De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 19 januari pagina 8

19 januari 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 Jan. '18. No. 2117 DE WELWILLENDE QNDERHANpJELAAR Teekenlng voor De Amsterdammer" van Qeorge van Raemdonck GENERAAL HOFFMANN TE BREST-LITOVSK IIIIIIIHlIllllllimiIllllllimiHIIIIHMtlHIIIIimnMMIIII Illllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllll TENTOONST. VAN PORTRETTEN door Wülem Maris Jzn. bij E. J. VAN WlSSELINOH & CO. De eerste indruk van 'deze tentoonstelling is behagelijk. Een stemmige omgeving, rustig bekleede wanden; daaraan de statieuse por tretten van heeren, maar vooral van dames, in avondtoilet. Hier en daar springen de te sterke kleuren van roode of blauwe fluweelen uit den toon, maar meestal lokt een rijk goudgeel, een teer groen, een gedempt rood bruin, den blik. Eren houdt een lief, maar ongeïnteresseerd gezicht de aandacht vast, dan dwaalt ze weer af naar een bloem smaakvol en kwijnend geschilderd in den toon van een toilet of naar een in water verf fijn uitgewasschen achtergrond. Een schilder was daar aan het woord; ook een portretschilder...? Over de kunst van dezen laatste is al veel geschreven. Hij moet allerlei kwaliteiten be zitten die niet uitsluitend des schilders zijn; daarnaast alle mogelijke die dat wel zijn. Moet hij echter van een dezer cathegorlën iets ontbeeren, dan eerder van de laatste dan van de eerste. Menschelijk mag hem niets vreemd zijn. De psycholoog, de ziener, de begrijper gaan voor den schilder uit; het algemeen menschelijke voor het specifiek artistieke. De kunstenaar waar het hier om gaat is zeker vooral en te zeer alleen schilder. Toch Is er ten minste n portret van een be jaard man dat eischen van beiderlei aard bevredigt en als er van redden sprake mag zijn, dan redt dit portret de expositie. De kleur is rijp, vol phantaisie, harmonisch; de schildering doorwerkt; de inspiratie onverzwakt, maar al deze goede hoedanigheden iiimiiiiiiitiiiliiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiimmiiiiiiiiiiii LAURENCE BINYON, The Flight of the Dragon. An Essay on the Theory and Practice of Art in China and Japan, based on original Sources. (London, John Murray). Ze zijn zeldzaam, de goede boeken in Europeesche talen over Oostersche kunst, daarom vestig ik er nu en dan de aandacht op in dit blad. Allereerst wijs ik even op het schoone doel, dat de serie Wisdom of the East", waarin Binyon's boek verschenen is, voor oogen heeft. Het Is, zooals L. Cranmer Byng en S. A. Kapadia in een Editorial Note" schrijven, om van deze boeken te maken: Ambassadors of good-will and undeiHtanding between East and West, the old world of Thought and the new of Action." De diepste intuïties van een ras zijn neergelegd in zijn kunst, zegt Binyon tarecht, geen critiek kan die geheel en al uitspreken in een evenredigen vorm door middel van de taal. Maar direct wijst hij ter karakteriseering op een kleuren-prent van Haranobu, voor stellende een jongen, die in den vroegen morgen zijn zusje een muis brengt, die hij gevangen heeft, en als zij daarnaar kijkt vertelt zij hem, in woorden van een oud gedicht: Kilk, ik heb het papieren vensterluik schoongeveegd van elke vlek; hoe volmaakt is de schaduw van den pijnboom!" En op het papieren venster zien we een pijnboomtak, fijn er op af geschaduwd door de morgenzon. Een nuchtere Westerling en zelfs een gewone artistieke Westersche schilder, ziet hier alleen het z.g. pictorale van en is als de dood zoo schuw van wat hij literaire" of «filosofische schildering" noemt. Maar er ligt achter dit gedicht en dezen kleurenverstlkken niet de belangstelling in den geportretteerde; de mensch blijft interesseeren vaak en boven het schilderij. Minder als geheel, maar als portret toch vol goede hoedanigheden, is een werk dat inbouwen voorstelling hier veel op lijkt. Andere zijn niet alleen als portret mi-der, maar ver toonen soms ook in de kleur een bedenkelijk te kort. Dit valt tegenover vele waterverfportretten bijzonder af. De meeste damesbeeltenissen?zijn in dat materiaal uitgevoerd en hier juist schijnt alle aandacht met fijnen zin overigens op toiletten en andere bijkomstigheden geconcentreerd. Ik heb allen eerbied voor de uiterst subtiele wijze waarop de schilder zijn materiaal be handelt, de teers kleuren der stoffen streelt de fijne tegenstelling met het vleesch koestert, de achtergronden tot tintelende phantasieën verwerkt, de bloemen smaakvol en kwijnend, in den toon der toiletten schikt, de gelaats kleur en de schaduwen over en over tot een doorschijaenden schijn uitwascht maar waar blijft het portret? Velen zullen zich aan de laatste tentoonstelling van Lodewijk Schelfhout de waterverfteekening van een cellist herinneren. In geraffineerdheid van uitvoering kan ze bij deae portretten niet halen. Maar de geest waaruit het werk geschilderd werd was een geheel andere. De houding van den schilder tegenover zijn portret was hooger, de afstand grooter, zijn standpunt verhevener. Wat bij Maris te veel stilleven is, was bfj Schelfhout te veel pro bleem. Maar het was dan toch een probleem dat hij trachtte op te lossen; een mensch dien hij wilde benaderen; de spanning van zijn geest was daarop gericht, zijn,palet daaraan ondergeschikt. Bij Maris, zou men zeggen, is het te zeer andersom en de ge schakeerde zorg der waterverftechniek, de druk een idee, schooner dan woorden of kleur. Het afstoffen van het witte papier, opdat het in alle zuiverheid het schaduw beeld moge ontvangen van den pijnboom, bevende van leven, is het symbool van het zuiveren van den geest van alle opeengehoopte vooroordeelen en vooropstellingen, opdat hij het schoone beeld in al zijn frischheid en kracht moge opnemen. Want wij hoeden ons voor impressies, wij ver schansen onzen geest In gewoonten, wij weigeren eenvoudig met onze oogen te zien en onze zinnen te gelooven, zegt Binyon terecht, maar moeten ons altijd vastklemmen aan een of anderen uiterlijken standaard die niet in zich zelf waarde heeft en geen werkelijk verband houdt met onze eigen intuïties en ondervindingen. En dan slaat dezen scherpzinnige en kunstgevoelige schrijver direct den spijker op den kop door als zijne meening uit te spreken, dat de onvoldoendheid van Euro peesche kunst-theorieën meestal te wijten is aan het vastgestelde idee dat kunst, op «en of andere manier, perséeen navolging van de natuur moet zijn, hetgeen een ge volg is van het imitatie-instinct der menschheid. Hoewel dit idee gelukkig hoe langer hoe meer aan 't verdwijnen is bij echte kunstenaars, is «r gén, die zulk een macht heeft gekregen over het publiek. Hiertegenover stelt Binyon dan de Chi neesche kunst-wetten van den Chineeschen schilder SiëHo, dezelfde die ik in mijn De Geest van China" (Wereldbibliotheek) ia mijn hoofdstuk Chin. Kunst" heb be handeld. In een mijner volgende artikelen In dit weekblad hoop ik uiteen te zetten, hetgeen ik onlangs eerst te weten kwam, dat deze Chineesche kunst-wetten aan veel oudere Hindoesche ontleend blijken te zijn. De Oostersche kunstenaar gaat verder dan het navolgen der uiterlijke natuur. Hij dringt door het uitwendige aspect der verschijningen heen om met het groote, kosmische rythme van den universeelen geest in trilling te komen en dit in zijn werk te doen vibreeren. In Westersche termen zou dit, hoewel on voldoende, worden uitgedrukt met: hfj tracht transparantheid der zachte kleuren (die men óp zich zelf waardeeren kon) kunnen dit gemis niet geheel vergoeden. Jntusschen zijn ook hier uitzonderingen. Er is een portret van des schilders moeder, een ander van een jonge vrouw die het hoofd steunt in de hand, er zijn een paar kleinere figuurschetsen die bij dikwijls spontanen behandeling en met behoud der coloristische fijnheid, ook als portret de overtuiging en vooral de ontroering schenken die elders te veel ontbreekt. Zoo brengt deze tentoonstelling de kennis making met een kunstenaar die als schilder raselgenschappen heeft geërfd, maar die als portrettist misschien vooral in onbevangen heid en hooghartigheid te kort schiet. Voor zijn reputatie was het mogelijk voordeelig geweest als meer dan n werk achterwege ware gebleven. Wat op zijn plaats wellicht voldoet, lijdt nu door de nooit bedoelde nabuurschap, de uitlokking tot onderlinge vergelijking, het In het oogspringen van zekere overeenkomsten. Maar voor den schilder als hij wat kritisch is aangelegd en zelfkritiek niet schroomt kan] dit zeker een voordeel zijn. H. MEDI De Biecht een Hygiënische Eisch II Naar aanleiding van het opstel, dat onder bovenstaanden titel onlangs in deze kroniek verscheen, heb ik van menschen van zeer verschillende wereldbeschouwing opmer kingen moeten lezen en hooren, die mij doen gelooven, dat het geschrevene wel eens anders is opgevat dan met mijn bedoelingen strookt. Het hier volgende daarom ter aanvulling. Fritz Reuter verdeelt de menschen, die aus ihrem Himmel fallen", in drieën. De eerste groep vergelijkt hij met elas tieken ballen, die na den val opspringen en, hun weg vervolgende, somtijds in een rozen tuin belanden. De individuen der tweede groep zijn voor hem, als ijzeren ballen. Ze vallen zwaar neer en slaan tot in de aarde. In de derde groep ziet hij looden ballen, weeke lichamen, die tegen den val niet be stand zijn. Ze slaan te pletter en .der Brei liegt da." Voor de eerste groep is bij tegenspoed moreele steun van geen of weinig waarde. De lichtzinnigen, de zieltjes zonder zorg, die zonder zich iets aan te trekken van den eenen dag in den anderen leven met?!avie est vaine" als leus, zijn doorgaans slechts gevoelig voor materieele hulp; geestelijke nooden kennen ze niet. En, wat de rest van deze groep betreft, een rest, die merk waardige tegenstelling gevormd wordt door de besten onzer samenleving, de mannen van stavast, die onvervaard en onbezweken, door woord en daad een gloed ontsteken van levensvuur en levenskracht, (Hecker) zij... weten uitmuntend zich zelf te redden. Het zijn de geloovlgen, die, door hooger beginsel gedreven, de gulden woorden van den lijdenden Job in praktijk brengen. Het gebed is voor hen het middel om zich uit te spreken en op te richten. Het zijn de kunstenaars, die, zooals bij uitstek van Goethe gold, in hun kunst het middel vinden om af te weren, wat hen geestelijk uit het evenwicht dreigt te slaan. Verdriet en teleurstellingen verwerken zij daartoe in kunstvorm. Wie dit proces van geestelijke vrij making op den voet wil volgen, leze Oscar Wilde's De Profundis. Het zijn de menschen, wier levensfilosofie leert nimmer te vragen naar wat had kunnen zijn, maar enkel rekening te houden met wat is. Diep doordrongen van de waarheid, dat ook in het spel des levens misèrekaarten kalm moeten worden aanvaard en onder die voorwaarde zelfs winst kunnen afwerpen, weten ze zich neer te leggen bij wat het neodlot hun brengt. Make the best of it" is voor hen de hoogste levenswijsheid. De tweede en derde groep daarentegen het unlverseele te grijpen en uit te drukken in het bijzondere. Laurence Binyon wijst er vervolgens op, dat de oudste van alle kunsten vermoedelijk de dans is, niet de ballefterige dans van Europa, maar die van oud Grieksnland, van China en Japan. J n alle oude landen heeft de dans oorspronkelijk een religieus karakter gehad alsof, zoo zegt hij, in de overgave en hartstocht van beweging, ia de intenze en gloeiende verwerkelijking een vonk van de goddelijke extaze zou kunnen terug gekregen worden, waaruit de dansende sterren en de dwarrelende aarde voort kwamen. Een Indische tekst (uit Coomaras wamy's Selected Exemples of Indian Art) zegt van Shiwa, den Vernieler en Behouder, dat hij, als de latente hitte in brandhout, zijn kracht in geest en stof verspreidt, en hen laat dansen in hun wenteling. In den dans, zóó beschouwd, is de kiem van muziek en drama, en zelfs van archi tectuur en schilderkunst. De laatste twee zijn wel niet in staat tot actueele beweging, maar suggereeren haar toch. De groote kwestie voor eiken kunstenaar is: zijn rythme (in zekeren zin: zijn dans) te vinden. En dan haalt Binyon een roerend gedicht aan van een Japansche dichteres, Komachi: Het is omdat we in het Paradijs zijn dat alle dingen in de wereld ons pijn doen; als wij uit het Paradijs gaan kwetst ons niets, want niets doet er dan toe". Want onze levens zijn, zooals we ze hier op aarde leven, onnatuurlijke bewegingen, gebroken rythmen, en toch hebben wij, on bewust, in onze ziel de vage herinnering aan het volmaakte rythme, dat het leven zou kunnen incarneeren. En dan zegt Binyon: Wat ook rythme moge zijn, het is iets, dat innig verbonden is met leven, misschien wel het geheim van het leven en zijn meest volmaakte uitdrukking." Zeer juist karakteriseert deze schrijver de wijze, waarop een Chineesch en Japansch schilder uit den bloeitijd der verschillende schilderscholen een landschap schilderde, en hetgeen hij er mede wilde uitdrukken. behoeven dikwijls de hulp van anderen. Wat de laatstgenoemde aangaat de groep, der looden ballen, bij wie na den val der Brei daliegt", zij bestaat uit stakkerds, die bij de pakken neerzitten. Of ook, uit zwakkelingen, wier godsdienstige of wijsgeerige opvattingen, wellicht eens, In de vette jaren, van de daken gepredikt, hen bij tegenspoed in den steek laten. Zij allen hebben iemand noodig, die voor hen inspringt, hen voortduwt en weer op gang brengt. Natuurlijk zal het daarbij gewenscht zijn, dat ze hun leed niet voor zich houden. Maar, men be hoeft hen dit meestal niet te leeren. In hun hulpbehoevendheid en radeloosheid jamme ren en klagen ze genoeg uit eigen beweging. Anders is het gesteld met de ijzeren bal len. Hiertoe zijn de menschen te rekenen, op wier geest een pijnlijke ervaring weliswaar een geweldigen en blijvenden invloed uit oefent, maar die daarom nog niet geestelijk te pletter slaan. Menschen, die, hoewel ze als het ware zich zelf opeten van verdriet, toch een persoonlijkheid blijven en, terwijl ze, om welke reden dan ook, niemand een blik in hun binnenste gunnen, trouw hun maatschappelijke en huiselijke plichten blij ven vervullen. Wat moeten zulke gesloten naturen be ginnen? En, gesteld, dat ze zelf geen maat regelen nemen om onder den druk weg te komen, wat moet men hun raden? Hierop is slechts n antwoord mogelijk. Ze moeten hun gemoed ontlasten. Ze moeten zich uitspreken. Nu kan men toegeven, dat, wanneer deze ongelukkigen de genoemde verschijnselen in den ergsten graad vertoonen, wanneer het figuren zijn als der schwarze Haupttnann", door v. Wildenbruch in zQn Klndertranen" geschetst, ze nimmer hiertoe zullen komen. Niet op aandringen van anderen en nog minder uit eigen beweging. Maar dit geldt niet van de lichtere vormen. Bfl hen zal veel te bereiken zijn, mits ze de overtuiging hebben van de noodzakelijkheid van wat ik een biecht noemde. En dit laatste ontbreekt nog. De eerste conclusie van mijn vorig opstel doelt hierop. Ze luidde: algemeen moet worden begrepen, dat, wie zijn hart lucht, een gezondheids maatregel neemt. Mijn tweede, voorshands minder belang rijke gevolgtrekking, die rechtstreeks uit de eerste voortvloeit, spreekt de wenschelijkheid uit, dat wie behoefte voelt zich te uiten, daartoe de gelegenheid vinde. Niet enkel de ijzeren, maar ook de looden ballen had ik hierbij op het oog. Uit vrees voor scha of schande verzwijgen deze somtijds, wat ze anders zouden uitschreeuwen. Dr. H. BURINGH BOEKHOUDT Die angebliche Anarchie in Russland" Het socialistisch karakter der Russische Revolutie Sinds het begin van den oorlog verschijnen bij Orell Fiissli te Ziirich twee merkwaardige Duitsche tijdschriften: Die Friedenswarte" en de Internationale Rundschau" merk waardig omdat zich hier de beteekenende Duitschers gegroepeerd hebben, die zich verzetten tegen het Duitsche régime, en met hand en tand de democratie voorstaan. Blatter für zwischenstaatlichen Organisation" is de ondertitel van de Friedenswarte en van de medewerkers wijzen de namen van Hermann Fernau, de schrijver van Gerade weil ich Deutscher bin" en van Durchl Zur Demokratie", van prof. Dr. Nicolai, van Georg Brandes, van prof. Dr. Fr. Oppenheimer duidelijk geneeg de rich ting van deze tijdschriften aan. De Internationale Rundschau" van 20 Nov. '17 opent met een artikel van N. Rubakin over de toestand in Rusland, dat kort en klaar er op wijst, hoe niet de strijd tusschen Kerenkski en Lenin, niet de schijnbare anarchie, maar het socialistische karakter de hoofdzaak is in deze revolutie. Dat socialistische karakter, dat lang zoo sterk niet de aandacht trekt als de schijn bare anarchie, komt het scherpst tot uiting in de agrarische maatregelen: de sociali seering van den grond, die nationaal-eigendom is geworden, terwijl de nieuwe ver deeling gedecentraliseerd moet worden en overgaat naar de plaatselijke organisaties. Zulk een ingrijpende verandering is wel nauwelijks zonder buitensporigheden te De schilder is bij het maken van een land schap niet bezig, iets buiten zich zelf te schilderen, maar de winden in de lucht zijn als zijn eigen verlangens, de berg-toppen zijn eenzame aspiraties, de wolken zijn zwevende gedachten, en de bergstroomen zijn bevrijde krachten, terwijl de bloemen, die hun harten openen, het mysterie ont vouwen van zijn eigen hart. En terecht zegt hij: It is not man's earthly surrounding, tamed to his desires, that inspirestheartist; but the universe, in its wholeness and freedom, has become his spiritual home". Ook zijn verschillende stemmingen uitte de Chineesche schilder in landschappen, want de wereld van de natuur scheen hem toe meer daadwerkelijk te zijn om zijn menigvuldige stemmingen weer te geven dan menschelijke figuren, van die stemmin gen bezield. De intieme saam-gevoeligheid van deze Oosterlingen met al wat leeft kan niet beter aangetoond worden dan door het Japansche gedicht, dat Binyon aanhaalt, van het meisje, dat water komt halen uit den put in den vroegen morgen; maar dat dan den emmer en het touw omstrengeld ziet door omslingerende jonge convulculus plantjes, die gebroken zouden moeten worden als zij water wilde putten. Dien morgen putte zij geen water, maar leende het van een buur! En dan nog een ander gedichtje, waarin verhaald wordt, hoe een arme pelgrim op den weg, op een Aprllavond, ophield zijn schel te doen klinken, opdat de trilling van den klank niet n enkel blaadje van de bloesemende lente-boomen zou doen vallen. Door deze verwantschap met de natuur hoe sentimenteel de Westerling die ook moge vinden was de Chineesche en Japansche schilder in staat, het persoonlijke ea locale in het kosmische te doen vervloeien, en in het landschap den staat van zijn eigen ziel te geven. Laurence Binyon geeft, behalve dergelijke beschouwingen, in zijn Flight of the Dragon" de geschiedenis van de groote Japansche en Chineesche kunstscholen, en hij doet dit op een zoowel deskundige als kunstvolle De Vrouw in 't Parlement Een ernstig woord van den dichter-zanger tot de gekozenen in ons Vrouwenparlement Welkom, welkom, kloeke vrouwen Stapt de Tweede Kamer in, Komt in de Centrale Keuken Van ons groote Volksgezin. Hoe welwillend en grootmoedig Schenkt ge ons uw werk en tijd, Allen, die 't kunnen weten Prijzen uw arbeidszaamheid. Dankbaar mogen wij u wezen Dat ge huis en haard verlaat, Dat gij u wilt gaan bemoeien Met dat eindeloos gepraat. Houdt u stevig bij uw meening Vrouwen, stelt ons niet te leur; Laat u niet verpolitieken Vrouwen, slaat niet aan de zeur. Weest \oorzichtig en vertrouwend Met de Hollandsche Lenins, Want die R epubliekj e-spelers Zijn misschien iets naars van zins. Doet niet moppig en niet grappig Broeierds zijn er veel te veel, En er springen daar voldoende Geintjesmakers door hun keel. Als een lid wil minnemallen Iets wat als van zelf gebeurt, Roept den snaak dan tot de orde En berispt zijn flauw geflirt. Mocht ge zelf getroffen worden Door een Tweede-Kamer-baard, Lijdt u leea dan onvermurwbaar En verloochent uwen aard. Vrouwen nu gij gaat regeeren, Wacht u allerlei verdriet; Tweede Kamerlidje wezen Is zoon vroolijk baantje niet. J. H. SPEENHOFF H. VAN DOOREN & Cie. DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT DAMES-HOEDEN en BONTWERKEN mm u immuun Minimin minimum iiimtmiiiinii denken, maar de buitensporigheden mogen ons de grond van de kwestie niet doen vergeten: de verandering van privaat grond bezit in collectief grondbezit. En een zelfde proces voltrekt zich bij bergwerken, water werken enz. Deze onteigening geschiedt op twee wijzen: spontaan, door het boerenvolk, n stelselmatig, door de regeerlngslichamen. Dat het volk de uitvoering van regeeringswege niet afwacht en zelf reeds aan de slag gaat, hoeft niet als een teeken van hopelooze anarchie te worden opgevat. Veeleer is het een bewijs, dat de onteige ning door het volk-zelf wordt verlangd en in het volk-zelf leeft, d. w. z. dat het socia listische principe van collectief grondbezit geworden is tot een rechtsbesef in het volk. De tijd zal uitwijzen, hoe dit in practijk zal worden omgezet. Kerentki achtte doorzetting van den oorlog en lar gzame evolutie van het onteigenings-pro' es, Lenin een onmiddelijke vrede en een onmiddelijke, absolute onteigening; den besten weg. Maar de strijd tusschen Kerenski en Lenin was een strijd om de middelen, en kan aan de revolutie het socialistische karakter niet ontnemen. R. TER LAAN :: VERHUIZEN :: MEUBELS BEWAREN E. J. VflN SCHflICK BOOTHSTRAflT UTRECHT iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii manier, blQkbaar geheel onder den indruk van en zelfs wel eens geïnspireerd op Raphaël Petrucci's La Philosephie de la Nature dans l'Art d'Extrême Oriënt" dat ik indertijd in dit weekblad besprak. Jammer, dat hij over Indi sche kunst'nu en can dingen zegt, die onjuist zijn en van weinig begrip der Indische kunst getuigen. Hierover is hij trouwens reeds door E. B. Havell in zijn The Ideals of Indian Art" (John Murray, London) terecht gezet. Bij deze gelegenheid wijst Havell er Binyon op, dat de Chineesche kunst wetten van SiëHo, die blijkbaar verzadigd was van de mystiek van het Mahayana-Boeddhisme, slechts de echo zijn, juist van de grondbe ginselen der Hindoesche kunst. Hetgeen daarentegen weer een zeer goed ding is in Binyon's boek is hetgeen hij schrijft (blz. 105) over het misbruik, dat in Europa gemaakt werdt van het begrip klassiek", en over de moeilijkheid voor Westerlingen, steeds geneigd om aan het idee klassiek Grieksche naaktfiguren in marmer te verbinden, om de hoogst, Chineesch-klassieke uitingen van schilderkunst als de zwart-en-wit inktteekeningen van de groote meesters der Soeng-scholen. Teekenend is ook de opmerking, waar hij zijn boek mede eindigt: Wij, Europeanen, vinden 't het hoogste, dat we van een schilderij kunnen eischen, als het er een is, om altijd mede te leven. Een Japanner heef t eens als hoogsten lof voor eene schildering uitgesproken dat het er eene was. waarvoor men sterven kon. HENRI BOREL N.B. In mijn vorig artikel (9 Dec. 1.1.) over Ideals of the East" is een storende druk fout ingeslopen, doordat de zetter van In dian" heeft gemaakt Judean".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl