Historisch Archief 1877-1940
K*. 8117
Zaterdag 19 Januari
A°1918
DE
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
. i . . j'. M""- "'f ft %M
{ Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. 12.25. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS: VAN HOLKEMA ft WARENDORF, AMSTERDAM ~] | Advertentiën omslagfO.35 p. regel, binneitp^;- t'JMi p^'
De inhoud staat op pagina 11.
DE M1S-TRIBUT1E
Wij staan binnenkort voor de scherpe
exammatie van onze levensmiddelen
voorziening, of, zoo men wil, van het
beleid-Post huma.
Ons komt de eerste benaming beter
voor, aangezien het toch ten slotte om
een zaak, en niet om een persoon te
doen is. Komen wij tot de slotsom, dat
teneinde de levensmiddelenvoorziening
in het spoor te brengen, de heer Posthuma
beter heengaat, dan is dit weer in het
belang der zaak. Maar er zij wel op ge
wezen, dat de zoo dringend gewenschte
en noodzakelijke verbeteringen niet reeds
zonder meer en alleen maar verkregen
worden door de volle ontevredenheid
op den fungeerenden minister te doen
neerdalen.
Was dat maar waar! Het is de ge
makkelijkste manier, om tegenover eene
zaak te gaan staan. Maar zonder dat men
er aanstonds veel verder mee komt.
Er zit zelfs een gevaar in, namelijk:
dat de geheele aangelegenheid uitloopt
in de cntiseering en de zelfverdediging
van een persoon.
Er zijn er die 't dien kant uitsturen.
Het denkbeeld van eene onbeperkte
parlementaire enquête bijvoorbeeld, waar
op ook de heer Posthuma zelf schijnt
neer te willen komen, moge zeer fraai
zijn om dien minister en zijne raads
lieden schoon te wasschen of aan de
kaak te stellen, maar bereikt niets anders
dan de kwestie: de levensmiddelenvoor
ziening, voor maandenlang, zoo niet
langer, zonder onmiddellijk ingrijpende
verandering op den modderweg te laten
voortrijden. .
Wij zeggen hiermede niet, dat nauw
keurige enquête op sommige speciale
punten niet dringend nuttig kan zijn!
Daar heeft men o. a. de onderhande
lingen over de steenkolen, waarvan Prof.
Kerrikarhp in de Vragen des tijds" een
tipje, helaas maar een tipje, heeft opge
licht. In de daar geuite beschuldigingen
zit zeker zooal niet stof voor een aan
klacht, althans stof voor de betrokkenen
om hunnerzijds aan eene volledige on
derzoeking tegemoet te komen.
Maar overigens is voor ons de per
soonlijke vraag: blijft Posthuma al dan
niet?" slechts eene bijkomstige, een on
dergeschikte. Zij komt aan de orde, na
de veel gewichtiger vraag: hoe zijn
de gebrekkelij kheden van
onze levensmiddelenvoorzie
ning te verhelpen?
Het publiek is ontevreden, omdat het
niet genoeg en niet gemakkelijk genoeg
naar zijn behoefte krijgt, en veel beta
len moet. Het weet niet meer waar het
aan toe is. Van wat is er nu al niet te
kort!
Ordre-, contre-ordre, désordre, is aan
de orde van den dag.
In de kringen der handelaren heerscht
eenzelfde grief. Daar zucht men onder
het matelooze gemorrei van commissie's,
besturen, machthebbers en
machtbelusten. Romslomp en paperasserij belem
meren het bedrijf.
Daar ziet men ook, de
niet-ingewijden bevroeden het eveneens maar al
te wel, wat nog erger is: misbruiken
en corruptie, persoonlijke bevoorrechting
en willekeurige uitdeeling van gunsten
door allerlei personen, die daartoe met
de eene of andere positie de gelegenheid
gekregen hebben.
Onder de eerste producenten, met name
de boeren, heerscht ergernis over de
miskenning van hunne belangen, hunne
behoeften, hunne gewoonten, over ondes
kundige bejegening van hun bedrijf.
De gelijkheid raakt zoek.
De ongelijkheid rijst schrikbarend.
De eene categorie, een zekere bedrijfs
tak, profiteert terwijl de andere door de
maatregelen van hoogerhand wordt ge
drukt. In de groentedrogerij en in de
bollenkweekerij bijvoorbeeld zien op 't
opgenblik de particuliere ondernemers
zich bij eene van regeeringswege ge
nstigeerde coöperatieve achtergesteld.
Hier verdienen er geld als water, ginds
leeft de arbeidersstand in moeilijke om
standigheden voort; gaat ook de bur
gerstand, de kleine rentenier, de mid
denstand, onder steeds grooter zorgen
gebukt.
** *
Wat eindelijk den uit de schatkist voor
de bevolking verstrekten steun betreft,
zien de staatslieden, zien zij die voor
uit denken, eene schrikbarende intering
van het vermogen op komst, een ver
bruik van financiën, dat niet eens heel
lang hoeft te duren, om het kapi
taal grootendeels te hebben opgegeten!
De 150 opcenten van de
verdedigingsbelastingen, voor n half jaar gevraagd,
wat beteekenen die, wanneer ze, naar
aannemelijk is, gedurende ettelijke jaren
blijven weder keeren!
Voor het geheele verdere leven van
ons land dreigt een verderfelijke
Woedaftapping, een ondermijning van de toe
komstige kapitaalbehoefte, waarop de
geheele volkswelvaart weer is
aangewezen.Om dit te begrijpen behoeft men niet
aan hoogere wiskunde of aan hoogere
economie te hebben gedaan.
Dat voortdurende toeslag op levens
behoeften voor een natie ook in moreeien
en in politieken zin gevaren oplevert,
zegti ons voorts zoowel het gezonde ver
stand als de geschiedenis. Volken hebben
daarmede tevens het graf gegraven van
hun eigen democratie.
Menigeen moge denken, dat het met
't wennen aan toeslagen zoo 'n vaart niet
loopen kan, er zit inderdaad voor volks
klassen geleidelijke verafhankelijking in
tegenover de regeering.
En hoe licht wordt eene natie ook
niet de speelbal van buitenlandsche
mogendheden, wij ervaren het reeds,
die haar met deze voorziening aan de
lijn weten te krijgen! Wat blijft er
dan over van den geest om 't op eigen
beenen uit te houden?
Men heeft dus hoogstens te doen met
een noodzakelijk kwaad, dat zooveel
mogelijk ondervangen worden moet.
* *
*
Willen wij nagaan wat, in hoeverre
en óf er aan deze gebreken iets te doen
is, dan vatten we ze eerst aldus samen :
er heersenen in de leiding anarchie,
verwarring en onvastheid; er heerscht
ook te kort aan vooruitzicht en rechte
lijn; er heerscht eindelijk gebrek aan de
sterke hand en aan opwekkende stuw
kracht.
Men mag dit nu wel als moeilijk be
twistbare en algemeen erkende axiomata
aannemen. Wij zijn dus ontslagen van
nader betoog en bewijs.
Er kan aanstonds getreden in de zware
vraag: wat moet er gebeuren?
Onzes inziens moet er in de eerste
plaats gebeuren dit: men moet het er
over eens worden, dat de abnormale
levensmiddelenvoorziening nog zeer
geruimen tijd duren zal. Vrede of oorlog,
dit blijft bijkans gelijk. Nog gedurende
ettelijke jaren zal er stagnatie in de inter
nationale toevoeren en overmatige vraag
van buiten af naar sommige artikelen
blijven. Nog gedurende ettelijke jaren
zal Nederland op geheel abnormale en
vaak oneconomische, ruwe wijze zooveel
mogelijk met eigen middelen in de be
hoefte eener gansche bevolking moeten
blijven voorzien.
En in de tweede plaats moet men het
er over eens worden, dat uit de abnor
male toestanden de abnormale uitvloeisels
moeten worden aanvaard. Particulieren,
die deze verandering van wind niet mee
weten te maken, maar vooral ook
eene regeering, die het roer niet vol
komen om durft te zetten en bij storm
weer zooveel mogelijk wil zeilen als 't
bij kalme zee gewoonte is, komen niet
vooruit en raken aan den grond.
Hoezeer wij allen naar de
vleeschpotten van het vrije verkeer" terug kunnen
verlangen en de leuze hiervoor onge
schonden in ons hart bewaren, het ligt
er eenmaal toe, dat nu de paarden op
den stang gereden moeten worden.
't Is juist een ongeluk van minister
Posthuma, daarvoor steeds huiverig ge
bleven te zijn.
Er moet derhalve komen een veel
scherper optreden tegen kettinghandel",
en prijzenspeculatie; veel scherper toe
zicht op de voorraden; veel dwingender
ingrijpen jegens het maken en achter
houden van voorraden; jegens het weg
werken" van artikelen of het laten be
derven, zooals thans met de aardappelen
op groote schaal is geschied.
Daarbij zal ook de eerbied voor de
particuliere winst, hoe 'n nuttig element
deze in de normale samenleving moge
zijn, thans naar den achtergrond moeten
treden. De maximumprij zenen in
beslagnemingsprijzen zijn al te zeer de kroon
op langzamerhand kunstmatig bevorderde
prijsstijgingen geworden. Door alles te
ontzien, worden het publiek zoowel als
het Rijk op enorme kosten gejaagd.
Eveneens, door aan eiken tak van
tusschenhandel de zoogenaamde billijke
marge te willen blijven verleenen, waarbij
ten slotte slapende geld opgestreken
wordt, en alleen nog maar wakende
geknoeid.
Voor n motief slechts moet de par
ticuliere winst juist als belangrijke factor
erkend blijven: waar hij dienen kan om
de levensmiddelenproductie te verhoogen!
Dit is b.v. tegenover het boerenbedrijf,
met de graanprijzen, het geval, en moet
zonder nijd gedragen.
Daartegenover moeten evenwel ook de
verplichting en de dwang tot productie,
indien eenmaal eene behoorlijke vergoe
ding gegeven wordt, op veel krasser wijze
worden doorgevoerd.
Ook de justitieele bestrijding van
misbruiken, van overtreding der
Distributiewet en van nog daaraan toe te
voegen vergrijpen tegen de volksvoeding,
moet veel krachtdadiger doorgevoerd.
Dit klinkt alweer niet aangenaam, maar
het geldt hier voorbeeldig ingrijpen in
't spannend oogenblik van nood.
In verband met dit alles ook is eene
hervorming in het stelsel van admini
stratie noodig.
De minister moet meer, met zijne
afdeelingschefs voor verschillende artikelen,
zélf alles onmiddelijk regeeren en
dirigeeren, bij de productie zoowel als de
doelmatige distributie. Er moet een flink,
ambtelijk corps distributie-inspecteurs en
distributie-controleurs komen, om te zor
gen, dat niets wordt verzuimd, verknoeid
of verloren, wat voor de volksvoeding
dienen kan.
Daarnevens krijgt het heir van com
missies en vereenigingen, in geen land
ter wereld zoo wonderbaarlijk groot als
ten onzent!?een andere beteekenis. Zij
kunnen worden beperkt, en overigens ten
deele als deskundige adviseurs en colleges
van onderling overleg, nuttig blijven.
In elk geval moet naast het door ons
bepleite stelsel van krachtiger ingrijpen
tevens staan: een betere bescherming
van de belanghebbenden tegen willekeur
en bureaucratie. Daartoe moet voorden
weg van administratief beroep gezorgd.
Het is reeds doorgestraald, dat wij
tevens van overheidswege een veel
daadwerkelijker bemoeiing met de voortbren
ging der levensbehoeften wenschen.
Niet altijd zal dit door direct beheer
kunnen gaan. Dan moet worden aange
moedigd, geleid, gestuurd en voortgelicht,
veel krachtiger dan thans geschiedt.
Ook zal echter voor verscheidene
goederen directe exploitatie gereedelijker
ter hand kunnen worden gevat.
Wordt zoo een nieuwe geest ingevoerd;
voor ruimer productie en doelmatiger
distributie gezorgd, dan twijfelen wij niet,
of ook het actueele vaak besproken punt
van: beperking der distributieartikelen en
redelijke verhooging van eenige dist r
ibutieprijzen, zal zonder al te groote
bezwaren mogelijk zijn. Het zal noodig
zijn, ter bescherming van de nationale
vermogenskracht. Het zal echter met eene
geheele verandering van het stelsel, ook
kunnen worden aanvaard.
Waarschijnlijk zal ook een
bespa-ingsontzeggingscampagne onder de burgerij
nuttig zijn.
Want dit mag bij alle distributie wel
bedacht: dat persoonlijk zuinig gebruik
een van de gewichtigste mctoren is. Het
kan der natie niet genoeg voorgehouden,
dat zij in dezen abnormalen tijd haar
kracht moet zoeken in ontbering, als de
bewoners eener belegerde stad.
Voegen wij ten slotte nog hieraan toe,
dat ook een meer vastberaden en doel
bewuste lijn in onze
internationaleruilpolitiek, voor het verkrijgen of
goedkooper verkrijgen van een aantal artikelen,
in het veranderde kader past.
Te lang heeft onze regeering de be
teekenis van het ruilen onzerzijds ver
waarloosd en werd daarin teveel geschar
reld. De hooge prijzen van de Duitsche
kolen blijven een koolzwarte plek.
Verbeterde distributie veronderstelt
ook, dat van de economische rui/politiek
nog gered wordt, wat weer te redden valt.
* *
*
Dit geldt inderdaad van de geheele
materie: men kan alleen nog maar red
den, wat te redden valt!
Veel is reeds vastgewerkt, wat alleen
goed zou gaan, zoo men stond voor wit
papier.
Volmaaktheid is trouwens nooit te be
reiken.
In alle landen is het sukkelen. Batocki
werd als redder begroet, en stelde te
leur. Met Von Waldow gaat het weer
evenzoo. Lord Rhondda krijgt ook al kri
tiek. In Noorwegen is 't slechter dan
bij ons. Zwitserland klaagt niet weinig.
Men doet dus verkeerd, alles aan de
leiding te wijten. De nieuwkomers zullen
ook het onberispelijke niet kunnen geven.
Ontevredenheid blijft een noodzanelijk
toevoegsel in elke. distributie.
Maar, gelijk gezegd, leiding, geest en
uitvoering kunnen toch in zeer belang
rijke mate verbeterd.
En of, om daarop terug te komen,
de heer Posthuma dan daarvoor nog de
man zal zijn?
In den omvang van het tegenwoordige
werk o i. zeker niet. Al het andere
daargelaten, is de bewindsman overladen
tot het onmogelijke toe.
Verscheidene diensten, ja, de geheele
geest van het distributiewerk komen
daardoor in den druk. Met name ook
die van de productie, waarvan het toch
komen moet; de eigenlijke landbouw,
handel en nijverheid.
Wij achten dus per se noodzakelijk
eene verandering, door ons ook reeds
bij de Algemeene Beschouwing over de
Staatsbegrooting bepleit, maar toen met
de bekende cortiaan-che
onaandoenlijkheid voor de eischen van den nieuwen
tijd ontvangen: instelling vdn een af
zonderlijk Crisisdeparte'nent, met eenen
afzonderlijken verantwoordelijken Mi
nister voor Levensmiddelenvoorziening
aan het hoofd.
Daarvan alleen kan de vereischte or
ganisatie uitgaan!
Alle landen, ook onze kleine, rK jtrale
zusterstaten, zijn er ook reeds toe over
gegaan. Nederland alleen sukkelt met
den met zaken en klachten overladen
heer Posthuma voort.
Dit Crisisdepartement moet een nieuwen
geest van aanpakken, doortasten, her
vormen en regeeren brengen.
En dit vordert reeds in menschkundig
opzicht, op het oogenblik stellig een
nieuwen bezem!
Deze taak is voor den heer Posthuma
niet meer weggelegd.
Al zullen niet velen er gretig op zijn,
het netelige werk over te nemen, het
geldt hier 't geheele volksbelang.
Een open vraag blijft het dan nog
verder even, wie, wanneer wij daar
zulk eenen nieuwen bezem, eenen nieu
wen verantwoordelijken leider voor de
crisiszaken krijgen, eenen man van
zaken" in den goeden zin des woords,
aan het hoofd van het overblijvende
Departement van Landbouw, Handel en
Nijverheid moet worden... gelaten of
gebracht. v. H.
ililiiliiiiiiilililiniiminiiiiiimttmtiiiiiiiiinmiiilliiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiii
HET BOEK VAN GERARD
Jimes W. Gerard, My fotir years
in Germany. Hodder and Stioughton,
London 1917.
Zullen wij de afgeloopen maar voor stil"
verklaren en perard een en arder laten ver
teilen over zijne ervaringen in Duitschland?
Druk" was die week in elk geval niet.
De oorlog schoot niet op; wij hoorden
meer van wat er gebeuren zal, dan van wat
er gebeurd is; niet omdat dit laatste ver
zwegen wordt, maar omdat het niets
beteekent. Van des te meer beteekenis zal het
offensief zijn, waartoe de Centralen zich
gereed maken; veertien dagen lang de spoor
wegen in Duitschland uitsluitend voor mili
taire doeleinden gebruikt het bt looft wat!
Intusschen mogen wij er naar raden, of de
eigenlijke aanval tegen Verdun zal worden
gericlu en in Vlaanderen en Noord-Frankrijk
alleen een afleidlngstffenstef zal worden
ondernomen, dan wel omgekeerd. Ook in het
hoofdkwartier van de geallieerden zal men
daarnaar moeten raden, als het wtêr niet
gauw omslaat en de vliegers niet op ver
kenning kunnen gaan.
Hokken doen de vredesonderhandelingen
niet, maar opschieten is anders. Trotzky
heeft aan de onderhandelaars van de centralen
een lesje gegeven en hun maar laat ons
hopen: ook het Duitsche volk duidelijk
gemaakt, dat wat von Kühlmann en zijne
collega's noemen het
Sr Ibstbestimmungsrecht"
van de bevolking der bezette gebieden, in
de practijk die zij er aan willen geven,
neerkomt op: het recht om te mogen goed
keuren wat deDuitschers tijdens de bezetting
hebben vastgesteld. Voor het oogenblik zal
het hem niet veel baten. De centralen hebben
tegenover zijn betoog een dooddoener van
een argument gesteld:
onze machtspositie.
Tegen dat' argument kunnen de Russen niet
op. ZQ hadden het kunnen weten voor zij
naar Brest-Litovsk gingen. Maar toch is het
goed, dat zij gesproken hebben. Er zijn nog
mlllioenen, die zich vergapen aan de mooie
.beginselen", die de centralen voor een
algemeenen vrede hebben verkondigd. Het
is een nuttig werk, op het onderscheid te
wijzen tusschen die beginselen" en de
toepassing" er van.
Tot een nieuwe revolutie in Rusland is
het ook niet gekomen nog niet; maar er
wordt vermoedelijk reeds aan gewerkt."
Ondertusschen mag men de vraag stellen:
wat moet men tegenwoordig eigenlijk onder
Rusland verstaan? Finland is al erkend als
een zelfstandige staat: de Oekraïne insge
lijks; van de Kaukasus-landen, van
CentraalAzië, van Siberiëhebben wij een lijd ge
leden al gehoord, dat zij op hunne eigen
beenen willen staan; gisteren werd bericht,
dat er in Noord-Rusland een nieuwe repu
bliek in de maak is, die het land tusschen
de N. IJhzee en de Wolga zal omvatten
wat blijft er over van het oude Rusland?
Voor welk Rusland
onderhandelen Trot/ky en zijne collega's?
Voor welk Rusland zullen de economische
regelingen gelden, die te Brets-Litovsk
moeten worden gemaakt?
'. *
Maar het wordt tijd, dat ik een groot
hertog van Meckl-nburg Schwerin ten
tooneele laat verschijnen; anders gaat de
stille" week voorbij, zonder dat Gerard
aan het woord komt.
Nu dan: het was op een soiree ten huize
van Dr. Solf, den minister van koloniën, in
Januari 1917, vlak voor de afkondiging van
den verscherpten duikbootooilog, dat een
groote Germaan het bleek later een
groothertog van Mecklenburg-Schwerin te
zijn, zegt Gerard vlak voor den
Amerikaanschen gezant kwam staan en tot hem
zei, met een zoo luide s'em, dat alle andere
aanwezigen hun gesprek staakten: ,.gij zijt
de Amerikaansche gezant: ik wensch u te
zeggen, dat wij, Duitschers, nooit zullen
vereeten, dat Amerika wapenen en munitie
het ft geleverd aan onze vijanden; de tijd
zal komen, dat wij daar wraak voor nemen."
Toen Gerard antwoordde, dat de interna
tionale verdragen de levering van wapenen
en munitie niet verboden, zei de groo'her
tog: O<n verdragen bekommeren wij ons
nut." Dat zeggen ze meer," was de repliek
van den gezant.
Een pootig heer, deze gezant niet alleen
in zijne replieken, maar ook met zijne han
den. Toen hij, in gezelschap van een
aecre'aris van de E gelsche ambassade, op
den avond van 4 Augustus 1914 nut zijn
auto door Berlijn reed en er et n heer op
de treeplank sprong en den Engelschman
met zijn hoed in het gezicht sloeg, liet
Gerard den chauffeur stoppen, sprong er
uit en pakte den h«$r bij
was een advocaat, die d*n volgerij ..
gen zijne exuses kwam naken ;.tw,feari de
auto van Gerard voor die van den
Engelschen gezant gehouden l
Toen een Duitsch- Amerikaan In de kamer
van Gerard zei, dat hij Bryon wel zou willen
ophangen en President Wilson nog een voet
hooger, stond er later zoo vertelt Gerard
in de couranten, dat ik hem door mijn be
diende uit het gebouw van de ambassade
had laten smijten; maar dit bericht was niet
heelemaal juist; ik was zoo egoïstisch om
mijzelf dat genoegen te gunnen.
* * * ? "
het hanbeoek voor den gfzant,
dat indertijd de Wicquefort heef t geschreven,
wordt onder de vereischten voor dit ambt
niet genoemd, dat een gezant zich een aan
valler van het lijf moet kunnen houden;
maar voor iemand als Gerard, die gewoon
was zich vrij in Berlijn ie bewegen, moet
het een aangenaam besef zijn geweest, dat
hij zijn man stond; want in bijna lk hoofd
stuk van zijn beek blijkt, hoe 'n geweldige
haat in Duitschland tegen de Vereenigd
Staten bestond, ook voordat deze de,noorlQf
hadden verklaard. Op de zegels nét riet
,Gott straffe Eng land"
Gerard betrapte een Duitschen bediende
van hem erop, dat hij deze zegels plakte
op de enveloppes van brieven van de
Amerikaansche ambassade t werd dan
ook dikwijls nog met potlood erbij ge
schreven :
,und Amerika".
Er zijn een aantal Duitsche staatslieden
geweest, die zoo lang mogelijk hun best
hebben gedaan om een breuk tusschen
Duiischland en de Ve'jeenfgde Staten te
voorkomen. Men zal zich een speech her
inneren, dien Gerard, kort voor zijn vertrek
uit Berlijn, heeft gehouden bij een maaltijd,
dien the Americain Associaiion of Commerce
and Trade hem aanbood, en waarvan een
aantal Duitscheautoriteiten, die als vrienden"
van Amerika bekend stonden, als gasten
deelnamen: Zimmermann was er tegen
woordig, en Helfferich en Solf en Dernburg
en nog vele anderen. Gerard zei toen, dat
hij er zeker van was, dat de goede betrek
kingen tusschen Duitschland en de Ver
eenigdèStaten niet zouden worden ver
broken, zoolang een aantal vrienden van
hem, die hij met name noemde, hun
regeeringsambt zouden blijven bekleeden. Hij
bedoelde daarmee: zoolang naar den zaak
van deze mannen wordt geluisterd, zal de
Duitsche rrgeering niet besluiten de afkon
diging van den verscherpten duikbootoorlog.
Die heel e maaltijd was volgens Gerard
niets anders dan een laatste poging om den
verscherpten duikbootooilogtegen te houden.
Zoo had ook Bethmann Hollweg het begrepen.
Hijzelf behoorde niet tot de gasten, maarden
volgenden dag verzocht hij Gerard bij hem te
komen en dankte hem voor wat hij gezegd
had. Vermoedelijk zegt Geraid was
toen echter reeds
hef noodlottige besluit genomen
nooldottige besluit genomen en had Beth
mann Hollweg, na er lang tegen te hebben
gevochten, den strijd opgegeven.
Van dezen ex-kanselier schrijft Gerard:
Zijn val was een triumf voor de Jonkers
en voor allerlei intriganten. Toen Bethmann
Hollweg over begon te hellen naar het
liberalisme en de invoering van een recht
vaardiger kieswet in Pruisen bepleitte, hebben
de jonkers en de militairen en allen die het
kaste-stelsel willen handhaven, zich aange
sloten bij de intriganten die in Duitschland
altijd bezig zijn met wat voor hen een sport is:
de jacht op dt-n Kanselier.
Het was toen nog maareen kwestie van tijd,
wanneer het hoofd van Bethmann Hollweg
zou vallen; ten doode opgeschreven was hij
reeds. Ik geloof dat hij in zijn hart een liberaal
is en dat hij, tegen zijne eigen overtuiging in,
heeft toegestemd in de afkondiging van den
verscherpten duikbootoorlog. Indien hij, in
plaats van dit te doen, ontslag had gevraagd,
zou hij het vereenigingspunt zijn geworden
voor alle vrijzinnigen en meer werkelijke
macht hebben kunnen uitoefenen dan hij
ooit heeft bezeten. Maar half uit verkeerd
begrepen loyauteit tegenover den Keizer,
half uit zucht om zijn ambt te behouden,
offerde hij zijne overtuiging OP.
Toen hi) zijn ambt moest neerleggen, heeft
hij als a f schei <is geschenk van den Keizer niet
den titel van Fürst", zelfs niet dien van graaf
gekregen. Voor hem eelden de woorden,
die Shakespeare aan Wolsey, den in onge
nade gevallen kanselier van Hendrik VIII
in den mond legt: Had ik mijn God slechts
half zoo ijverig gediend als mijn Koning,
Hij zou mij in mijn ouderdom niet naakt
henben overgeleverd aan mjjn vijanden." «
O'er von Kühlmann leest men bij Gerard:
Veel sluwer dan Zimmermann, zal hij de
pogingen voortzetten om ons in moeilijk
heden te brengen met Japan en Mexico,
maar hij zal wel oppassen dat men hem
niet betrappen kan. Neem je in acht voor
den stuwen Kühlmann. Toen hij de tweede
in-rang was bij de Duitsche ambassade in
Londen, heeft hij aangekondigd dat Engeland
deel zou nemen aan den oorlog. Toen hij
Staatssecretaris van buitenlandsche zaken
werd, kon men in de pers lezen dat hij zich
verzet had tegen den verscherpten duik
bootoorlog. (Gerard zegt er niet bij, dat
men toen zelfs in de Nederlandsche pers
kon Ipzen: Küilmann, destijds nog gezant
te 's Gtavenhage, heeft, om den verscherpten
duikbootoorlog tegen te houden, bericht dat
de afkondiging daarvan voor Nederland
een reden zou zQn aan Duitschland den
oorlog te verklaren!) Al die geruchten
waren alleen een bewijs van de slimheid,
waarmede hij de publieke opinie gunstig
voor zich wilde stemmen, opdat zij hem
zou steunen in zijn plannen. Neem je In
acht voor den si u we n Kühlmann l"
Zou Kühlmann ook het gerucht hebben
laten verspreiden, dat hij te Brest-Litovsk
l 'uitschland's eischen ten op'ichte van
Rusland wil matigen alleen om de
eischen, die hij wil stellen, als gematigd
te doen beschouwen?
Bewarr of the wily Kühlmonn t"
16 Jan. 1918. G. W. KERNRAMP