grauw haar, en in zoo'n wit-katoenen nachtjak? Heeremensch, wat was die ouwe vrouw ziekl De tranen waren den vagebond in de oogen gesprongen. Was 't niet, of hij zijn eigen moeder weer voor zich had? Zijn eigen moeder op d'r sterfbed. Wat was dat al lang geleden! Maar hoe duidelijk kwam i hem nu alles weer in 't zin. Hoe ze daar zoo lag, en met net zulke geele magere vingers boven de dekens gewriemeld had. En toen bad ze tusschen haar hijgen ge fluisterd: Heul, jorgen, zul je fatsoenlijk blijven?" Verdomd, daar was niet veel van tetecht gekomen. Hij moest zich schamen. Maar vias 't rou niet net, of zijn moeder daar nog lag? Hij keek haar aan, tot ze de oogen weer opsloeg, en met een verheer lijkten blik hem scheen te herkennen: .Heul, ben jij het? Kom jij je oude moeder op d'r laatste leger bijstaan?" 't Was, of hij dit hoorde in haar onverstaanbaar geprevel. En, vreemd, maar als een vanzelf sprekende zaak ging hij voort met wat hij toen had gedaan. Met zijn zachtste en vriendelijkste stem voegde hij haar troostwoordjes toe, dekte haar handen onder dédekens, schudde haar afgezakte kussen terecht en vroeg haar of ze niet wat wou? Een lekker bakje versche koffie misschien, of... Wat drommel, hij had immers wijn! Net als toen, die had moeder moeten gebruiken om den hartslag wat op te wikken. HQ zou haar een glaasje wijn inschenken. En, voorzichtig als een verAan Mr. AUG. PHILIPS EEN VREDELIED Philips, onze Amsterdammer, Gaat op reis naar Washington, Hy' zal daar iets recht gaan zetten, Wat van Rappard zoo niet kon. Heel ons hebben en ons houwen Is aan hem nu toevertrouwd, August Philips, Nederlander, Zwijg als zilver, spreek als goud. Zeg de opgewonden Yankees, Dat 't schraaltjes bij ons wordt. Koren, kolen en guano, Alles komen we te kort. Toon ze ons rantsoentje koffie. Onze zestien blaadjes thee. Neem als stuk van overtuiging, Ook een oorlogsbroodje mee. Zeg, dat al die oorlogswinsten, Niet zoo hevig zijn bij ons. Zeg, dat ze bestaan uit schulden En wat valsche zilverbons. Meester Philips, houdt u kranig, Help ons Landje uit den nood, Wees een handige Nick Carter Snor daar onze handelsvloot. Zeg dat wij die oorlogsmonsters, Allen wenschen naar de Hel. En al is er niet veel kolen, Toch bestraft men ze daar wel. Want al branden deze Zondaars, Enkel maar wat in 't begin, Voor het restje van hun straftijd Gaan ze fijn de hooikist in. August Philips, goede zaken, Wees een kranige gezant, Maak toch van ons aardsche plekje Weer een kaas- en boterland. Tref vooral geen onderzeeërs, En geen mijnen aan op zee, Neem de allerbeste wenschen Van uw Krekelzanger mee. J. H. SPEENHOFF iiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitniiitiuiiiiiiiiiMtiMiiiiiiiuiftiiiiinitiiiii H. VAN DOOREN & Cie. DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT DAMES-HOEDEN en BONÏWERKEN tiMiHiiiiiiiniitiiiiiiiiiiiiinitiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiilliitilHliiiillfliiiiuiiii pleegster, schonk hij een klokkend straaltje uit zijn haif fleschje in het glas zonder voet, dat tot zijn inventaris behoorde. * ? * De oude vrouw volgde hem met haar koortsige oogen. Ze veikeerde in een toe stand van visioenaire extase. En dit manuaal van den bezoeker bracht haar in volkomen verrukking. Dit was immers het bekende symbool waardoor HQ In gemeenschap met de Zijnen trad! Hij ging Avondmaal houden met haar, op Kerstavond! Haar stiakgespannen blik volgde het gudsen van het bloedroode straaltje, dat doorzichtig in 't lamplicht gloeide, en de kelk vulde met Zijn kostbaar bloed. Nu zou H j komen! Zoo klaar zag ze alles, nu 't vonkendansen wat was bedaard. Ook het brood op de tafel, in hagelwitte brokken gebroken, als was 't in de kerk. En hij kwam. Behoedzaam beurde hij met zijn linkerarm haar knikkend hoofd op, en met zijn rechter bracht hij de kelk naar de leerdroge lippen. En terwijl de twee verworpelingen in elkaar de n haar Christus en de ander zijn Moeder vereerde, zond het carillon van het stadje zijn Stille nacht, heilige nacht" over het besneeuwde veld. ittmutmmiiiiiiiiiuiiiiiiiiitiiiMtiiiiuiuiuiiiiiimiiiHiiiiiiiimiiiiimtii NED. OPERA. Dir. G. H. KOOPMAN. Zaterdag 22 December, Rotterdam. CARMEN. Zondag 23 December, Holl. Schouwburg. Matinee half twee FIGARO. Avondvoorstelling: Paleis v. Volksvlijt CARMEN. Maandag 24 December, Paleis v. Volksvl. HUGENOTEN. [ Dinsdag 25 Dec. 1e Kerstd., Paleis v .Volksvl. l Matinee CARMEN half twee. Den Haag, Ai D A. j Woensdag 26 Dec., 2e Kerstdag, Den Haag, ] Gebouw v. Kunsten en Wetenschappen. Matinee MIG NON. [Matinee HollandscheSchouwb. FAUST.l | A vond voorst. Utrecht. Schouwb. FAUST.] Haarlem Schouwburg, MIG NON. Donderdag 27 Dec. Paleis v. Volksvlijt LOHENGRIN. ! Vrijd. 28Dec.Stadsscbouwb. CARMEN. l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl