Historisch Archief 1877-1940
2 Febr. '18.*?No. 2119
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
si
k1H&TNederlandlch Pers-Museum
door D. KOUWENAAR
Secretaris van 4t stichting Het Nederlandsch
Pers-Museum
Het is eigenlijk aan een toeval te danken
dat de Nederlandsche courantiers, aoo jour
nalisten als directeuren (uitgevers) van
bladen, thans hun eigen Museum hebben;
ik bedoel dat het Nederlandsch Pers-Museum
in hunne handen is gekomen.
Indertijd, nu al weer vele jaren geleden,
toen de verzameling oude couranten van den
heer Beljers, directeur van het Nieuws van
den Dag, werd verkocht, stelde de
Vereeniging De Amsterdamsche Pers", de organi
satie van journalisten te A msterdam, pogingen
in het werk om geld bijeen te krijgen, ten
einde die verzameling te koopen en den
grondslag te leggen voor een Nederlandsch
Pers-Museum. Maar er bestond destijds
weinig animo bij de directeuren der dag
bladen, van wie vooral de financieele steun
moest komen, om daartoe hunne mede werkin g
te verleenen. Zij, en, laat ik er dadelijk bij
voegen, ook de dagbladschrijvers, over het
algemeen, stonden toen tamelijk onverschillig
tegenover deze belangrijke zaak. En eer e
zeer sterke belangstelling is er, eerlijk ge
sproken, onder de eerst-belanghebbenden
nog niet. Dat klinkt eigenaardig; het lijkt
vreemd, maar onverklaarbaar is het m. i. toch
niet. De eerbied voor, de belangstelling in,
drukwerk, is niet vooruitgegaan naar mate
mate. Immers: in het krantenbedrijf is ac
tualiteit hoofdzaak, en dus heeft een oude
courant betrekkelijk weinig waarde: de aan
dacht Is al weder gespannen op een volgende
editie als de vorige nog nauwelijks ver
schenen is. Kranten zijn eendagsvliegen!
Intusschen, er was, gelukkig, toch n man,
een dagbladdirecteur, die zicb voor de col
lectie van den heer Befjers interesseerde.
Het was de heer D. A. van Waalwijk, directeur
van het Nieuwsblad voor Nederland. Hij kocht
de verzameling-Beyers, en gebruikte haar als
grondslag voor een door hem gesticht
PersMuseum, zijn eigen Pers-Museum, dat jaren
lang gevestigd was in het gebouw
Concordia", op den Nieuwe-Zijds Voorburgwal,
den zetel van zijn blad. Toen het Nieuwsblad
aan den eigenaar van de Courant, den heer
H- M. C. Koldert, verkocht werd, ging van
zelf ook het Pers-Museum in diens handen
over, en daar hij zelf geen prijs stelde op
het bezit ervan bood hij het Museum ten
geschenke aan, aan de Vereeniging De
Amsterdamsche Pers". En ziedaar dus de
journalisten, en spoedig daarop (toen eene
afzonderlijke stichting Het Nederlandsch
Pers-Museum" tot stand was gekomen) ook
de directeuren van dagbladen, ais 't ware
plotseling in het bezjt gesteld van een Museum,
een Pers-Museum.
Dat Pers-Museum werd aanvankelijk
ondergebracht in een lokaal van de leeg
staande Agnieten-school op den
OudezijdsVoorburgwal, dat het Gemeentebestuur
Eenige documenten uit het Persmuseum
de stroom van drukwerk al hopger is ge
wassen. Integendeel! Eigenlijk zijn die eer
bied, die belangstelling, omgekeerdevenredlg
aan de hoogte van dien vloed.
Hoe talrijker en hoe omvangrijker de
couranten worden, hoe minder men het be
lang inzag van het bewaren ervan. En bij
de krantenmannen, die, lederen dag weer
aan, dien steeds zweilenden vloed van
bedrukt papier, langs zich heen zien stroo
men, zien stormen, openbaart zich dat
algemeene verschijnsel natuurlijk nog in sterkei
welwillend ter beschikking van de stichting
stelde. Maar daar kon het Museum niet
blijven, omdat dit verwaarloosde, oude ge
bouw (de voormalige Latijnsche school en
vóór dien kapel van de Heilige Agnes)nlet
geschikt was om er bezoekers te ontvangen.
En toen het bleek dat, tengevolge van den
oorlog, de Gemeente niet in staat was,
voorloopig althans, haar belofte in te lossen om
aan het Pers-Museum een beter verblijf te
verschaffen in een harer gebouwen, namen
bestuurderen der stichting gaarne het
N. V.TOONEELVEREENIGING: Dageraad.
Tusschen veel tooneel werk inzakformaat:"
een groot, voldragen stuk, een brok arbeid,
dat onzen eerbied vraagt. Een gevuld, een
overvol tooneel.
Onze uitgevers hebben er, vóór het papier
schaarsch weid, vaak voldoening in gevon
den van een mager novelletje, wijd gedrukt
op geschept papier, een lijvigen roman te
kweeken, waarbij onze aandacht door de
mazen viel en het oude rijmpje van: bij
't begin toen was ik er nog niet in, en bij
't besluit was ik er al weer uit," zich tot
motto verhief. In deze periode verkeert
thans ons tooneel. Het luchtige, dat wil
vooralsnog zeggen het schetsmatige, vindt
gereeden bijval, en wij moeten tot de
clas
8ieken,totIbsen,Hauptmann,Strindbergteruggrijpen om het besef in ons te verlevendigen
dat de uren van acht tot elf bestemd zijn
om ons meer bij te brengen dan een pauze
met spel-afwisseling in den regel vermag.
Bn onder deze, alweder aan tijd en mode
onderhevige omstandigheden, doet ons het
laatste werk van Heijermans, met zijn als
een klaroen klinkenden jongen titel, zijn
ernstigen grond en hechten bouw, waarlijk
reeds als verouderd" aan! Werk van een
levenden tijdgenoot, welke e ij n felste in
drukken ontving in de jaren toen hij daar
voor het ontvankelijkst was de bloeiperiode
van het romantisch naturalisme en dat
ons nu al niet meer volkomen bereikt
Nochtans omsluit dit, ons naar den vorm
zoo veiblijvend spel, met zijn in onze pogen
ietwat kunstmatige figuren poppensnijders,
die zelf soms gesneden poppen gelijken
een, ons allen vertrouwd, schoon en krachtig
levensgevoel, dat aan tijd noch toeval ge
bonden kan zijn 1). En ik geloof, dat wij ons
geheel van 'dien vorm, gedachte-aankleeding
naar een bepaald patroon, zullen hebben
los te maken om tot de erkenning van alle
innerlijke en voorzeker hooge waarden te
geraken. Dan vervalt ook de veronderstelde
overeenkomst met Hauptmann's Versunkene
Glocke" met Björnsons Ueber unsere Kraft,"
met Een vijand des Volks," dan blijft de
Hollandsche kern, die tastbaar en gezond, de
hoogere vervulling van het leven verlangt, en
niet op de wolken bouwt. Heijermans is een
aardsch-geloovige, zijn liefde voor mensch,
dier en ding doorgloeit zijn oeuvre, en zijn
spot is zacht. En ook zijn poëzie verlaat de
aarde niet, zij blijft: dichterlijk aangevoelde
werkelijkheid, huiselijk, hartelijk en voor
iederen geest toegankelijk. Voor mijn ge
voelen staatdezeauteur van Kamertjeszonde"
veel dichter bij Dickens.... dan bij delschool
van Hauptmann, die hij eenigszins naïef
bewondert, een bewondering welke op zijn
literaire vorming een, vooral uiterlijken,
Invloed heeft gehad.
In Dageraad", minder een echte" Heijer
mans dan zijn vorige arbeid, stelt zich dit,
te goeder trouw geleende, eenigszins op
dringend vóór het eigene, dat deze rijk
begaafde, we weten het, in zoo ruime mate
bezit.
Ook Lucas, de poppensnijder, gelooft. In
zichzelf en in de gemeenschap, waarvan hij
deel uitmaakt. Datgene wat in onze dagen
weder van alle kanten om bevestiging vraagt:
onderscheiding voor den scheppenden geest,
voor den kunstenaar-werkman, voor het
geestesproduct, dat, scheprad, stuwkracht,
macht, de welvaart en het levensgeluk der
milioenen op den duur bevorderen moet,
bot verzet en schijnbare vernietiging van
oude en beproefde waarden ten spijt, deze
drang naar individueele ontplooiing ten bate
der velen, vinden we in den opzet van
Dageraad." En het onberekenbare, de
reactie, de miskenning, die elke onderschei
ding op de hielen treedt en de besten tot
martelaren maakt, is in den, bijkans Oud
testamentisch aangevoelden poppenmaker
niet voor niets heet hij Lucas" be
lichaamd. Zijn hart zoekt uitkomst voor het
nederig bergvolk dat, karig betaalde domme
kracht, ondergaat in den grauwen werkdag,
vroeg-oud en gesloopt voor zijn tijd. Van
geslacht op geslacht. Zijn genegen brein
vindt het na lang piekeren uit, hij zal de
vreemde kracht oproepen beheerschte natuur
drift, die de menschen-handen, en daar
mede den menschelijken geest vrij maakt.
Vanaf dit oogenblik is de kunstenaar, de
alles-elschende en alles gevende, in Lucas
geboren. Zijn idee beheerscht hem volledig,
laat geen plaats voor andere gehechtheid,
hij gaat erin op. Het plan volvoerd, staat
hij als een kind in zijn kleine maatschappij,
want hij blijft nu kunstenaar, kan niet weer
vriendelijk aanbod aan van de irectte der
Naaml. Venn. Lettergieterij Amsterdam",
voorheen N. Tetterode, om in de Typo
grafische Bibliotheek van haar groot
fabrieks- en kantoorgebouw (tusschen
Bilderdijkstraat en Da Costakade) aan het
Museum een meer waardig verblijf te geven.
Ziehier in het kort verteld de geschiedenis
van het Museum. Nu iets over het doel!
Het doel van het Nederlandsch Persmuseum
is de geschiedenis van de Nederlandsche
pers, dat is: voor de Nederlandsche of in
de Nederlandsche taal gedrukte dag-, week
en maandbladen, vast te leggen. De verza
meling van het Nederlandsch Pers-Museum
verschilt dan ook van karakter met die welke
bijv. in de Koninklijke Bibliotheek te 's
Gravenhage wordt bewaard, al zijn er, uit den
aard der zaak, ook punten van overeenkomst.
Het Nederlandsch Pers-Museum bewaart
geene jaargangen van kranten, en wie in de
oude bladen iets wil naslaan omtrent eene
belangrijke gebeurtenis welke aich in het
verleden heeft afgespeeld, doet dan ook
beter de verzameling van de Koninklijke
Bibliotheek te raadplegen.
Het uitgangspunt van het Nederlandsch
Pers-Museum is meer: het vastleggen van
l'histolre Mime der Nederlandsche pers.
Daartoe heeft men aangelegd dossiers van
welhaast alle bladen die ooit in Nederland
verschenen zijn, van de alleroudste tot de
bladen van onzen tijd. Men heeft nu bijeen
(en de uitbreiding gaat natuurlijk geregeld
voort) 4858 dossiers van couranten en tijd
schriften, in Nederland uitgegeven, plus
ruim 400 dossiers van couranten uit Oost
en West-Indiëen Nederlandsche bladen uit
Amerika, Belgiëen Zuid-Afrika.
Elke courant, elk tijdschrift, is vertegen
woordigd, zooveel mogelijk, door het
eerste nummer, het laatste nummer (indien
het blad den strijd om het bestaan heeft
moeten opgeven), herinneringsnummers, enz.
Bovendien vindt men in zoo'n dossier bro
chures en pamfletten betreffende het blad,
reclame-middelen, prospectussen, circulaires
en al wat verder van belang is voor de
geschiedenis van de courant in quaestie.
Dan is er aangelegd eene portefeuille met
personalia die zeer belangrijk belooft te
worden, en waarin reeds de voornaamste
dagbladleiders hier te lande door portretten,
karakterschetsen enz. vertegenwoordigd
zijn, en is het begin aanwezig van eene
journalistieke bibliotheek, die echter nog
niet op eenige volledigheid aanspraak kan
maken. Daarin zal worden bijeengebracht
vaklitteratuur uit binnen- en buitenland, en
verzamel werk wan Nederlandsche journalisten
die gebundeld" hebben.
Het dossier van de Groene" om een
voorbeeld te noemen opent met het eerste,
op l Juli 1877 verschenen, nummer, hierr evens
afgebeeld. Zooals de afbeelding aangeeft was
de kop van de Amsterdammer toen, naar
den smaak van Ai', dagen, rijk geïllustreerd,
en had hij tot ondertitel: Weekblad voor
Handel, Industrie en Kunst. Het
waren deze drie belangen waaraan het week
blad, blijkens het voorbericht in het eerste
nummer, zijne aandacht wilde wijden, en wel
voornamelijk aan den handel, de industrie
en de kunst van Amsterdam; het herlevend
of liever het herleefde, Amsterdam van die1
dagen. Met ingenomenheid wees de redactie
op de teekenen van die herleving. Onze
brandweer geeft het voorbeeld aan Europa;
voortdurend doorloopen als langs een reus
achtig aderenstelsel onze omnibussen en
trams de stad; de polsslag van leven en
beweging, dien zij doen kloppen van het
eene einde tot het andere, plant zich door
een net van draden en spoorbanen tot ver
over de aarde voort; wij hadden geen
schaduwrijk bosch, wij schiepen Artis en
het Vondelpark; wij lagen niet aan de Noord
zee, wij groeven een kanaal naar IJmuiden;
wij hadden geen Universiteit, welnu binnen
drie maanden zullen wij er eene hebben;
onze kracht is Handel, Industrie en Kunst."
Het geheele karakter van de Amsterdammer
was toen meer lokaal en het weekblad hield
eigenlijk nog het midden tusschen een
dagterugkruipen binnen de perken van zijn
vorig bestaan. Hij wordt een afzijdige. Ver
vreemd, want de maatschappij veranderde
niet tegelijk met hem, brooddronken van
innerlijke bevrijding, houdingloos, want dat
gene wat hem in evenwicht hield: zijn
schepping, is van-hem-af. Grif en argeloos
verkoopt hij zijn uitvinding" voor wat
blinkend goud aan den practlschen landheer.
En als de groote terugslag voor hem komt,
de ontnuchtering, de ontdekking dat zijn
volk niet rijp was voor zijn vermeende wel
daad, dat zij den ongelijke" eeuwig zullen
haten, dat nu de natuur offers vraagt, on
bruikbaar geworden krachten moeten vallen
en met zich zullen sleuren al wat jong en
niet-bestand nog is... dan hult hij zich in
zijn kunstenaarstrotsch, in zijn waan, die
zijn wijsheid is, als eenige beschutting tegen
het wrekend geweld.
Al wat te vroeg geboren wordt, moet
ondergaan. Je scheurt de wortels stuk. Of
draagt de toortsen aan..."
Dit idealisme aan de schandpaal... een
erger schouwspel kennen wij niet, en het
is zoo oud en zoo jong als de wereld.
Lucas' geloof wankelt, het bezwijkt niet.
Heinrich, de klokkengieter, zoekt den dood,
het licht van den dood, de verlossing in
het Land waar allen gelijk zijn. HochOben,
Sonnenglockenklang, die Sonne komml! Die
nacht ist lang!" Lucas blijft pp de aarde,
hij zoekt een ander dal, e«n nieuwen dag.
Lucas overwint het leven. In den hoogsten
nood herkent hij het hoogste goed: de hef de
die onomstootelijk vertrouwt, Marjolein. De
blinde, die zag wat alle anderen duister bleef,
neemt hem bij de hand en redt zqn geloof
in zich-zelf, met haar liefde, die goddelijke
gave is, de oorsprong van elke nieuwe kracht.
Samen gaan ze, wanneer het scheprad ver
brand en Lucas' werk verwoest ligt, naar
een andere plek, niet eens ver-weg, om er
opnieuw te bouwen, hetzelfde, altijd weer
hetzelfde, overtuigden in den mensch en in
de wordende menschheid. We will go on
building our bridge between life anddeath.
If it breaks down, we build it again." Zoo
staat het in het boekje Ships t h a t pass in
the night", waarmee we in onze kinderjaren
dweepten.
De kunstenaars zijn de bewuste bouwers,
de overtuigden, die het diepst lijden omdat
zij de liefde in zich dragen voor het eeuwige,
dat telkens weer steifelijk blijkt, en de
loutering van dit lijden in eenzaamheid
ondergaan.
blad en een tijdschrift. Het had zijn eigen
weg nog niet gevonden. Het bevatte bijv.
een Burgerlijken Stand, eene opgave van
Musea en Tentoonstellingen en eene agenda
van Publieke Vermakelijkheden. De rubriek
Stadsnieuws was evenmin vergeten als die
der Rechtszaken, en ook ontbraken niet lijsten
van Dienstaanbiedingen, van Te Huur ge
vraagde of aangeboden Huizen, Bovenhuizen
enz. Het formaat was kleiner dan het tegen
woordige, evenals de omvang, en er zat
geen omslag om. Op den bijnaam van de
Groene" kon de Amsterdammer toen dus
noe geen aanspraak maken.
Ziehier n voorbeeld uit vele. En om
nog even bij denzelfden naam stil te staan,
ook van het radicale dagblad De Amster
dammer", kind van het weekblad (doch
dat een veel korter bestaan kende) is een
dossier aanwezig.
Uit wat ik meedeelde omtrent het eerste
nummer van het Weekblad de Amster
dammer" bleek reeds dat zoo'n eerste
nummer, laat ik zeggen: zoo'n dossier, niet
alleen van belang is voor l'histoire intime
van de courant. En inderdaad, dat is zoo!
De beteekenis van de bijeengebrachte ver
zameling (waartoe ook behooren de door
de stad en door de Vereeniging tot Bevor
dering van de Belangen des Boekhandels
in bruikleen afgestane collecties) is zeker
grooter, dat wil zeggen: meer algemeen.
De paar regels die ik aanhaalde uit het
Voorwoord in het eerste nummer van het
weekblad de Amsterdammer bevatten immers
ook onwillekeurig een korte kenschets van
het Amsterdam van die dagen, van den
nieuwen geest die toen de hoofdstad bezielde.
En zoo teekent zich vaak in het Voorwoord
van een nieuwe courant een nieuwtijdschrifr,
afeentoieuwegeestesstroominf.opstaatkundig
godsdienstig, cultureel gebied. Ook de
feestnummers, waarin een overzicht wordt ge
geven, niet slechts van de eenvoudige ge
schiedenis van het blad, maar tevens van
de behaalde ideëele resultaten eener partij,
eener beweging, zijn daarvoor van veel belang.
de Courante'uyt Italien ende Duytschland)
etc, verschenen in 1632, dus slechts weinig
later. Verschillende belangrijke perioden uit
de geschiedenis van ons vaderland zijn mede
goed vertegenwoordigd. Uit den Patriottentijd
bijv. is in het Museum eene heel aardige
verzameling couranten aanwezig. Men krijgt
bij het doorbladeren een goed beeld van het
nieuwe element dat van nu af aan in onze
vaderlandsche pers zijne intrede deed: de
staatkundige polemiek, vertegenwoordigd
door het felle gehakketak van Patriotten en
Prinsgezinden, vice versa. De pers volstond
niet meer, zooals tot dusver, met nieuws
tijdingen, in het bijzonder uit het buitenland
(dit vooral met het oog op onzen wereld
handel), maar zij gaf van nu af aan den
menschen ook gelegenheid elkaar wegens
politieke meeningsverschillen te lijf te gaan.
Ook omtrent de kranten in den Franschen
tijd is veel merkwaardigs te vinden. Dan
stip ik nog aan de mij toegemeten ruimte
is te klein om alles op te noemen wat de
aandacht verdient de curieuse verzameling
volkskranten, waarvan hiernevens een voor
beeld is afgedrukt (een Rysende Nieuwsbode
van 1817, afmeting 15 X 20 cM.); de zooge
naamde lilliputters, minlatuur-volksblaadjes
als: de Haagsche Miniatuur Nieuwsbode en
de Ontwaakte Leeuw, die in een heel klein
formaat verschenen (10 X 17 cM,) om de
betaling van het dagbladzegel te ontgaan
enz. Ook vindt men in dit artikel afgebeeld
oude exemplaren van de Amsterdamsche
Courant (het laatst bekend als het Geeltje")
en van La Gazette d'Am sterdam. Ook van
deze bladen waren de afbeeldingen maar
heel klein (16 X 21 en 15 X 21 cM,).
Tot slot een wensch: de wensch dat de
thans bij onze courantiers gewekte belang
stelling in de geschiedenis van hun vak,
moge standhouden, en dat de belangstelling
zich niet slechts uiten moge in het toe
treden, als donateur, tot de stichting Het
Nederlandsch Pers-Museum" maar ook in
het bewaren van die exemplaren hunner
couranten die om de een of andere reden
Een der zalen in het Persmuseum
Natuurlijk gaat het Pers-Museum ver in
de geschiedenis terug, al kan het zich in
dat opzicht niet meten met de Koninklijke
Bibliotheek. Want men vergete niet: Neder
land is de bakermat geweest van de wereld
pers. Vandaar dan ock dat er bijzondere
reden was om hier, in de hoofdstad van
Nederland, van ouds het land van de ge
wetensvrijheid en den wereldhandel, (die
moeten worden beschouwd als de vader en
de moeder van de journalistiek) een
PersMuseum te stichten.
Het oudst-bekende exemplaar van eene
Nederlandsche krant is het bekende Verhael
van den doot des Advocaets van Hollant,
johan van Olden-Barneveldt", aanvangend
Zondag 12 Mei 1619, waarvaneen oorspron
kelijk exemplaar voorkomt in de Koninklijke
Bibliotheek. Welnu, het Pers-Museum te
Amsterdam vangt aan met een nummer van
iiiiiiiiiiiiiimliiiiimiHiiiliiiiiii iiMiiMitiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiisiiiiii
Eenvoudig, primitief, zonder iets van modern
raffinement, heeft Heyermans deze grondge
dachte, zijn belijdenis, in scène gezet. De
poppenkraam van het decor symboliseert de
opvatting. Neen, frisch is dit stuk in onze
herinnering niet, het lijkt ook oij
tusschenpoozen geschreven, maar het is krachtig en
nobel van gebaar. De sentimentaliteit, die
bij Heijermans zoo licht het, altoos warme,
tintelende gevoel vertroebelt, viert zich ook
hier weer bot in lichamelijke gebrekkigen,
en wij weten al vooruit dat het, ons onder
een doek gepresenteerd Anneke" op het
tooneel zal moeten sterven, en dat ons
daarbij van den familiaren tranen-inventaris
geen druppel zal worden bespaard. Een
in den knop gebroken bloem...." Den
auteur, die zoo op 't gehoor, schoon wat
stug van klank, menig kloek, gevoelig beeld
vond, vergrijpt zich aan een dergelijke
banaliteit, zoekt in zijn oudste chablonen.
Hoeveel tooneelen sluiten er nu al met een
voorgelezen bijbelfragment!
We moeten door den vorm heen. Om te
kunnen bewonderen het hartstochtelijk spel
der onverzoenlijke machten, de groote figuur
van Lucas, de teedere Marjolein, het talent van
den schrijver, die op welke wijze dan ook, zijn
bewogenheid over ons brengt. Innerlijk leven
scheppen op het tooneel... hoe weinigen
kunnen het. En hoe een meester blijkt ons
altijd jweer Heijermans, ook al boeit zijn
uitingswijze ons, near eigen smaak, maar
matig en al tornen wij op tegen gevoelig
heden van al te gemoedelijken aard. Bloed
warm toch blijft dit alles van-binnen, levend,
vroom en goed.
Musch heeft zijn eervol feest gevierd als
Lucas". Romantisch, we dachten meermalen
aan het spel van Louis de Vries, en niet
zoo eenvoudig als het wellicht nog worden
kan. Een enorme rol, klaar en knap opge
bouwd, zoodat we het schema aldoor kon
den volgen en helder inzicht kregen in
de bedoelingen van den auteur. Bijzonder
was het stille spel. Toen Lucas daar eindelijk
stond, tusschen de vuisten der kameraden,
schuldeloos in zijn onbegrijpelijke schuld,
ging er de wijding als van een oud houten
Christusbeeld van hem uit.
Naast Musch had als Gonda, zijn vrouw,
mevrouw Mann moeten staan. Anniejurgens
speelde die, een wereld vertegenwoordigende,
vrouweiol op c;n snaar.
De andere vrouw (Marjolein i de bescher
mende macht der alom-tegenwourdi^e liefde,
was mevrouw l.obo. Zij brengt, van nature
merkwaardig zijn. Zij, de dagbladredacteu
ren en de dagbladdirecteuren, maar daar
nevens ook de courantenlezers, mogen be
amen den wensch van mr. W. P. Sautijn
Kluit, de geschiedschrijver der Nederlandsche
pers, de wensch dat voortaan meer werk
worde gemaakt van het bewaren van cou
ranten en minder werk van het vernietigen
daarvan."
Het nieuwspapier toch" aldus mr.
S. K. - «heeft aanspraak op een beter lot.
De moeite, de tijd en de arbeid daaraan
besteed, zijn niet voor een enkelen dag
bestemd, en eeuwen nog zullen de dag
bladen de getrouwe stemmen uit den voortijd
zijn, die lang vervlogen toestanden met hun
goed en kwaad zullen doen kennen. En
daarom is de courant iets meer dan
scheurpapier, en de studie der dagbladen iets meer
dan eene aardigheid."
pittiger, minder poëzie op het tooneel dan
Tilly Lies in dergelijke rollen, en heeft
daarom goed gedaan vooral op het moe
derlijk-beveiligende in deze rol den nadruk
te leggen. Het laatste, m.i. belangrijkste
bedrijf, waarin Marjolein n oogenblik
Lucas loslaat en haar steun zoekt bij den
lichamelijk sterken Pioen, om het volgend
moment weder te neigen naar den man
wiens innerlijke kracht zij slechts gebogen,
niet gebroken gevoelt, maakte zij ontroerend.
Het zou overweging verdienen Dageraad"
spoedig in druk te geven. De opvoering,
waarover ons oordeel door veelheid van in
drukken, slechts oppervlakkig kan zijn, zou
erbij winnen wanneer men het werk eerst
kon lezen.
TOP N A E F F
1) Onder patronaat van de vereeniging
Das Junge Deutschland" werd juist dezer
dagen opgevoerd: Der Bettler", einedram.
Sendung, dat, nalatenschap van een der
modernsten, Reinhold Sorge, van dezelfde
grondgevoelens uitgaat.
J AGEN DA
NED. OPERA.
. G. H. KOOPMAN.
Zondag 3 feu., Den Haag, MIG NON.
Paleis voor Volksvlijt. CARMEN.
Maandag 4 Februari, Paleis v. Volksvlijt.
DE TOOVERFLUIT.
Dinsdag 5 Februari, Stadsschouwburg.
LOHENGRIN, met URLES als gast.
Woensdag 6 Februari, Leeuwarden.
CARMEN.
Donderd. 7 f eb., Groningen, CARM EN.
Paleis v. Volksvlijt, MIG NON.
Vrijdag 8 Februari, Utrecht,
TROUBADOUR.
Arnhem, TOOVERFLUIT.
Zaterdag 9 Februari, Rotterdam.
UDHENGRIN.