Historisch Archief 1877-1940
'18. ,too. 2416
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
K
J* "1"
KRABBELS
Voor de Amsterdammer" geteekend door Gaurtje Winter
Onder de perreplu
Arbeid en Koude
't Is echt winterweer, guur en koud. Dank
baar voor de ons toebedeelde
brandstofrantsoeneering pook ik op mijn kamer het
ouderwetsche poikacheitje op. Ik zet het
deurtje open, zoodat het vlam men-gespeel
zichtbaar is en het mijn omgeving fantas
tisch verlicht.
't Is het schemeruur, een flikkerend
Verkadelichtje onder een kleurig kapje ver
heldert eenigszins den donkeren achtergrond
van de kamer.
Zóó is 't er gezellig!
Tegenover mQ bij het vuurtje zit een jong
meisje. Zelden komt zij uit Amsterdam tot
mij, die te Haarlem woon. Dagelijks in de
week is zij van 's morgens vroeg tot laat
in den namiddag werkzaam op een der
nijverheldsinrichtingen in de hoofdstad.
.Tijd is geld" is haar zinspreuk, als zij
thuis komt, moeten de uren die overblijven,
nog worden omgezet in voordeel-afwer
pen den arbeid.
Het meisje houdt de handen gestrekt bij
de flakkerende kolen, haar tenger figuurtje
leeft op van die afstralende, verkwikkende
warmte. Zij vertelt mij hoe de koude haar
voortdurend verhindert te werken.
Aangewezen op een klein siaap-zitkamertje
bracht zij vroeger dat vertrekje steeds op
temperatuur door een petroleumkacheltje.
Zoodoende kon zij thuis elk vrij oogenblik
gebruiken om te arbeiden en daardoor te
verdienen.
Maar de petroleum raakte op, zij valt
niet in dédistributie, en zoo is 't dus met
de verwarming van het kamertje gedaan.
Komt u toch in onze huiskamer zitten",
zegt de vriendelijke hospita, daar brandt
de kachel".
Zij voldoet gaarne aan deze welwillende
uitnoodiging. Teekengerij en verven wor
den meegenomen maar werken... dat kan
zij daar niet. De juffrouw vindt blijkbaar
zoo'n bezoekje niet onaardig, en amuseert
iiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimi
iiiMiiiMiiiiiiinnniiiiM mmmiimmniiiMmimmililtmmiimiHHliliiuiiii
den gansenen avond haar gast met de
koddigste verhalen.
Wie scheppend werk verricht, moet in
rust en stilte zijn gedachte kunnen
concentreeren op het onderwerp dat hem bezielt.
In een algemeene huiskamer is dit schier
onmogelijk.
Zoo gaan de avonden, de vrije dagen en
uren voorbij, die gebruikt moesten worden.
De moed en lust vergaan tot studie om
vooruit te komen. Waar blijft de arbeid die
omgezet in geld, het bestaan dragelijk
moet maken?
Dit is n geval uit de zoovele.
Dezer dagen, als ik ons stedelijk dagblad
inzie, treft mij de volgende advertentie:
Verwarmde en Verlichte Lokalen.
Zij, die alsnog wenschen gebruik te
maken van bovengenoemde lokalen voor
te verrichten studlewerk, kunnen zich vóór
15 Januari schriftelijk opgeven aan de
Commissie adres Florapark 7."
Ik vraag mij af in 't belang van de vele
jonge, werkende meisjes: Wordt een derge
lijke instelling ook te Amsterdam ge randen?
Zijn er in de hoofdstad des rijks, in de
Vrouwen-Tehuizen, bij Vrouwenbonden,
Vrouwenvereenigingen of elders In het
centrum van de stad verlichte en ver
warmde lokalen te vinden, waar
ongefortuneerde vrouwen ten allen tijde rustig,
zonder afleiding, kunnen arbeiden, waar zij
haar studiemateriaal zouden kunnen laten
liggen om weinig tijd te verliezen?
Er komen minstens nog twee, mogelijk
drie kwade, koude maanden. De toevoer
van petroleum zal, vreezen wij, niet plaats
hebben. Zou er, al is 't op kleine schaal,
niet voor warme, goed verlichte
arbeidsvertrekken kunnen worden gezorgd?
Zijn ze er mogelijk reeds, te Amsterdam
en in andere steden?
ELIS. M. ROGGE
iiiilHlllliiiiiliilliiiiliiiiiiiiilllimiliiiiiiiiiiiliiiiiilililliililiiliiiiiiimiiii
Onze arme, gekerfde Aarde
Zij heeft al zooveel ondervonden, ons klein
planeetje, Aarde, dat wat ze in de laatste
jaren moest verduren, haast in het niet zinkt
bij wat er over haar landen en zeeën in
vroeger tijden aan'Jeed en kommer, aan ver
woesting en vernieling is heengestreken.
ss/~ \ü^-?*"*?' *"
EEN POPUttAIRE MAN
Naar het Fransch, van FRÉDÉRIC MISTRAL
De burgemeester van Gigognan had mij
het vorig jaar op een dprpsfeest gevraagd.
Zeven jaar lang waren wij op dezelfde school
geweest, maar sindsdien hadden wij elkaar
niet meer gesproken.
- Wel wel, riep hij uit, nog altijd dezelfde,
even jong en veerkrachtig, Ik zou je onder
duizenden herkend hebben, dat verzeker ik je.
Ja, ik ben nog altijd dezelfde, was mijn
antwoord, alleen slechte oogen, veel rimpels
en grijs haar doen iemand niet in waarde
vermeerderen.
Kom, kom, oude jongen, inbeelding, je
wordt niet oud als je niet wilt, laten we
maar gaan eten. Je weet hoe men zich
op die feesten te goed kan doen, het
was overheerlijk. Kreeftschelpen, forel, oude
wijn, en dan..., we werden bediend door
een meisje van twintig jaar, laat ik nu maar
verder zwijgen.
Aan het dessert kwam de dorpsjeugd ons
een aubade brengen.
Maak de deur open, Franc,onnette en
zet de wijn klaar, riep mijn vriend.
De glazen werden volgeschonken, en de
vroolijke jeugd dronk op de gezondheid
van den burgemeester.
Toen allen nu gelachen en gedronken
hadden, sprak de goede man:
Kinderen danst, zooveel jullie wilt,
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii
maak zooveel pret als je kunt, wees be
leefd tegen de vreemdelingen; jullie mogen
alles doen, alleen: niet vechten en niet..v.
Leve mijnheer Lassagne, riep men en de
stoet zette zich weer in beweging.
Hoe lang ben je hier nu al?
Vijftig jaar.
Nee werkelijk, vijftig jaar?
Zeer zeker, ik heb elf gouvernementen,
meegemaakt en als God wil hoop ik niet
te sterven voor dat ik er nog zes zal zien
aftreden.
Maar hoe heb jij je dan staande kunnen
houden onder al die wispelturige menschen ?
Zie je, dat is het nu juist, het volk
verlangt slechts geleid te worden, maar de
meesten weten niet hoe ae dat moeten aan
leggen. Sommigen zeggen: houdt de teugels
strak. Anderen beweren: met zachtheid krijg
je het meest gedaan; en raad eens wat ik
zeg: Tracht te behagen, wees vriendelijk
en beleefd tegen een ieder.
Kijk eens naar de herders: de goede zjjn
niet zij, die met den siok slaan, ook niet
degenen, die onder een wilgenboom gaan
liggen, en op het gras een dutje doen.
Die goede herders zijn zij, die rustig voor
hun kudde uitloopen en op de fluit spelen.
Het vee dat zich vrij voelt en het ook is,
graast met eetlust de heerlijke malsche klaver,
en wanneer het uur van den terugtocht nadert,
speelt de herder weer op zijn fluit, en de
kudde gaat tevreden de schaapskooi in.
Lieve vriend ik doe hetzelfde, ik speel
op de fluit, mijn kudde volgt.
Je hebt goed spreken, maar in jouw
gemeente, net als overal, zullen er ook wel
kwade en goede zijn, koppige en lastige,
en wanneer er met de verkiezingen een
afgevaardigde benoemd moet worden, hoe
doe je dan ?
Stormen en aardbevingen hebben haar ge
teisterd ; haar bergen hebben vuur gespuwd
en wat aan hun voeten lag, geschroeid en
verbrand, om het daarna onder hun lava
en hun asch te bedel ven; u'tersten van tem
peratuur hebben haar getroffen met laaiende
hitte en doodende kou, zoo hevig, dat groote
stukken van haar oppervlak voor mensch
en dier onbewoonbaar werden en woest en
doodsch lagen in den zonnebrand of wel
verstarden in den greep van sneeuw en ijs,
zoodat ze voor honderden jaren bedolven
lagen onder gle'schers en verijsde
sneeuwvelden. Toen vermorzelde het vooruitschui
vend ijs de gesteenten en doorploegde den
bodem van Moeder Aarde, hem scheurend
zonder genade.
Ook nu weer wordt de aarde doorgroefd
van Noord- tot Zwarte Zee. Wat tijden van
rust op het rotsgesteente hadden neergelegd
aan goeden, vruchtbaren grond, dat verdwijnt
onder de voeten der krijgers, de hoeven der
paarden, de wielen der vrachtauto's en den
zwaren druk der kanonnen; armoedig en
kaal blijft de van humus beroofde aardkorst
over, waar later* geslachten zullen moeten
leven. En dat niet alleen. In den bodem
van vlakte en bergland wordt gewroet en
gegraven, en als mollen en mieren diepen
de menschen er gangen en holen uit, om
er elkander te bestrijden en door die gangen
de stroomen te jagen van het menschenbloed,
dat ze op de gruwelijkste wijze verspillen.
Met rivieren van bloed wordt onze arme,
gekerfde aarde overdekt; gemarteld en ver
nield wordt ze, nu niet door blinde natuur
krachten, maar door de menschen, wier
eigen leven zoo nauw met het hare ver
bonden is, zoo nauw,'dat elke ademtocht,
niet enkel van den mensch maar ook van
zijn bestaansmiddelen, de planten en de
dieren, in den meest volstrekten zin afhan
kelijk is van de aarde en den van haar niet
te scheiden dampkring.
Het is vreeselijk, wat de menschen onze
arme Aarde aandoen, en wat ze tegenover
elkander bedrijven! En stel u eens voor,
wie daar eigenlijk elkaar belagen en ver
nietigen op de meest barbaarsche wijze.
Dat doen zij, die eikaars tijdgenooten zijn.
Bedenkt men wel, wat het beteekent en hoe
wij met daaraan te denken een band slaan
om een, och, zoo kleinen kring van menschen ?
De levenden! Roep u eens voor den geest,
hoe klein hun aantal is in vergelijking met
dat dergenen, die ons in den dood zijn
voorgegaan! Al die milliarden, die in den
schoot der aarde weer zijn opgenomen, zij
waren menschen als wij; ook zij hebben
hun korte spanne tijds in 't licht der zon
hier op aarde mogen wandelen en moesten
scheiden, toen ze misschien nog graag wat
hadden willen blijven, of toen hun levens
moeheid hun het einde welkom deed zijn.
Maar hun aantal is reusachtig, zoo groot,
dat onze zestienhonderd millioen levenden
erbij zijn als een druppel in den oceaan.
Is het J.an niet, of ze. in een gezin in
woeste wildheid elkaar te lijf gingen? Wat
is stuitender dan broedertwist! En feitelijk,
als wij de levenden naast de dooden stellen,
zijn de eersten niet veel meer dan een gezin
te midden van een wereldnatie.
Maar, zegt ge, die anderen, waar we bij
zoo'n vergelijking aan moeten denken, zijn
zoo ver, zijn haast vergeten, als ze niet tot
de overledenen der jongste tijden behooren.
Zoo ver? Dat lijkt maar zoo. Stel, gij zijt
vijftig jaar. man of vrouw in de kracht van
uw leven. Gij kunt die vijftig jaren, op een
acht- of negental, of misschien nog korter
periode, na, overzien, de gebeurtenissen u
herinneren, den gang der jaren volgen met
uw denken. Het tijdsverloop lijkt u niet lang;
't is vlug voorbijgegaan, en ge hoopt, dat
er nog een goed eind weegs vóór u ligt.
Maar bepaal u nu eens tot die vijftig jaar
in uw gedachten en breng u dan voor den
geest, dat er slechts zes van zulke perioden
van het jaar 1618. Zes zulke levensperioden
u schelden als uw eigen halve eeuw terug,
en ge staat midden in de partijtwisten der
zeventiende eeuw, en de dertigjarige oorlog
begint pas, en er volgen nog reeksen van
oorlogen en reeksen van beschavingstriomfen
daartusschen, en hoe meer ge tot uw eigen
tijd nadert, hoe vertrouwder de menschen u
zullen worden, dat is waar, maar toch niet
zóó, of ge kunt u voorstellen, dat ge best
zoudt opschieten, zelfs met die menschen,
die driehonderd jaar vroeger leefden, en
die in de meeste opzichten precies waren
als wij en voelden als wij. Neen, het is de
afstand niet, die ons van hen scheidt. Het
is, dat zij het leven missen, dat ze onze
hand niet meer kunnen drukken, ons niet
meer vriendelijk in de oogen kunnen zien.
't Groepje, dat dit wél kan, is zoo klein,
vergeleken bij de millioenen, die het niet
meer kunnen doen! Moet dat kleine groepje
nu altijd maar weer onvrede zoeken en
Wat ik doe! Ik laat ze stilletjes hun
gang gaan. Want tegen den een te zeggen:
Stem voor de republiek zou me evenveel
geven, als dat ik een ander zou raden voor
Henri V te stemmen.
Maar dan de besluirelooze, zij die er
geen meening op na houden, al die goede
menschen, die met den wind meedraaien!
O, wanneer die me hun meening
vragen, dan zeg ik: Ja, kijk eens aan,
Bassaquin is even goed als Bassacan.
Stem je voor den een, dan zal er deze
zomer bladluis zijn, en er zal blarfluis
zijn, wanneer je voor den ander stemt. Voor
Gigognan is een flinke regen beter dan alle
beloften van de candidaten. Ja, het zou wat
anders zijn, wanneer jullie boeren benoem
den, maar zoolang dat niet gebeurt, zijn
jullie niet vertegenwoordigd. Die advocaten
en doktoren verlangen slechts zoo lang
mogelijk in Parijs te blijven. Ze bekommeren
zich heusch niet om Gigognan, maar wan
neer jullie zooals ik reeds gezegd heb,
boeren afvaardig, dan zullen die zuinig zijn,
zooveel mogelijk onkosten vermijden en
nooit oorlog voeren. Ze zouden kanalen
laten graven, belastingen afschaffen en nog
veel meer. Wat verliezen jullui er bij om
het eens te probeeren. Het zal heusch moei
lijk zijn het nog slechter te doen dan de
anderen! En dan krijg ik tot antwoord,, Die
mijnheer Lassagne, misschien heeft hij toch
wel gelijk!"
Maar jij sprak ik weer, wat heb jij
dan uitgevoerd om je populariteit en je
gezag te bewaren.
Het is zoo makkeigk! Kom, laten we
een luchtje gaan scheppen, en wanneer we
twee maal het dorp doorgewandeld hebben,
zal je dat evengoed weten als ik.
We gingen op weg. Tot een paar jongens,
redenen tot oneenigheid, redenen, die zoo
hoog kunnen loopen door allerlei verwik
kelingen, dat er nu nog in de twintigste
eeuw, zulk een oorlog door ontstaat? O, als
Brest Litowsk ons tech den vrede bracht!
Als Engeland eens nuchter de feiten onder
de oogen wou zien en met een mooi gebaar
de andere geallieerden wou opwekken tot
veigevensgezindheid en tot het reiken van
de hand aan de tegenpartij!
De wereld der levenden wil de wonden
van onze arme, gekerfde aarde heelen; daar
toe moeten allen, allen ronder onderscheid,
meewerken. Alleen al omdat hij uw tijdge
noot is, met u deelt in de zegeningen van
het leven, in de weldaden, die de zon over
ons uitgiet, in de schoonheid, die er is in
alles, wat wij met liefde beschouwen, alleen
daarom al moest onze medemensen ons na
staan. Met hem samen moeten wij voort
op den vooruitgangsweg, dragen en ver
zorgen het licht, opdat het helderder zal
schijnen, als wij, levenden, het weer aan
volgende geslachten overreiken.
Serrez les rangs, serrez les doncl Serrez
les rangs! Er is zooveel te doen, nu meer
dan ooit l
F. J. V A N U l L D R l K S.
Nieuwjaar 1918.
miiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiciiii
Stemwee
Daar heb je het nou. De ellende in het
huisgezin vanwege het stemmen. Jaren lang
ben ik gelukkig getrouwd geweest als
bewijs beschreef ik u ongeveer twee maanden
geleden hoe heerlijk en goed mijn lieve vrouw
nog steeds op de ouderwetsche wijze in
maakt of daar brengt het stembiljet de
eerste groote oneenigheid in mijn gezin.
De ellende begon al met het bezorgen
van de Groene" op Zondagochtend in plaats
van Zaterdagavond.
Wat 'n Zondag!
Een volledig verslag van alles en alles
te geven is ondoenlijk. Ik kan de ellende
slechts aanstippen.
Op n stembiljet moest de stem uitge
bracht worden van heel m'n gezin bestaande
uit mijn vrouw, twee dochters, waarvan n
studente in de rechten, de ander thuis",
n zoon, asp. vaandrlg en ikzelf.
Aanvankelijk leek mij het plan wel leuk
en ik stelde voor gezamenlijk de stem te
beslissen.
Ik ben ingedeeld in kieskring III en teza
men bekeken we vreedzaam de indeeling der
lijsten en de daarop voorkomende namen.
M'n vrouw, hoewel niet meedoende aan
.al dat flauwe gepraat", is indertijd eens lid
van de Ver. voor Vrouwenkiesrecht
geworden.m'n dochter,de studeerende natuurlijk,
vanden Bond. Reeds dit feit heef t vaak aanlei
ding gegeven tothoogstpijnlijke.schier
krijgslustige situaties, maar door wijs beleid is dat
alt ij d nog geschikt.al was er veel overeenkomst
met de positie, waarin 'n vriend van mij
verkeert, die zelf trouw abonnéen lezer
van De Nieuwe Courant" een zoon heeft,
die-zich uit eigen" zak De Telegrasf" ver
schaft met het gevolg van dagelijksche ruzie.
Zeer spoedig ontpopte zich weer de strijd
lust mijner dochter, die met positief gebaar
zeide: Stem mevr. Wijnaendts Francken."
Nee", zeide m'n lieve vrouw, dan liever
Aktta Jacobs, die is van de Vereeniglng."
Daar had je het.
Het gevolg was, dat mijn dochter, die
Rechten studeert, nijdig de deur uitvloog
om aan 'n kiosk zelf 'n Groene" te koopen,
opdat ze een eigen stembiljet in kon zenden.
Dat was dus n stem minder, waar in
m'n gezin mee gerekend moest worden,
doch de stemming was verbroken.
Er ontspon zich nu 'n gevecht, eerst lief
tallig, daarna heftiger, tusschen mijn lieve
vrouw en m'n dochter, die thuis" is. Deze
is n.l. erg gevoelig en voelt dus voor de
arme oftewel mindere man en neigt dien
tengevolge naar de S. D. A. P.
Gevolg dat je wilt stemmen op Martina
G. Kramers.
M'n dochter anders zoo kalm, blijft vol
houden, evenals mijn vrouw, die, ik weet
niet wat bezielt. Zoolang als we getrouwd
zijn, was ze altijd inschikkelijk, maar dat
stembiljet heeft haar ineens als dol gemaakt.
Eindelijk heel de middag is er gekib
beld, m'n zoon, die met verlof was, is nijdig
uit wandelen gegaan holt m'n tweede
dochter de straat op om een eigen Groene"
te koopen.
Toen tegen het eten m'n zoon met de
vraag thuiskwam of die flauwigheid al uit
was, zouden juist m'n vrouw en ik beraad
slagen, wie of we zouden stemmen. Ik vond
zoo'n vrouw van 'n Kiesrecht-vereeniglng
minder gewenscht en wilde, omdat het toch
maar een aardigheidje is, liever 'n vrouw,
die goed op de hoogte is van de levens
middelenvoorziening en koos dus mevrouw
die zich met schijf schieten vermaakten, riep
hij: Nou, jij bent een geluksvogel, dat is
nog eens schieten, mijn complimenten Jan.
Ik heb veel gezien, maar zoo iets, je wordt
bepaald een beroemdheid!
En we liepen verder. We ontmoetten twee
jonge meisjes, die een wandelingetje maakten.
Kijk eens aan, zei Lassagne, zoo dat ze het
hooren konden, het lijken wel prinsesjes.
Wat een aardige snuitjes, en die
nleuwerwetsche oorbellen! Het is de bloem van
Gigognan.
De meisjes keerden zich om, en groetten
ons lachende.
Net kwam de pastoor uit zijn huis.
Goedendag heeren!
Goeden dag: nu ik u toch zie eerwaarde,
wilde ik u wel eens over het volgende
spreken. Vanochtend onder de mis, dacht
ik zoo bij me zelf, dat de kerk wel wat
klein wordt, vooral op feestdagen. Zouden
we niet goed doen haar te vergrooten?
Ik ben het geheel met u eens, mijn
heer Lassagne, waarlijk op feestdagen kan
men er zich niet verroeren.
Mijnheer de Pastoor, ik zal er werk
van maken op de eerstvolgende gemeente
raadszitting zal ik de vraag voorleggen.
Burgermeester, ik kan niet anders
zeggen, dan dan ik het een prachtig plan
vind en ik dank u wel.
Even later liepen we haast een grooten
jongen [omver, die juist een herberg wilde
ingaan.
Zeg eens, riep Lassagne hem toe,
ze zeggen dat je dat heertje flink onder
handen hebt genomen, die zoo het hof aan
Madeion maakte!
En had ik dan geen gelijk, mijnheer
de Burgermeester?
Natuurlijk, je moet je kaas niet van
Franco Mendes, die zich o.a. indertijd met
de Belgen zoo verdienstelflk maakte.
M'n zoon nog geprikkeld, omdat z'n beele
verlof door die herrie bedorven was, mengde
zich nu ook in het gewoel en vond mQn
keus onzin.
Wat heb je aan al die vrouwen artiesten
moet je hebben" en verontwaardigd werd
hij, omdat Lola Corners of Beppie de Vries
niet op de lijst van vrouwen op kunstgebied
stonden. ,,
Ik trachtte hem het dwaze daarvan onder
de oogen te brengen, toen plotseling m'n
vrouw de naam van 'n dame riep .die toch
zoo aardig was" en waarvan het zoo ge
meen is, dat ze haar in de Vereeniging zoo
behandeld hebben".
Toen bleek, dat die naam geheel ontbrak,
was m'n vrouw teleurgesteld en wilde nu
ook ineens niet meer op de lijst van de
Ver. voor V.K. stemmen.
Met 'n edele zwaai zwierde ze naar het
lijstje van Vrouwen van Wetenschap, terwijl
mijn zoon na het eten uit was gegaan om ook
op het station een Groene" te koopen. Hij
wilde 'n vrouw van kunst hebben.
Zelf aanvankelijk zoo kalm, was ik even
wel door de strijd aangevuurd en besloten
om ook een eigen stem uit te brengen. Ik
gelaste m'n zoon ook voor mjj 'n exemplaar
mee te brengen.
M'n dochters, die hun eigen stembiljetten
al verzonden hadden, bleven echter stemming
maken.
Och, och, wat 'n maal was dat! Hoe het
eten door dat alles geworden was, hoef ik
niet te vertellen. De vrouw hoort in de
keuken" is al zoo'n afgezaagd argument
van de Antifemlnisten, waar ik nooit toe
behoort heb, doch heden bijna toe bekeerd
ben.
M'n vrouw, die nu op het stembiljet naar
eigen keus, onafhankelijk haar vrouw van
wetenschap had kunnen zwart maken, begon
evenwel wederom te draaien en ons om
raad te vragen.
Leggen we gewoonlijk Zondagsavond 'n
kaartje ditmaal was daar geen tijd of
lust voor. Onder de invloed van m'n dochter,
die thuis" is, ging* ze over tot de
philanthroplsche vrouwen, waarop m'n studeerende
dochter zwaar begon te ijveren voor de
vrije vrouwen.
M'n lieve vrouw wist langzamerhand
heelemaal geen weg meer en omstreeks half
elf, in hevig overspannen toestand, nam ze
haar stembiljet en gooide het nfldig in de
tijl waarin het papje voor de noodbriketten
stond te weeken.
Ten einde raad nam ik m'n eigen stem
biljet en maakte ijlings de eerste de beste
dame van de vredesbeweging zwart.
Den volgenden dag hoorde ik aan de bitter
tafel, niets anders dan over die lamme
Groene" en merkte ik, dat het meerendeel
eveneens uit alle macht tot de vredesbeweging
was bekeerd
Zoo bracht 'n goed bedoelde aardigheid
veel ellende.
MARITUS
«iHiiiiiiiiiiiimiiliiiiiiiiiHiiiiiimiHiHiiiiiiiiiiiilliiimiiiiiiM»»"»!»"
MEDEDEELING
Als antwoord op de vraag, die tot ons
kwam: Waarom in het vorig nummer het
stukje over den Amsterdamsch
Amersfoortschen Kring" is geplaatst in de rubriek
Voor Vrouwen", deelen wij mede ook
om in 't vervolg misverstand te voorkomen
dat deze rubriek door ons niet zóó eng
wordt opgevat, dat daarin uitsluitend over
vrouwenwerk kan worden gesproken. De
A.?A. K. vindt dan ook in ruimeren zin
belangstelling. E. M. R.
iiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiuiiiiiiiu
iiiiiiiiiiiiiiifiii
Uit Overgrootmoeders eigen geschre
ven kookboek
STRUIF
Men heeft een kwart pond meel, 5 eieren en
een halve kan melk noodig voor vier struiven.
Met schraal l ons boter in den koekenpan
gebakken, met deksel met veel vuur. Thans
te vervangen door het plaatsen in den oven.
SPAANDERS
l Ons meel, l ons boter, l ons suiker, l
geraspte citroen, l ei door elkander mengen.
Dan op een platte blikken plaat gesmeerd
(in den oven) gebakken. In stukken gesneden
over een houten stok laten krommen.
milinmiINMIinillllllllimNlllllllllllimillimimlIlllIllllllllllllllllllllM
TER WEE
THEE
ZAANDAM
'me/f de fügekleurde foto's in hef Qltunt
DE WATERSNOOD 9I6
75cta
imMiniiiiiimiiiimmiiiMimnnimiiiinniiiiiiiiiiiiiitiMiiiiiiMMiiiiiiiii
het brood laten eten, maar een ander keer,
niet zoo hard slaan hoor!
Nu begrijp ik het zei ik tot Lassagne,
je vleit de menschen. NauwlQks had ik dat
gezegd, of we zagen uit de verte, al hortende
en stootende een voerman aankomen.
Zeg, Sabathon riep Lassagne, je zult
me gelooven of niet, maar op een halve
mijl afstand heb ik je zweepslag al herkend.
Werkelijk, mijnheer Lassagne.
Ja vriendje, jij kunt alleen zoo klappen i
We gingen verder, en zagen een oud
vrouwtje, die langs de sloot bloemen plukte.
Ben jQ dat, Bérengère. Toen ik je zoo van
achteren zag, hield ik je voor Téréson, het
mooiste meisje van het dorp, je lijkt heusch
op haar.
Maar mijnheer Lassagne, denk eens
aan, ik ben al zeventig jaar.
.Nu je ziet er heelemaal niet kwaad
uit en de jongelui houden er met leelQker
kermis.
Die mijnheer Lassagne, altijd moet hij
pret maken, proestlachte het oudje. En zich
tot mij keerende sprak ze:
Ziet u, het is niet om maar wat te
zeggen, maar die mijnheer Lassagne is een
snoes van een man, tegen iedereen even
vriendelijk. Hij is dan ook al vijftig jaar
burgemeester van Gigognan, en hij zal het
zijn heele leven wel blijven.
Nu, sprak Lassagne, heb ik het haar nu
laten zeggen ? We houden allen van een
vriendelijk woord, we hooren allemaal graag
een complimentje. Al sta je tegenover
vrouwen, koningen, of het volk; die regeeren
wil, moet behagen. En dit is nu het geheim
van den burgemeester van Gigognan.