Historisch Archief 1877-1940
.19 Jan. '18. - No. 2117
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE VROUW IN HET ENGELSCHE PARLEMENT
Teekenlng voor De Amsterdammer" van Jordaan
Zij (ondernemend): En laat mij nu je keuken eens zien!
iiiimiiiuiiiiilillinninnii iiiiiniii
?KUN/TEN!
TENTOONSTELLINGEN
(Notities)
DEN HAAG, UTRECHT, ROTTERDAM
DE GRAPHISCHE KUNST en THERESE VAN
HALL'S BEELDHOUWWERK (Utrecht).
De meeste werken der Graphische" heb
ik of meer dan eens reeds gekarakteriseerd,
of, na overdenking, weggelaten uit mijne be
spreking. Een paar etsers moet ik, in 't
kort, nog behandelen. Ten eerste H art i n g.
Deze etser geniet bij de leeken een bepaalde
befaamdheid; hij wordt vlotweg gewaar
deerd. Misschien scheen daar in den beginne
een aanleiding toe te bestaan, maar het eind
bewijst iets anders. De etsen van Harting
vertoonen noch een speelschen persoonlij
ken trant van teekenen (zooals de Hagenaars
Na het artikel van den Amsterdamschen
TooneelKandige, den heer Rössing, dat wij
de vorige week plaatsten, laten wij ome Drama
tische medewerkster het woord over de jongste
Gysbreght-opvoering. Zij schrijft ons:
De opvatting van den heer R. omtrent de
plaats die de Reyen behooren in ie nemen,
tan ik slechts deelen voor zoover die de ge
heel in de handeling verweven Rey van
Burghzaten" betreft."
K. V. HET NEDERLANDSen TOONEEL.
Gysbreght van Aemstel.
Als Royaards er het bijltje bij neerlegt",
zei mij eens, in den tijd toen de
Verkadetrust woekerde, de eerste actrice van het
onder die vlag mee-zeilend gezelschap, dan
ziet het er voor onze tooneelkunst slecht
uit, want dan is er geen maatstaf meer".
De nieuwe Gysbreght"-opvoering pp het
Leidsche Plein heeft mij dit woord in her
innering gebracht. Hier beschikten wij, die
door vergelijking kunnen leeren, dan nu in
directen zin over dien maatstaf. Want het
is niet mogelijk ons bij een reprise van
dit Vondel-treurspe! los te maken van het
machtig en voornaam vizioen dat Royaards'
.Gysbreght" (voor het laatst gespeeld in
1914) in ieder, die deze voorstelling bij
woonde, liet. En mij dunkt ook nergens
voor noodig ons daartoe te dwingen. Jaren
lang is er met dit, ten innigste aan de stad
Amsterdam verbonden kunstwerk in den
Stadsschouwburg den draak gestoken, geen
redelijk mensch die er meer aandacht aan
schonk. Toen kwam Royaards, als geen
ander met het Vondelvers vertrouwd, op
voor Vondel's nagedachtenis, en met Lensvelt
en Nell Bronger toonde hij ons wat kostbaar
bezit aan verstokte beuzelarij was prijs
gegeven geweest. Het werd een wfj
schermen zoo graag met het woord devoot
het werd een devote vertooning, het vers,
waarnaar wij verleerd hadden te luisteren,
herkreeg zijn inhoud, bewogenheid en glans;
en «p deze ontroering leefde, in strenge,
vaste lijnen, in zeldzaam schoon kader, het
drama van ondergangh en verlossing. Daar
bleek een nooit begrepen dramatische een
heid in deze tafereelen, nu daar een plan
was, waarop een ieders taak steunde, een
atmosfeer, die het al omvatte, een
grondaccoord, waarnaar het rijk recietden ganschen
avond bleef gestemd. Uit de klaterende
dien hadden) noch zijn zij,
scherp-bedwongen, strak van sterkte. Integendeel de etsen
van Harting ontaarden tot objectieve waar
nemingen, en tot meer: Zij gelijken
opphotographieën, zooals de etsen van Witsen, de
Amsterdamsche stadsgezichten, dat eveneens
kunnen doen. Er zit, op deze wijze voort
gaand, geen toekomst in het werk en het
verleden is evenmin bloeiend. Poortenaar is
in deze beter, zekerder. En M o u l y n ?
Moulyn is een eigenaardige ziel. Hij heeft
overtuigde aanhangers, en overtuigde vrien
den van zijn werk. Ik behoor tot geen van
beiden. Ik bezie met hartstocht de afzon
derlijke, bizondere werken van sommige
anderen (ik schuw het bizondere niet, en
nooit het schrille) maar ik wil dat bizondere
krachtig, toch natuurlijk; hoewel een diepte
der ziel overmatig soms belichtend, toch
echt; gespannen, of weemoedig hangend;
barnend of smeulend, maar ondervonden,
en daarna gekund (Karel de Nerée in Hol
land). En geen van twee vind ik bij Mou
lyn: ik vind het werk niet voldoende rijk,
zwak, moedwillig-bizonder, en in zijn
bizonderheid niet bizonder genoeg gekund...
Therese van Hall Is in het kleine
soms breed, soms typisch (zie 16, 17). Zij
is in die kleine beeldhouwwerken niet van
groote innigheid, noch vol laaienden drift
tot maken en doen, maar het werk is eerlijk
genoeg, gekund genoeg, en het is, zonder
omwegen, nu en dan eigenaardig.
III. UTRECHT. (Gerbrand's kunsthandel;
Caramelli en Tessaro). Bij Gerbrand vindt ge
van Oosterzee, Jan Wlttenberg, en Dirk
Nijland. Van Oosterzee is een talent,
dat zich het zuiverst vertoont op de kleine
afmetingen. Deze kan hij baas. Zijn
groenen-blauwe schilderijen, of zijn
evenleikleurlge berggezichten, hebben dan de gemeen
zaamheid der kleine zielen met de dingen
harer beschouwing. Er wordt niet te veel
aangedrongen, noch dringen zij zich op,
maar zij causeeren op beschroomde wijze,
beschroomd langs de schoonheid heen. Dat
beschroomde, maar vrouwelijker, is in Wit
te n b e r g eveneens. De schilderijen met
de Pompoenen, en de te k l e i n e met de
schelpjes, zijn hiervan het dadelijk afdoend
bewijs. De innigheid er in moet vaster wor
den, en de weergave der vormen door de
kleur klaarder, wil het werk zijn zachte
beteekenis behouden. Sterker dan de overigen
zijn de Zierikzee's, de Maraboe, ea een
Tuintje. In een werk, uit 1912, vindt ge een
invloed van de kleur van Willem van Kon
ijnenberg. Dit is toch in de
bruinen-engrauwen; de overige zijn meer door het
luminisme bepaald.
Van N ij l a n d zijn er de Vogelskeletten,
en de Houtsneden, de phantaisleë'n en de
breed gehouden, wel gestoken, waarnemingen.
IV. UTRECHT. Het landschap van Johan
Meijer bij Caramelli en Tessaro is of impres
sionisme, of luminisme; het is niet onvaardig
soms maar noch rijk noch schoon. Er
was in dezen kunsthandel een ander iets:
een schilderijtje van Bakker Korff
(uit 68), een vrouw met een roode shawl,
een dame, een zijner dames, in een binnen
kamer bezig. Zoo ge deze kunst wil kleineeren
(ze is er tegen bestand) kondt ge zeggen,
dat ze de kunst van een bijziende is. Dat
is ze. Maar ze heeft toch een breeder wijze
van schilderen dan veel, slechts schijnbaar
grooter, werk; ze Is daarenboven excellent
in het stilleven, en niet versaagd tegen vele
moeielijkheden. Ik moest daaraan denken,
toen ik dat voor Korff niet buitengewoon
werkje zag. En ook aan dit: hoe
zoetjesduvelsch scherp dit heer kon wezen in zijn
wat geniepigen aanval op de oude dames,
die hij schilderde. Hij genoot ze als een
bonbon, die hij opat. En zijn types bestaan
nog; ik ken ze, en ik ken ze niet, als hij,
confijten, zoetjes, zoutjes, toch geheel-en-al
voldoende...
V. ROTTERDAM. Cornelis Kuypers (in
den Protector"). Dichterlijkheid is in de
ware schilderkunst een lyrische klank in het
kleurengeheel; zij is dan ge-uit naar den
eisen. Kuypers is niet opdeze wij ze dichterlijk.
Is hij het, littérair schilderlijk? Hij is dat
evenmin. Hij is het sterkst als hij gewoon
impressionistisch een huis schildert, een
brugje, boomen, zooals vele Hagenaars dat
deden
VI. DEN HAAG. KUNSTKRING (teekeningen).
Op deze tentoonstellingen is e i n d e l ij k
eens genoeg werk, maar niet te veel. Er zijn
twee schilders het krachtigst vertegen
woordigd: Toorop en Van Konijnenburg.
En Toorop is het sterkst in zijn neer
gebogen kop voor de roode toppeji"; Van
Konijnenburg, tegenwoordig zijn bereid
willige gaansgenoot, is het meest bewogen
in de figuur mtt den blauwen mantel,
uiterlijk-sterker echter in de figuur met de
twee honden. En opmerkenswaard is de
zekerheid, dat deze twee schilders, zeer
verschillend, toch een wisselspel vertoonen.
Haverman, de derde met een groep, is
in het Slapend kind" eenvoudig, zonder
skepsis of moedwilligen geest, het meest te
waardeeren. PLASSCHAERT
OELOF flITROEN
Kalverstraat 1 I Paarlen, Brillanten
= Opgericht 1850 = l_l Goud, Zilver en Horloges
TELEFOON 658 N
Uitsluitend eerste kwaliteit
liiniiiiinninii
iiiminnmiiii
realiteit van verschrikking op verschrikking
en nochtans vol eigen innerlijk leven, hief
deze, vooral zeer dichterlijke,
tooneeltranspositie de geheele handeling in den luister
van het Woord. Deze voorstelling is een
rehabilitatie geweest voor het Amsterdamsen
tooneel en het spreekt wel vanzelf, dat we
er elke latere opvoering aan toetsen. En de
vraag is nu niet of er op het Leidsche Plein
wat verbeterd" is, dat er onder een
nieuwe directie nieuwe decors zouden worden
gemaakt was een eerste yereischte, en over
het een beetje meer of minder martiaal op
treden van den godvruchtigen held zullen
wij niet te lang boomen, de vraag is nu:
heeft de officieele daad van de K.V. Het
Nederlandsen Tooneel dan nu eindelijk be
wezen dat het gezelschap in staat is van
dit nationaal standaardwerk een opvoering
te geven, die op de hoogte staat van Vondei's
nobele kunst ? Heeft deze een indruk gelaten,
schoon en sterk genoeg om in ons volk de
vereering te wekken, welke, gelijk het
programma ons vertelt immer in omge
keerde verhouding heeft gestaan tot de speel
baarheid van het stuk?"
Ik kan er met geen ja op antwoorden.
Verkade heeft het bestaan op den bestem
den datum uit te komen, niet met
n-zoogoed-mogelijke Gyshreght-opvoerinp, hij
bood er dadelijk twee, ter keuze. Twaalf
rollen, waarop nu de eene dan de andere
speler zijn krachten beproefde, als gold het
een examen van de tooneelschool met een
prix d'excellence. Ik heb de tweede ploeg
gezien, die waarbij de hoofdrol was toe ver
trouwd aan Coen Hissink.
Op het groote emplacement, dat voar het
geheele stuk een figuratie van minstens
honderd personen deed verwachten, trad
heer Gysbreght in Dante's kamerrok buiten
de pooit, en ik wist niet waarover mij meer
te verwonderen, over dit costuum, terwijl
de vijand nog maar een boogscheut weegh's
aan geen zij Slooterdijk" kan zijn, in een
tijd dat het verraad uit alle hoeken loert en
een gemeen burger laat staande
Burghtheer in persoon zich niet weerloos op
den openbaren weg begaf, of over de taal
die deze Vondel vertolker sprak. Ik acht
Coen Hissink, die ook als literator van fijn
gevoelig talent blijk gaf, een te Intelligent
kunstenaar em niet zelf in te zien dat hem
voor het ingeleefd en beeldend spelen van
deze rol-in-verzen eenvoudig alle techniek
ontbrak. Met ongemotiveerde klemtonen,
nlets-zeggende rusten en pathetische halen
heeft hij zich een houding moeten geven
en geen sprankel van leven, van de stralende
innigheid, de pracht en heerlijkheid van zijn
reciet drong door. Zóó vast zat hij in de
verzen, dat hij op het, al dadelijk veel beter
de dramatische ontroering 'weergevend ver
haal van vader Willebord (van Warmelo)
zelfs niet reageerde, telkens opnieuw een
monoloog inzette, en er van een
gesprekop-toon tusschen het krijtwit patertje en
den fantastischen Aemstelheer geen sprake
werd; terwijl de even onstuimige als
gemaniereerde Arent (Reule) in het geheel
geen atmosfeer vond, geen na-klank van
hartelijkheid en dankbare ontzetting, waar
van zijn Heer Broeder zijt gerust, en luid
van vreugd de klokken!'' de blijde beves
tiging is. In latere tooneelen gelukte het
Hissink een enkele maal zich van de moeie
lijkheden van zijn rol te abstraheeren, het
menschelijke te doen doorschemeren, maar
past hier, waar het geldt de titelrol in zulk
een stuk boeiend en overtuigend voor ons
te doen leven, het tooneel met dit leven te
vullen, past hier detailcrltiek ?
Onze aandacht, afgeleid door gestalten,
gekleed als Italiaansche orgelvrouwen, die
zwijgend uit de coulisen traden en zich
achter de sprekenden opstelden, zonder door
hun houding iets van bedoeling uit te druk
ken, werd daarop wakker voor de Spie',
van Hunsche, een gemoedelijk echte" schurk,
als uit een roman van Dickens, waartegen de
classieke argeloosheid van Heer Gijsbreght
en de zijnen een harden dobber had. Hij, en
feitelijk alle spelers, speelden een stuk op
zichzelf, nergens heb ik, in dit eerste en
slechtste bedrijf, iets van stijl, van
inner1 ij ken samenhang bespeurd. En ook in
de volgende bedrijven, hoe weinig ver
band was daar tusschen de, op een stuk
;'i grand spectacle gebaseerde decors en
de opzettelijk sober gehouden
gebeurCONCERTGEBOUW
De dirigent Hans Knappertsbusch
In Hans Knappertsbusch, die ditmaal
Mengelberg op de directiestoel verving,
mogen wij een dirigent van meer dan ge
wone beteekenis begroeten. Had hij zich een
programma samengesteld, dat beter getui
genis van zijne voorname capaciteiten had
kunnen geven, dan gelooven wij, dat hij bij
het publiek een nog warmer waardeering
had gevonden, dan nu het geval was.
Toch was juist het publiek na de uit
voering der derde symphonie van Heinrich
Zöllner welke onze gastdirigent de on
zalige gedachte heeft gehad, hier te moeten
introduceeren tamelijk warm gestemd.
Is het de romantisch gestemde toon, die de
menschen altijd gaarne hooren, die een be
trekkelijk succes als dit kan verklaren?
We kunnen nauwelijks gelooven, dat deze
componist met zijn maakwerk van verwa
terde romantiek meer op een publiek zou
kunnen inwerken, dan zelfs een Niels Gade
hij moge dan eenigszlns verouderd zijn
in onzen tijd nog kan bereiken met een
Ossian-ouveriüre of een zijner symphoniëen.
Zöllner is, ondanks een veelvuldig gebruik
van z.g.n. Trugschlüsse", niet alleen ho
peloos ouderwetfich, maar bovendien als
componist t.w. scheppend kunstenaar een
treffend voorbeeld van algeheele geestelijke
impotentie.
Hast du Begriff von Ode und
Einsamkeit?" zoo luidt het uit Faust genomen
motto van het slot van dit werk.
Ja meester, zulks hebt ge, al luidt onze
uitspraak niet in dien geest, dien ge ver
moedelijk verwacht." Voorts lezen we:
Eins aber wollen wlr, können wir wie ihr:
auch wir trotzen noch."
Daarbij vergelijkt ge u dan met de gril
lige bergtoppen, die de eeuwen trotseeren
Deze dikbloedige, ondoorzichtige,
vlakharmonische schrijftafelmuziek zal vermoe
delijk wel geene jaren trotseersn!
We willen maar hopen, dat er geene of
weinige van onze eigen toondichters in de
zaal waren, die stelselmatig op de pro
gramma's van deze instelling veronacht
zaamd worden.
Eene beleediging aldus in flagrant!"
gedaan moet toch het kalmste
kunstenaarsbloed wel aan het koken brengen.
Zooals wij reeds zeiden, had deze avond
als lichtpunt het optreden van een opmer
kelijk leiderstalent. Knappe en vooral op
rechte kunstenaars zien wij gaarne, onver
schillig vanwaar zij komen. Een eerlijk
oprecht kunstenaar' wien het in de voor
naamste plaats om de zuivere belichting
der innerlijke schoonheid te doen is, is
Knappertsbusch ongetwijfeld.
Van degelijke, doorvoelde
gemoedscvertuiglng sprak de vertolking der Parsifal
fragmenten. Hier liggen zoovele gevaarlijke
klippen voor sentimenteele overgevoeligheid,
mooidoenerij enz., dat het wel de grootste
verdienste is van dezen dirigent te kunnen
zeggen, dat hij door opvallende soberheid
den juisten toon wist te treffen. Zelden hoort
men hier het juiste evenwicht der dynamische
expansie zoo voortreffelijk vasthouden.
Zoo behoedde deze jonge man, door zijne
persoon tenminste een deel van den avond
voor mislukking:
Na het geval von Baussern" dus ten
minste eene kleine vooruitgang! Mogen we
intusschen in den vervolge gespaard blijven
voor al die concurrentie gevaarlooze
eenfraters van onzen wij d vermaarden Willem
Mengelberg! v. L.
lijkheden, hoe weinig wisselwerking tus
schen de figuren onderling! Hoe leeg bleef
het! In dit Hollandsen binnenhuis woont
een gezin", het gezin van Aemstel,
waarvan ons het bedreigd familieleven niet
uit de gedachten mag gaan. En daarachter
woelt en gist en kraakt het, daar wordt ge
moord, de stad brandt, de vlammen slaan
uit en naderen. Daar willen we toch iets
van meiken. Wat wij bewonderen mochten
in Wijdeveld's architectuur, het kon ons
niet nader brengen tot de kern van het werk,
omdat er geen kern-van-Ievend-spel was.
In de breed-opgezette kapel stonden de
schaarsche nonnetjes uitgestald, we konden
ze tellen. Het besef, dat daar een verschrikte
kudde was saamgescholen, bleef ver. Aan
duiden op het tooneel is voldoende mits deze
aanduiding suggestief zij, het decor zoodanig
ingedeeld, de belichting erop gericht, dat
wij in onze verbeelding aanvullen wat voor
onze oogen maar gedeeltelijk verwezenlijkt
werd. En de groote feiten moeten groot
blijven, uitstralen over het minder belang
rijke. De dood van Arent, de naaste bloed
verwant, Gijsbreght's rechterhand"' is zulk
een feit. Het Huis van Aemstel wordt op
dit moment in zijn fundamenten geschokt,
het huiselijk drama culmineert in het onher
stelbaar verlies dat het gezin" treft, de
stad ontvalt een held. Met dezen beminden
broeder, dezen edelen krijgsman, na Gijs
breght de eerste, gelijk de minste dienst
knecht te laten sterven in een hoekje, door
dit kostelijk lijk zoo maar even te laten
wegsleepen door vier vasallen ... onthoudt
een regisseur het werk een zijner voornaamste
waarden en gaat in tegen den classiek
dramatischen geest.
De komst van den Heer van Vooren: de
vertegenwoordiger van den vijand, de ge
machtigde, die tegenover den Aemstelheer
treedt, man tegen man, is een ernstig
oogenblik. Twee machten zien elkander in de
oogen, stand en weerstand, voor de laatste
maal. Deze korte, doch zoo belangrijke rol,
toevertrouwd aan een zwakken
tweedeplansspeler, ontwricht het stuk.
Het, als de gelaarsde kat uitgedoscht man
netje verstoorde daar bovendien een fraai
tooneelbeeld van in het half-duister beang
stigden, en bracht met den suikeren Rafaël
van het stot, heiligschennende romantiek.
Ik vraag mij waarlijk af wat in deze op
voering geslaagd mag heeten, bij zooveel
slap bezette rollen, bij zoo weinig regie!
De Badeloch van mevrouw Hopper, een
prestatie, was meer doorwerkt dan door
voeld; in tegenstelling met Hissink, be
schikt zij over een op de spits gedreven
techniek en wordt dikwijls de bedoeling al
te duidelijk. In oogenblikken van forschheid,
daar waar zij zichzelve vergat, voldeed zij
NEDERLAND EN
GEWONDEN
VERPLEGING IN FRANKRIJK
Een woord tot opwekking.
Toen in den aanvang van den oorlog La
Comtesse de Broussillon haar man en
eenigen zoon op 't slagveld verloor, vestigde
zij in haar kasteel te Le Mans (Sarthe) het
hospitaal St. Julien, dat deel uitmaakt van
de SociétédeSecoursauxBlessésMilitaires.
(Croix Rouge Franchise).
Dit hospitaal behandelt de zeer ernstige
hoofdwonden; 't verpleegt de soldaten. Qui
arrivent du front la face en lambeaux, ayant
l'oeil arraché, Ie nez enlevé, la machoire
fracassée." Wonderlijke genezingen zijn er
volbracht: les nez sont remplacés, les
paupières refaites, les machoires
reconstituées" volgens een eigen methode van den
chirurg Delagénière. Er zijn in 't hospitaal
250 bedden. Presidente is la Comtesse de
Broussillon, directrice madame M. L. Hardy
Infirmière Major madame de Cazenove, wier
echtgenoot bij den slag in de Argonne ge
vangen genomen, van Hollandsche afkomst
is. Aan het verplegen der gewonden wijden
zich in hoofdzaak weduwen en dochters van
officieren,
De behandeling van den gewonde kost
frs. 5,?per dag waarvan de Fransche
Service de Santéslechts een deel betaalt,
zoodat particuliere liefdadigheid de verdere
noodige middelen moet verstrekken.
Reeds heeft 't bestuur van het hospitaal
St. Julien groote bedragen uit Nederland
ontvangen en de Hollandsche mildheid voor
deze instelling wordt van verschillende zijden
hoog geprezen.
Zij heeft zelfs tot enkele gedichten aan
leiding gegeven. Wij hebben voor deze geen
plaats, evenmin voor vele photo's, o. a. van
genezingen van ernstige hoofdverminkingen
en voor tal van bijzonderheden, die ons
werden toegestuurd en aan ons bureau voor
belangstellenden ter inzage liggen,
Maar wel plaatsen wij gaarne een oproep
om steun voor 't hospitaal St, Julien, dat
nog veel geld noodig heeft en dit zoo mo
gelijk gaarne voor l Maart e.k. zou ontvangen.
Wij ontvingen voor eene nteuwe schenking
reeds een bedrag van circa f 2000 en zullen
verdere giften, te storten bij onze Adminis
tratie, Amsterdam, Keizersgracht 333, gaarne
wekelijks verantwoorden.
NED. OPERA.
Dir. G. H. KOOPMAN.
Zondag 20 Jan., Holl. Schouwb. Matinee.
MIG NON.
[Haag, Gebouw v. Kunsten & Wetenschappen.]
HUGENOTEN.
Maandag 21 Januari, Paleis v. Volksvlijt.
CAVALLERIA RUSTICANA EN PALJAS.
Dinsdag 22 Januari, Stadsschouwburg.
Eerste opvoering van:
DE TOOVERFLUIT.
[Woensdag 23 Januari, Schouwburg Utrecht.]
HUGENOTEN.
Donderdag 24 Jan. Paleis v. Volksvlijt.
DE TOOVERFLUIT.
I Vrijdag 25 Jan., Stads Schouwb. Arnhem.]
Zaterdag 26 Jan., Gr. Schouwb. Rotterdam.]
DE TOOVERFLUIT.
ons het best. Zoodra zij teederheid te geven
had ging zij ervoor staan en raakte ons niet.
In eenvoud gevoelig heeft Fie Carelsen
de Kerstnachtrei gezegd. Haar Klaeris
vond ik minder gelukkig, wat wereldsch.
Een krakend-oude Gozewijn, een fijne figuur,
die echter de groep in de kapel ternauwer
nood beheerschte, was Schwab. Veel stem
ming had: Maer treckme, dat mijn dood
zij veer van schande en smaed, eerst aan
dit lamme lijf mijn prachtigste gewaad,"
met het liefdevol aanreiken der attributen.
Het is een fjdelheidje van den grooten
Bouwmeester altijd zoo kleintjes binnen te
schirfelen en zoo overbescheiden in te zetten,
dat het publiek elkaar verrast aanstoot:'t is
Louis! Als de Bode, de man, die in waar
achtigheid geroepen is het relaas van den
gruwelijken nacht over te brengen, zou hij
deze pose beter kunnen nalaten. Het verdere
verhaal, dat aan zijn rul geluid en sterk
beeldend vermogen zooveel relief dankt, zou
ons dan nog meer onmiddellijk treffen.
Van Warmelo als Willebord, noemde ik
reeds, hij heeft, schoon wat prenterig van
gebaar, het klooster en zijn goddelijke
errefrecht," warm verdedigd. De gedien
stigheid van zijn onvolprezen Shaw-kellner
zat Hans Brüning voor broeder Peter in den
weg De tooneelen op den burght vielen uit
elkaar doordat deze trpostbezorger en steun
der familie waardigheid noch kracht bezat.
De Reyen, in den toon van het gordijn
waarvoor zij Iraden, waren Liberty-Reyen.
De Rey van Burghzaten, een keurig oud
heertje, dat even daor de gordijnen kwam
om daarop weder braaf zijn plaats in
Badeloch's vertrek in te nemen, viel ten offer
aan het beginsel, dat alle Reyen, bulten de
handeling bant. La Chapelle verving in deze
pracht-rey, waarop het geheele tooneel van
Badeloch's biddende onrust om haar gemaal
steunt, Coen Hissink. Verkade verving
Gilhuys in de Rey van Edelingen, vroom,
doch niet zeer blij van geest." En Gilhuys
was thans, eveneens voor Hissink, Rafaël...
Wat al vervangingen! Welk een wonder
lijke willekeur in een, dan toch naar een
bepaalde visie opgebouwd, tooneelbeeld bres
op bres te schieten, alle innerlijken samen
klank prijs te geven aan het toeval! Is de
eerste voorstelling van dit werk, waarbij
Verkade de hoofdrol vervulde, een betere
geweest ? Waarom de beste dan niet ge
handhaafd en er met de spelers in bezon
kenheid aan voortgearbeid, getracht deze
voorstelling te brengen op den rang waarop
ze behoort, om er de belangstelling van ge
heel Nederland voor te winnen ? Het gold
hier de eeuwen-oude betooging van een
koninklijke vereeniging aan den Vorst onzer
dichters, het eerherstel van een Huis in
discrediet. T O \> N A E i i