De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 2 februari pagina 7

2 februari 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

2 Febr. '18.*?No. 2119 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND si k1H&TNederlandlch Pers-Museum door D. KOUWENAAR Secretaris van 4t stichting Het Nederlandsch Pers-Museum Het is eigenlijk aan een toeval te danken dat de Nederlandsche courantiers, aoo jour nalisten als directeuren (uitgevers) van bladen, thans hun eigen Museum hebben; ik bedoel dat het Nederlandsch Pers-Museum in hunne handen is gekomen. Indertijd, nu al weer vele jaren geleden, toen de verzameling oude couranten van den heer Beljers, directeur van het Nieuws van den Dag, werd verkocht, stelde de Vereeniging De Amsterdamsche Pers", de organi satie van journalisten te A msterdam, pogingen in het werk om geld bijeen te krijgen, ten einde die verzameling te koopen en den grondslag te leggen voor een Nederlandsch Pers-Museum. Maar er bestond destijds weinig animo bij de directeuren der dag bladen, van wie vooral de financieele steun moest komen, om daartoe hunne mede werkin g te verleenen. Zij, en, laat ik er dadelijk bij voegen, ook de dagbladschrijvers, over het algemeen, stonden toen tamelijk onverschillig tegenover deze belangrijke zaak. En eer e zeer sterke belangstelling is er, eerlijk ge sproken, onder de eerst-belanghebbenden nog niet. Dat klinkt eigenaardig; het lijkt vreemd, maar onverklaarbaar is het m. i. toch niet. De eerbied voor, de belangstelling in, drukwerk, is niet vooruitgegaan naar mate mate. Immers: in het krantenbedrijf is ac tualiteit hoofdzaak, en dus heeft een oude courant betrekkelijk weinig waarde: de aan dacht Is al weder gespannen op een volgende editie als de vorige nog nauwelijks ver schenen is. Kranten zijn eendagsvliegen! Intusschen, er was, gelukkig, toch n man, een dagbladdirecteur, die zicb voor de col lectie van den heer Befjers interesseerde. Het was de heer D. A. van Waalwijk, directeur van het Nieuwsblad voor Nederland. Hij kocht de verzameling-Beyers, en gebruikte haar als grondslag voor een door hem gesticht PersMuseum, zijn eigen Pers-Museum, dat jaren lang gevestigd was in het gebouw Concordia", op den Nieuwe-Zijds Voorburgwal, den zetel van zijn blad. Toen het Nieuwsblad aan den eigenaar van de Courant, den heer H- M. C. Koldert, verkocht werd, ging van zelf ook het Pers-Museum in diens handen over, en daar hij zelf geen prijs stelde op het bezit ervan bood hij het Museum ten geschenke aan, aan de Vereeniging De Amsterdamsche Pers". En ziedaar dus de journalisten, en spoedig daarop (toen eene afzonderlijke stichting Het Nederlandsch Pers-Museum" tot stand was gekomen) ook de directeuren van dagbladen, ais 't ware plotseling in het bezjt gesteld van een Museum, een Pers-Museum. Dat Pers-Museum werd aanvankelijk ondergebracht in een lokaal van de leeg staande Agnieten-school op den OudezijdsVoorburgwal, dat het Gemeentebestuur Eenige documenten uit het Persmuseum de stroom van drukwerk al hopger is ge wassen. Integendeel! Eigenlijk zijn die eer bied, die belangstelling, omgekeerdevenredlg aan de hoogte van dien vloed. Hoe talrijker en hoe omvangrijker de couranten worden, hoe minder men het be lang inzag van het bewaren ervan. En bij de krantenmannen, die, lederen dag weer aan, dien steeds zweilenden vloed van bedrukt papier, langs zich heen zien stroo men, zien stormen, openbaart zich dat algemeene verschijnsel natuurlijk nog in sterkei welwillend ter beschikking van de stichting stelde. Maar daar kon het Museum niet blijven, omdat dit verwaarloosde, oude ge bouw (de voormalige Latijnsche school en vóór dien kapel van de Heilige Agnes)nlet geschikt was om er bezoekers te ontvangen. En toen het bleek dat, tengevolge van den oorlog, de Gemeente niet in staat was, voorloopig althans, haar belofte in te lossen om aan het Pers-Museum een beter verblijf te verschaffen in een harer gebouwen, namen bestuurderen der stichting gaarne het N. V.TOONEELVEREENIGING: Dageraad. Tusschen veel tooneel werk inzakformaat:" een groot, voldragen stuk, een brok arbeid, dat onzen eerbied vraagt. Een gevuld, een overvol tooneel. Onze uitgevers hebben er, vóór het papier schaarsch weid, vaak voldoening in gevon den van een mager novelletje, wijd gedrukt op geschept papier, een lijvigen roman te kweeken, waarbij onze aandacht door de mazen viel en het oude rijmpje van: bij 't begin toen was ik er nog niet in, en bij 't besluit was ik er al weer uit," zich tot motto verhief. In deze periode verkeert thans ons tooneel. Het luchtige, dat wil vooralsnog zeggen het schetsmatige, vindt gereeden bijval, en wij moeten tot de clas 8ieken,totIbsen,Hauptmann,Strindbergteruggrijpen om het besef in ons te verlevendigen dat de uren van acht tot elf bestemd zijn om ons meer bij te brengen dan een pauze met spel-afwisseling in den regel vermag. Bn onder deze, alweder aan tijd en mode onderhevige omstandigheden, doet ons het laatste werk van Heijermans, met zijn als een klaroen klinkenden jongen titel, zijn ernstigen grond en hechten bouw, waarlijk reeds als verouderd" aan! Werk van een levenden tijdgenoot, welke e ij n felste in drukken ontving in de jaren toen hij daar voor het ontvankelijkst was de bloeiperiode van het romantisch naturalisme en dat ons nu al niet meer volkomen bereikt Nochtans omsluit dit, ons naar den vorm zoo veiblijvend spel, met zijn in onze pogen ietwat kunstmatige figuren poppensnijders, die zelf soms gesneden poppen gelijken een, ons allen vertrouwd, schoon en krachtig levensgevoel, dat aan tijd noch toeval ge bonden kan zijn 1). En ik geloof, dat wij ons geheel van 'dien vorm, gedachte-aankleeding naar een bepaald patroon, zullen hebben los te maken om tot de erkenning van alle innerlijke en voorzeker hooge waarden te geraken. Dan vervalt ook de veronderstelde overeenkomst met Hauptmann's Versunkene Glocke" met Björnsons Ueber unsere Kraft," met Een vijand des Volks," dan blijft de Hollandsche kern, die tastbaar en gezond, de hoogere vervulling van het leven verlangt, en niet op de wolken bouwt. Heijermans is een aardsch-geloovige, zijn liefde voor mensch, dier en ding doorgloeit zijn oeuvre, en zijn spot is zacht. En ook zijn poëzie verlaat de aarde niet, zij blijft: dichterlijk aangevoelde werkelijkheid, huiselijk, hartelijk en voor iederen geest toegankelijk. Voor mijn ge voelen staatdezeauteur van Kamertjeszonde" veel dichter bij Dickens.... dan bij delschool van Hauptmann, die hij eenigszins naïef bewondert, een bewondering welke op zijn literaire vorming een, vooral uiterlijken, Invloed heeft gehad. In Dageraad", minder een echte" Heijer mans dan zijn vorige arbeid, stelt zich dit, te goeder trouw geleende, eenigszins op dringend vóór het eigene, dat deze rijk begaafde, we weten het, in zoo ruime mate bezit. Ook Lucas, de poppensnijder, gelooft. In zichzelf en in de gemeenschap, waarvan hij deel uitmaakt. Datgene wat in onze dagen weder van alle kanten om bevestiging vraagt: onderscheiding voor den scheppenden geest, voor den kunstenaar-werkman, voor het geestesproduct, dat, scheprad, stuwkracht, macht, de welvaart en het levensgeluk der milioenen op den duur bevorderen moet, bot verzet en schijnbare vernietiging van oude en beproefde waarden ten spijt, deze drang naar individueele ontplooiing ten bate der velen, vinden we in den opzet van Dageraad." En het onberekenbare, de reactie, de miskenning, die elke onderschei ding op de hielen treedt en de besten tot martelaren maakt, is in den, bijkans Oud testamentisch aangevoelden poppenmaker niet voor niets heet hij Lucas" be lichaamd. Zijn hart zoekt uitkomst voor het nederig bergvolk dat, karig betaalde domme kracht, ondergaat in den grauwen werkdag, vroeg-oud en gesloopt voor zijn tijd. Van geslacht op geslacht. Zijn genegen brein vindt het na lang piekeren uit, hij zal de vreemde kracht oproepen beheerschte natuur drift, die de menschen-handen, en daar mede den menschelijken geest vrij maakt. Vanaf dit oogenblik is de kunstenaar, de alles-elschende en alles gevende, in Lucas geboren. Zijn idee beheerscht hem volledig, laat geen plaats voor andere gehechtheid, hij gaat erin op. Het plan volvoerd, staat hij als een kind in zijn kleine maatschappij, want hij blijft nu kunstenaar, kan niet weer vriendelijk aanbod aan van de irectte der Naaml. Venn. Lettergieterij Amsterdam", voorheen N. Tetterode, om in de Typo grafische Bibliotheek van haar groot fabrieks- en kantoorgebouw (tusschen Bilderdijkstraat en Da Costakade) aan het Museum een meer waardig verblijf te geven. Ziehier in het kort verteld de geschiedenis van het Museum. Nu iets over het doel! Het doel van het Nederlandsch Persmuseum is de geschiedenis van de Nederlandsche pers, dat is: voor de Nederlandsche of in de Nederlandsche taal gedrukte dag-, week en maandbladen, vast te leggen. De verza meling van het Nederlandsch Pers-Museum verschilt dan ook van karakter met die welke bijv. in de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage wordt bewaard, al zijn er, uit den aard der zaak, ook punten van overeenkomst. Het Nederlandsch Pers-Museum bewaart geene jaargangen van kranten, en wie in de oude bladen iets wil naslaan omtrent eene belangrijke gebeurtenis welke aich in het verleden heeft afgespeeld, doet dan ook beter de verzameling van de Koninklijke Bibliotheek te raadplegen. Het uitgangspunt van het Nederlandsch Pers-Museum is meer: het vastleggen van l'histolre Mime der Nederlandsche pers. Daartoe heeft men aangelegd dossiers van welhaast alle bladen die ooit in Nederland verschenen zijn, van de alleroudste tot de bladen van onzen tijd. Men heeft nu bijeen (en de uitbreiding gaat natuurlijk geregeld voort) 4858 dossiers van couranten en tijd schriften, in Nederland uitgegeven, plus ruim 400 dossiers van couranten uit Oost en West-Indiëen Nederlandsche bladen uit Amerika, Belgiëen Zuid-Afrika. Elke courant, elk tijdschrift, is vertegen woordigd, zooveel mogelijk, door het eerste nummer, het laatste nummer (indien het blad den strijd om het bestaan heeft moeten opgeven), herinneringsnummers, enz. Bovendien vindt men in zoo'n dossier bro chures en pamfletten betreffende het blad, reclame-middelen, prospectussen, circulaires en al wat verder van belang is voor de geschiedenis van de courant in quaestie. Dan is er aangelegd eene portefeuille met personalia die zeer belangrijk belooft te worden, en waarin reeds de voornaamste dagbladleiders hier te lande door portretten, karakterschetsen enz. vertegenwoordigd zijn, en is het begin aanwezig van eene journalistieke bibliotheek, die echter nog niet op eenige volledigheid aanspraak kan maken. Daarin zal worden bijeengebracht vaklitteratuur uit binnen- en buitenland, en verzamel werk wan Nederlandsche journalisten die gebundeld" hebben. Het dossier van de Groene" om een voorbeeld te noemen opent met het eerste, op l Juli 1877 verschenen, nummer, hierr evens afgebeeld. Zooals de afbeelding aangeeft was de kop van de Amsterdammer toen, naar den smaak van Ai', dagen, rijk geïllustreerd, en had hij tot ondertitel: Weekblad voor Handel, Industrie en Kunst. Het waren deze drie belangen waaraan het week blad, blijkens het voorbericht in het eerste nummer, zijne aandacht wilde wijden, en wel voornamelijk aan den handel, de industrie en de kunst van Amsterdam; het herlevend of liever het herleefde, Amsterdam van die1 dagen. Met ingenomenheid wees de redactie op de teekenen van die herleving. Onze brandweer geeft het voorbeeld aan Europa; voortdurend doorloopen als langs een reus achtig aderenstelsel onze omnibussen en trams de stad; de polsslag van leven en beweging, dien zij doen kloppen van het eene einde tot het andere, plant zich door een net van draden en spoorbanen tot ver over de aarde voort; wij hadden geen schaduwrijk bosch, wij schiepen Artis en het Vondelpark; wij lagen niet aan de Noord zee, wij groeven een kanaal naar IJmuiden; wij hadden geen Universiteit, welnu binnen drie maanden zullen wij er eene hebben; onze kracht is Handel, Industrie en Kunst." Het geheele karakter van de Amsterdammer was toen meer lokaal en het weekblad hield eigenlijk nog het midden tusschen een dagterugkruipen binnen de perken van zijn vorig bestaan. Hij wordt een afzijdige. Ver vreemd, want de maatschappij veranderde niet tegelijk met hem, brooddronken van innerlijke bevrijding, houdingloos, want dat gene wat hem in evenwicht hield: zijn schepping, is van-hem-af. Grif en argeloos verkoopt hij zijn uitvinding" voor wat blinkend goud aan den practlschen landheer. En als de groote terugslag voor hem komt, de ontnuchtering, de ontdekking dat zijn volk niet rijp was voor zijn vermeende wel daad, dat zij den ongelijke" eeuwig zullen haten, dat nu de natuur offers vraagt, on bruikbaar geworden krachten moeten vallen en met zich zullen sleuren al wat jong en niet-bestand nog is... dan hult hij zich in zijn kunstenaarstrotsch, in zijn waan, die zijn wijsheid is, als eenige beschutting tegen het wrekend geweld. Al wat te vroeg geboren wordt, moet ondergaan. Je scheurt de wortels stuk. Of draagt de toortsen aan..." Dit idealisme aan de schandpaal... een erger schouwspel kennen wij niet, en het is zoo oud en zoo jong als de wereld. Lucas' geloof wankelt, het bezwijkt niet. Heinrich, de klokkengieter, zoekt den dood, het licht van den dood, de verlossing in het Land waar allen gelijk zijn. HochOben, Sonnenglockenklang, die Sonne komml! Die nacht ist lang!" Lucas blijft pp de aarde, hij zoekt een ander dal, e«n nieuwen dag. Lucas overwint het leven. In den hoogsten nood herkent hij het hoogste goed: de hef de die onomstootelijk vertrouwt, Marjolein. De blinde, die zag wat alle anderen duister bleef, neemt hem bij de hand en redt zqn geloof in zich-zelf, met haar liefde, die goddelijke gave is, de oorsprong van elke nieuwe kracht. Samen gaan ze, wanneer het scheprad ver brand en Lucas' werk verwoest ligt, naar een andere plek, niet eens ver-weg, om er opnieuw te bouwen, hetzelfde, altijd weer hetzelfde, overtuigden in den mensch en in de wordende menschheid. We will go on building our bridge between life anddeath. If it breaks down, we build it again." Zoo staat het in het boekje Ships t h a t pass in the night", waarmee we in onze kinderjaren dweepten. De kunstenaars zijn de bewuste bouwers, de overtuigden, die het diepst lijden omdat zij de liefde in zich dragen voor het eeuwige, dat telkens weer steifelijk blijkt, en de loutering van dit lijden in eenzaamheid ondergaan. blad en een tijdschrift. Het had zijn eigen weg nog niet gevonden. Het bevatte bijv. een Burgerlijken Stand, eene opgave van Musea en Tentoonstellingen en eene agenda van Publieke Vermakelijkheden. De rubriek Stadsnieuws was evenmin vergeten als die der Rechtszaken, en ook ontbraken niet lijsten van Dienstaanbiedingen, van Te Huur ge vraagde of aangeboden Huizen, Bovenhuizen enz. Het formaat was kleiner dan het tegen woordige, evenals de omvang, en er zat geen omslag om. Op den bijnaam van de Groene" kon de Amsterdammer toen dus noe geen aanspraak maken. Ziehier n voorbeeld uit vele. En om nog even bij denzelfden naam stil te staan, ook van het radicale dagblad De Amster dammer", kind van het weekblad (doch dat een veel korter bestaan kende) is een dossier aanwezig. Uit wat ik meedeelde omtrent het eerste nummer van het Weekblad de Amster dammer" bleek reeds dat zoo'n eerste nummer, laat ik zeggen: zoo'n dossier, niet alleen van belang is voor l'histoire intime van de courant. En inderdaad, dat is zoo! De beteekenis van de bijeengebrachte ver zameling (waartoe ook behooren de door de stad en door de Vereeniging tot Bevor dering van de Belangen des Boekhandels in bruikleen afgestane collecties) is zeker grooter, dat wil zeggen: meer algemeen. De paar regels die ik aanhaalde uit het Voorwoord in het eerste nummer van het weekblad de Amsterdammer bevatten immers ook onwillekeurig een korte kenschets van het Amsterdam van die dagen, van den nieuwen geest die toen de hoofdstad bezielde. En zoo teekent zich vaak in het Voorwoord van een nieuwe courant een nieuwtijdschrifr, afeentoieuwegeestesstroominf.opstaatkundig godsdienstig, cultureel gebied. Ook de feestnummers, waarin een overzicht wordt ge geven, niet slechts van de eenvoudige ge schiedenis van het blad, maar tevens van de behaalde ideëele resultaten eener partij, eener beweging, zijn daarvoor van veel belang. de Courante'uyt Italien ende Duytschland) etc, verschenen in 1632, dus slechts weinig later. Verschillende belangrijke perioden uit de geschiedenis van ons vaderland zijn mede goed vertegenwoordigd. Uit den Patriottentijd bijv. is in het Museum eene heel aardige verzameling couranten aanwezig. Men krijgt bij het doorbladeren een goed beeld van het nieuwe element dat van nu af aan in onze vaderlandsche pers zijne intrede deed: de staatkundige polemiek, vertegenwoordigd door het felle gehakketak van Patriotten en Prinsgezinden, vice versa. De pers volstond niet meer, zooals tot dusver, met nieuws tijdingen, in het bijzonder uit het buitenland (dit vooral met het oog op onzen wereld handel), maar zij gaf van nu af aan den menschen ook gelegenheid elkaar wegens politieke meeningsverschillen te lijf te gaan. Ook omtrent de kranten in den Franschen tijd is veel merkwaardigs te vinden. Dan stip ik nog aan de mij toegemeten ruimte is te klein om alles op te noemen wat de aandacht verdient de curieuse verzameling volkskranten, waarvan hiernevens een voor beeld is afgedrukt (een Rysende Nieuwsbode van 1817, afmeting 15 X 20 cM.); de zooge naamde lilliputters, minlatuur-volksblaadjes als: de Haagsche Miniatuur Nieuwsbode en de Ontwaakte Leeuw, die in een heel klein formaat verschenen (10 X 17 cM,) om de betaling van het dagbladzegel te ontgaan enz. Ook vindt men in dit artikel afgebeeld oude exemplaren van de Amsterdamsche Courant (het laatst bekend als het Geeltje") en van La Gazette d'Am sterdam. Ook van deze bladen waren de afbeeldingen maar heel klein (16 X 21 en 15 X 21 cM,). Tot slot een wensch: de wensch dat de thans bij onze courantiers gewekte belang stelling in de geschiedenis van hun vak, moge standhouden, en dat de belangstelling zich niet slechts uiten moge in het toe treden, als donateur, tot de stichting Het Nederlandsch Pers-Museum" maar ook in het bewaren van die exemplaren hunner couranten die om de een of andere reden Een der zalen in het Persmuseum Natuurlijk gaat het Pers-Museum ver in de geschiedenis terug, al kan het zich in dat opzicht niet meten met de Koninklijke Bibliotheek. Want men vergete niet: Neder land is de bakermat geweest van de wereld pers. Vandaar dan ock dat er bijzondere reden was om hier, in de hoofdstad van Nederland, van ouds het land van de ge wetensvrijheid en den wereldhandel, (die moeten worden beschouwd als de vader en de moeder van de journalistiek) een PersMuseum te stichten. Het oudst-bekende exemplaar van eene Nederlandsche krant is het bekende Verhael van den doot des Advocaets van Hollant, johan van Olden-Barneveldt", aanvangend Zondag 12 Mei 1619, waarvaneen oorspron kelijk exemplaar voorkomt in de Koninklijke Bibliotheek. Welnu, het Pers-Museum te Amsterdam vangt aan met een nummer van iiiiiiiiiiiiiimliiiiimiHiiiliiiiiii iiMiiMitiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiisiiiiii Eenvoudig, primitief, zonder iets van modern raffinement, heeft Heyermans deze grondge dachte, zijn belijdenis, in scène gezet. De poppenkraam van het decor symboliseert de opvatting. Neen, frisch is dit stuk in onze herinnering niet, het lijkt ook oij tusschenpoozen geschreven, maar het is krachtig en nobel van gebaar. De sentimentaliteit, die bij Heijermans zoo licht het, altoos warme, tintelende gevoel vertroebelt, viert zich ook hier weer bot in lichamelijke gebrekkigen, en wij weten al vooruit dat het, ons onder een doek gepresenteerd Anneke" op het tooneel zal moeten sterven, en dat ons daarbij van den familiaren tranen-inventaris geen druppel zal worden bespaard. Een in den knop gebroken bloem...." Den auteur, die zoo op 't gehoor, schoon wat stug van klank, menig kloek, gevoelig beeld vond, vergrijpt zich aan een dergelijke banaliteit, zoekt in zijn oudste chablonen. Hoeveel tooneelen sluiten er nu al met een voorgelezen bijbelfragment! We moeten door den vorm heen. Om te kunnen bewonderen het hartstochtelijk spel der onverzoenlijke machten, de groote figuur van Lucas, de teedere Marjolein, het talent van den schrijver, die op welke wijze dan ook, zijn bewogenheid over ons brengt. Innerlijk leven scheppen op het tooneel... hoe weinigen kunnen het. En hoe een meester blijkt ons altijd jweer Heijermans, ook al boeit zijn uitingswijze ons, near eigen smaak, maar matig en al tornen wij op tegen gevoelig heden van al te gemoedelijken aard. Bloed warm toch blijft dit alles van-binnen, levend, vroom en goed. Musch heeft zijn eervol feest gevierd als Lucas". Romantisch, we dachten meermalen aan het spel van Louis de Vries, en niet zoo eenvoudig als het wellicht nog worden kan. Een enorme rol, klaar en knap opge bouwd, zoodat we het schema aldoor kon den volgen en helder inzicht kregen in de bedoelingen van den auteur. Bijzonder was het stille spel. Toen Lucas daar eindelijk stond, tusschen de vuisten der kameraden, schuldeloos in zijn onbegrijpelijke schuld, ging er de wijding als van een oud houten Christusbeeld van hem uit. Naast Musch had als Gonda, zijn vrouw, mevrouw Mann moeten staan. Anniejurgens speelde die, een wereld vertegenwoordigende, vrouweiol op c;n snaar. De andere vrouw (Marjolein i de bescher mende macht der alom-tegenwourdi^e liefde, was mevrouw l.obo. Zij brengt, van nature merkwaardig zijn. Zij, de dagbladredacteu ren en de dagbladdirecteuren, maar daar nevens ook de courantenlezers, mogen be amen den wensch van mr. W. P. Sautijn Kluit, de geschiedschrijver der Nederlandsche pers, de wensch dat voortaan meer werk worde gemaakt van het bewaren van cou ranten en minder werk van het vernietigen daarvan." Het nieuwspapier toch" aldus mr. S. K. - «heeft aanspraak op een beter lot. De moeite, de tijd en de arbeid daaraan besteed, zijn niet voor een enkelen dag bestemd, en eeuwen nog zullen de dag bladen de getrouwe stemmen uit den voortijd zijn, die lang vervlogen toestanden met hun goed en kwaad zullen doen kennen. En daarom is de courant iets meer dan scheurpapier, en de studie der dagbladen iets meer dan eene aardigheid." pittiger, minder poëzie op het tooneel dan Tilly Lies in dergelijke rollen, en heeft daarom goed gedaan vooral op het moe derlijk-beveiligende in deze rol den nadruk te leggen. Het laatste, m.i. belangrijkste bedrijf, waarin Marjolein n oogenblik Lucas loslaat en haar steun zoekt bij den lichamelijk sterken Pioen, om het volgend moment weder te neigen naar den man wiens innerlijke kracht zij slechts gebogen, niet gebroken gevoelt, maakte zij ontroerend. Het zou overweging verdienen Dageraad" spoedig in druk te geven. De opvoering, waarover ons oordeel door veelheid van in drukken, slechts oppervlakkig kan zijn, zou erbij winnen wanneer men het werk eerst kon lezen. TOP N A E F F 1) Onder patronaat van de vereeniging Das Junge Deutschland" werd juist dezer dagen opgevoerd: Der Bettler", einedram. Sendung, dat, nalatenschap van een der modernsten, Reinhold Sorge, van dezelfde grondgevoelens uitgaat. J AGEN DA NED. OPERA. . G. H. KOOPMAN. Zondag 3 feu., Den Haag, MIG NON. Paleis voor Volksvlijt. CARMEN. Maandag 4 Februari, Paleis v. Volksvlijt. DE TOOVERFLUIT. Dinsdag 5 Februari, Stadsschouwburg. LOHENGRIN, met URLES als gast. Woensdag 6 Februari, Leeuwarden. CARMEN. Donderd. 7 f eb., Groningen, CARM EN. Paleis v. Volksvlijt, MIG NON. Vrijdag 8 Februari, Utrecht, TROUBADOUR. Arnhem, TOOVERFLUIT. Zaterdag 9 Februari, Rotterdam. UDHENGRIN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl