Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
29 Dec. '17. No. 2114
worden afgescheurd en van eene regeling
der Duitsche Westgrens door Frankrijk en
Engeland samen, eene formuleering, die in
haar algemeene vaagheid wel geen bepaalde
tegenspraak inhield, maar die tenminste de
geruststelling gaf, dat officieel niets was
afgesproken.
Het duurde echter niet lang, of de oude
twijfel kwam weer op; was nu werkelijk
alle gevaar geweken?
Zou de nieuwe reeks Russische publicaties
onze illusie niet wreed verstoren en ons
alsnog het tastbare bewijs leveren, dat de
Entente inderdaad het plan had gekoesterd
om Belgiëte versterken en schadeloos te
stellen ten koste ran ons grondgebied?
Tot op heden is het Russiche Oranjeboek
met zijn opzienbarende onthullingen nog
niet verschenen, zoodat met volle zekerheid
niets gezegd kan worden; maar toch lijkt
het niet ongemotiveerd, om uit den tekst der
reeds bekende stukken eene garantie voor
de toekomst te putten en er de geruststelling
in te vinden, dat zelfs eene overwinnende
Entente het Nederlandsch grondgebied zal
eerbiedigen, niet uit braafheid ot uit wel
willendheid jegens ons, maar om de solidere
reden, dat zij haar politieke doeleinden op
voordeeliger wijze kan bereiken.
Uit hetgeen tot nu toe bekend is gewor
den blijkt nl., dat in geval van hare over
winning, de Entente haar zegepraal o. m.
zal gebruiken tot versterking van die Staten,
die door hunne geographische ligging be
stemd zijn om den eersten schok eener
Duitsche invasie op te vangen.
Dit programma brengt ons niets nieuws;
het is slechts de moderne vorm van de
eeuwenoude natuurlijke grenzenpolitiek van
Frankrijk; alleen in zooverre gewijzigd, dat
zij haar speciaal Fransen karakter heeft
verloren en eene algemeene
West-Europeesche strekking heeft gekregen, een natuurlijk
gevolg van het feit, dat, waar vroeger in de
eerste plaats Frankrijk werd bedreigd door
de overheerschende continentale mogend
heid, nu alle oorlogvoerende
West-Europeesche Staten eene Duitsche hegemonie hebben
leeren vreezen.
Ook de hoofdlijnen dezer politiek zijn
geheel dezelfde gebleven.
Zoo herkennen we den ouden drang van
Frankrijk om den Rijn te bereiken in de
regeling, die Elzas-Lotharingen en het
kolengebied van de Saar, aan Frankrijk toewijst.
Naast de verwezenlijking van een der vurigste
nationale wenschen, beteekent deze uitbrei
ding tevens eene belangrijke verbetering van
Frankrijk's strategische positie tegenover
den gevaarlijken buurman.
Evenwel, door eene versterking der
Rijngrens alleen, is Duitschland niet afdoende
gebreideld: Ook langs de overige Westgrens
moet eene behoorlijke barrière opgeworpen
worden, waardoor eene militaire wandeling"
zooals in 1914, voor de toekomst onmoge
lijk wordt.
In de geheime tractaten heeft men ook
dit tweede probleem onder de oogen gezien
en er alweer eene oplossing voor trachten
te vinden door aan te knoopen bij boven
genoemde natuurlijke grenzenpolitiek. Dit
maal echter heeft men niet den actief
annexeerenden vorm dezer Staatkunde over
genomen, zooals dat bij de uitbreiding van
Frankrijk tot den Rijn wel het geval is,
maar den passieven vorm. die vooral bij
het versterken der zwakke Fransche
Noordergrens reeds meermalen is toegepast.
Deze passieve methode heeft tot doel om
de aan de Noordgrens palende gebieden te
maken tot een krachtig bolwerk, geschikt
om een vijandelijke invasie tegen te houden,
die anders allicht de hoofdstad Parijs en
de rijke industrie gebieden zou hebben be
reikt. Ook de Staatslieden der Entente
beseffen ten volle het nut van een
dergeI ij ken bufferstaat; dit blijkt duidelijk uit
VOORDRACHTS-RONDREIS
Vroeger vond ik het een somber en naar
geestig werk. In wintertijd, de akkers stil
en doodsch, de boomen zwart en naakt, en
de kleine stadjes als weggezonken in een
kille vergetelheid, dan moest men wat
amusement, wat verstrooijing brengen in een
afgelegen plaatsje. En de herinnering aan
zulke tochten is des zoomers, en nog lang
daarna, luguuber en pijnlijk. Een klein zaaltje
in een café, ook voor comédie-voorstellingen
ingericht, met afgrijselijke geschilderde
decors, eenige heeren in zwarte jassen, ter
ontvangst, een groen tafelkleed waarop een
flesch kille koude roode wijn, met glazen.
Een speechje van den voorzitter, waarover
hij zich zenuwachtig maakt, dan een
publiekje om tafeltjes, de café-houder, die
vooral belang stelt in een lange pauze
van weege de thee en chocolade en dan
een kleine uitdeeling van wat geestelijk
voedsel van af een houten spreek-gestoelte.
De uitdeeling vriendelijk opgenomen, omdat
er toch zoo weinig te doen is in zoo'n
stadje en men dankbaar is voor elk vertier.
Den volgenden morgen wakker worden in
een akelige hotelkamer, met beeldjes van
neegers of Arabieren van gekleurd
terracotta en een time is-mon'y" klok op de
houten schoorsteenmantel, een ontbijt met
een slaperige kelner, alles kil en saai en
doodsch, - zoodat ik met een gevoel van
dankbaarheid ontvluchtte, blij dat het achter
den rug was en ik weer ademen kon in
sfeeren van warmer leeven.
Zoo was het, nu misschien vijfentwintig
jaar geleeden. Ik sprak maar zelden en
zonder bepaald doel, maar onbewust ter
voorbereiding en oefening.
' . *
Toen kwam de tijd van Walden en G.
G. B. en daarmee de eerste
propagandarondreizen met socialistische strekking. Het
ging den boer op, op de fiets, van plaats
tot plaats, logies, bij geestverwanten, soms
bij arbeiders of boeren, alles in een roes
van sociale geestdrift, met de troostende
illusie van een arm, hongerend volk den
weg tot oovervloed te wijzen.
Toen zag ik laag neer op het vroegere
werk, het werk ter verstrooijing of tot
amusement.
* *
*
En nu ? nu is het alles anders. Geen
propaganda meer, zooals vroeger, want j
propagande is geestesdwang en opjigerij.
Maar een rijk weldadig besef van een
heilig doel en een zeegennike werking.
Dat begeeft nu niet meer, zelfs in de ach- j
terlijkste, armeltjkste , meest doodsche ;
plaatsjes. In de eerste periode voel ik mij
als geestelijk verdrinken in die kolken i
hun voornemen om een vrij en neutraal rijk
te stichten, dat opgebouwd zal worden uit
de opgeëischte Rijnlanden en dat als wachter
zal staan aan de Fransche Noordgrens en
naast dit land ook Belgiëtot dekking zal
dienen.
Het eenige dat ons bij deze regeling kan
verwonderen is, dat men zoo'n gewichtige
strategische taak wil laten vervullen door
een uit den aard der zaak zwak land, dat,
ontstaan door een politiek machtwoord,
noch over voldoende nationale, noch over
genoeg politieke kracht beschikt om die rol
te kunnen spelen. Dit plan van de Entente
is waarschijnlijk dan ook in dezen vorm
niet meer dan een tijdelijk bedenksel, dat
niet au serleux te nemen is. Juist hier zal
wel de kwestie zijn, die door gezamenlijk
overleg van Frankrijk en Engeland geregeld
zal worden en het zou zeer begrijpelijk
zijn, dat deze mogendheden tot eene andere
sohikking kwamen, die meer voor de hand
ligt en waarmede hetzelfde politiek effect
wordt bereikt, zonder dat men over moet
gaan tot de staatkundige fout om een staat
door een machtwoord in het leven te roepen
Vereeniging van den linker Rijnoever met
België, ziedaar de meest geschikte en ook
de meest waarschijnlijke oplossing van dit
probleem.
België, dat politiek geheel de zijde der
Entente heeft gekozen en door deze uit
breiding nog hechter aan die groep gebonden
wordt, zal door zulk eene belangrijke ver
grooting in werkelijkheid een bol werk kunnen
worden tegen het Duitsche gevaar. Frank
rijk ziet daardoor zijne Noordgrens op af
doende wijze beveiligd en ook Engeland
kan slechts voordeel hebben van eene dus
danige versterking van een land, welks
kusten tegenover die van Groot-Brittanni
gelegen zijn. Bovendien heeft deze regeling
nog dit groote voordeel, dat Belgiëten koste
van Duitschland op royale wrj ze schadeloos
wordt gesteld voor de geleden oorlogs
rampen.
Waar nu voor eene overwinnende Entente
de mogelijkheid bestaat om op volkomen
afdoende wijze zoowel hare politieke be
langen te behartigen als aan haar moreele
verplichtingen te voldoen, is het niet aan te
nemen, dat Frankrijk en Engeland in eene
dergelijke situatie, toch zullen over gaan
tot de hoogst bedenkelijke politiek van
versterking van Belgiëten koste van Ne
derland.
Immers, van hoeveel belang onze Zuidelijke
naburen ook mogen zfjn als voormuur tegen
de Duitsche militaire macht, wij van onzen
kant zijn een even onmisbare factor in deze
barrière politiek. Houdt Belgiëde Duitsche
legers tegen, wij sluiten de niet minder ge
vaarlijke Duitsche zeemacht af van de Noord
zee. Welk nut zou het dus hebben om
NoordNederland door een dusdanig optreden in
Duitsche armen te drijven en zoodoende
eene bres te openen in het noordelijk deel
van den muur, die men in het Zuiden met
zooveel moeite versterkt heeft? En zelfs
indien Frankrijk onder den invloed van de
meer onmiddellijke bedreiging der Duitsche
legers, geneigd zou zijn Nederland op te
offeren aan eene versterking van België,
dan nog zou Engeland zich nooit kunnen
neerleggen bij een systeem, dat de Duitsche
vloot vroeger of later in de Hollandsche en
Zeeuwsche havens moet brengen.
Deze typisch Engelsche vrees is dan ook
onze beste garantie, dat zelfs bij eene over
winning der Entente het Nederlandsch grond
gebied ongerept zal blijven.
Een zegepraal dezer groep behoeven wij
dus niet te vreezen. Is evenwel de victorie
aan den kant der Centralen, of loopt, wat
waarschijnlijker is, dit spel uit op eene remise,
dan bedreigt ons land voor zoover men
voorloopig kan nagaan, wel geen onmiddel
lijk gevaar; maar dan is de tijd gekomen
om aan de gevaren te denken, die eene
verre of misschien zelfs zeer nabije toekomst,
in haar schoot kan bergen.
C. E.
BETER BOUWEN
Toen in Januari 1916 het zuidoostelijk
deel van Noord-Holland overstroomd werd,
leden ook heel wat gebouwen schade; vele
verdwenen zelfs geheel. Het stond te vree
zen, dat, als het water zou zijn verwijderd
en het herbouwen beginnen kon, groote
schade aan de schoonheid zou worden toe
gebracht.
Want de goede overleveringen van vroe
ger, die door de gilden gehandhaafd werden,
zijn, toen die gilden in het laatst van de
achttiende eeuw werden afgeschaft, met die
gilden te loor gegaan. De dorpstimmerlieden
van tegenwoordig weten geen behoorlijke,
eenvoudige ontwerpen meer te maken. Wat
zij leveren kan zelfs aan de meest bescheiden
eischen, die de welstand stelt, niet voldoen.
Daarom nam de Sociaal Technische Ver
eeniging van Democratische Ingenieurs en
Architecten het besluit, een commissie te vor
men, die de gemeentebesturen van advies zou
dienen bij het beoordeelen der ontwerpen,
waarnaar het herbouwen zou getchieden.
De eerste taak dier Commissie, wier
voorzitter de heer ). H. W. Leliman, B. I,,
en wier secretaris de heer A. Keppler, C. 1.
werd, was om te zorgen, dat de gemeente
besturen op dit gebied zeggenschap kregen.
Daarom werden de Gemeenteraden
uitgenoodigd, de verordening op het Bouwen en
Bewonen van Woningen aan te vullen met
het artikel: Het uiterlijk van een nieuw te
maken gebouw, met al wat daartoe behoort,
hekken, muren en dergelijke, moet zoodanig
zijn, dat het noch op zich zelf, noch in ver
band met de omgeving, uit een oogpunt van
welstand aanstoot kan geven. Burgemeester
en Wethouders zijn bevoegd, te dien aanzien
nadere eischen te stellen "
Aan deze uitnoodieing werd aanstonds
gevolg gegeven. De Commissie stelde zich
ter beschikking van de gemeentebesturen
om de noodige esthetische voorlichjing te
verschaffen en de ingekomen plannen te
beoordeelen of te verbeteren.
Uit het Versiag van de werkzaamheden
der Advies-Commissie in de overstroomde
gedeelten van Noord-Holland" blijkt, hoe
nuttig het werk was, dat zij heeft verricht.
Zij gewaagt dankbaar van den zeer
krachtigen zcdelijken en daadwerkelijken steun,
dien zij bij r^ar streven heeft ondervonden,
OELOF niTROEN
Kalverstraat 1 ? Paarlen, Brillanten
= Opgericht 1850 K^l Goud, Zilver en Horloges
TE LEFOON 658 N
Uitsluitend eerste kwaliteit
van saaiheid en wlntersche kilte. Het is
mij nu nergens te achterlijk en te
kleinsteeds. Ik voel nu blijvend leeven te bren
gen, en alle plaatsen waar ik kom te ver
binden door een ruimer liefde en een eenheid
van warmte en leevensgloed. Dit is óók
wel propaganda maar van een geheel
andere soort, zonder dwang, met vrijwillig
geeven en ontvangen.
Vroeger was het mij of ik het besterven
zou als ik in een van die plaatsjes moest
blijven, waar het leeven zieltoogt en de
geest beschimmelt.
Maar nu voel ik de macht er rijker leeven
te wekken. Het is nu of ik een schijndoode
in 't leeven terug roep, en weet dat het
bloed weer gaat stroomen, onder de warmte
van mijn handen. Vroeger was het alsof
ik verkleumen zou, en de dood mij te
machtig werd. Nu voel ik de tinteling
die in verkleumde leedematen vaart, en
geen stadje is zoo achterlijk, zoo
kleinsteeds of de vonkjes worden vlam en ik
laat er iets achter wat hen weer betrekt
in den grooten kring van saamhoorigheid
en gemeenschapsleeven.
En nu ook geen kelners meer ei een
zame ontbijtjos in ongezellige hotel-zaaltjes.
Maar gastvrijheid ooveral en een hartelijk
verkeer dat niet versterft na mijn vertrek.
Liefst in drukke Hollandsche gezinnen met
kinderen, hoe meer hoe liever.
De spreekzaalsjes met de vreesselijke
theaterdecors, het publiek om tafeltjes, de
thee- en chocolade-verkoop beoogende zaal
verhuurders het raakt mij alles nu niet,
want ik weet en bemerk het mooijere en
beetere wat ik breng, en de dankbaarheid
die dieper gaat en meer nablijft dan bij
louter verstrooijing of amusement. Ik zie
wat ik uitricht, aan de leevendigheid van
gesprekken, aan de hartelijkheid van den
dank.
En geen kiasse-propaganda, geen sociaie
theorie die er in gepompt moet worden,
maar een samenleeven met allen, een lichtje
dat branden blijft tot mijn weederkomst,
een toenadering van allen, die met mij
behooren tot ons gemeenschapsleeven en ge
voelig zijn voor Hollandsche woorden.
Ik moest spreeken in een kleine stad en
toen ik vooraf eens ging kijken waar de
bijeenkomst zou plaats hebben, vond ik op
het podium, tusschen de decors met Thalia
en Polyhymnia, geen katheder of lessenaar,
maar enkei een zeer groote club-fauteuil
Een van die reusachtige, weeke leedeten
zeett-ls, waarin men onmachtig verzinkt en
tot niets anders in staat is als sigaretten
rooken en babbelen. Wat beduidde dar ding
daar? Men kon toch niet verwachten dat
ik in zulk een aamechtige positie, kwijnend
neergevleid, het publiek iets zou gaan
toelispelen ? De zaalverhuurder kwam en vroeg
mij of het zoo goed was, en of ik ook soms
nog een tafel'je verlangde, met n vaas,
waarin n bloem. Wie bracht u op 't
idee van dit wonderlijk arrangement ? en
wat moet ik in die club fauteuil doen? Ik
kom hier toch t iet om te slapen ?" vroeg
ik. Neen! meneer, dat hoeft ook niet," zei
de zaalverhuurder. (J kunt er achter gaan
staan of heen en weer loopen. Zóó deed
meneer Couperus het".
A ha' daar was de aanstichter van het
vreemde arrangement. Die clubfauteuil moest
dienen om er tegen te poseeren. Nu meende
ik ook te begrijpen hoe het kwam dat men
aanvankelijk nog, in deeze laatste jaren,
schroomde mij in den huisselijken kring te
ontvangen, en zich daarna zoo verbaasd
toonde afs ik niet meer pretensie bleek te
hebhen dan een gevvoone gast. Er ging een
gerucht dat zulke spreekers heel bizondere
eischen hadden, een vaas met een bloem,
liefst een orchidee, en steeds clubfauteuils.
Zulke hoogere weezens kunnen niet in een
burger huishouden ontvangen worden, waar
badkamers ontbreeken en kinderspeelgoed
in gang en kamers zwerft.
Dat speet mij, want het is mij juist te
doen om het leeven te kennen, ooveral waar
ik kom. Ik neem het mijn geachte collega
in 't geheel niet kwalijk als hij zijn verfijnd
leeven consequent wil volhouden tot in het
noorden van Friesland toe. Het is zeeker
recht droevig dat orchideeën, badkamers en
clubfauteuils bijna ooveral in ons arm land
ontbreeken behalve in de groote steeden,
maar wij moeten den sprong niet te wijd
willen maken. Het is zeeker een ondenkbare
voorstelling den keurigen Hag-'naar zich te
zien retireeren in een geleegenheid zonder
afsluiting, waarvoor de wasch-doen.de
keukenrnaagden de wacht houden, en waar men
koornen moet oover een glibberig
binnenplaatsje.
Maar zijn wij toch niet allen van n
maaksel V En is het niet beeter ons gansche
volk in liefde te verbinden? En de
hoofdindruk na een vourdm<-hts-rondreis is deeze,
dat wij allen nog stoff lijke en geestelijke
armoe lijden. Niet enkel door deezen
oorlogstijd.
Wij moeten nog gebrek lijden en in
leeiijkheid en bitteren nooddruft leeven
omdat wij zoo dom zijn en zoo laks, zoo
kinderachtig zelfzuchtig, zoo ongeorgani
seerd en zoo eng
Ook omdat wij Mr
zoo verkeerd hebb
Ik geloof in ae i
c! 'iriseerd na den geest.
cor;! ar;n van geest"
K*groepen.
>..>;;oi!jk<: schoonheid en
harmonie van ons i reven. Ik geloof in een
maatschappij waarin teedere en
schoonheidsdorstige menschen als Couperus ooveral
in de eerste plaats van de gewestelijke over
heid en in het bijzonder van den heer Com
missaris der Koningin in Noord-Holland."
En verder was haar gebleken, dat de streek
van Noord-Holland, waarin zij werkte, een
vruchtbaren bodem belooft te zijn voor
verdere pogingen."
In haar verslag sprak de Commissie de
hoop uit, dat in de door haar ingeslagen
richting haar arbeid mocht worden voort
gezet en deze zoo mogelijk officieel
erkend, uitgebreid mocht worden tot de
andere deelen der provincie".
Die hoop kwam thans in vervulling. Een
nieuwe Commissie heeft zich gevormd, met
den Burgemeester van Nieuwendam, Mr. J.
Versteeg als Voorzitter en den heer A.
Keppler c.}, als Secretaris.
En het bestuur der Provincie
NoordHolland, dat door zijn reclame-verordening
reeds zulk een goed voorbeeld gegeven
heeft, waar het geldt de schoonheid van
het landschap te behouden, verleende aan
de Commissie het subsidie, dat zij noodig
heeft, om haar taak te kunnen beginnen.
Ieder gemeentebestuur dat de
bovenaangehaalde welstandsbepaling" in zijn bouw
verordening heeft opgenomen, kan dus bij
de Commissie de vereischte esthetische
voorlichting krijgen, zonder dat daarvoor
betaald behoeft te worden. Het is tevens de
bedoeling der Commissie, advies te geven
bij het vaststellen van uitbreidingsplannen,
bij het voorbereiden en oprichten van
woningbouwvereenigingen en wat dies
meer zij.
Zoo zal dan Noordholland de eerste pro
vincie zijn, die zich aan beter bouwen
gelegen laat zijn. Natuurlijk kan pas gelei
delijk den invloed der Commissie zich
toonen. Hun, die bouwen, zal worden voor
gehouden, eenvoud en eerlijkheid in hun
ontwerpen te betrachten en niet door
zinledigen en smakeloozen opsmuk ze te bederven,
opdat schoonheid en doelmatigheid gepaard
gaan en ook geen noodelooze onkosten
worden veroorzaakt.
Behalve door het verbeteren van ontwer
pen, hoopt de commissie haar doel te be
reiken door het houden van plaatselijke
tentoonstellingen, voordrachten en cursussen,
door het verspreiden van vlugschriften en
dergelijke.
Wat de commissie gaat ondernemen is
beschavend werk in de beste beteekenis van
het woord. Aan het Provinciaal Bestuur en
de Provinciale Staten van Noord-Holland,
met jhr. mr. dr. A. Röell aan 't hoofd, komt
warme hulde toe, nu zij de commissie in
staat hebben gesteld, dat werk te beginnen.
A. W. W E i S s AI A N
Liedje
Op aarde is niemand
Die nog met me spreekt.
De kleur van de zon en
Den hemel verbleekt.
Op aarde is niemand
Naar wie 'k nog verlang,
Ik hoor op de aarde
Geen enkelen zang.
Alleen in de stilte
Verdwijnt mijn verdriet,
En hoort er mijn ziel soms
Een heel, heel oud lied.
(j rus M o i; ss AI L T
hun bekomst krijgen, zonder in ziekelijke
ontaarding te vervallen.
Ik geloof niet dat badkamers en verwarmde
smaakvol versierde wooningen in strijd zijn
met Christelijke eenvoud en soberheid.
Maar tot zulk een maatschappij zullen
wij alleen niet koomen, en in de groote
steeden wordt ze niet tot werkelijkheid ge
bracht. Die staan niet op gezonden
econornischen boodem.
Het eerst interesseert mij het economisch
leeven van de plaatsen dte ik bezoek. Ik
zie graag de fabritken en plaatselijke in
dustrieën. Zoowel de mijnen in Limburg
als de heerlijke bloem-kassen van Aalsmeer,
de prachtige weeverijen in Twente en de
welvarende hoeven van Oost- en
Westfriesland.
In elk klein plaatsje zag ik de een of
andere industrie. In Schoonhoven de
goudsmidskunst, in Harlingen zoutziederij en
teegelbakkerij, in Doetinchem leerlooijerij,
in Tholen de oester-teelt, in Brielle de
kalkbranderij, om van de groote industrieën
in grooter plaatsen als Dordt en Delft niet
te spreeken.
En ooveral is het leeven toeneemend, het
verval minder dan vroeger. Er wordt harder
gearbeid en met meer hoop. In plaatsen
als Veendam, Aalsmeer en Heerlen is de
bloei zelfs wonderlijk snel en begint zich
al een zeekere weelde te vertoonen, gepaard
met trots op de eigen stad en haar voor
spoed. Het schijndoode leeven van
Neederland komt tot beset, er zit tinteling in.
Maar al begint het hart zwakjes weer te
kloppen, na het diepe verval en de verstij
ving van de twee vorige eeuwen de geest
is nog niet ontwaakt, het zielsbesef is er
nog niet, het geloof en de gemeenschap der
geesten ontbreekt.
Behalve de industrieën bezoek ik oolc de
kerken, en wat er van kunst nog te vinden
is. En dat is meestal recht bedroevend.
In de gezinnen een ontbreeken van goe
den smaak, of, als er wat verfijning
gekoomen is door meer weelde, dan een
nietoorspronkelijke en bij grootsteedsche be
hangers en meubelmakers bestelde veifijning
en meer zin voor gemak en behagen dan
voor schoonheid.
En in de steeden en stadjes een droeve
verwaarioozing van de oude kunstwerken.
De doode stijl Willem Drie nog
overheerschend en de schoonste kerkgebouwen jam
merlijk ontsierd en mishandeld.
Waar is het geloof dat de oude monu
menten van vroome bouwkunst stichtte,
met een duif die tot oovermoed ging, en in
kleine steeden door gebrek aan geld het
soms niet verder bracht dan tot reusachtige
half voltooide toorens en kathedralen ?
Kippenklaagzang
Hoe bedroevend is de toekomst
Van de Nederlandsche kip,
Wat mij thans gaat overkomen
Is nog erger dan de pip.
Nimmer had ik van de menschen
Zoo iets vreeselijks verwacht,
Heel mijn vruchtbare famillie
Wordt wreedaardig afgeslacht.
Door gebrek aan kippengrutten
Wacht mij binnenkort den dood,
Sterven moet ik met mijn kuikens
En mijn trouwen echtgenoot.
Ach, hoe bitter, bitter weinig
\\'orden wij toch gewaardeerd,
Weldra lig ik stijf-bevroren
Onder vuil, gekonserveerd.
Heb ik daarvoor heel mijn leven
Versche eieren gelegd?
Kom ik daarvoor, naakt als Eva,
Voor een winkelraam terecht?
Heeft de vader mijner kleinen
Daarvoor steeds op tijd gekraaia,
Dat de stakker als belooning
Nu den nek wordt omgedraaid?
Holland, Holland wees voorzichtig
Spaar uw edel kippenras,
Dat gemest, gekookt, gebraden
Goed voor uw gezondheid was.'
Zeer geleerde, wijze menschen
Luistert naar mijn kippenlied:
Vliegen kunt ge als de vogels,
Eitjes leggen kunt ge niet!
J. H. SP (?; E N H o K
iH.VANDOOREN&Cie.
DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT
DAMES-HOEDEN en BONTWERKEN
Op zulk een rondreis leert men het Cal
vinisme verfoeijen en de werksaamheid van
een man als Victor de Stuers zeegenen.
De katholieke kerk heeft veel op haar
geweeten, vooral dit dat de cultuur achter
de waereld aan kwam en de misbruiken
niet bestreed eer zij er door de waereld toe
gedwongen werd.
Maar aan het domhouden der meenigte is
het Calvinisme niet minder schuldig, en
daarbij weegt er op de ontzettende schuld
van een boosaardig en bekrompen vernielen
van de schoonste uitingen van vroegere
vroomheid.
Het gezicht van een kerk als die te Bergen
op Zoom, eerst vernield en ellendig weer
gerestaureerd, door houten beschotten be
dorven, onder verf en witkwast verstopt,
dat is om te schreien en te wenschen dat
het gebouw maar zoo spoedig moogelijk
weer in Roomsche handen kwam.
Het katholicisme toont nog leeven en
bekooring, maar nergens ontmoette ik ook
maar iets goeds en schoons dat het Cal vinisme
te danken was. Overal toont het dezelfde
leeven- en schoonheid doodende werking.
Als een gif houdt het ons nog in schijndood
liggend volk bedwelmd en doet de gansche
reformatie als een volslagen mislukkig voor
komen.
Ook dit leerden mij deeze rondreizen, dat
ons gemeene best nog geen regeering heeft
die den naam van regeering verdient.
Een goede, waarachtige regeering mag
niet dulden dat de schoonste uitingen van
den volksgeest, oude, waardevolle gebouwen
worden verwaarloosd en ontsierd of
zooals het Markiezenhof in
Bergen-opZooni tot kazerne ingericht zonder eenige
zorg voor de schoonheid.
Ee:i goede regeering mag niet dulden dat
kleine plaatsen worden gesteld onder de
hoede van burgemeesters, die zich door niets
zulk een gewichtig ambt hebben waardig
gemaakt.
Een goede regeering mag niet dulden dat
toiaal onbeduidende, moreel en intellektueel
laag staande individuen zich verrijken ten
koste der gemeenschap, hun bezit zonder
grens vermeerderen en eenheilloozen invloed
uitoefenen in de plaatsen waar zij den baas
kunnen speelen.
De regeering zegt natuurlijk dat zulke
dingen niet op haar weg liggen". Maar
het zal kunnen gebeuren dat ze cp haar
weg geworpen worden als reusachtige rots
blokken. En dan moouen ze toezien hoe er
oover heen koomen. Het vuurig handschrift
staat op de wanden, voor wie leezen kan.
1-' R l-: D E R l K VAN E K D E N