De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 29 december pagina 2

29 december 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 29 Dec. '17. No. 2114 worden afgescheurd en van eene regeling der Duitsche Westgrens door Frankrijk en Engeland samen, eene formuleering, die in haar algemeene vaagheid wel geen bepaalde tegenspraak inhield, maar die tenminste de geruststelling gaf, dat officieel niets was afgesproken. Het duurde echter niet lang, of de oude twijfel kwam weer op; was nu werkelijk alle gevaar geweken? Zou de nieuwe reeks Russische publicaties onze illusie niet wreed verstoren en ons alsnog het tastbare bewijs leveren, dat de Entente inderdaad het plan had gekoesterd om Belgiëte versterken en schadeloos te stellen ten koste ran ons grondgebied? Tot op heden is het Russiche Oranjeboek met zijn opzienbarende onthullingen nog niet verschenen, zoodat met volle zekerheid niets gezegd kan worden; maar toch lijkt het niet ongemotiveerd, om uit den tekst der reeds bekende stukken eene garantie voor de toekomst te putten en er de geruststelling in te vinden, dat zelfs eene overwinnende Entente het Nederlandsch grondgebied zal eerbiedigen, niet uit braafheid ot uit wel willendheid jegens ons, maar om de solidere reden, dat zij haar politieke doeleinden op voordeeliger wijze kan bereiken. Uit hetgeen tot nu toe bekend is gewor den blijkt nl., dat in geval van hare over winning, de Entente haar zegepraal o. m. zal gebruiken tot versterking van die Staten, die door hunne geographische ligging be stemd zijn om den eersten schok eener Duitsche invasie op te vangen. Dit programma brengt ons niets nieuws; het is slechts de moderne vorm van de eeuwenoude natuurlijke grenzenpolitiek van Frankrijk; alleen in zooverre gewijzigd, dat zij haar speciaal Fransen karakter heeft verloren en eene algemeene West-Europeesche strekking heeft gekregen, een natuurlijk gevolg van het feit, dat, waar vroeger in de eerste plaats Frankrijk werd bedreigd door de overheerschende continentale mogend heid, nu alle oorlogvoerende West-Europeesche Staten eene Duitsche hegemonie hebben leeren vreezen. Ook de hoofdlijnen dezer politiek zijn geheel dezelfde gebleven. Zoo herkennen we den ouden drang van Frankrijk om den Rijn te bereiken in de regeling, die Elzas-Lotharingen en het kolengebied van de Saar, aan Frankrijk toewijst. Naast de verwezenlijking van een der vurigste nationale wenschen, beteekent deze uitbrei ding tevens eene belangrijke verbetering van Frankrijk's strategische positie tegenover den gevaarlijken buurman. Evenwel, door eene versterking der Rijngrens alleen, is Duitschland niet afdoende gebreideld: Ook langs de overige Westgrens moet eene behoorlijke barrière opgeworpen worden, waardoor eene militaire wandeling" zooals in 1914, voor de toekomst onmoge lijk wordt. In de geheime tractaten heeft men ook dit tweede probleem onder de oogen gezien en er alweer eene oplossing voor trachten te vinden door aan te knoopen bij boven genoemde natuurlijke grenzenpolitiek. Dit maal echter heeft men niet den actief annexeerenden vorm dezer Staatkunde over genomen, zooals dat bij de uitbreiding van Frankrijk tot den Rijn wel het geval is, maar den passieven vorm. die vooral bij het versterken der zwakke Fransche Noordergrens reeds meermalen is toegepast. Deze passieve methode heeft tot doel om de aan de Noordgrens palende gebieden te maken tot een krachtig bolwerk, geschikt om een vijandelijke invasie tegen te houden, die anders allicht de hoofdstad Parijs en de rijke industrie gebieden zou hebben be reikt. Ook de Staatslieden der Entente beseffen ten volle het nut van een dergeI ij ken bufferstaat; dit blijkt duidelijk uit VOORDRACHTS-RONDREIS Vroeger vond ik het een somber en naar geestig werk. In wintertijd, de akkers stil en doodsch, de boomen zwart en naakt, en de kleine stadjes als weggezonken in een kille vergetelheid, dan moest men wat amusement, wat verstrooijing brengen in een afgelegen plaatsje. En de herinnering aan zulke tochten is des zoomers, en nog lang daarna, luguuber en pijnlijk. Een klein zaaltje in een café, ook voor comédie-voorstellingen ingericht, met afgrijselijke geschilderde decors, eenige heeren in zwarte jassen, ter ontvangst, een groen tafelkleed waarop een flesch kille koude roode wijn, met glazen. Een speechje van den voorzitter, waarover hij zich zenuwachtig maakt, dan een publiekje om tafeltjes, de café-houder, die vooral belang stelt in een lange pauze van weege de thee en chocolade en dan een kleine uitdeeling van wat geestelijk voedsel van af een houten spreek-gestoelte. De uitdeeling vriendelijk opgenomen, omdat er toch zoo weinig te doen is in zoo'n stadje en men dankbaar is voor elk vertier. Den volgenden morgen wakker worden in een akelige hotelkamer, met beeldjes van neegers of Arabieren van gekleurd terracotta en een time is-mon'y" klok op de houten schoorsteenmantel, een ontbijt met een slaperige kelner, alles kil en saai en doodsch, - zoodat ik met een gevoel van dankbaarheid ontvluchtte, blij dat het achter den rug was en ik weer ademen kon in sfeeren van warmer leeven. Zoo was het, nu misschien vijfentwintig jaar geleeden. Ik sprak maar zelden en zonder bepaald doel, maar onbewust ter voorbereiding en oefening. ' . * Toen kwam de tijd van Walden en G. G. B. en daarmee de eerste propagandarondreizen met socialistische strekking. Het ging den boer op, op de fiets, van plaats tot plaats, logies, bij geestverwanten, soms bij arbeiders of boeren, alles in een roes van sociale geestdrift, met de troostende illusie van een arm, hongerend volk den weg tot oovervloed te wijzen. Toen zag ik laag neer op het vroegere werk, het werk ter verstrooijing of tot amusement. * * * En nu ? nu is het alles anders. Geen propaganda meer, zooals vroeger, want j propagande is geestesdwang en opjigerij. Maar een rijk weldadig besef van een heilig doel en een zeegennike werking. Dat begeeft nu niet meer, zelfs in de ach- j terlijkste, armeltjkste , meest doodsche ; plaatsjes. In de eerste periode voel ik mij als geestelijk verdrinken in die kolken i hun voornemen om een vrij en neutraal rijk te stichten, dat opgebouwd zal worden uit de opgeëischte Rijnlanden en dat als wachter zal staan aan de Fransche Noordgrens en naast dit land ook Belgiëtot dekking zal dienen. Het eenige dat ons bij deze regeling kan verwonderen is, dat men zoo'n gewichtige strategische taak wil laten vervullen door een uit den aard der zaak zwak land, dat, ontstaan door een politiek machtwoord, noch over voldoende nationale, noch over genoeg politieke kracht beschikt om die rol te kunnen spelen. Dit plan van de Entente is waarschijnlijk dan ook in dezen vorm niet meer dan een tijdelijk bedenksel, dat niet au serleux te nemen is. Juist hier zal wel de kwestie zijn, die door gezamenlijk overleg van Frankrijk en Engeland geregeld zal worden en het zou zeer begrijpelijk zijn, dat deze mogendheden tot eene andere sohikking kwamen, die meer voor de hand ligt en waarmede hetzelfde politiek effect wordt bereikt, zonder dat men over moet gaan tot de staatkundige fout om een staat door een machtwoord in het leven te roepen Vereeniging van den linker Rijnoever met België, ziedaar de meest geschikte en ook de meest waarschijnlijke oplossing van dit probleem. België, dat politiek geheel de zijde der Entente heeft gekozen en door deze uit breiding nog hechter aan die groep gebonden wordt, zal door zulk eene belangrijke ver grooting in werkelijkheid een bol werk kunnen worden tegen het Duitsche gevaar. Frank rijk ziet daardoor zijne Noordgrens op af doende wijze beveiligd en ook Engeland kan slechts voordeel hebben van eene dus danige versterking van een land, welks kusten tegenover die van Groot-Brittanni gelegen zijn. Bovendien heeft deze regeling nog dit groote voordeel, dat Belgiëten koste van Duitschland op royale wrj ze schadeloos wordt gesteld voor de geleden oorlogs rampen. Waar nu voor eene overwinnende Entente de mogelijkheid bestaat om op volkomen afdoende wijze zoowel hare politieke be langen te behartigen als aan haar moreele verplichtingen te voldoen, is het niet aan te nemen, dat Frankrijk en Engeland in eene dergelijke situatie, toch zullen over gaan tot de hoogst bedenkelijke politiek van versterking van Belgiëten koste van Ne derland. Immers, van hoeveel belang onze Zuidelijke naburen ook mogen zfjn als voormuur tegen de Duitsche militaire macht, wij van onzen kant zijn een even onmisbare factor in deze barrière politiek. Houdt Belgiëde Duitsche legers tegen, wij sluiten de niet minder ge vaarlijke Duitsche zeemacht af van de Noord zee. Welk nut zou het dus hebben om NoordNederland door een dusdanig optreden in Duitsche armen te drijven en zoodoende eene bres te openen in het noordelijk deel van den muur, die men in het Zuiden met zooveel moeite versterkt heeft? En zelfs indien Frankrijk onder den invloed van de meer onmiddellijke bedreiging der Duitsche legers, geneigd zou zijn Nederland op te offeren aan eene versterking van België, dan nog zou Engeland zich nooit kunnen neerleggen bij een systeem, dat de Duitsche vloot vroeger of later in de Hollandsche en Zeeuwsche havens moet brengen. Deze typisch Engelsche vrees is dan ook onze beste garantie, dat zelfs bij eene over winning der Entente het Nederlandsch grond gebied ongerept zal blijven. Een zegepraal dezer groep behoeven wij dus niet te vreezen. Is evenwel de victorie aan den kant der Centralen, of loopt, wat waarschijnlijker is, dit spel uit op eene remise, dan bedreigt ons land voor zoover men voorloopig kan nagaan, wel geen onmiddel lijk gevaar; maar dan is de tijd gekomen om aan de gevaren te denken, die eene verre of misschien zelfs zeer nabije toekomst, in haar schoot kan bergen. C. E. BETER BOUWEN Toen in Januari 1916 het zuidoostelijk deel van Noord-Holland overstroomd werd, leden ook heel wat gebouwen schade; vele verdwenen zelfs geheel. Het stond te vree zen, dat, als het water zou zijn verwijderd en het herbouwen beginnen kon, groote schade aan de schoonheid zou worden toe gebracht. Want de goede overleveringen van vroe ger, die door de gilden gehandhaafd werden, zijn, toen die gilden in het laatst van de achttiende eeuw werden afgeschaft, met die gilden te loor gegaan. De dorpstimmerlieden van tegenwoordig weten geen behoorlijke, eenvoudige ontwerpen meer te maken. Wat zij leveren kan zelfs aan de meest bescheiden eischen, die de welstand stelt, niet voldoen. Daarom nam de Sociaal Technische Ver eeniging van Democratische Ingenieurs en Architecten het besluit, een commissie te vor men, die de gemeentebesturen van advies zou dienen bij het beoordeelen der ontwerpen, waarnaar het herbouwen zou getchieden. De eerste taak dier Commissie, wier voorzitter de heer ). H. W. Leliman, B. I,, en wier secretaris de heer A. Keppler, C. 1. werd, was om te zorgen, dat de gemeente besturen op dit gebied zeggenschap kregen. Daarom werden de Gemeenteraden uitgenoodigd, de verordening op het Bouwen en Bewonen van Woningen aan te vullen met het artikel: Het uiterlijk van een nieuw te maken gebouw, met al wat daartoe behoort, hekken, muren en dergelijke, moet zoodanig zijn, dat het noch op zich zelf, noch in ver band met de omgeving, uit een oogpunt van welstand aanstoot kan geven. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, te dien aanzien nadere eischen te stellen " Aan deze uitnoodieing werd aanstonds gevolg gegeven. De Commissie stelde zich ter beschikking van de gemeentebesturen om de noodige esthetische voorlichjing te verschaffen en de ingekomen plannen te beoordeelen of te verbeteren. Uit het Versiag van de werkzaamheden der Advies-Commissie in de overstroomde gedeelten van Noord-Holland" blijkt, hoe nuttig het werk was, dat zij heeft verricht. Zij gewaagt dankbaar van den zeer krachtigen zcdelijken en daadwerkelijken steun, dien zij bij r^ar streven heeft ondervonden, OELOF niTROEN Kalverstraat 1 ? Paarlen, Brillanten = Opgericht 1850 K^l Goud, Zilver en Horloges TE LEFOON 658 N Uitsluitend eerste kwaliteit van saaiheid en wlntersche kilte. Het is mij nu nergens te achterlijk en te kleinsteeds. Ik voel nu blijvend leeven te bren gen, en alle plaatsen waar ik kom te ver binden door een ruimer liefde en een eenheid van warmte en leevensgloed. Dit is óók wel propaganda maar van een geheel andere soort, zonder dwang, met vrijwillig geeven en ontvangen. Vroeger was het mij of ik het besterven zou als ik in een van die plaatsjes moest blijven, waar het leeven zieltoogt en de geest beschimmelt. Maar nu voel ik de macht er rijker leeven te wekken. Het is nu of ik een schijndoode in 't leeven terug roep, en weet dat het bloed weer gaat stroomen, onder de warmte van mijn handen. Vroeger was het alsof ik verkleumen zou, en de dood mij te machtig werd. Nu voel ik de tinteling die in verkleumde leedematen vaart, en geen stadje is zoo achterlijk, zoo kleinsteeds of de vonkjes worden vlam en ik laat er iets achter wat hen weer betrekt in den grooten kring van saamhoorigheid en gemeenschapsleeven. En nu ook geen kelners meer ei een zame ontbijtjos in ongezellige hotel-zaaltjes. Maar gastvrijheid ooveral en een hartelijk verkeer dat niet versterft na mijn vertrek. Liefst in drukke Hollandsche gezinnen met kinderen, hoe meer hoe liever. De spreekzaalsjes met de vreesselijke theaterdecors, het publiek om tafeltjes, de thee- en chocolade-verkoop beoogende zaal verhuurders het raakt mij alles nu niet, want ik weet en bemerk het mooijere en beetere wat ik breng, en de dankbaarheid die dieper gaat en meer nablijft dan bij louter verstrooijing of amusement. Ik zie wat ik uitricht, aan de leevendigheid van gesprekken, aan de hartelijkheid van den dank. En geen kiasse-propaganda, geen sociaie theorie die er in gepompt moet worden, maar een samenleeven met allen, een lichtje dat branden blijft tot mijn weederkomst, een toenadering van allen, die met mij behooren tot ons gemeenschapsleeven en ge voelig zijn voor Hollandsche woorden. Ik moest spreeken in een kleine stad en toen ik vooraf eens ging kijken waar de bijeenkomst zou plaats hebben, vond ik op het podium, tusschen de decors met Thalia en Polyhymnia, geen katheder of lessenaar, maar enkei een zeer groote club-fauteuil Een van die reusachtige, weeke leedeten zeett-ls, waarin men onmachtig verzinkt en tot niets anders in staat is als sigaretten rooken en babbelen. Wat beduidde dar ding daar? Men kon toch niet verwachten dat ik in zulk een aamechtige positie, kwijnend neergevleid, het publiek iets zou gaan toelispelen ? De zaalverhuurder kwam en vroeg mij of het zoo goed was, en of ik ook soms nog een tafel'je verlangde, met n vaas, waarin n bloem. Wie bracht u op 't idee van dit wonderlijk arrangement ? en wat moet ik in die club fauteuil doen? Ik kom hier toch t iet om te slapen ?" vroeg ik. Neen! meneer, dat hoeft ook niet," zei de zaalverhuurder. (J kunt er achter gaan staan of heen en weer loopen. Zóó deed meneer Couperus het". A ha' daar was de aanstichter van het vreemde arrangement. Die clubfauteuil moest dienen om er tegen te poseeren. Nu meende ik ook te begrijpen hoe het kwam dat men aanvankelijk nog, in deeze laatste jaren, schroomde mij in den huisselijken kring te ontvangen, en zich daarna zoo verbaasd toonde afs ik niet meer pretensie bleek te hebhen dan een gevvoone gast. Er ging een gerucht dat zulke spreekers heel bizondere eischen hadden, een vaas met een bloem, liefst een orchidee, en steeds clubfauteuils. Zulke hoogere weezens kunnen niet in een burger huishouden ontvangen worden, waar badkamers ontbreeken en kinderspeelgoed in gang en kamers zwerft. Dat speet mij, want het is mij juist te doen om het leeven te kennen, ooveral waar ik kom. Ik neem het mijn geachte collega in 't geheel niet kwalijk als hij zijn verfijnd leeven consequent wil volhouden tot in het noorden van Friesland toe. Het is zeeker recht droevig dat orchideeën, badkamers en clubfauteuils bijna ooveral in ons arm land ontbreeken behalve in de groote steeden, maar wij moeten den sprong niet te wijd willen maken. Het is zeeker een ondenkbare voorstelling den keurigen Hag-'naar zich te zien retireeren in een geleegenheid zonder afsluiting, waarvoor de wasch-doen.de keukenrnaagden de wacht houden, en waar men koornen moet oover een glibberig binnenplaatsje. Maar zijn wij toch niet allen van n maaksel V En is het niet beeter ons gansche volk in liefde te verbinden? En de hoofdindruk na een vourdm<-hts-rondreis is deeze, dat wij allen nog stoff lijke en geestelijke armoe lijden. Niet enkel door deezen oorlogstijd. Wij moeten nog gebrek lijden en in leeiijkheid en bitteren nooddruft leeven omdat wij zoo dom zijn en zoo laks, zoo kinderachtig zelfzuchtig, zoo ongeorgani seerd en zoo eng Ook omdat wij Mr zoo verkeerd hebb Ik geloof in ae i c! 'iriseerd na den geest. cor;! ar;n van geest" K*groepen. >..>;;oi!jk<: schoonheid en harmonie van ons i reven. Ik geloof in een maatschappij waarin teedere en schoonheidsdorstige menschen als Couperus ooveral in de eerste plaats van de gewestelijke over heid en in het bijzonder van den heer Com missaris der Koningin in Noord-Holland." En verder was haar gebleken, dat de streek van Noord-Holland, waarin zij werkte, een vruchtbaren bodem belooft te zijn voor verdere pogingen." In haar verslag sprak de Commissie de hoop uit, dat in de door haar ingeslagen richting haar arbeid mocht worden voort gezet en deze zoo mogelijk officieel erkend, uitgebreid mocht worden tot de andere deelen der provincie". Die hoop kwam thans in vervulling. Een nieuwe Commissie heeft zich gevormd, met den Burgemeester van Nieuwendam, Mr. J. Versteeg als Voorzitter en den heer A. Keppler c.}, als Secretaris. En het bestuur der Provincie NoordHolland, dat door zijn reclame-verordening reeds zulk een goed voorbeeld gegeven heeft, waar het geldt de schoonheid van het landschap te behouden, verleende aan de Commissie het subsidie, dat zij noodig heeft, om haar taak te kunnen beginnen. Ieder gemeentebestuur dat de bovenaangehaalde welstandsbepaling" in zijn bouw verordening heeft opgenomen, kan dus bij de Commissie de vereischte esthetische voorlichting krijgen, zonder dat daarvoor betaald behoeft te worden. Het is tevens de bedoeling der Commissie, advies te geven bij het vaststellen van uitbreidingsplannen, bij het voorbereiden en oprichten van woningbouwvereenigingen en wat dies meer zij. Zoo zal dan Noordholland de eerste pro vincie zijn, die zich aan beter bouwen gelegen laat zijn. Natuurlijk kan pas gelei delijk den invloed der Commissie zich toonen. Hun, die bouwen, zal worden voor gehouden, eenvoud en eerlijkheid in hun ontwerpen te betrachten en niet door zinledigen en smakeloozen opsmuk ze te bederven, opdat schoonheid en doelmatigheid gepaard gaan en ook geen noodelooze onkosten worden veroorzaakt. Behalve door het verbeteren van ontwer pen, hoopt de commissie haar doel te be reiken door het houden van plaatselijke tentoonstellingen, voordrachten en cursussen, door het verspreiden van vlugschriften en dergelijke. Wat de commissie gaat ondernemen is beschavend werk in de beste beteekenis van het woord. Aan het Provinciaal Bestuur en de Provinciale Staten van Noord-Holland, met jhr. mr. dr. A. Röell aan 't hoofd, komt warme hulde toe, nu zij de commissie in staat hebben gesteld, dat werk te beginnen. A. W. W E i S s AI A N Liedje Op aarde is niemand Die nog met me spreekt. De kleur van de zon en Den hemel verbleekt. Op aarde is niemand Naar wie 'k nog verlang, Ik hoor op de aarde Geen enkelen zang. Alleen in de stilte Verdwijnt mijn verdriet, En hoort er mijn ziel soms Een heel, heel oud lied. (j rus M o i; ss AI L T hun bekomst krijgen, zonder in ziekelijke ontaarding te vervallen. Ik geloof niet dat badkamers en verwarmde smaakvol versierde wooningen in strijd zijn met Christelijke eenvoud en soberheid. Maar tot zulk een maatschappij zullen wij alleen niet koomen, en in de groote steeden wordt ze niet tot werkelijkheid ge bracht. Die staan niet op gezonden econornischen boodem. Het eerst interesseert mij het economisch leeven van de plaatsen dte ik bezoek. Ik zie graag de fabritken en plaatselijke in dustrieën. Zoowel de mijnen in Limburg als de heerlijke bloem-kassen van Aalsmeer, de prachtige weeverijen in Twente en de welvarende hoeven van Oost- en Westfriesland. In elk klein plaatsje zag ik de een of andere industrie. In Schoonhoven de goudsmidskunst, in Harlingen zoutziederij en teegelbakkerij, in Doetinchem leerlooijerij, in Tholen de oester-teelt, in Brielle de kalkbranderij, om van de groote industrieën in grooter plaatsen als Dordt en Delft niet te spreeken. En ooveral is het leeven toeneemend, het verval minder dan vroeger. Er wordt harder gearbeid en met meer hoop. In plaatsen als Veendam, Aalsmeer en Heerlen is de bloei zelfs wonderlijk snel en begint zich al een zeekere weelde te vertoonen, gepaard met trots op de eigen stad en haar voor spoed. Het schijndoode leeven van Neederland komt tot beset, er zit tinteling in. Maar al begint het hart zwakjes weer te kloppen, na het diepe verval en de verstij ving van de twee vorige eeuwen de geest is nog niet ontwaakt, het zielsbesef is er nog niet, het geloof en de gemeenschap der geesten ontbreekt. Behalve de industrieën bezoek ik oolc de kerken, en wat er van kunst nog te vinden is. En dat is meestal recht bedroevend. In de gezinnen een ontbreeken van goe den smaak, of, als er wat verfijning gekoomen is door meer weelde, dan een nietoorspronkelijke en bij grootsteedsche be hangers en meubelmakers bestelde veifijning en meer zin voor gemak en behagen dan voor schoonheid. En in de steeden en stadjes een droeve verwaarioozing van de oude kunstwerken. De doode stijl Willem Drie nog overheerschend en de schoonste kerkgebouwen jam merlijk ontsierd en mishandeld. Waar is het geloof dat de oude monu menten van vroome bouwkunst stichtte, met een duif die tot oovermoed ging, en in kleine steeden door gebrek aan geld het soms niet verder bracht dan tot reusachtige half voltooide toorens en kathedralen ? Kippenklaagzang Hoe bedroevend is de toekomst Van de Nederlandsche kip, Wat mij thans gaat overkomen Is nog erger dan de pip. Nimmer had ik van de menschen Zoo iets vreeselijks verwacht, Heel mijn vruchtbare famillie Wordt wreedaardig afgeslacht. Door gebrek aan kippengrutten Wacht mij binnenkort den dood, Sterven moet ik met mijn kuikens En mijn trouwen echtgenoot. Ach, hoe bitter, bitter weinig \\'orden wij toch gewaardeerd, Weldra lig ik stijf-bevroren Onder vuil, gekonserveerd. Heb ik daarvoor heel mijn leven Versche eieren gelegd? Kom ik daarvoor, naakt als Eva, Voor een winkelraam terecht? Heeft de vader mijner kleinen Daarvoor steeds op tijd gekraaia, Dat de stakker als belooning Nu den nek wordt omgedraaid? Holland, Holland wees voorzichtig Spaar uw edel kippenras, Dat gemest, gekookt, gebraden Goed voor uw gezondheid was.' Zeer geleerde, wijze menschen Luistert naar mijn kippenlied: Vliegen kunt ge als de vogels, Eitjes leggen kunt ge niet! J. H. SP (?; E N H o K iH.VANDOOREN&Cie. DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT DAMES-HOEDEN en BONTWERKEN Op zulk een rondreis leert men het Cal vinisme verfoeijen en de werksaamheid van een man als Victor de Stuers zeegenen. De katholieke kerk heeft veel op haar geweeten, vooral dit dat de cultuur achter de waereld aan kwam en de misbruiken niet bestreed eer zij er door de waereld toe gedwongen werd. Maar aan het domhouden der meenigte is het Calvinisme niet minder schuldig, en daarbij weegt er op de ontzettende schuld van een boosaardig en bekrompen vernielen van de schoonste uitingen van vroegere vroomheid. Het gezicht van een kerk als die te Bergen op Zoom, eerst vernield en ellendig weer gerestaureerd, door houten beschotten be dorven, onder verf en witkwast verstopt, dat is om te schreien en te wenschen dat het gebouw maar zoo spoedig moogelijk weer in Roomsche handen kwam. Het katholicisme toont nog leeven en bekooring, maar nergens ontmoette ik ook maar iets goeds en schoons dat het Cal vinisme te danken was. Overal toont het dezelfde leeven- en schoonheid doodende werking. Als een gif houdt het ons nog in schijndood liggend volk bedwelmd en doet de gansche reformatie als een volslagen mislukkig voor komen. Ook dit leerden mij deeze rondreizen, dat ons gemeene best nog geen regeering heeft die den naam van regeering verdient. Een goede, waarachtige regeering mag niet dulden dat de schoonste uitingen van den volksgeest, oude, waardevolle gebouwen worden verwaarloosd en ontsierd of zooals het Markiezenhof in Bergen-opZooni tot kazerne ingericht zonder eenige zorg voor de schoonheid. Ee:i goede regeering mag niet dulden dat kleine plaatsen worden gesteld onder de hoede van burgemeesters, die zich door niets zulk een gewichtig ambt hebben waardig gemaakt. Een goede regeering mag niet dulden dat toiaal onbeduidende, moreel en intellektueel laag staande individuen zich verrijken ten koste der gemeenschap, hun bezit zonder grens vermeerderen en eenheilloozen invloed uitoefenen in de plaatsen waar zij den baas kunnen speelen. De regeering zegt natuurlijk dat zulke dingen niet op haar weg liggen". Maar het zal kunnen gebeuren dat ze cp haar weg geworpen worden als reusachtige rots blokken. En dan moouen ze toezien hoe er oover heen koomen. Het vuurig handschrift staat op de wanden, voor wie leezen kan. 1-' R l-: D E R l K VAN E K D E N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl