De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 2 februari pagina 8

2 februari 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 2 Febr. '18. No. 2119 SCHILDERKUNST KRONIEK 1. VAN DER VALK, Amsterdam. Het schilderwerk van Van der Valk is niet zeer wei-klinkend. De kleur is hard; niet krachtig, en de enkele schilderijen, die durender wat bekoren, zijn de stillevens uif een vroegere periode. Het gebrek aan kracht, dat ge in de werken in olieverf vindt, is eveneens in de andere. Enkele teekeningen, landschappen (51, 54, 55, 58, 128) zijn beter. In hun zwart en-wit is de vorm soms groot (zie 51) in de overige vindt ge een bekoring, nooit breed van allure, maar zuiver van toeleg. Naast deze zijn de bekende lithographieën (80, 81) niet te vergeten, en een ets No. 102), en enkele der dingen uit het museum (No. 141). Deze tentoonstelling was een eere^tentoonstelling. Hij is gevierd naar verdienste door velen; er Is, gelukkig, veel verkocht, maar in deze kritiek gaat het om de schilderkunst zelve, en niet om den mensch jegens zijn vrienden. En daar het om de schilderkunst zelve hier gaat, kan het oordeel, mijn oor deel niet anders zijn dan wat ik neerschreef. 2. REUS (te D o r d 1). Reus is hier niet op de hem het meest kenschetsende manier te vinden; deze uitstalling is niet de beste, die ik van zijn werken zag. Integendeel. Er zijn een aantal schilderijen, nu in Pictura te Dordt, waar ge de charme van Reus niet aantreft: een sterk-impressionistisch gege ven ontroering, soms groot van vorm, soms forsch van kleur. Reus, ik moet de qualificatie herhalen, is te braaf van doen en van laten. Het lijkt op een inzinking van een nerveuze."Ookdeteekeningen hebben nietdie levendigheid, of oud-eeuwsche stemming, die ze soms tot iets verrassends maken midden van het schilderwerk. (Laatst had Reus een dergelijk werk in .de Begrafenis" op den kunstkring in den Haag). De enkele werken, die ik hier noemen zal, naast de teekeningen zijn No. 41 Scheepmakers; No. 35, Renkum; een Zonneschijn (5); een Figuurstudie (37) verder No. 40, 47, 48, 51, 57 en 59. In dit laatste schilderij een vrouw met een hoed op" vindt ge Reus' op zijn forsche, en beste wijze. 3. Du CHATTEL (DEN HAAG); Van Wan i n g. Beide schilders zijn in een soort eere-tentoonstellingen in Pulchri" te zien. met dit verschil, dat Van Waning ze zelf te eigener baat organiseerde. Van den ge storven Du Chattel erkent ge, eenvoudig weg, hoe schraal deze schilder was, in kleur en naar vorm; hoe hij de Haagsche" be koring miste van gulheid in toets en speelschheid in het teekenen. Twee gezichten van het Tengger-gebergte maken een eigenaar dige uitzondering op vele zijner werken: ze zijn levendiger, hartstochtelijker van kleur en van vorm voor zijn doen. Van Wan in g is de schilder, dien ik mij niet denken kan zonder Jacob Mans, en zonder Mesdag. Het best is hij, waar hij het meest op J. Maris lijkt; i i een zeegezichtje. 4. A. L. KOSTER (Protector Rot terdam). Ge zoekt bij A. L. Koster het meest naar kleur; naarintlmisteit, gevoelig heid der kleur, omdat hij die het meest mist. De schilderijen van den Haarlemmer zijn dikwijls dor, hoewel schijnbaar fleurig. Beter dan gewoonlijk is hij in de velden met de witte hyacinthen, in zijn Herfst in Limburg, en in een tulpenkweekerij te Overveen (No. 13); in de twee etsen: Gezicht op Maastricht en in het Heuvellandschap in Limburg. Daar vindt ge wat gevoeligheid. PLASSCHAERT HET SIGNAAL TE AMSTERDAM Te midden van deze vele schilders, de bolschewiki (schijnbaar) tegenover de meer gangbare schilderkunst, begint ge te erken nen, of erkent ge sinds lang, de grootere of kleinere werkelijkheên, werkelijke wezens, die zich zullen handhaven, of dat zullen kunnen doen. En ge begrijpt niet, dat deze, beeldhouwers en schilders, niet overgaan tot een koele maar zekere schifting, en liever klein van groep maar met talent willen wezen, dan zooals nu, grooter in aantal, iiitmiilillitmiiiiiiminiitiiimin iiiniiiiiHiiMiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiii MUZIEK EUGÈNE ONÉGUIN" Fransehe Opera BB de besprekingen van Eugène Onéguin" heeft de dagbladpers er den nadruk op ge legd, dat dit werk verouderd en weinig Russisch is. Zeer zeker hopen ook wij op eene kennismaking met de opera's van Tschaïkowsky's tijdgenooten, die sterker nationaal, en van meer invloed op de latere muziek zijn geweest. Toch was het een gelukkig idee van den heer C. Dokkum dit dichter bij de West-Europeesche muziek staand werk weder te introduceeren. Het zal, krijgen we dan werkelijk de meest vooruitstrevenden der Russische componisten, dan niet met onze kennis van hen gaan gelijk het met de Franschen is geloopen. Immers, welk een hiaat bestaat er nog steeds voor ons tusschen Franck en de allermodernsten, terwijl daartusschen toch eene zoo rijke, hier nog steeds te weinig bekende school ligt. Het spreekt van zelf, dat met het mooie materiaal aan artisten de Fransehe Opera dit dankbare werk beheerschte. Men vraagt zich echter af, of met wat minder angst voor zoetheid men niet het weemoedig-suave wat meer op den voorgrond had kunnen doen treden, de muziek daardoor misschien aan karakter zou hebben gewonnen, en ons meer Slavisch zou zijn voorgekomen. Ook in de dansen kwam vermoedelijk niet alles tot uitdrukking. We weten door Bruneau dat, terwijl de muzikale uitvoering in Rusland hoogstond, men zich daar langen tijd met de aankleedlng der werken weinig bezig hield. De Fransche Opera had in dit opzicht minder in stijl moeten blijven. Maar wat let het, we kregen toch veel moois te zien: het rythmisch bewegen van mad""' Luart Rodin, Tanagra. Waar de muziek zoo los van den tekst staat als in dit werk, veroorloofde Ik me op te merken hoe jammer het is, dat ze niet DE VEEL-GEPLAAGDE Teekening voor De Amsterdammer" van Oeorge van Raemdonck Zooveel zorgen... en toch nog zóó welvarend! iiHiimiiiiiiiiiiMiiiHiiiimiiii maar zwakker als geheel, en daardoor zwakker van actie.... ik sprak over de schijnbare" bolschewiki. Schijnbaar zijn inderdaad de meer talentvollen dezer vereenlging maar van zulken stoutmoedige, enkel-theoretische geaardheid. En zeker is de afstand tusschen hen en wat meer algemeen te zien is, niet groot. II. V e r m e ij r e n, de beeldhouwer, is de belangrijkste uiting op Het Signaal". Hij heeft niets excessiefs (daarom is hij niet de meest belangrijke) maar hij heeft het meeste IIIIIMIIIIIIUmillMltimilllllllHHIIIIIIIIIIIIMIIIIIHI innerlijks, bij deze sterkste voordracht, bij de zekerste hanteering van het materiaal. Hij kan wat hij wil vrijwel bereiken op een manier, die juist door haar concen tratie sommigen kan verrassen, maar de gevoeligen moet overmogen. En ik wil een scheiding maken tusschen twee soorten van werk, die ge hier vindt. Het is een scheiding naar een détail? De beelden met de gesloten oogen (en er is hier geen quaestie van litteratuur maar van beeldhouwkunst), de beelden met de gesloten oogen overtreffen, die waarbij ge appel ziet en oogwit. De reden daarvoor kan eenvoudig zijn. Vermeijren vindt dieper uitdruk voor zfjn IIIHIIIIIIEMIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIII OELOF flITROE Kalverstraat 1 ? Paarlen, Brillanten = Opgericht 1850 = !_? Goud, Zilver en Horloges TELEFOON 658 N Uitsluitend eerste kwaliteit iiiiiiiMMiiiiiiiMMMiiitiiiimiiiimrwiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiliiiiiiiiiiMiiiimiiiii wezen in de dionusische en droomerige toe standen dan in de waaksche oogenblikken. Dit is een zaak van temperament, van con structie; en die door het werk wordt be wezen Zoudt ge het werk van Vermeijren overal elders kunnen zetten en kunnen vinden (be halve op de exposities van prullen), feitelijk kan dat eveneens met Le Fauconnier's en van Wijngaerdt's teekeningen en schilde rijen, en met die van Huidekoper, en die van Maks. Tegenwoordig toch gaat Ie F a u c o nnier meer en meer naar het Impressionisme (in den Hollandschen zin van dat woord). De vormen herinneren, zoo ge zien wilt, aanz ijn cubistische"periode; eenigszins her inneren zij er nog aan, maar deze herinne ring wordt meer en meer uiterlijk, en ver toont zich nog slechts in een zekere hoekig heid. De kleur der bloemstukken is wat Ie Fauconnier tegenwoordig typeert. Zijn rooden-blauw zijn diep en rijk. Maar zulk werk als hij nu maakt, hoewel krach ig, is geen bereikt einddoel. Er zijn andere eischen voor een goed werk, waaraan nog niet vol daan is. De fac'uur zelf is niet gaaf; het tnodelleeren geschiedt nog maar met hulputmiiiiiiutitilillillitmiiiiiiiiittitiiiiitittimiimiiiiiiiiiiuiittmuiifiiuiiiiiittitilliiiiii "n werd geschreven voor eene operette. Die zou dan van een zeer superieur soort zijn en kwaliteiten bevatten, die we juist in de tegenwoordige, luchtige werken zoo m'ssen. Terug tot deze kunst wenschen we echter niet; zij kan ons leven niet vullen, hoogstens een ietwat te langen avond. DE TOOVERFLUIT en.... de Engelsche officieren Maar een feestavond in Den Haag is nooit te lang: uitverkochte zaal, de Haagsche monde, een publiek van alle nationaliteiten en de Engelsche officieren. J. A, POLI.ONES Nederlandsche Opera Als wij van den eenigen Mozart niets be zaten als deze partituur, hadden wij meer dan genoeg om te weten, welk een genie deze man was. Om aan de bijkans onmo gelijke opdracht van een aan lager wal geraakten ondernemer van publieke ver makelijkheden, Schikaneder geheeter), met uitzicht op eenig resultaat te voldoen, mocht reeds een waagstuk heeten voor den meest talentvollen toondichter; de wijze, waarop de componist der Nozzl dl Figaro en Don Giovanni zich van zijn taak kweet, moest wel de stoutste verwachtingen overtreffen. Want uit het even onbeduidend als onsa menhangend libretto, dat hier voor ons ligt, schiep onze Salzburger meerter het meester werk, waarin zijn geest zich bijna geheel had vrij gemaakt van het karakter der Italiaansche opera buffa", een werk, dat het zuivere fondament is geworden der latere Duitsche opera. Het was dan ook de eerste Duitsche tekst, dien hij te bewerken kreeg. Een voorbeeld voor onze^eigen jongere toondichters, om ook hen te overtuigen, dat het beste, wat zij op vocaal gebied nmaal te zeggen zullen hebben, zal geschreven staan in de moedertaal! Zij zullen zich niet kunnen verontschuldigen door de beweging, dat onze dichters, librettisten enz., hun geen behoorlijk materiaal hebben verschaft. Want dan mag men hun toeroepen: ziet, wat uw groote voorganger deed met het minder waardige materiaal, dat een Schikaneder hem ter hand stelde en dat door het nageslacht werd aanvaard alseen zeer bezwarend legaat.aan een pnvergankelijkschooneerlenis verbonden. Het is Mozart's heerlijke zonnige kunst, die van de marionetten, onverschillig of zij Tamino, Sarastro, Koningin der Nacht heeten, levende gestalten maakt, ons althans voor een oogenblik suggereert, dat er hier wer kelijk iets als dramatische conflicten kunnen voorkomen. Die muziek vervaagt het visioen van een aan de touwtjes trekkenden goo chelaar Schikaneder. Niet zooals de aankondiging der eerste opvoering vermeldde: die Zauberflöte" von iiiiHiniiiimnii Schikaneder, mit Musik von Mozart; neen thans is het algemeen dieZauberflöte" von Mozart en geniet de handige impresariolibrettist de welverdiende rust in het graf. Dat Mozart's zwanenzang voor het tooneel in den loop der tijden eene stiefmoederlijke behandeling ten deel is gevallen, is intusschen niet In de eerste plaats te wijten aan de gebrekkige handeling. Veeleer mag men dit feit op rekening stellen van de zeer zware eischen, die hier aan eene behoorlijke vertolking worden gesteld. Een opera-ensemble moet zoowel qualitatief als quantitatief over heel wat geschoolde krachten beschikken, niet alleen op gebied van spel en zang, maar tevens op instru mentaal- en tooneel-technisch gebied, wil eene opvoering eenigszins behoorlijk slagen. Men denke slechts even alleen aan de bijna onmogelijke eischen stellende partij van de Koningin van den nacht", die Mozart naast de groote Entführung-aria Martern aller Arten" speciaal voor zijne Konstanze schreef, die eene buitengewone zangeres geweest moet zijn. Voetangels en klemmen zijn ook nog ge noeg te vinden in de zware Paminapartij, de ragfijne damesterzetten, en bepaalde ge deelten der Sarastropartij. Ook van het orkest wordt bizondere delicatesse en zeer licht spel verlangd. De uitvoering der Nederl. Opera, hoe lof waardig op zich zelve, staat nog niet op het peil, dat ons geheel de buitengewone moeilijkheden kan doen vergeten. Wel zijn er momenten geweest, waarop men geheel boven de techniek stond, vul daar, waar Papageno (v. d. Ploeg) aan het woord was, voorts in het llde tafereel de scène tusschen Pamina en de knapen, terwijl ook de Papegena van mej. Feldauer buitengewoon goed verzorgd was. Maar over 't algemeen hebben we te zeer het licht aansprekende gemist, dat op eene uitvoering van dit werk het natuurlijke stempel moet drukken. Onge twijfeld zal men bij meerdere opvoeringen nog meer dien geest benaderen, want de voortreffelijke leiding van Joh. Gerritsen van Roekei toont wel in deze richting werkSigaren5Cigarettener,Tabak H. STINIS, KRUISWEG 23, HAARLEM. Speciale veertiendaagsche exportzending naar het Belglsch-Engelsche front. nllllMIIIIIIMHIIIIIMIIIIIIIllllllllllMIMIIIIIIIIlmniHIIMIIIIIIIIMlIlllUMIII middelen, meer dan in een eenheid van materiaal. En soms ben ik bevreesd voor nog iets anders: voor overproductie, voor minder intensiteit daardoor, voor een handjelichten met de moeielijkheden De heer Piet van Wijngaerdt be perkte zich deze maal. Hij toonde zijn werk. Ook deze werken zijn ten slotte, wanneerge ze woudt classeeren, die van een Im pressionist. Kleur is er, en soms een effect, en soms een overdreven, valsch effect. De drie werken, die ik van Van Wijngaerdt noteeren wil, zijn: de Azalea (een bloem stuk, waarbij de lijst zeer juist gekozen is) een Landschap bij Amsterdam (No. 16) en de Boerewoningen (No. 18). M a k s ik kan me niet voorstellen, dat het mogelijk zou zijn op deze harde, eigentlijk ruwe maar niet krachtige kleur de geheelen, voortdurend te zien. De moedwil in het voornemen en het bereikte, en het niet-berelkte zouden voor goed het genot verhinderen. Daarenboven stoort de onzuiverheid, onjuistheid, naar het licht be zien. Mogelijk, daarentegen; zou wel rietgenieten zijn bij H u i d e k o p e r' s Jongen met den vogel". Hier Is alles groot gehou den, maar helder, sober-eenvoudig en ge voelig. . . Het overige geeft geen aanleiding tot ver grooting van dit artikel. Charley Toorop is het best in No. 44 Boerin, en No. 46 Lente (niet in het portret van haar Vader . Eigen aardige. niet in n techniek geuite werken laat ik onvermeld (énheid is juistheid). Mevrouw Elout's Toorop is beter dan het overige; Mevr. Daniel-Chevallier's Dieren stelden mij als werk te leur, na den ophef; Sirks is romantisch, en Martinez kalm-weg niets bizonders. Over enkelen der overigen publiceer ik wellicht nog eens een afzonderlijke be schouwing. . . P I. A S S C H A E R T GLASWERK VAN DE Eenige maanden geleden vermeldde ik hier met bijzonder genoegen het door de Bazel ontworpen glaswerk, uitgevoerd door de glasfabriek Leerdam". De heer de Bruyn, een bekend wijnhan| delaar te Rotterdam, blijkt tegen enkele der nieuwe vormen bezwaren te hebben, die zeer zeker van belang zijn. De heer de B. acht het met ons een gelukkig teeken dat een samenwerking tusschen den kunstenaar de Bazel met de glasfabriek mooglijk was en tot veelal zulke bevredigende resultaten heeft geleid, maar hij zou het juister vinden wanneer ook een vakman verbruiker daarbij geraadpleegd was. De heer de B. heeft vooral bezwaren tegen de wijnglazen. Water, bier en melk wordt gedronken uit glazen, waarvan de vorm een snelle toevloeiing mooglijk maakt. Fijne wijnen en cognac moeten gedronken worden uit z g. ballonvormen, die de bouquet bewaren en langzaam moeten geleegd wor den. Daarvoor is de ballonvorm" geschikt. Niet goed is het daarom volgens de heer de B. gelijkvormige stellen te maken, zooals hier werden afgebeeld, maar voor die spe ciale soorten af te wijken van het stellen-type. De opmerkingen lijken ons niet onbelang rijk. Bij het gevem van nieuwe vormen is het niet voldoende het aesthetisch en vakkundig element te verzorgen, het gebruik vooral dient ook overdacht te worden. Juist een l dezer dagen had ik gelegenheid den heer de \ Bazel hierover te spreken die mij vertelde dat er ook van die vormen door hem ont werpen zijn gemaakt, maar dat men daar mede nog niet klaar is. Wachten we dus af wat nog zal komen. Intusschen zien we voor de zooveelste maal hoe belangrijk dit vak is. v. D. SLUYS zaam te willen zijn. Maar zullen de onder hem staande vocale krachten, in Duitschland en Holland gevormd, die lichtheid van toonI geving kunnen bereiken, die het geheim is 1 van kunstenaars, die het echte bel canto" onder de knie hebben? Waar men thans in de beste Duilsche theaters aan dezen eisen het noodige schuldig moet blijven, zou het streng zijn aan de jonge, ijverig omhoog strevende krachten van den heer Koopman dien eisch imperatief te stellen. Er valt ook van deze opvoering gelukkig nog goeds genoeg te zeggen. Wat mej. Westenbergals?Koninginvan den nacht"geeft is zeker zeer prijzenswaardig; in zangkunst wint deze het van mej. Horneman, die op hare beurt weer met schoonef materiaal is toegerust. Zij studeere echter vooral de hoogte in hare Pamina-partij! Met eere mogen we de drie dames en knapen noemen (Poolman-Meissner, Vieijra, Buijens, de Haas, Hofman en Vosman Cup). De Tamino van van Tulder, ofschoon in spel wat slap, is musikaal te prijzen. Omgekeerd de Monpstatos van Monasch. Kubbinga's bas klinkt in de Sarastro-partrj wat droog, te weinig lyrisch; toch gaf hij een waardige vertolking, v. Helvoirt Pel droeg met dis tinctie de kleine partij van den Spreker voor. Ongelijkwaardig zong het koor. Vooral achter de schermen klonk het O Isis en Osiris" niet, als we dat in den tempel, waar de hoogste menschelijke idealen worden gediend, mochten verwachten. De slotkoren op het tooneel slaagden veel beter. Vermelden we ten slotte nog, dat Henry Engelen het werk in een zeer passend ge waad heeft gestoken, waarbij de tooneelveranderingen vlug en vlot van stapel loopen. Toch konden de laatste tooneeien, die ons de ergste verschrikkingen voor onzen onsympathieken Tamino moeten 'vertooveren, iets minder tam geïnsceneerd zijn! Ook het orkest hield zich, onderde beproefde leiding van Gerritsen van Roekei, zeer goed. Een zeer talrijk publiek woonde de voor stelling bij en deed van warme Instemming, die alleszins verdiend was, blijken. VAN LEE i; w L: N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl