De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 12 januari pagina 5

12 januari 1918 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

'18. ,too. 2416 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND K J* "1" KRABBELS Voor de Amsterdammer" geteekend door Gaurtje Winter Onder de perreplu Arbeid en Koude 't Is echt winterweer, guur en koud. Dank baar voor de ons toebedeelde brandstofrantsoeneering pook ik op mijn kamer het ouderwetsche poikacheitje op. Ik zet het deurtje open, zoodat het vlam men-gespeel zichtbaar is en het mijn omgeving fantas tisch verlicht. 't Is het schemeruur, een flikkerend Verkadelichtje onder een kleurig kapje ver heldert eenigszins den donkeren achtergrond van de kamer. Zóó is 't er gezellig! Tegenover mQ bij het vuurtje zit een jong meisje. Zelden komt zij uit Amsterdam tot mij, die te Haarlem woon. Dagelijks in de week is zij van 's morgens vroeg tot laat in den namiddag werkzaam op een der nijverheldsinrichtingen in de hoofdstad. .Tijd is geld" is haar zinspreuk, als zij thuis komt, moeten de uren die overblijven, nog worden omgezet in voordeel-afwer pen den arbeid. Het meisje houdt de handen gestrekt bij de flakkerende kolen, haar tenger figuurtje leeft op van die afstralende, verkwikkende warmte. Zij vertelt mij hoe de koude haar voortdurend verhindert te werken. Aangewezen op een klein siaap-zitkamertje bracht zij vroeger dat vertrekje steeds op temperatuur door een petroleumkacheltje. Zoodoende kon zij thuis elk vrij oogenblik gebruiken om te arbeiden en daardoor te verdienen. Maar de petroleum raakte op, zij valt niet in dédistributie, en zoo is 't dus met de verwarming van het kamertje gedaan. Komt u toch in onze huiskamer zitten", zegt de vriendelijke hospita, daar brandt de kachel". Zij voldoet gaarne aan deze welwillende uitnoodiging. Teekengerij en verven wor den meegenomen maar werken... dat kan zij daar niet. De juffrouw vindt blijkbaar zoo'n bezoekje niet onaardig, en amuseert iiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimi iiiMiiiMiiiiiiinnniiiiM mmmiimmniiiMmimmililtmmiimiHHliliiuiiii den gansenen avond haar gast met de koddigste verhalen. Wie scheppend werk verricht, moet in rust en stilte zijn gedachte kunnen concentreeren op het onderwerp dat hem bezielt. In een algemeene huiskamer is dit schier onmogelijk. Zoo gaan de avonden, de vrije dagen en uren voorbij, die gebruikt moesten worden. De moed en lust vergaan tot studie om vooruit te komen. Waar blijft de arbeid die omgezet in geld, het bestaan dragelijk moet maken? Dit is n geval uit de zoovele. Dezer dagen, als ik ons stedelijk dagblad inzie, treft mij de volgende advertentie: Verwarmde en Verlichte Lokalen. Zij, die alsnog wenschen gebruik te maken van bovengenoemde lokalen voor te verrichten studlewerk, kunnen zich vóór 15 Januari schriftelijk opgeven aan de Commissie adres Florapark 7." Ik vraag mij af in 't belang van de vele jonge, werkende meisjes: Wordt een derge lijke instelling ook te Amsterdam ge randen? Zijn er in de hoofdstad des rijks, in de Vrouwen-Tehuizen, bij Vrouwenbonden, Vrouwenvereenigingen of elders In het centrum van de stad verlichte en ver warmde lokalen te vinden, waar ongefortuneerde vrouwen ten allen tijde rustig, zonder afleiding, kunnen arbeiden, waar zij haar studiemateriaal zouden kunnen laten liggen om weinig tijd te verliezen? Er komen minstens nog twee, mogelijk drie kwade, koude maanden. De toevoer van petroleum zal, vreezen wij, niet plaats hebben. Zou er, al is 't op kleine schaal, niet voor warme, goed verlichte arbeidsvertrekken kunnen worden gezorgd? Zijn ze er mogelijk reeds, te Amsterdam en in andere steden? ELIS. M. ROGGE iiiilHlllliiiiiliilliiiiliiiiiiiiilllimiliiiiiiiiiiiliiiiiilililliililiiliiiiiiimiiii Onze arme, gekerfde Aarde Zij heeft al zooveel ondervonden, ons klein planeetje, Aarde, dat wat ze in de laatste jaren moest verduren, haast in het niet zinkt bij wat er over haar landen en zeeën in vroeger tijden aan'Jeed en kommer, aan ver woesting en vernieling is heengestreken. ss/~ \ü^-?*"*?' *" EEN POPUttAIRE MAN Naar het Fransch, van FRÉDÉRIC MISTRAL De burgemeester van Gigognan had mij het vorig jaar op een dprpsfeest gevraagd. Zeven jaar lang waren wij op dezelfde school geweest, maar sindsdien hadden wij elkaar niet meer gesproken. - Wel wel, riep hij uit, nog altijd dezelfde, even jong en veerkrachtig, Ik zou je onder duizenden herkend hebben, dat verzeker ik je. Ja, ik ben nog altijd dezelfde, was mijn antwoord, alleen slechte oogen, veel rimpels en grijs haar doen iemand niet in waarde vermeerderen. Kom, kom, oude jongen, inbeelding, je wordt niet oud als je niet wilt, laten we maar gaan eten. Je weet hoe men zich op die feesten te goed kan doen, het was overheerlijk. Kreeftschelpen, forel, oude wijn, en dan..., we werden bediend door een meisje van twintig jaar, laat ik nu maar verder zwijgen. Aan het dessert kwam de dorpsjeugd ons een aubade brengen. Maak de deur open, Franc,onnette en zet de wijn klaar, riep mijn vriend. De glazen werden volgeschonken, en de vroolijke jeugd dronk op de gezondheid van den burgemeester. Toen allen nu gelachen en gedronken hadden, sprak de goede man: Kinderen danst, zooveel jullie wilt, miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii maak zooveel pret als je kunt, wees be leefd tegen de vreemdelingen; jullie mogen alles doen, alleen: niet vechten en niet..v. Leve mijnheer Lassagne, riep men en de stoet zette zich weer in beweging. Hoe lang ben je hier nu al? Vijftig jaar. Nee werkelijk, vijftig jaar? Zeer zeker, ik heb elf gouvernementen, meegemaakt en als God wil hoop ik niet te sterven voor dat ik er nog zes zal zien aftreden. Maar hoe heb jij je dan staande kunnen houden onder al die wispelturige menschen ? Zie je, dat is het nu juist, het volk verlangt slechts geleid te worden, maar de meesten weten niet hoe ae dat moeten aan leggen. Sommigen zeggen: houdt de teugels strak. Anderen beweren: met zachtheid krijg je het meest gedaan; en raad eens wat ik zeg: Tracht te behagen, wees vriendelijk en beleefd tegen een ieder. Kijk eens naar de herders: de goede zjjn niet zij, die met den siok slaan, ook niet degenen, die onder een wilgenboom gaan liggen, en op het gras een dutje doen. Die goede herders zijn zij, die rustig voor hun kudde uitloopen en op de fluit spelen. Het vee dat zich vrij voelt en het ook is, graast met eetlust de heerlijke malsche klaver, en wanneer het uur van den terugtocht nadert, speelt de herder weer op zijn fluit, en de kudde gaat tevreden de schaapskooi in. Lieve vriend ik doe hetzelfde, ik speel op de fluit, mijn kudde volgt. Je hebt goed spreken, maar in jouw gemeente, net als overal, zullen er ook wel kwade en goede zijn, koppige en lastige, en wanneer er met de verkiezingen een afgevaardigde benoemd moet worden, hoe doe je dan ? Stormen en aardbevingen hebben haar ge teisterd ; haar bergen hebben vuur gespuwd en wat aan hun voeten lag, geschroeid en verbrand, om het daarna onder hun lava en hun asch te bedel ven; u'tersten van tem peratuur hebben haar getroffen met laaiende hitte en doodende kou, zoo hevig, dat groote stukken van haar oppervlak voor mensch en dier onbewoonbaar werden en woest en doodsch lagen in den zonnebrand of wel verstarden in den greep van sneeuw en ijs, zoodat ze voor honderden jaren bedolven lagen onder gle'schers en verijsde sneeuwvelden. Toen vermorzelde het vooruitschui vend ijs de gesteenten en doorploegde den bodem van Moeder Aarde, hem scheurend zonder genade. Ook nu weer wordt de aarde doorgroefd van Noord- tot Zwarte Zee. Wat tijden van rust op het rotsgesteente hadden neergelegd aan goeden, vruchtbaren grond, dat verdwijnt onder de voeten der krijgers, de hoeven der paarden, de wielen der vrachtauto's en den zwaren druk der kanonnen; armoedig en kaal blijft de van humus beroofde aardkorst over, waar later* geslachten zullen moeten leven. En dat niet alleen. In den bodem van vlakte en bergland wordt gewroet en gegraven, en als mollen en mieren diepen de menschen er gangen en holen uit, om er elkander te bestrijden en door die gangen de stroomen te jagen van het menschenbloed, dat ze op de gruwelijkste wijze verspillen. Met rivieren van bloed wordt onze arme, gekerfde aarde overdekt; gemarteld en ver nield wordt ze, nu niet door blinde natuur krachten, maar door de menschen, wier eigen leven zoo nauw met het hare ver bonden is, zoo nauw,'dat elke ademtocht, niet enkel van den mensch maar ook van zijn bestaansmiddelen, de planten en de dieren, in den meest volstrekten zin afhan kelijk is van de aarde en den van haar niet te scheiden dampkring. Het is vreeselijk, wat de menschen onze arme Aarde aandoen, en wat ze tegenover elkander bedrijven! En stel u eens voor, wie daar eigenlijk elkaar belagen en ver nietigen op de meest barbaarsche wijze. Dat doen zij, die eikaars tijdgenooten zijn. Bedenkt men wel, wat het beteekent en hoe wij met daaraan te denken een band slaan om een, och, zoo kleinen kring van menschen ? De levenden! Roep u eens voor den geest, hoe klein hun aantal is in vergelijking met dat dergenen, die ons in den dood zijn voorgegaan! Al die milliarden, die in den schoot der aarde weer zijn opgenomen, zij waren menschen als wij; ook zij hebben hun korte spanne tijds in 't licht der zon hier op aarde mogen wandelen en moesten scheiden, toen ze misschien nog graag wat hadden willen blijven, of toen hun levens moeheid hun het einde welkom deed zijn. Maar hun aantal is reusachtig, zoo groot, dat onze zestienhonderd millioen levenden erbij zijn als een druppel in den oceaan. Is het J.an niet, of ze. in een gezin in woeste wildheid elkaar te lijf gingen? Wat is stuitender dan broedertwist! En feitelijk, als wij de levenden naast de dooden stellen, zijn de eersten niet veel meer dan een gezin te midden van een wereldnatie. Maar, zegt ge, die anderen, waar we bij zoo'n vergelijking aan moeten denken, zijn zoo ver, zijn haast vergeten, als ze niet tot de overledenen der jongste tijden behooren. Zoo ver? Dat lijkt maar zoo. Stel, gij zijt vijftig jaar. man of vrouw in de kracht van uw leven. Gij kunt die vijftig jaren, op een acht- of negental, of misschien nog korter periode, na, overzien, de gebeurtenissen u herinneren, den gang der jaren volgen met uw denken. Het tijdsverloop lijkt u niet lang; 't is vlug voorbijgegaan, en ge hoopt, dat er nog een goed eind weegs vóór u ligt. Maar bepaal u nu eens tot die vijftig jaar in uw gedachten en breng u dan voor den geest, dat er slechts zes van zulke perioden van het jaar 1618. Zes zulke levensperioden u schelden als uw eigen halve eeuw terug, en ge staat midden in de partijtwisten der zeventiende eeuw, en de dertigjarige oorlog begint pas, en er volgen nog reeksen van oorlogen en reeksen van beschavingstriomfen daartusschen, en hoe meer ge tot uw eigen tijd nadert, hoe vertrouwder de menschen u zullen worden, dat is waar, maar toch niet zóó, of ge kunt u voorstellen, dat ge best zoudt opschieten, zelfs met die menschen, die driehonderd jaar vroeger leefden, en die in de meeste opzichten precies waren als wij en voelden als wij. Neen, het is de afstand niet, die ons van hen scheidt. Het is, dat zij het leven missen, dat ze onze hand niet meer kunnen drukken, ons niet meer vriendelijk in de oogen kunnen zien. 't Groepje, dat dit wél kan, is zoo klein, vergeleken bij de millioenen, die het niet meer kunnen doen! Moet dat kleine groepje nu altijd maar weer onvrede zoeken en Wat ik doe! Ik laat ze stilletjes hun gang gaan. Want tegen den een te zeggen: Stem voor de republiek zou me evenveel geven, als dat ik een ander zou raden voor Henri V te stemmen. Maar dan de besluirelooze, zij die er geen meening op na houden, al die goede menschen, die met den wind meedraaien! O, wanneer die me hun meening vragen, dan zeg ik: Ja, kijk eens aan, Bassaquin is even goed als Bassacan. Stem je voor den een, dan zal er deze zomer bladluis zijn, en er zal blarfluis zijn, wanneer je voor den ander stemt. Voor Gigognan is een flinke regen beter dan alle beloften van de candidaten. Ja, het zou wat anders zijn, wanneer jullie boeren benoem den, maar zoolang dat niet gebeurt, zijn jullie niet vertegenwoordigd. Die advocaten en doktoren verlangen slechts zoo lang mogelijk in Parijs te blijven. Ze bekommeren zich heusch niet om Gigognan, maar wan neer jullie zooals ik reeds gezegd heb, boeren afvaardig, dan zullen die zuinig zijn, zooveel mogelijk onkosten vermijden en nooit oorlog voeren. Ze zouden kanalen laten graven, belastingen afschaffen en nog veel meer. Wat verliezen jullui er bij om het eens te probeeren. Het zal heusch moei lijk zijn het nog slechter te doen dan de anderen! En dan krijg ik tot antwoord,, Die mijnheer Lassagne, misschien heeft hij toch wel gelijk!" Maar jij sprak ik weer, wat heb jij dan uitgevoerd om je populariteit en je gezag te bewaren. Het is zoo makkeigk! Kom, laten we een luchtje gaan scheppen, en wanneer we twee maal het dorp doorgewandeld hebben, zal je dat evengoed weten als ik. We gingen op weg. Tot een paar jongens, redenen tot oneenigheid, redenen, die zoo hoog kunnen loopen door allerlei verwik kelingen, dat er nu nog in de twintigste eeuw, zulk een oorlog door ontstaat? O, als Brest Litowsk ons tech den vrede bracht! Als Engeland eens nuchter de feiten onder de oogen wou zien en met een mooi gebaar de andere geallieerden wou opwekken tot veigevensgezindheid en tot het reiken van de hand aan de tegenpartij! De wereld der levenden wil de wonden van onze arme, gekerfde aarde heelen; daar toe moeten allen, allen ronder onderscheid, meewerken. Alleen al omdat hij uw tijdge noot is, met u deelt in de zegeningen van het leven, in de weldaden, die de zon over ons uitgiet, in de schoonheid, die er is in alles, wat wij met liefde beschouwen, alleen daarom al moest onze medemensen ons na staan. Met hem samen moeten wij voort op den vooruitgangsweg, dragen en ver zorgen het licht, opdat het helderder zal schijnen, als wij, levenden, het weer aan volgende geslachten overreiken. Serrez les rangs, serrez les doncl Serrez les rangs! Er is zooveel te doen, nu meer dan ooit l F. J. V A N U l L D R l K S. Nieuwjaar 1918. miiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiciiii Stemwee Daar heb je het nou. De ellende in het huisgezin vanwege het stemmen. Jaren lang ben ik gelukkig getrouwd geweest als bewijs beschreef ik u ongeveer twee maanden geleden hoe heerlijk en goed mijn lieve vrouw nog steeds op de ouderwetsche wijze in maakt of daar brengt het stembiljet de eerste groote oneenigheid in mijn gezin. De ellende begon al met het bezorgen van de Groene" op Zondagochtend in plaats van Zaterdagavond. Wat 'n Zondag! Een volledig verslag van alles en alles te geven is ondoenlijk. Ik kan de ellende slechts aanstippen. Op n stembiljet moest de stem uitge bracht worden van heel m'n gezin bestaande uit mijn vrouw, twee dochters, waarvan n studente in de rechten, de ander thuis", n zoon, asp. vaandrlg en ikzelf. Aanvankelijk leek mij het plan wel leuk en ik stelde voor gezamenlijk de stem te beslissen. Ik ben ingedeeld in kieskring III en teza men bekeken we vreedzaam de indeeling der lijsten en de daarop voorkomende namen. M'n vrouw, hoewel niet meedoende aan .al dat flauwe gepraat", is indertijd eens lid van de Ver. voor Vrouwenkiesrecht geworden.m'n dochter,de studeerende natuurlijk, vanden Bond. Reeds dit feit heef t vaak aanlei ding gegeven tothoogstpijnlijke.schier krijgslustige situaties, maar door wijs beleid is dat alt ij d nog geschikt.al was er veel overeenkomst met de positie, waarin 'n vriend van mij verkeert, die zelf trouw abonnéen lezer van De Nieuwe Courant" een zoon heeft, die-zich uit eigen" zak De Telegrasf" ver schaft met het gevolg van dagelijksche ruzie. Zeer spoedig ontpopte zich weer de strijd lust mijner dochter, die met positief gebaar zeide: Stem mevr. Wijnaendts Francken." Nee", zeide m'n lieve vrouw, dan liever Aktta Jacobs, die is van de Vereeniglng." Daar had je het. Het gevolg was, dat mijn dochter, die Rechten studeert, nijdig de deur uitvloog om aan 'n kiosk zelf 'n Groene" te koopen, opdat ze een eigen stembiljet in kon zenden. Dat was dus n stem minder, waar in m'n gezin mee gerekend moest worden, doch de stemming was verbroken. Er ontspon zich nu 'n gevecht, eerst lief tallig, daarna heftiger, tusschen mijn lieve vrouw en m'n dochter, die thuis" is. Deze is n.l. erg gevoelig en voelt dus voor de arme oftewel mindere man en neigt dien tengevolge naar de S. D. A. P. Gevolg dat je wilt stemmen op Martina G. Kramers. M'n dochter anders zoo kalm, blijft vol houden, evenals mijn vrouw, die, ik weet niet wat bezielt. Zoolang als we getrouwd zijn, was ze altijd inschikkelijk, maar dat stembiljet heeft haar ineens als dol gemaakt. Eindelijk heel de middag is er gekib beld, m'n zoon, die met verlof was, is nijdig uit wandelen gegaan holt m'n tweede dochter de straat op om een eigen Groene" te koopen. Toen tegen het eten m'n zoon met de vraag thuiskwam of die flauwigheid al uit was, zouden juist m'n vrouw en ik beraad slagen, wie of we zouden stemmen. Ik vond zoo'n vrouw van 'n Kiesrecht-vereeniglng minder gewenscht en wilde, omdat het toch maar een aardigheidje is, liever 'n vrouw, die goed op de hoogte is van de levens middelenvoorziening en koos dus mevrouw die zich met schijf schieten vermaakten, riep hij: Nou, jij bent een geluksvogel, dat is nog eens schieten, mijn complimenten Jan. Ik heb veel gezien, maar zoo iets, je wordt bepaald een beroemdheid! En we liepen verder. We ontmoetten twee jonge meisjes, die een wandelingetje maakten. Kijk eens aan, zei Lassagne, zoo dat ze het hooren konden, het lijken wel prinsesjes. Wat een aardige snuitjes, en die nleuwerwetsche oorbellen! Het is de bloem van Gigognan. De meisjes keerden zich om, en groetten ons lachende. Net kwam de pastoor uit zijn huis. Goedendag heeren! Goeden dag: nu ik u toch zie eerwaarde, wilde ik u wel eens over het volgende spreken. Vanochtend onder de mis, dacht ik zoo bij me zelf, dat de kerk wel wat klein wordt, vooral op feestdagen. Zouden we niet goed doen haar te vergrooten? Ik ben het geheel met u eens, mijn heer Lassagne, waarlijk op feestdagen kan men er zich niet verroeren. Mijnheer de Pastoor, ik zal er werk van maken op de eerstvolgende gemeente raadszitting zal ik de vraag voorleggen. Burgermeester, ik kan niet anders zeggen, dan dan ik het een prachtig plan vind en ik dank u wel. Even later liepen we haast een grooten jongen [omver, die juist een herberg wilde ingaan. Zeg eens, riep Lassagne hem toe, ze zeggen dat je dat heertje flink onder handen hebt genomen, die zoo het hof aan Madeion maakte! En had ik dan geen gelijk, mijnheer de Burgermeester? Natuurlijk, je moet je kaas niet van Franco Mendes, die zich o.a. indertijd met de Belgen zoo verdienstelflk maakte. M'n zoon nog geprikkeld, omdat z'n beele verlof door die herrie bedorven was, mengde zich nu ook in het gewoel en vond mQn keus onzin. Wat heb je aan al die vrouwen artiesten moet je hebben" en verontwaardigd werd hij, omdat Lola Corners of Beppie de Vries niet op de lijst van vrouwen op kunstgebied stonden. ,, Ik trachtte hem het dwaze daarvan onder de oogen te brengen, toen plotseling m'n vrouw de naam van 'n dame riep .die toch zoo aardig was" en waarvan het zoo ge meen is, dat ze haar in de Vereeniging zoo behandeld hebben". Toen bleek, dat die naam geheel ontbrak, was m'n vrouw teleurgesteld en wilde nu ook ineens niet meer op de lijst van de Ver. voor V.K. stemmen. Met 'n edele zwaai zwierde ze naar het lijstje van Vrouwen van Wetenschap, terwijl mijn zoon na het eten uit was gegaan om ook op het station een Groene" te koopen. Hij wilde 'n vrouw van kunst hebben. Zelf aanvankelijk zoo kalm, was ik even wel door de strijd aangevuurd en besloten om ook een eigen stem uit te brengen. Ik gelaste m'n zoon ook voor mjj 'n exemplaar mee te brengen. M'n dochters, die hun eigen stembiljetten al verzonden hadden, bleven echter stemming maken. Och, och, wat 'n maal was dat! Hoe het eten door dat alles geworden was, hoef ik niet te vertellen. De vrouw hoort in de keuken" is al zoo'n afgezaagd argument van de Antifemlnisten, waar ik nooit toe behoort heb, doch heden bijna toe bekeerd ben. M'n vrouw, die nu op het stembiljet naar eigen keus, onafhankelijk haar vrouw van wetenschap had kunnen zwart maken, begon evenwel wederom te draaien en ons om raad te vragen. Leggen we gewoonlijk Zondagsavond 'n kaartje ditmaal was daar geen tijd of lust voor. Onder de invloed van m'n dochter, die thuis" is, ging* ze over tot de philanthroplsche vrouwen, waarop m'n studeerende dochter zwaar begon te ijveren voor de vrije vrouwen. M'n lieve vrouw wist langzamerhand heelemaal geen weg meer en omstreeks half elf, in hevig overspannen toestand, nam ze haar stembiljet en gooide het nfldig in de tijl waarin het papje voor de noodbriketten stond te weeken. Ten einde raad nam ik m'n eigen stem biljet en maakte ijlings de eerste de beste dame van de vredesbeweging zwart. Den volgenden dag hoorde ik aan de bitter tafel, niets anders dan over die lamme Groene" en merkte ik, dat het meerendeel eveneens uit alle macht tot de vredesbeweging was bekeerd Zoo bracht 'n goed bedoelde aardigheid veel ellende. MARITUS «iHiiiiiiiiiiiimiiliiiiiiiiiHiiiiiimiHiHiiiiiiiiiiiilliiimiiiiiiM»»"»!»" MEDEDEELING Als antwoord op de vraag, die tot ons kwam: Waarom in het vorig nummer het stukje over den Amsterdamsch Amersfoortschen Kring" is geplaatst in de rubriek Voor Vrouwen", deelen wij mede ook om in 't vervolg misverstand te voorkomen dat deze rubriek door ons niet zóó eng wordt opgevat, dat daarin uitsluitend over vrouwenwerk kan worden gesproken. De A.?A. K. vindt dan ook in ruimeren zin belangstelling. E. M. R. iiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiuiiiiiiiu iiiiiiiiiiiiiiifiii Uit Overgrootmoeders eigen geschre ven kookboek STRUIF Men heeft een kwart pond meel, 5 eieren en een halve kan melk noodig voor vier struiven. Met schraal l ons boter in den koekenpan gebakken, met deksel met veel vuur. Thans te vervangen door het plaatsen in den oven. SPAANDERS l Ons meel, l ons boter, l ons suiker, l geraspte citroen, l ei door elkander mengen. Dan op een platte blikken plaat gesmeerd (in den oven) gebakken. In stukken gesneden over een houten stok laten krommen. milinmiINMIinillllllllimNlllllllllllimillimimlIlllIllllllllllllllllllllM TER WEE THEE ZAANDAM 'me/f de fügekleurde foto's in hef Qltunt DE WATERSNOOD 9I6 75cta imMiniiiiiimiiiimmiiiMimnnimiiiinniiiiiiiiiiiiiitiMiiiiiiMMiiiiiiiii het brood laten eten, maar een ander keer, niet zoo hard slaan hoor! Nu begrijp ik het zei ik tot Lassagne, je vleit de menschen. NauwlQks had ik dat gezegd, of we zagen uit de verte, al hortende en stootende een voerman aankomen. Zeg, Sabathon riep Lassagne, je zult me gelooven of niet, maar op een halve mijl afstand heb ik je zweepslag al herkend. Werkelijk, mijnheer Lassagne. Ja vriendje, jij kunt alleen zoo klappen i We gingen verder, en zagen een oud vrouwtje, die langs de sloot bloemen plukte. Ben jQ dat, Bérengère. Toen ik je zoo van achteren zag, hield ik je voor Téréson, het mooiste meisje van het dorp, je lijkt heusch op haar. Maar mijnheer Lassagne, denk eens aan, ik ben al zeventig jaar. .Nu je ziet er heelemaal niet kwaad uit en de jongelui houden er met leelQker kermis. Die mijnheer Lassagne, altijd moet hij pret maken, proestlachte het oudje. En zich tot mij keerende sprak ze: Ziet u, het is niet om maar wat te zeggen, maar die mijnheer Lassagne is een snoes van een man, tegen iedereen even vriendelijk. Hij is dan ook al vijftig jaar burgemeester van Gigognan, en hij zal het zijn heele leven wel blijven. Nu, sprak Lassagne, heb ik het haar nu laten zeggen ? We houden allen van een vriendelijk woord, we hooren allemaal graag een complimentje. Al sta je tegenover vrouwen, koningen, of het volk; die regeeren wil, moet behagen. En dit is nu het geheim van den burgemeester van Gigognan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl