De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 22 december pagina 5

22 december 1917 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

22Dec. '17.-No. 2113 ;DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND KRABBELS voor de Amsterdammer" van Martha Joustra Toch een Kerstboom al is het maar een kleintje Kerstgedachten Kent ge de Noorsche zangen?... In de boerenwoning in Scandinaviëzit oud-moederke aan het spinnewiel. Zij spint de wol die, tot weefsel verwerkt, het huis harer kinderen zal sieren. Oud-moederke neuriet al spinnend een der Noorsche volkswijzen. De zang klinkt klagend, eentonig, aangrijpend-droef. Op eens verandert het thema, er komt leven in 't rhythme, 't klinkt als een juichkreet! Waar denkt oud-mpederke aan? Wat doet haar op eens zoo vroolijk zijn? Voor haar, de oude vrouw, doen die opwekkende klanken den tijd harer jeugd herleven. Zij ziet weer de dansvloer, waar zij als jong meisje gevierd werd, zij hoort de luidruchtige, grillige dansmuziek en zij zingt, zij zingt... met een glimlach op 't vriendelijke, oude gelaat. Slechts enkele oogenblikken, dan vervalt zfl weder in den ouden klaagzang, totdat ook deze wegsterft en oud-moederke bij het spinnewiel inslaapt.... Er is iets aangrijpen ds in die Noorsche zangen met hun groote tegenstelling van schaduw en licht, van droefheid en vreugde, van het heden en het verleden of... van bet heden en de toekomst. Ze zijn ons als tfjdbeeld sympathiek. In hun klaag-rhythme en sombere geheimzinnige klankeffecten ver tolken zij het wee van de wereld, de groote, alomvattende wereldsmart. Maar te midden van het alduister valt eensklaps een heldere lichtstraal. Fel plekt hij op den donkeren bodem, een cirkel be schrijvend, eerst nevelig, allengs voller en voller, tot het licht wordt alom. Vrede op aarde t ruischt het in ons. Vrede op aarde l Wij hooren de vredestonen trillen, ver, ver, weg. onbestemd, maar wij vernemen ze toch. Straks zwellen ze wellicht aan tot een machtig ace oord met harmonischen klank! En ook wij, we juichen als oud-moederke! Herinnering en toekomst, beide, houden ons omvangen. De herinnering aan zoovele vroo lijk gevierde Kerstdagen in vroeger jaren, de toekomst met haar juichtoon over de aarde: Vrede! vrede l Die lichtstraal, we houden haar vast op de aanstaande Kerstdagen. We willen het licht zien, om en in ons l En als de feestdagen voorbij zijn ? Zullen dan, evenals in het Noorsche lied, de klaag tonen weder in ons dagelfjksch bestaan voortklinken en de overhand hebben op de wereld ? Wij weten 't niet. Er trillen vredestonen, deze bemoedigen ons. Ons Kerstfeest moge de voorspelling zijn van: Vrede op aarde i" E L i s. M. ROGGE. illlllllllliiiillliiliiiilillililiiiiliiiiiiilliiiiliiiiiiiiiiiiiiiilliiiiiiiiiiiliniiiii Traditioneele Kerstgerechten" Een eeuwenoud verschijnsel is het bij alle volkeren en bij alle menseden meer individueel dat de feestdagen voor den geest, ook tot feestdagen voor de maag worden. Zoo is dat k het geval met het Kerstfeest. In de verschillende Kerstgerechten vinden we eene combinatie van Christelijke en oudHeidensche cultuur. Van het geloof en de HHIIIIIIIIHIIIIIIIII IWMmillllllllllHIIIMIIHIHIIIIIIIIIWIIIIimHIIIIIIIIIIIimillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIII Het kleine Kerstboompje Met teekeningen voor de Amsterdammer" van B. Midderigh?Bokhorst Mamma, krijg ik van 't jaar weer een Kerstboom?" vroeg kleine Miesje niet zon der vrees voor een ontkennend antwoord. We zullen nog eens zien," antwoordde moeder. Op school had Miesje gehoord van kin deren, die elk jaar een Kerstboom hadden gehad en er nu geen kregen omdat het niet kon. Er waren geen kaarsjes en kaarsjes toch zijn het leven van een kerstboom, de heele feestelijkheid er van ontstaat uit de roode dansende vlamtnetjes in het donkere groen, en de schijn er van in de vergulde en verzilverde sterren, en de glanzende kleurige glazen bolletjes en figuurtjes. Aan zilverdraadjes hingen daar tusschen bonbons in blauwe en roode glinsterende papiertjes en pralines en witte pakjes met cadeaux en fonkeling was er, als van duizenden kleine diamantjes in de sneeuw op de takken. Kerstavond was zoo'n eigenaardig feest. Je hadt niet die dolle pret als met St. Niklaas, maar 't was net of het eigenlijk meer een echt plezier was. 't Was zoo gezellig bij dien boom met geen ander licht in de kamer dan van al die kleine gekleurde kaarsjes. Dan dwaalden er groote schaduwvlekken van de 'takken door de kamer en langs het behang, een beetje spookachtig, maar toch heelemaal niet griezelig, 't Wa» of het in de kamer dan lekkerder was dan anders, en bulten veel kouder. De haard, die maar zelden brandde, alleen als er visite was in de voor kamer, lag dan vol met brandende blokken, die ook zulk lekker licht gaven en knapten alsof ze vlamden voor hun plezier. Miesje kwam altijd onder den indruk van die heer lijkheid, of ze bang werd van geluk en be wondering. Ze werd dan stil van louter verrukking. Ze hoorde dan de klok op den schoorsteen tikken en die zag er in zijn zwarte schaduw zoo geheimzinnig uit. Overal was het donker achter en de roode gloed van dien kerst boom met al die vlammetjes speelde er om zeden der oude Germanen is nog veel be waard gebleven, al is de vorm ook eenigzins gewijzigd. Het feest dat bij hen gevierd werd ten tijde van ons Kerstfeest, was het feest der heilige twaalf nachten ook wel: het Joelfeest" genoemd. En wilde men dit feest in symbolen weergeven, dan geschiedde dit alles in den vorm van de zonnebal. Daarom at men: appelen, appelbollen, kransvormige gebakjes, krakelingen, pannekoeken en al dergelijk kegelvormig feestgebak. Het feest duurde verscheidene dagen. Huis en haard stonden dan in het teeken van den Joelvrede. Wie den vrede, den heiligen Joelvrede, brak, werd met den dood gestraft. In Zweden waar vele oude gebruiken zich beter hebben staande gehouden dan ergens a*ders, herinnert nog veel aan dit feest. Een typisch Kerstgebak is daar het brood en de koeken in den vorm van een zwijn; de Kerststor" herinnert hier ook eenigszins aan. Ook Sileziëdoet aan dit overoude f eet t terug denken. Oorspronkelijk werd daar een wit everzwijn gemest, waarvan men de hoe ven vergulde. In later tijd werd de kop van het everzwijn met een roosmarijnkrans ge tooid en de koeken die de huisvrouw, uit meel en honing, voor het feest bakte, de voorloopers van de Dultsche honingkoeken van tegenwoordig kregen den vorm van een everzwijn of van hetjoelrad. Tegenwoordig is in Sileziëgeroosterd varkensvleesch met brood en vruchten de kerstlekkernij, die zooars bekend is, het Silezische Hemelrijk" wordt genoemd. Dultschland doet of deed ook mede met z'n originieele kerstgerechten. De Kerst gans is hier alom in eere. In het Ertsgebergte worden op Kerstavond zooveel mogelijk appelen gegeten, want men geloofd, dat zij een goede gezondheid in het jaar zullen bewerken. In Zwaben, Beleren (ook in Oos tenrijk) worden brooden ge bakken. Dit brood, dat Huselbrot" heet, wordt slechts uit bij zonder voedzaam materiaal gebakken. In Zwaben legt men het, zoodra het uit den oven is gekomen, op stroo, om het te doen afkoelen, en van dit stroo vlecht men koor den, welke men om de stammen der vruchtboomen bindt, opdat zij vruchtbaar zullen zijn, In sommige streken van Duitschland eet men op Kerstavond karpers, terwijl men de schubben in zijn geldbeurs of portemonnai doet, opdat men zijn geld niet zal verliezen. Weichnachtsstollen en Kerstkransen zijn overal een graag gezien Kerstgebak. Engeland kent de Christmas. De Plumpuddiag is onontbeerlijk bij een compleet Kerstmaal. Ook de Kerstgans is hier in gebruik, en de gevulde kalkoen en poularde. Onder de genietingen van extra fijne keu kenspijzen, die men met Kerstmis op tafel brengt, behooren in Engeland de gebraden jonge zwanen; zij gelden voor een bijzonder fijn en exquis gerecht. In het bijzonder aan de tafel van den koning mag deze delica tesse niet ontbreken, maar ook staan andere rijke menschen zich deze luxe toe. De smaak van een gebraden zwaan lijkt op dien van een gans. In vorige eeuwen kon men dit gerecht meermalen op de scho tels van voorname personen aantreffen, doch in latere tijden is de zwanenfokkerij wat in verval gekomen, en daar de zwanen zich slechts langzaam vermeerderen, behoort heden ten dage een gebraden zwaan tot de tamelijk kostbare schotels.' In Rusland viert men het Kerstfeest met een ontzaglijke hoeveelheid brood met honig, gevolgd door een mengsel, zóó samen gesteld, dat het gemakkelijker; zou zijn te zeggen, wat er niet, dan wat er wel is. Op de tafel staan echter sinaas- en gewone appelen, velerlei ander ooft en natuurlijk honig ad libitum. In Frankrijk worden, behalve veel, dat op de Engelsche tafel gelijkt vooral ook de oesters op den disch gezien. Daarvan worden enorme massa's verorberd, terwijl meer en meer de Engelsche plumpudding in eere komt. Wij, Nederlanders,-hebben veel van de Kerst gerechten uit andere landen overgenomen. Veel van wat hierboven opgesomd is, zal er in deze droeve tijden wel op de kersttafel in de onderscheidene landen gemist worden. Doch wij twijfelen er niet aan of in tijden van Vrede zullen deze Kerstgeheen. 't Waren net gouden sterretjes. Als je dan bij zoo'n Kerstboom verhalen hoorde vertellen en je zong een Kerstliedje, dan v/er d je warm van plezier. Je wist dan niet hoe laat het wel werd, en je mocht opblijven tot alle lichtjes waren opgebrand. Het rook dan zoo lekker sterk naar hars als er een paar naalden in brand gingen of een beetje gingen schroeien en dan was het of je in een bosch en in een kerk tegelijk was. Als Miesje dan haar ouders bedankte voor den mooien Kerstboom, had ze tranen in haar oogen. Miesje had een heeilijken St. Niklaas gehad. Alles had ze gekregen, wat ze gevraagd had, en als" ze nu ook nog een Kerstboom kreeg, was ze het gelukkigste kind van de wereld. Maar als er nu geen kaarsjes waren te krijgen, dan kan je ook geen Kerstboom maken ook, dat begreep Miesje wel. Niemand had in huis nog over een Kerst boom gesproken of gezegd, dat hij er mis schien niet komen zou, en dan sprak het toch eigenlijk van zelf, dat ze er wel een zou krijgen. Ze vond het zelf een beetje nieuwsgierig en onbescheiden, toen ze er naar vroeg en na haar moeders antwoord dorst ze er verder niet meer over te praten. Aan de meisjes op school had ze gezegd, dat ze dacht, dat ze er wel een kreeg. Toen moeder eens in de provisiekast wezen moest, ging ze heel voorzichtig achter haar staan, om te zien of er ook pakken kaarsen lagen, maar ze zag er geen. Zou haar vader misschien nog een boel fietskaarsen hebben, dacht ze, en in de bijkeuken, waar de fietsen stonden, ging ze zoeken. Daar zag ze een blauw pak, waar nog twee kaarsjes in waren. Zoo besloot ze dus maar te berusten en af te wachten, hoewel ze [telkens groote lust had over kaarsen en over Kerstmis te praten. En Kerstavond kwam. Kerstavond kwam net als andere jaren. Mama vertelde Miesje, vóór ze naar school ging, dat ze een Kerstboom krijgen zou, en bruiken der traditie getrouw,-r- weer overal in eere worden hersteld. Kome die tijd spoedig l P. NOYON?WAESDORP Wat een bezoekster van Liefdadigheid naar Vermogen" me uit den nood dep tijden vertelt Ze is een van mijn meest prettige bezoe ken, omdat ik bij haar, ondanks de groote misère waarin ze leeft, een onverwoestbaar optimisme heb ontdekt. Laat ik u eerst even vertellen wie Marretje Sijs is. Ze is maar.. . neen niet maar. Ze is een vier en tachtigjarige weduwe, die hoewel lichame lijk zeer vervallen, door haar groote geest kracht staande wordt gehouden en in den nood der tijden meer praesteert dan menige jonge vrouw met een volmaakt lichamelijk welzijn. Ze lamenteert niet over de tijdsom standigheden. Als plicbtbetrachtend mensch je meent ze ook hierin quantiiatief haar offer te moeten brengen. Toch leeft ze haar haast niet te dragen armoede gelukkiger dan vele anderen, ook dank zij, de bij overlevering wijsgeerige uitspraak van haar overgroot moeder, dat gogme (Gogme = verstand), het halve kapitaal is. Ze is er onwetend van, of te bescheiden voor, om haar goed hart tot een ander gedeelte van haar rijk dom te bestemmen. De oude Marretje dan, geniet sinds vele jaren een klein weekgeld van L. n. V. om voor een gedeelte in de kosten te gemoet te komen van haar onder houd en dat van haar tachigjarigen blinden broer, dien ze vol liefde en geduld verzorgt. Het overige derft ze. Ze zou zich er voor schamen de handen bij familie en kennissen te moeten ophouden. De staatsbedeeling" die ik haar breng, beschouwt ze als haar goed recht. Het is eigenaardig op te mer ken ik heb het steungeld bij mijn bezoe ken voor L. n. V. al vaak als zoodanig hooren qualificeeren dat die gedachte meer en meer veld wint. Dit lijkt me een hulde aan de wijze, waarop de bezoekers (sters) voor L. n. V. zich van haar taak kwijten. Dat Marretje werkelijk niet onge lukkig is, zie ik in haar blik, hoor ik in den toon, waarop ze bij elk bezoek haar stokpaardje berijdt ze is toch Goddank en God loof nog op haar eiges," omgeven en geholpen door haar gebensjte (Gebenstje =. gezegende) engelen van nichten respec tievelijk zestig en vier en zestig jaren oud, ze wonen eenige huisjes verder. Ook deze genieten wegens totale licha melijke ongeschiktheid tot eenig werk den steun der armenverzorging. Waarom ze niet samen woonden, weerde Marretje af met haar rust niet te mogen verstoren. Haar inwonende broeder is - door zijn noodlot vergoelijkt ze de meest lastige persoon lijkheid, die men zich denken kan. Ieder op zijn eiges en in lief en leed bij mekaar zoo bewaar je den vrede" philosopheert ze. Zoo leefde het heldenvrouwije, tot het groote leed voor kwam en ze getroffen werd in haar heiligst bezit. Zeven weken geleden vond ik haar bij mijn bezoek snikkende te bed. De dokter had geoordeeld, dat ze met het oog op de pleuritis waaraan ze lijdende was, niet meer in haar vochtig krot kon blijven en naar het gasthuis moest vervoerd worden. He* gasthuis" het stond in haar geest als schrikbeeld gelijk aan de gevangenis. Het uitspreken van het woord, deed reeds het stumperige lichaampje sidderen. Welk troostrijk betoog ik ook aanvoerde, het werd weerlegd door hare levendige gevoelsuitin gen niemand kan weten, wat het zeggen wil als je altijd op je eiges geleefd hebt, in het Gasthuis onder vreemden te moeten ster ven." Ze bleef halsstarrig weigeren te gaan tot... ik haar duidelijk maakte, dat het toch de eenige kans zou zijn om beter te wordea en voor haren ongelukkigen broer weer zelf te kunnen zorgen. Verleden Maandag be zocht ik haar in het gasthuis. Ze was op geknapt en ik bevorderde haar herstel nog meer toen ik mededeelde, dat de dokter me zoo even gezegd had, dat hij besloten had haar a.s. Vrijdag naar huls te laten gaan. Thuis zou haar weer haar gelukkig .eiges" wachten, riep ze haast overluld tot haar buurvrouwtje. Gisteren mocht ik haar weer in haar woning bezoeken. Met een gezicht stralend Van vreugde, zat ze omringd van allen en alles wat ze lief had: haar blinden stakkerigen broer, haar zieke oude nichtjes in haar eigen wankelen stoel nog uit haar llllllllllllllllllllllllllllllllmlIllllllllMlllllllllllllllllllllimilHIMIIIIIIIIIII vol trots sprak ze daarover met haar vriendinnetjes. Ze was dien dag uitgelaten van pret. En 's avonds ging net als alle andere jaren de breede schuifdeur open. Maar er stond geen Kerstboom met stralende kaarsenvlammetjes, doch in het donker van de kamer zag ze een grooten donkeren boom met een klein beetje glans van licht uit de andere kamer, in de zilveren en gouden sterren en bolletje?. En nu gaan we hem aansteken," zei vader lachend. Héja," zei Miesje, want aan het opste ken der kaarsjes had ze nooit meegeholpen en ze zou het zoo leuk vinden, als ze er bij was, wanneer elk kaarsje een voor een aanging, en de donkere kamer vanzelf dien tooverachtigen Kerstavondgloed zou krijgen. Toen draaide vader een electrisch knopje om, en in den Kerstboom gingen wel twintig heldere lichten aan. Miesje schrikte haast van zooveel licht. Ze knipte met haar oogen. 't Was net of een groote electrische lamp was stukgevallen en in de kleine lichtjes in de takken van den boom was terecht gekomen. De lichtjes hingen aan draden uit de branders van de lichten van den grooten Kroonluchter. Miesje dorst niets te zeggen. Ze miste alle gezelligheid in de helverlichte kamer met den boom die zoo brutaal schitterde. Ze zei heelemaal niet hoe ze hem vond en keek bedrukt. Vind je hem niet mooi kind?" vroeg moeder. Miesje knikte ja. Vader vond haar ondankbaar en werd eigenlijk een beetje boos. Ga nu toch eens kijken wat er aan hangt. Ik geloof dat je heelemaal niet blij met je boom bent," zei hij. Toen kreeg Miesje in eens een idee. Ze ging naar haar moeder toe en zei: Mamma, ik vind den boom heel mooi, maar er zijn heelemaal geen kaarsjes in. Mag ik de t wee fietskaarsen die er nog zijn in het kleine Oorlogs-SlaapHedje Met teekënlng voor .de Amsterdammer" van Sij'je Aafjes Slaap, kindje, verblijd, Daar buiten woedt de strijd, Daar dringen en vechten de menschen om rechten. Vernielend te wapen wat God heeft geschapen . . . Slaap, kindje, verblijd, Daar buiten woedt de strijd. * * * Slaap, kindje, verblijd, Daar buiten woedt de strijd, Want jij moogt niet weten, dat menschen vergeten, wat plicht en wat recht is, wat goed en wat slecht is ... dus: slaap, kindje, verblijd, Daar buiten woedt de strijd. * * ? Slaap, kindje, verblijd, Daar buiten woedt de strijd, Want jij kunt nu droomen van tijden die komen, wanneer jij zult Weten, is 't leed reeds vergeten . . . dus: slaap, kindje, verblijd, Daar buiten woedt de strijd. JEANNETTE IIIIIIIIMIItMIIIIMIIIIIIIIIIMHIIIIIIIHIIIIIUIIMIMIIMIMMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMI eigen moeders huis, haar haast versleten omslagdoek nog door haar eigen groot moeder gedragen, op haar eigen stoof met een kooltje vuur er in enz. enz. in haar ijzig zolderkamertje. De regen kletterde boven haar hoofd en tegen het eenige dak venstertje, waarvan een gedeelte van het glas nog door papier vervangen was en den regen bij dunne straaltjes liet binnen sijpelen. Gelukkig keek ze naar haar broeder, die haar niet zien kon, maar die van oogenblik tot oogenblik de groote goedheid onder vond, die haar blik vertolkte. j&Met een hartelijk, hartelijk dank, kuste ze me de handen, terwijl ze krampachtig snik kend uitbracht: ,God zij geloofd, ik ben toch weer op mijn eiges". Marretje zij tot voorbeeld! E. W. ASSCHER Kinderwijsheid De stormwind giert en schudt de boomen, Maar aan den hemel blinkt de maan. De kleine broer heeft al een tijdje Daar voor het groote raam gestaan. Hij ziet de wolken jagend vliegen Voorbij de maan in dolle vaart. Het schijnt, broer kan iets niet begrijpen, Hij tuurt door 't raam en denkt en staart. Hij blijft maar kijken, doch dan eindlijk Klinkt het verwonderd: Moeder, zeg De wolken waaien door de lucht heen, Maar waait de maan dan nooit eens weg?" P. A. E. OOSTERHOFF iiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiitiii TER WEE THEE ZAANDAM 'tnamttt dt J3. gekleurd t fotv'Jinhtfdlbum DE WATERSNOOD~I9I6 75 et». iimiiiitiiiiiiiiiiiiiiir sparretje uit de serre zetten en daar een klein kerstbootnpje van maken?" En vader en moeder, vonden toen den hel verlichten boom ook heelemaal niet gezellig, en stemden dadelijk toe. Het kleine boompje werd voor den haard gezet, en Miesje zette er de kaarsjes in, en hing er met zorg een manderijntje aan een zilverdraadje, en een paar sterren en bolletjes en een heeleboel chocolaadjes uit den grooten boom aan, en strooide er glin sterende sneeuw op, dat ze alles van den grooten boom nam. Vader draaide toen dien grooten electrlschen boom weer uit en in de kamer werd het nog gezelliger en donkerder en fantastischer dan andere jaren. Nu had Miesje een Kerstboompje met echte kaarsjes en een boompje, dat ze heelemaal zelf gemaakt had, en ze zong weer de Kerstliedjes en was blij, en had weer tranen van dankbaarheid in haar oogen, toen ze voor den prettlgen avond bedankte. A. B. VAN TIENHOVEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl